Vijf jaar benzine-oorlog
Gerrit Driessen, in 1961
nog gewoon Essochauffeur,
nu de grootste grossier
in goedkope witte benzine
„DIEFSTALVRIJE" AUTOKRAAN
LEEN JONGE WAARD:
Tot april niet
één avond vrij
.MIJN GROOTSTE KRACHT: TUSSEN
MIJN ROL EN PUBLIEK IN STAAN"
Musical- en
t.v.-acteur
JANUARI
1967
ZATERDAG
Benzine-miljonair
Gerrit Driessen:
plannen voor een
eigen tankervloot,
maar ook niet te
beroerd om, indien
nodig, zelf nog een
„vrachie" te rijden
of twintig liter
„wit" te tappen
MOEILIJKHEDEN met zijn superieuren in het depot
in Arnhem waren aanleiding tot zijn ontslag. Gerrit
wilde graag de weg op als vertegenwoordiger, maar dat
werd geweigerd. „U heeft", zei zijn grote baas, „geen
hbs-diploma en dat is voor een dergelijke functie nood
zakelijk". Dat alles is nu vijf jaar geleden. Wie er ook
spijt van heeft: Gerrit Driessen in ieder geval niet.
Acht gulden schoon
r
Vliegtuigen
Vereerd
Publiek
EIGENLIJK heeft autorijdend Neder
land enorm veel te danken aan de 39-
jarige Gerrit Driessen in Oosterbeek.
Een man, die in ons land een ware
benzine-oorlog ontketende. Grote
maatschappijen moeten ernstig reke
ning houden met deze Oosterbeekse
„olieman". En dan te bedenken, dat hij
vijf jaar geleden nog als chauffeur op
een tankwagen zat. „Ik was een fana
tieke Esso-man. Als ik met vakantie
was zocht ik altijd een pomp met een
tijger op. Al moest ik de wagen er ook
naar toe duwen".
„IK HEB ME", vertelt hij, „ook
nooit druk gemaakt om dat ontslag.
Overigens is dat later weer ingetrok
ken. Op dat moment was ik echter al
bezig een oude tankwagen, die ik op
een dump had gekocht, op te knappen.
Dat was een heel merkwaardige sa
menloop van omstandigheden". Dan
begint Gerrit Driessen, die rusteloos
op zijn stoel heen en weer draait, on
derwijl nog een 50.000 liter benzine
verkoopt, zijn levensverhaal en vertelt
hij over het „vloeibare goud". Want
dat is het voor hem, al gaat het voor
de laagst denkbare prijs weg.
„Tegen die oude tankwagen ben ik
heel toevallig aangelopen. Ik werd door
de manager van de Esso naar Zwolle
geroepen om eens te komen praten
over de moeilijkheden en het ontslag.
Op weg daar naar toe kwam ik in
Hattum langs een dump. In een flits
zag ik een tankwagen staan. Een oud
beestje. Voor ik in Zwolle aankwam
was ik met wat pingelen eigenaar van
de wagen. Honderd gulden handgeld
kon ik nog net betalen, de rest, onge
veer 1400 gulden, moest ik nog bij
elkaar scharrelen. Gelukkig kon ik
van een oom wat lenen. Ook keerden
we thuis alle spaarpotten om".
Het behoeft geen betoog, dat de heer
Driessen, toen hij in Zwolle tegenover
zijn baas zat, in zijn achterhoofd al
plannen had voor een eigen zaak. Zijn
ontslag werd echter ingetrokken. Maar
na een paar maanden ging hij toch in
vrede weg. Als eigen baas stond hij
op 15 januari 1962 op de weg: zonder
geld, zonder klanten en ook zonder
„benzinebron". Geen enkele maat
schappij wilde hem als dealer leveren.
BIJ EEN GROSSIER in Rotterdam
slaagde hij er eindelijk in petroleum
los te kloppen. Met zijn eigen tank
wagen reed hij naar de Maasstad. Met
t
Overal in West-Europa ont
plooien autodieven een onge
kende activiteit. Zij opereren
bij voorkeur in de grote steden
waar het politietoezicht door
personeelsgebrek onvoldoende
is. Wat het euvel in de hand
werkt is de achteloosheid waar
mee vele automobilisten zowel
overdag als des nachts hun wa
gen onaf gesloten, of met half
open raampjes parkeren. Uiter
aard zijn vooral de buitensla
pers"een dankbare prooi, maar
de professionele autodief schrikt
er ook niet voor tèrug, een ga
rage te forceren. Dat was ook
de trieste ervaring van Ernst
Sawalich uit Neurenberg die in
twee jaar tijds al drie vrijwel
nieuwe wagens aan de autodie
ven kwijtraakte, waarvan de
laatste uit de solide-gesloten
box in zijn tuin (foto). Dat zal
me geen vierde keer gebeuren,
dacht de heer Sawalich en hij
liet een elektrische hijskraan in
zijn tuin neerzetten waaraan hij
nu 's avonds zijn sportwagen
optakelt. De kraan, die bediend
wordt middels een drukknop
uit Sawalichs slaapkamer, moet
volstrekt „diefstalproof' zijn.
De kosten bedroegen rond 1200
gulden.
in strijd met de hinderwet. Op de dag
dat ze de zaak in beslag wilden nemen
kocht ik een spoorwagon voor benzine
opslag. Met medewerking van de
Spoorwegen kreeg ik in Arnhem een
stukje terrein. We zaten diep in de
schuld. Met de petroleum liep het wel
goed, vooral 's winters, maar met de
benzine bleef het gekriebel met een
litertje of twintig. Er moest wat ge
beuren".
4000 liter kwam hij thuis. Hij vond een
afnemer en had schoon acht gulden
verdiend! Een paar weken ging dat zo
door. Hij ging ook flessen gas verko
pen en kon nog net zijn hoofd boven
water houden.
„Op een dag tankte ik voor mijn
eigen wagen ook benzine in Rotterdam
op de raffinaderij. Ik moest er 36 cent
per liter voor betalen. Dat werd het
begin van de benzinehandel. Ik tankte
iedere keer mijn wagen vol, later vul
de ik ook een paar blikken, thuis ver
kocht ik het spul met een paar centen
winst aan kennissen. Ik ging steeds
meer aanvoeren maar kreeg thuis
moeilijkheden met de opslag. Het was
TOEN WIERP Gerrit Driessen vlieg
tuigen in de strijd. Vliegtuigen met re
clameteksten, die de automobilisten
wel aanspraken. Er werden grote ad
vertentiecampagnes gevoerd en Gerrit
Driessen, moreel en daadwerkelijk ge
steund door zijn vrouw, werkte. Dag
en nacht ging hij door. Hij bereikte
wat hij wilde. Hij werd de goedkoopste
benzineleverancier van geheel Neder
land. Het monopolie van de grote
maatschappijen was doorbroken. Het
duurde echter maar even. De „bron"
van Driessen werd dichtgedraaid.
Nog geen reden voor deze eenvou
dige hardwerkende Oosterbeekse za
kenman om het hoofd in de schoot te
leggen. Hij reisde binnen- en buiten
land af om een nieuwe raffinaderij te
vinden. Het lukte uiteindelijk in Ier
land. Een paar dagen later kwam de
eerste tanker voor Driessen in Amster
dam aan. Een voorraadje van maar
liefst vier miljoen liter.
INMIDDELS echter had de benzine
oorlog Driessen een terugslag gege
ven. Van 124.000 liter zakte de afzet
tot 20.000 liter per week. Toen Driessen
de strijd hervatte ging het spoedig
weer crescendo. Hij is nog steeds de
goedkoopste „olie- en benzineman" in
Nederland. Met negen grote tankwa
gens twee van 26.000 liter rijdt
hij door heel Nederland. Met het gros
sieren mee haalt hij nu een omzet van
totaal een miljoen liter per week.
PLANNEN heeft hij nog genoeg. In
Velp hoopt hij binnenkort een groot
pompstation te bouwen. Hij gaat weer
vliegtuigen in de lucht brengen, heeft
plannen voor de bouw van een groot
hoofdkantoor in Oosterbeek en denkt
er sterk over nog een tankvloot op te
bouwen. De moeilijkheid is echter, dat
hij geen ligplaats kan vinden voor de
schepen. „We moeten", zegt hij, „in
ieder geval door kunnen varen tot het
centrum van het land".
Maar bij alles is Gerrit Driessen een
eenvoudig man gebleven. Hij woont in
een heel eenvoudig huisje aan de Noor-
derweg. Een aanbieding van drie mil
joen gulden voor zijn hele bedrijf
heeft hij afgewezen. Driessen zonder
werk en zonder strijd is ondenkbaar.
WAT DE TOEKOMST betreft gelooft
de heer Driessen, dat de grote maat
schappijen nog wel eens zullen zakken
tot de prijs, die hij vraagt. „Maar",
zegt de Oosterbeekse olieman, „dat is
niet zo erg. Ik heb het vertrouwen
verworven van heel veel mensen. Die
zullen zeker blijven".
SELF-MADE acteur Leen Jongewaard,
die op doktersadvies tot 1 februari rust
neemt na twee jaar kruideniertje spelen in
de musical „Heerlijk duurt 't langst" en die
voor de t.v. onder andere furore maakte en
nog maakt) in kinderprogramma's als „Flip
de tovenaarsleerling" en als inbreker Gerrit
in „Ja zuster, nee zuster", krijgt een nieuwe
rol in de t.v.-serie „Een zekere Josephine",
die 6 februari van start gaat. „Een carrière
opbouwen", vertelt hij ons tijdens een inter
view in zijn huis aan de Amsterdamse Sin
gel, „betekent niet zoveel mogelijk doen,
maar selecteren wat je doet
Jongewaarduitzoeken wat je doet.
DIE UITSPRAAK is tekenend voor
de ernst waarmee hij zijn vak uit
oefent. Maar wat is zijn vak? Toneel
speler? Cabaretier?
„Mijn talent hangt tussen toneelspe
len en cabaretspelen in. Ik geloof
eigenlijk dat ik me het best thuisvoel
in een musical. Zingen is ook wel wat
voor mij, ik heb een Amsterdams ge
luid.
Het is voor mij niet gemakkelijk
geweest om in het vak te komen. Als
jongen had ik maar één wens domi
nee te worden. Ik hield hele preken
op een stoel terwijl mijn broer op het
ledikant orgel speelde en met een bus
aan een stok van het tafelzeil rond
ging als collectant. Maar op mijn vijf
tiende jaar (dat was 1942) ging ik
naar de grafische school en daar raak
te ik bevriend met een jongen die fi
gureerde op het toneel. Dat leek me
nog fijner dan de preekstoel, maar na
de grafische school kwam er van al
deze dingen niks.
Ik heb gewerkt óp een fabriek, ik
ben boekbinder geweest bij de Wereld
bibliotheek, ik was kelner in het Vic-
toriahotel, ik heb op een kantoor ge
zeten. ik ben jeugdleider in de Jor-
daan geweest, maar de planken bleven
me trekken en ik deed onderwijl veel
aan amateurcabaret. Zoveel zelfs, dat
ik telkens uit al die baantjes, die ik
opsomde, ontslagen werd. In die jaren
ging ik ook naar alle voorstellingen
die er maar waren van toneel en ca
baret. Zo tussen '46 en '53 heb ik van
Sonneveld en Kan elk programma ge
loof ik wel vijf keer gezien. Dat zijn
dan ook de mannen die mij naar het
theater hebben gebracht; waardoor ik
gevormd ben. Als ik eens een keer
down was, dan ging ik er een avond
naar toe om opgemonterd te worden.
Maar goed, in 1953 trad ik op in het
cabaret „De Kijkdoos" in Hypokrite-
rion. De laatste avond kwamen Egbert
van Paridon en Cas Baas daar kijken.
Na afloop boden ze me een engage
ment bij de toneelgroep Puck aan.
Wat dacht u: ik zei ja.
NOU, DAAR HEB ik 't nodige ge
leerd. Ik kreeg er spraakles, bewegings
leer en op m'n donder. Maar wat ik
had gemist door gebrek aan toneel
schoolopleiding, kreeg ik dubbel en
dwars door de praktijk terug. Uiteinde
lijk kan ik zo toch zeggen, dat ik door
het amateurcabaret bij het toneel te
recht gekomen ben. Elf jaar heb ik bij
Puck, later werd het Centrum, gezeten.
Toen heb ik een jaar bij het Lurelei-
cabaret gespeeld. Ik zat er nog geen
twee maanden of Annie Schmidt belde
me op om te vragen of ik een rol wilde
doen in de musical die ze toen aan het
schrijven was. Ze had me gezien in
„Mensen, hé mensen", dat ik bij Cen
trum had gedaan. Ik was er erg ver
eerd mee, ik zei natuurlijk ja. Het ge
volg is, dat ik sedert twee jaar vrij
wel geen enkele avond meer vrij ge
weest ben. Na april neem ik een poosje
vrij, dan heeft „Heerlijk" voor mij
lang genoeg geduurd. Maar een fijne
rol hoor. Ik heb het met ontzettend
veel plezier gedaan.
MAAR JA, toneel, cabaret, weet u
wat ik nou eigenlijk het allerliefst zou
willen? Dat klinkt een beetje gek, maal
laat ik het maar gewoon zeggen: 't
liefst zou ik optreden in een musical
die helemaal om mij heen gebouwd
was. Waar ik zo'n beetje tussen mijn
rol en het publiek in zou staan. Dat is
mijn grootste kracht. Dat voel ik. Daar
werk ik ook aan, nog altijd. De men
sen denken dat het zo gemakkelijk is.
Je doet maar een beetje gek en klaar
ben je. En als het er vlot uitziet, den
ken ze helemaal dat je 't in een hand
omdraai doet. Ze hebben er geen idee
van hoe er aan gezwoegd moet worden.
Daarom vind ik televisie toch nooit het
zelfde als toneel. Er zijn daar zoveel
factoren waaraan je overgeleverd bent.
Die hele technische apparatuur en de
mensen die daaraan zitten. Daar kun
je 't mee treffen of niet. Een jaar of
twee geleden bood de VARA me een
showprogramma aan, een soort Leen
Jongewaard Show. Ik heb het afgesla
gen. Ik wil daar gewoon nog mee wach
ten, want als zo'n shöw valt
VOOR „JA ZUSTER, nee zuster"
heeft Annie Schmidt me óók gevraagd.
Dat was nog voordat de première van
haar musical was geweest. Voor kinde
ren optreden doe ik erg graag. Ze zijn
goed publiek, kinderen. Ik herinner me
wel bij Puck, waar we een stuk van
Mies Bouhuys deden, dat er soms mid
dagen waren met een muisstille zaal.
Dat is fijn hoor. Dat is fantastisch. Er
zijn acteurs die er niet voor voelen, die
erop neerkijken om voor kinderen op te
treden. Je ziet soms ook dat kinderen
worden beschouwd als nationale debie
len. Maar ik ga ervan uit ,dat het voor
kinderen niet goed genoeg kan zijn.
Dat wat men dikwijls niet geschikt acht
juist heel geschikt blijkt voor kinderen,
en dat je persé fout zit wanneer je het
idee hebt: 't is maar voor kinderen.
Aan zo'n rol van Gerrit werk ik heel
hard en heel intensief. We doen het dan
ook met een leuke groep, ik heb er
lol in. Nou ja en Harry Bannink schrijft
er weer de muziek voor. Daar hoef ik
u niks over te vertellen. Deze lang-
speler hier is net uit, met de liedjes
erop. Fantastisch!" Hij zet de plaat op:
„Niet met de deuren slaan, ja zuster
nee zuster. Niet op de stoelen staan, ja
zuster, nee zuster".
Intussen schenkt hij de zoveelste kof
fie in. Onder zijn raam roezemoest de
dagelijkse bloemenmarkt aan de Singel
en het carillon van de Munt klinkt van
vlakbij.
„Ik kan het nu eenmaal niet laten",
zegt de rasamsterdammer Jonge
waard met een glimlach. „Wat ik doe,
toneel, cabaret, musical, televisie, ik
sta er nooit als werknemer. Ik sta er
altijd zelf."