WEST-DU IT SL AN DS N.P.D. EN HET FASCISME II
Kenmerken van
het fascisme:
Angst voor de
toekomst
Onbegrip voor
het nieuwe
Haat jegens
verandering
ZATERDAG 14 JANUARI 1967
Erbij
16
-
Otto Strasser „Het fascisme,
geschiedenis en gevaar".
Von Thadden
Nieuwsgierigen
als emigrant een zwervend bestaan buiten
Duitsland, waarheen hij pas in 1955 kon terug
keren. Kort voor zijn uittreden uit de partij had
Strasser twee lange en geëmotioneerde ge
sprekken met Hitier, waarvan de inhoud door
Strasser later in een brochure werd beschre
ven. Ze zijn een belangrijke bron bij de bestu
dering van het fenomeen Hitler en van diens
zogenaamde nationaal-socialisme. Want dit is
juist hetgeen waar Strasser in zijn kortgeleden
verschenen boek „Der Faschismus, Geschichte
und Gefahr" (Olzog Verlag, München) op wijst:
Het nationaal-socialisme van Hitier met
andere woorden het „nazisme" heeft niets
meer te maken met de anti-kapitalistische en
revolutionaire beweging van de eerste „pure"
nationaal-socialisten (wat dit dan ook moge
zijn). Otto's broer Gregor die door Hitier
tegelijk met Röhm in 1934 om het leven werd
gebracht schreef in 1926: „Het nationaal-
socialisme, waarvan de ontwikkeling tot nu toe
parallel liep met die van het fascisme, heeft
zeker in uiterlijke dingen veel van het huidige
(Italiaanse) fascisme overgenomen, maar in de
wezenlijke kern is het uit Duitse geest ge
vormd.
(Van onze correspondent in Bonn)
DE NU 69-JARIGE Otto Strasser is een van
de heel weinige overlevenden, die Adolf Hitler
in zijn begintijd nog hebben meegemaakt. Hij
trad al in 1930 uit de NSDAP en begon in 1933
Verwijt aan Hitier
Misdadig idee
Primitief
nestverwarmen
Zedebedervend
i
Volkse voorvaderen
Duitse jeugd demonstreert tegen
een NPD-bijeenkomst in juni
vorig jaar.
V reemdelingenhaat
Mythe
Geslepen NPD-leider Von Thadden
len, deze allen tezamen."
Richert beschrijft in zijn boek even
eens de geest van kadaverdiscipline,
die een karakteristiek van het rechts
extremisme is. Hij releveert aan een
geval op de markt in Bonn, waar af
gelopen zomer tijdens een bijeenkomst
van zogenaamde „verdrevenen en
vluchtelingen" een jonge student met
een bord rondliep, waarop de erken
ning van de Oder-Neissegrens werd
geëist.
Een vrouw schreeuwde toen de jon
gen de historisch geworden woorden
toe: „Ben jij eigenlijk wel een Duit
ser?"
Richert zegt dan: „Dat er behalve
de „goede Duitsers" ook nog andere
goede Duitsers zouden kunnen zijn,
achten met deze vrouw alle „goede
Duitsers" voor uitgesloten. Dat er
meer patriottisme voor nodig is om
zich door Freisler (de nazi-rechter die
de opstandelingen van de 20ste juli te
gen Hitier liet ophangen) te laten uit
jouwen dan om in de grote hoop mee
te marcheren, daarvan hebben de
„goede Duitsers" geen idee. Hun pa
triottisme is gegrond niet op naden
ken, maar steeds daarop dat „allen"
zo dachten. (Dit is tussen haakjes,
al zegt Richert dat niet, ook de steeds
gehoorde verdediging van iedere Duit
ser die als soldaat in de laatste oorlog
zonder daartoe te zijn uitgenodigd an
dermans grenzen overtrok en daar on
heil stichtte).
„Dat een mens de verhoudingen ver
anderen wil zegt Richert geldt
al als een vorm van hoogverraad. En
degeen die zo denkt kan maar het bes
te meteen emigreren."
ADOLF VON THADDEN is de voor
naamste spreker van de N.P.D. Hij
is aanzienlijk intelligenter dan de
voorzitter, de cementmaker Thielen, en
ook veel radicaler. Hij was de voor
zitter van de D.R.P., de „Deutsche
Reichspartei", voor welke partij hij
zelfs enige tijd de meeste mensen
zijn dat vergeten in de Bondsdag
zitting had. De D.R.P. is in november
1964 in de N.P.D. opgegaan, hoewel
vijftig percent van de huidige staf
van de N.P.D. nog steeds uit oud-le
den van de D.R.P. bestaat. Het or
gaan van de oude D.R.P., de „Reichs-
ruf", is in handen van Von Thadden
gebleven, maar het heet nu als or
gaan van de N.P.D.: „Deutsche Nach-
richten". Opgemerkt dient nog te wor
den dat de D.R.P. weer de opvolger
was van de zogenaamde „Sozialisti-
sche Reichspartei", waarvan bewezen
kon worden dat zij een gevaar bete
kende voor de in de Westduitse grond
wet neergelegde waarden en dus door
de minister van Binnenlandse Zaken
verboden kon worden (in 1952).
De Deutsche Nachrichten" van Von
Thadden is natuurlijk een concurrent
van de „National- und Soldatenzei-
tung" van dr. Frey. De „Soldatenzei-
tung" is echter nog weer zoveel radi
caler dan de „Deutsche Nachrichten",
dat het bestuur van de NPD dat al
les doet om zich althans voorlopig keu
rig te gedragen met het blad van dr.
Frey niets te maken wil hebben. De
„Soldatenzeitung" is overigens het
op een na grootste weekblad in de
Bondsrepubliek. Maar ook Von Thad
den en zijn „Deutsche Nachrichten" we
ten van wanten
Niet alleen roepen zij op tot „zelf
bezinning op de gezonde „Blutskrafte"
van het volk". (Wellicht zou de stel
ling te verdedigen zijn dat zodra een
Duitser onvertaalbaar Duits gaat spre
ken of schrijven, hij een fascist of een
nazi moet zijn). Ook deed Von Thad
den eens een aanval (in het D.N.-
nummer 7 van 1965) op de dichter
Heine: „Heine is jood, en omdat de
lyriek nog meer dan alle andere dich
terlijke dingen uitdrukking is van
het nationale karakter en van de
volksziel, daarom kan Heine onmoge
lijk de grootste Duitse dichter na of
tegelijk met Goethe zijn".
AFGELOPEN 19de december waren
tweeduizend mensen de Stadshalle van
Bad Godesberg binnengestroomd om
Von Thadden te horen. Nog eens
duizend nieuwgierigen konden niet
meer naar binnen. (Binnenkort reist
Von Thadden naar New York en To
ronto, naar Southampton en Parijs.
In Southampton is hij door de plaat
selijke universiteit uitgenodigd, in Ca
nada zou hij voor de televisie optre
den). „Is de N.P.D. een herhaling van
de nazi-partij?, vraagt Von Thadden
zichzelf en zijn gehoor in Bad Godes
berg. „Neen", zegt hij dan, „want de
nationaal-socialistische partij was het
werk van één man". De verdere argu
menten slaan dan als een tang op een
Vervolg zie pagina 23
GEMEEN MET het fascisme heeft
het nationaal-socialisme de gedachte
van de organische staat met zijn stan
den-opbouw. Maar terwijl het fascisme
hier stopt en verder er niet aan denkt
een vinger uit te steken naar de mo
derne ordening van eigendom en eco
nomie, gaat het nationaal-socialisme
een stap verder: het proletariaat weer
de toegang tot de produktiemiddelen
mogelijk te maken strijd tegen
het geleende kapitaal, dat nu overwe
gend door het jodendom wordt be
heerst, opruimen van de knechtschap
der renten, deelhebben aan winst en
bezit door arbeiders, grondhervormin-
gen (enz., enz.)".
De Britse historicus Alan Bullock
schrijft in zijn boek „Hitier" naar aan
leiding van de gebroeders Strasser:
„Zij deelden niet Hitiers cynische on
geïnteresseerdheid in ieder program,
voor zover het niet een middel was om
aan de macht te komen. Hun eigen
program was vaag genoeg, maar het
omvatte de nationalisering van de zwa
re industrie en het grootgrondbezit. Ze
wilden de macht van Pruisen breken
en een corporatieve raad vormen, die
in de plaats zou treden van de Rijks-
dag."
In zijn twistgesprek met Hitier op
21 en 22 mei 1930 werpt Otto Strasser
de „Führer" dan ook voor de voeten:
„U wilt de sociale revolutie verstik
ken ten bate van de zaak der legali
teit, en ten bate van uw samenwer
king met de burgerlijke rechtse partij
en". De feitelijke breuk tussen Otto
Strasser en zijn aanhang ontstond in
verband met de in de jaren '25 en '26
veelomstreden kwestie of de bezittin
gen van de vroegere regerende Duitse
vorstelijke families dienden te worden
onteigend. De Strasser-vleugel in de
NSDAP was vóór deze onteigening.
Hitier daarentegen voelde er niets
voor, eenvoudig omdat driekwart van
zijn inkomen bestond uit de 1500 DM
in de maand, die hij van de hertogin
van Sachsen-Anhalt ontving.
In de theorie van Otto Strasser was
de putsch tegen de leider van de S.A.,
Ernst Röhm, eveneens een uitvloeisel
van de strijd tussen de „puristen" en
de „opportunisten" in de NSDAP.
Röhm en zijn mannen zouden bereid
gevonden zijn mee te helpen aan het
ontwikkelen van een „tweede revolu
tie", die tot een werkelijk nationaal-
socialisme zou hebben geleid, en om
te verhinderen dat Hitier zijn particu
liere opvattingen en ambities met be
hulp van de partij kon doorvoeren.
Wat hier ook van waar moge zijn,
Otto Strasser schrijft in zijn „Faschis
mus, Geschichte und Gefahr": „Van
af deze dag de 30ste juni 1934, waar
op Röhm en zijn vrienden werden ver
moord was het nationaal-socialisme
in de NSDAP dood. Het fascisme had
overwonnen. Vanaf deze dag kan en
moet men van „Nazisme" spreken
een formulering die ook in de vooraf
gaande jaren nauwelijks is terug te
vinden. Met de verandering
van het partijprogram van het natio
nale socialisme tot het fascisme had
Hitier niet alleen het contact gelegd
met de kringen van de Duitse groot
industrie, maar nu pas ook functieo-
neerde zijn politiek bondgenootschap
met het Italië van Mussolini en ont
stond in de hele wereld van het
avondland een „fascistische interna
tionale", die in anticommunisme haar
sterkste politieke binding vond."
STRASSER wijst dan op een ont
wikkeling in het „Nazisme", die het
(op zich zelf niet misdadige) fascisme
tot een misdadige politieke idee maak
te. Na de putsch op Röhm werd het
fascisme met echte Duitse grondig
heid georganiseerd: alles werd nog fas-
cistischer dan onder Mussolini: centra
lisme, staatsalmacht, gelijkschakeling,
kerkvervolgingen en voor alles Ges
tapo en concentratiekampen."
Elders in zijn boek schrijft Strasser:
„Het behoort tot het wezen van deze
„militaristische" trek in het fascisme
dat het, vooral in het begin, zijn le
den als soldaten recruteerde, als sol
daten aankleedde en als soldaten leid
de en inzette." Strasser wijst dan op
de „Fasci di combattimento" (de
„bond van oorlogsdeelnemers" van
Mussolini, die zijn naam aan het fas
cisme gaf) en hij gaat voort: „Wel
licht kan men nog verder gaan en de
oer-oude vorm van de mannenbonden
als een verklaring van het fascisme
aanvoeren.
Zelfs het verbazingwekkend grote
aantal homosexuelen, dat als de
„Röhm-kliek' bekend werd, vindt daar
in wellicht zijn verklaring en niet
minder het feit dat het fascisme (in
tegenstelling tot het communisme) voo
de rol van de vrouw in de moderne
samenleving geen oplossing heeft,
maar de burgerlijke voorstelling trouw
bleef en deze hoogstens nog verder te
rug draaide."
BURGERLIJKHEID in de ruimste
zin is inderdaad een van de wezens
kenmerken van „fascisme". Het om
vat angst voor de toekomst en onbe
grip voor het nieuwe, het haat iedere
verandering en trekt de grenzen van
de zekerheid zo dicht mogelijk om
eigen huis (om niet te zeggen: „eigen
haard").
Men behoeft maar één vergadering
van de Nationaal-democratische par
tij van de cementmaker Thielen te
hebben meegemaakt, om te begrijpen
wat burgerlijkheid in feite is. Het is
het primitiefste gevoel van nestver
warmen dat maar denkbaar is, met al
le dierlijke en levensgevaarlijke drif
ten daaraan verbonden voor degeen die
een vinger naar dit nest durft uit te
steken. Dan voelt de fascist die
thuis zijn stoelen met anti-makassars
en hoezen overtrekt zich gerech
tigd zijn buurman in het donker neer
te knuppelen of zijn huis in brand te
steken.
In Nederland is de laatste tijd een
nieuw woord in zwang gekomen: het
„klootjesvolk". Ongetwijfeld zegt het
woord „klootjesvolk" al veel over
een bepaalde fascistische gezindheid,
al zijn vanzelfsprekend alle „kloot
jes" nog lang geen fascisten.
IN ART. 23 van het door de sloten
maker Drexler in 1920 ontworpen pro
gram van de NSDAP (het „pure",
hoewel niet puur genoeg om bijvoor
beeld door de Strassers te worden
aanvaard, die het als „naïef" afdoen)
staat te lezen: „Wij eisen de wettelijke
strijd tegen de bewuste politieke leu
gen en de verbreiding daarvan door
de pers. Om de schepping van de
Duitse pers mogelijk te maken
eisen wij dat alle redacteuren en mede
werkers van kranten die in de Duitse
taal verschijnen, volksgenoten (lees:
geen joden of buitenlanders) moeten
toekomst machtsstrijd verwacht
tussen Thielen en Adolf von Thadden
In de
zijn". En verder: „Kranten die tegen
het algemeen belang indruisen moeten
worden verboden. Wij eisen de wette
lijke strijd tegen een kunst- en litera
tuur-richting, die een zedenbedervende
invloed op ons volksleven uitoefent,
en sluiting van de gelegenheden die
tegen bovenstaande eisen zondigen."
In punt VIII van het „manifest" van
de NPD wordt gezegd dat de jeugd
„nette en zuivere voorbeelden" nodig
heeft en wordt de strijd tegen de „han
delaars in sex" aangebonden. In punt
IX staat te lezen: „Wij hebben een
vrije en een zich van zijn verantwoor
delijkheid bewuste pers, die in over
eenstemming is met de opvoedingeisen
en de waardigheid van een oude cul
tuurnatie. Daarom eisen wij het op
heffen van de zedenbedervende me-
nings-monopolies in televisie, radio en
film. Het kan niet langer worden ge
duld, dat een gewetenloze kliek onze
nationale, morele en zedelijke waarden
systematisch ondermijnt en verachte
lijk maakt."
Ook de NPD geniet al steun uit de
industrie. Vooral de puddingfabrikant
dr. Oetker schijnt de nieuwe partij
ruimschoots van geld te voorzien.
oefenen, zolang „een economische cri
sis haar de kiezers niet franco aan
huis bezorgt. De NPD heeft een sociale
en een emotionele basis", gaat Richert
voort. Het „Wirtschaftswunderheeft
degenen die niet mee konden komen
achter zich gelaten.
Het is tekenend dat de NPD in de
kleine steden en op het platteland meer
toeloop geniet, terwijl ondergeschik
ten, die door de arbeiders zijn inge
haald en voorbijgestreefd, in de partij
een middel vinden om aan hun onte
vredenheid lucht te geven.
Daarnaast trekt de NPD jongeren
aan volgens Richert omdat de
partij niets met de bestaande staats
macht te maken heeft. En dan zijn er
de vluchtelingen, die nog niet volledig
geïntegreerd konden worden en die
daarom meer nationale pathos willen
horen. Wanneer de NPD-leden alleen
maar oude nazi's waren, zo schrijft
Richert, dan konden de staatsveilig
heidsdiensten de partij eenvoudigweg
verbieden. Maar nu de NPD ook toe
loop van de jeugd heeft, is het moei
lijk haar rebellie nog tot zwijgen te
brengen. Het beste was het dan ook,
wanneer de jonge mensen getoond kon
worden, dat zij zich van het verkeerde
nu de gastarbeiders. „Deze instelling
is verklaarbaar uit een diep gewor
teld minderwaardigheidscomplex, waar
uit bijna de hele misère van de laatste
75 jaar te herleiden valt. In plaa+s van
de historische rol van het Duitse
„Reich" als bemiddelaar in het cen
trum van Europa te begrijpen, zag
het rechtsradicalisme met een volledi
ge miskenning van het begrip „Reich"
alleen maar de noodzaak om zich
rondom te verdedigen, omdat het zich
te zwak voelde om de geestelijke stro
mingen uit Oost en West te verwer
ken.
En omdat aanval de beste verdedi
ging is, werd het expansief en ver
baasde zich vervolgens dat alle aan
grenzende landen Duitsland begonnen
uit te maken voor al wat lelijk is.
Richert gaat dan verder: „Tot ver
binnen de democratische partijen reikt
nog tot op heden een onbegrip voor
onze (de Duitse) situatie. Nationalisme
op de Britse eilanden, nationalisme in
het door de zee omspoelde en door de
Pyreneeën afgesloten Frankrijk is iets
veel onschuldigers en voor de Brit
ten en Fransen veel ongevaarlijkers
dan voor de Duitsers in het hart van
Europa. In het halve Duitsland, dat de
DE LIBERAAL-CONSERVATIEVE
„Stuttgarter Zeitung" is een regionaal
blad met landelijk gezag. Tot haar re
dactie behoort de in 1922 geboren dr.
Fritz Richert, van wie kortgeleden een
boek verscheen, dat „Die Nationale
Welle' (Seewala Verlag) heet. Richert
onderzoekt in dit boek de golf van na
tionalisme (wat dat dan ook zijn mag)
in de Bondsrepubliek.
Een aantal citaten uit dit voortreffe
lijke boek brengen ons weer iets dich
ter tot de kern van de beweging van
de cementmaker Thielen en zijn vice-
voorzitter van Thadden. Richert wijst
er allereerst op, dat er in Duitsland
geen rechtse partij kan opduiken, of
zij grijpt onvermijdelijk terug naar
een of meer van de oude slagzinnen
van de „Deutschnationalen" en hun
„vaderlandse" en „volkse" voorvade
ren. Omdat Hitler uit hun gedachten-
wereld een soort bloemlezing had sa
mengesteld, ontstaat de onjuiste in
druk, alsof iedere rechtse partij een
opvolger van de NSDAP zou zijn.
Er is in de Bondsrepubliek een
aantal gepredestineerde „nationale"
kiezers, die om verschillende redenen
een terugkeer willen naar de Duitse
„Nationalstaat", naar autarkie en mi
litarisme. Wat de NPD betreft, deze
zal volgens Richert geen noemenswaar
dige invloed op de politiek gaan uit-
instrument bedienen. En dit kan alleen
maar wanneer de NPD gedwongen
wordt om als kleine partij in de volks
vertegenwoordigingen mee te werken
en daar haar onbetrouwbaarheid te to
nen.
DRIE VIJANDSCHAPPEN onder
scheidt Richert bij de Duitse rechts-
radicalen. „Allereerst zijn zij vijanden
van de vooruitgang. De kunst houdt
op bij Defregger (een Tiroolse schil
der van boerenlandschappen uit de vo
rige eeuw), de economie bij het sys
teem van de oude kous. Men strijdt
tegen warenhuizen en concerns.
Veel gefemel over eigen honk, be
schermende tollen en zo mogelijk au
tarkie. De vrouw hoort in haar huis,
waarin ook een flink portie zedenpre-
kerij wordt bewaard, te gebruiken bij
iedere voorkomende gelegenheid."
In de tweede plaats is de rechtsra-
dicaal een vijand van de vreemde
ling. Wat vroeger de joden waren zijn
Bondsrepubliek vormt, is nationalisme
zelfmoord.
Ten derde is er volgens Richert on
der het rechtsradicalisme de vijandig
heid tegen de geest: „Cultuur wordt
nooit zonder het adjectief „Duits" ge
bruikt, de andere landen hebben op
zijn hoogst een „beschaving". Ergens
moet tenslotte het minderwaardigheids
complex overgecompenseerd worden.
Diplomatie is decadent, het zwaard
een instrument van de cultuur, poli
tiek is een demonstratie van macht,
niet de kunst van het vergelijk. Een
cultuurgoed als het recht heeft in
Duitsland nooit tot de onderwerpen
van de algemene opvoeding behoord.
Ware het anders, dan zou een keizer
lijke kanselier niet ongestraft een ver
drag „een vodje papier" hebben kun
nen noemen."
„WAT BLIJFT is de mythe", zegt
Richert. „Het geloof aan de Duitse
staatsburgerlijke deugden, hoewel wij
(de Duitsers) de laatsten waren die
een nationale staat kregen. De waan
van de onoverwinnelijkheid van de
Duitse legers. Maar waarom hebben
de Duitsers de eerste wereldoorlog ver
loren? Ook daarop vonden zij een mys
tiek antwoord: „Wegens de joden, de
vrijmetselaars, de internationale, de
katholieke kerk, zelfs de homosexue-