WOENSDAG 1 FEBRUARI 196 7
WEGWIJS - WEGWIJS - WEGWIJS - WEGWIJS - WEGWIJS - WEGWIJS - WEGWIJS - WEG WIJS - WEG WIJS - WEGWIJS - WEGWIJS - WEGWIJS - WEGWIJS - WEGWIJS
Levende folklore
Eerlijk delen
Vergane glorie
Kastelen en kloosters
In gastvrij Joegoslavië,
waant de toerist
Moskee In het zuiden, bij de Albanese grens.
Eenmaal klinkt de stem van de
voorzanger op, nasaal en
klaaglijk; de andere mannen
antwoorden in een snelle zing-zang
van over elkaar vallende klanken.
Maar verder is het doodstil. De drie
mannen in het vale licht van één
enkele lichtpeer buigen en zwaaien
ritmisch heen en weer, knielen dan
op de schapevachten die de grond
bedekken, gaan weer staan en leg
gen hun duimen achter hun oor
schelpen, met de palmen naar
voren, alsof ze willen luisteren
naar Allah's weerklank op hun ge
bed. Door de kleine raampjes kij
ken wij, ademloos en op de tenen,
naar binnen in de kleine vervallen
moskee van Ohrid, die we hebben
ontdekt toen we toevallig een smal
le zystraat inwandelden, geplaveid
met ruwe keien.
JOEGOSLAVIë kan een exotisch
land zijn voor wie ernaar zoekt. Vlak
bij Ohrid, dat ligt aan een groot meer,
waarvan de helft van de oevers tot
Albanië behoort, ligt Struga, waar
iedere vrijdag een markt wordt gehou
den, buitelend van kleurrijkdom door
de boerenklederdracht van Macedonië.
Iedere Nederlandse V.V.V.-man die
met veel moeite kunstmatig in het
toeristenseizoen een markt met boeren
dansen in stand houdt, zou er zijn vin
gers van aflikken. Hier komen de boe
ren en boerinnen hun vuurrode pa
prika's aanbieden, hun groene kool,
hun levende kippen, de poten bijeen
gebonden, de kaas van hun geiten,
knalrode appels. De vrouwen dragen
er hun zelfgeweven gestreepte rokken,
geborduurde jakken en kleurige hoofd
doeken, witte bloezen met wijde mou
wen en over hun rok nog een korte
leren overrok. Ze verkopen er felkleu-
rige wol en zelfgemaakte kruiken.
PRACHTIGE schilderachtige mannen
koppen zijn er te zien, met grijze, wit
te of zwarte fez-achtige mutsen, de
ouderen met korte grijze baarden. Tus
sen hen door loopt af en toe een po
pe, de zon glanzend op zijn zilverwit
te haar met het kleine knoetje in de
nek.
Dat alles gewoon als onderdeel van
het dagelijks leven, niet georganiseerd,
niet met kostuums die speciaal voor
toeristen worden aangedaan. Maar de
toeristenfolders vermelden deze markt
van Struga niet. Ze noemen wel de
piepkleine strandjes aan het meer, de
mooie huizen in het oude deel van de
stad, een klooster uit de vijftiende
eeuw in de buurt en de mogelijkheid
om op het meer te varen. Want de
Joegoslaven kennen zelf niet de ware
toeristische attracties van hun land.
NERGENS ben ik erin geslaagd
prentbriefkaarten te vinden waarop
gewone mensen voorkomen, nog min
der kaarten die een beeld geven van
de schilderachtige oude stad van Skop
je bijvoorbeeld, van de boeren die
dag en nacht langs de slechte weg
trekken met hun logge ossewagens,
van de marktvrouwtjes in Nis, van de
druivenoogsters bij Bitola. Wel hangen
in de kiosken zoetelijk-gekleurde pren
ten van steeds dezelfde geoliede jon
gen, die flirterig kijkt naar steeds het
zelfde wulpse meisje in aldoor maar
nieuwe situaties; op bankjes en aan
het strand, bij een standbeeld en aan
de bosrand. En toch willen de Joego
slaven graag meer toeristen trekken
naar hun land.
NU IS HET MET het aantrekken
van meer toeristen naar Joegoslavië
een merkwaardige zaak. Het is boven
iedere twijfel verheven, dat Slovenië
en Kroatië en dan met name de kust
en de eilanden daarlangs veel mooier
zijn dan Servië en ook nog dan het
zuidelijke Macedonië. Maar Joegoslavië
is een federale staat en ieder van de
zes republieken (Bosnië-Herzegowina
en Montenegro zijn de twee andere)
kijkt scherp toe of hij niet wordt ach
tergesteld bij de andere. Welnu, in Ser
vië en Macedonië is het toerisme nog
niet erg ontwikkeld: daaraan moet dus
wat gedaan, en het gevolg is een ener
gieke poging de buitenlandse toerist te
overtuigen van de schoonheden van
beide provincies.
Wat Macedonië betreft, dat is al
niet meer onontdekt. In de hal van
een van de hotels van Ohrid wekt een
groot aanplakbiljet de gasten op, een
rondvaart te gaan maken in Amster
dam. Maar ook in die provincie is het
toerisme nog weinig ontwikkeld en bo
vendien vooral geconcentreerd rondom
Skopje, en de meren van Ohrid en
van Prespa, tegen de grens met Al
banië en Griekenland, het laatste nog
stiller dan het eerste.
OM HET TOERISME te bevorderen,
zijn hotels nodig en die worden dan
ook, vooral in de grote steden, ge
bouwd. Hier en daar in het land ver
rijzen ook wat de Joegoslaven „mo
tels" noemen, maar wat wij liever
zouden aanduiden als campings met
bungalows. Meestal bestaan ze uit
een vrij klein hoofdgebouw met een
beperkt aantal hotelkamers, een wat
groter aantal zeer eenvoudige houten
of betonnen huisjes, waarvoor de was
bakken en toiletten zijn ondergebracht
in een centraal gebouw, dat ook ten
dienste staat van het eigenlijk kam
peerterrein. Maar van de nieuwbouw
is er nog te weinig en bovendien lig
gen de hotels te ver uit elkaar. Daar
om vallen de toeristen-organisaties te
rug op de bronbadplaatsen waarvan
Midden-Joegoslavië er een bijzonder
groot aantal heeft.
DIE „BANJA'S" want de namen
van al deze plaatsen eindigen met
banja zijn eigenlijk maar heel
droefgeestige plaatsen. Iets hangt er
nog van de glorie van weleer, toen
er een groep beter-gesitueerden moet
zijn geweest die tijd en geld had, zich
in deze oorden te verpozen.
Nu lopen er ziekenfondspatiënten
rond die van hun arts een verwijzing
wisten los te krijgen naar een kuur
oord waar hun leverkwaal baat zal
vinden bij het drinken van glaasjes
kwalijk-riekend vocht, of waar hun ast
ma of hun reuma verlichting krijgt
door het inademen van of het baden
in nauwelijks minder stinkende al dan
niet dampende poelen water die, kapi
talisme of communisme, uit de grond
blijven borrelen.
WIJ WAREN in Vrnjacka (spreek
uit zoals u het schrijft) Banja en in
Soko Banja en in beide werden we
gewekt door het geluid van schuife
lende voetstappen van patiënten die
zich vroeg naar de bron begaven of
die dat al hadden gedaan en nu slen
terend gezondheid liepen op te doen.
Misschien komt het wel doordat in ons
Nederland de cultus van de bronbad
plaatsen nooit heeft kunnen wortel-
schieten ook al omdat onze medici
er niet erg in geloven maar wij
kunnen ons voor een vakantiever
blijfplaats een vrolijker omgeving voor
stellen dan deze Banja's. Eén nacht
er blijven en dan snel verder trekken
maar.
Het is met Joegoslavië toch alzo,
dat sommige mensen er helemaal weg
van zijn en er jaar na jaar terugko
men en dat het anderen niets doet.
Voor een deel komt dat erithousihsme
natuurlijk gewoon omdat het met
behulp van de kunstmatige wissel
koers voor toeristen nogal goedkoop
is. Maar voor een deel toch ook om
minder materialistische redenen. Om
dat de mensen verschrikkelijk harte
lijk kunnen zijn en omdat de buiten
landse toerist in heel veel kleine plaat
sen nog een bezienswaardigheid is, zo
als bij ons vlak na de oorlog een Ame
rikaan dat was. En misschien ook een
beetje omdat het niet zo af is als in
ons Westen, omdat de toerist er nog
het gevoel kan krijgen een beetje te
pionieren. Joegoslavië is nog een land
voor toeristische pioniers.
VOOR WIE dat gevoel koestert, is
er in de deelstaat Servië ruimte te
over. Landschappelijk nauwelijks aan
trekkelijk, probeert Servië de buiten
lander te trekken met zijn kastelen
en kloosters. De bedoeling is dat er
bustochten zullen worden georgani
seerd voor gezelschappen langs deze
bezienswaardigheden. Maar een reeks
Servische kasteelruïnes en kloosters
bezoeken, lijkt mij niets voor de typi
sche busreiziger. Bovendien komen de
hobbels in de toch al niet zo beste
secundaire wegen van Joegoslavië nog
wat sterker tot hun recht als u er met
een bus over rijdt, dan met een ge
wone auto. Want alleen de grote door
gaande wegen zijn uitstekend, de rest
is laten we zeggen wisselvallig
Langs de Donau liggen de vestingen:
die van Petrovaradin uit de Oosten
rijks-Hongaarse tijd, 90 kilometer van
Belgrado, die van Smederevo 50 kilo
meter van de hoofdstad in de andere
richting en nog verder die van Ram
en Golubac.
Smederevo is de imposantste. Met
een vijftiental zware, vierkante torens
staat de vesting pal aan de oever van
de rivier, met reeksen muren en bin
nenhoven die doen denken aan de
oude Franse vesting Carcassonne. He
laas is Smederevo, gesticht in 1430
door de Servische despoot Brankovitsj,
minder goed bewaard dan zijn Zuid
franse tegenpool. Door een munitie
explosie in 1941 cn een bombardement
in 1944, zijn de muren en torens zwaar
beschadigd.
Veel gaver bewaard is, zeventig ki
lometer verderop, het klooster van
Manasija, stammend uit de jaren 1406
tot 1418. Klooster en kerk zijn omge
ven door een enorme, grotendeels in
stand gehouden muur, bijna zo hoog
als de gebouwen zelf, waarin twaalf
machtige torens zijn behouden. In de
kerk zijn prachtig bewaarde vijftiende-
eeuwse fresco's.
Merkwaardig, dat de officiële gids
van het Joegoslavisch verkeersbureau
nauwelijks antwoord wist op de vra-
Kerkje in Macedonië
Aan de kust verryzen op de mooiste plekjes geleidelyk aan comfortabele
hotels. Waar de mensen nog naar buiten komen als er een toerist opdaagt