De Rode Mieren" Amsterdamse haven ontving langste schip Michèle Ray: „Amerikaanse raketten waren het ergste Nieuw Bak nu zelf iglo loempia's RECHTER TIE PANDA EN DE MEESTER-LOODGIETER m m Va KAMMETJE FOK POLLE, PELLI EN PINGO Temse" (267 meter) leverde liefst 66.000 ton kolen af Een actuele Amerikaanse roman door William Lederer en Eugene Burdick DINSDAG 7 FEBRUARI 1967 Ons vervolgverhaal Rijst en vis Zé zijn er! Iglo loempia's. U haalt ze vers uit de diepvries. U bakt ze zelf knappend vers! Ontdek nü hoe lekker loempia's kunnen zijn. Geniet er dit weekend van! 79 CENT PER STUK 7sIaap, kindje, nu slaapt hu! emikweet I/UWWWWUWWWUIMVI 78) Toen McCauley en Coldstream de deur bereikten, kwam een slanke man in een saffraangele monnikspij met een kleine altaarlamp in zijn hand toegesneld. Het licht speelde over een mager gezicht, scherpe juk beenderen, een pas geschoren sche del en een paar onzekere ogen. Prins Lin was wat zijn lichaamsbouw be trof, een volmaakt voorbeeld van de gemiddelde Sarkhanees. Hij was één meter zestig lang, tenger, terwijl zijn kin, zoals bij de meeste Aziaten, baardeloos was. Lin stond stil toen hij Coldstream zag en hij hield met wantrouwende ogen de lamp hoger. McCauley vervolgde, nog altijd in de oude hoftaal, het gedicht: En als de sterren moe zijn van hun dans boven het Gewijde Meer, dan keren zij naar de hemel De vogels, de bomen, de dieren, zij allen gaan slapen en ook ik ga dromen van waarheid en wijsheid. Lin zette de lamp neer en kwam snel naar voren om McCauley te om helzen. „Het is het gedicht dat ik voor uw verjaardag gemaakt heb." Hij hield McCauley op armlengte van zich af en keek hem aan met vochtige ogen. „Ja, u bent het, Wel kom! Welkom! „En dit is mijn vriend, Edward Coldstream", zei McCauley. „Ook u bent welkom". „Ik heb een klein en waardeloos geschenk voor u meegebracht", zei McCauley en hij haalde een boek uit zijn rugzak. „U herinnert u onze gewoonten goed." „Ik heb ze van u geleerd", zei McCauley. Het was McCauley's nieuwste boek Duizend Jaar Sarkhan. De prins hield het dicht onder de olielamp, keek naar de titel en de band en sloeg het toen open. Hij las de op dracht: „Aan mijn grootste vriend, Zijne Koninklijke Hoogheid prins Lin Jhivonsang, de grootste in leven zijnde deskundige op het gebied van de Sarkhanese geschiedenis, kunst en overlevering, zonder wiens biblio theek, aanmoediging en welwillende medewerking dit boek nooit had ge schreven kunnen worden." Coldstream had intussen de prins zorgvuldig gadegeslagen. Hij had het vrijwel onzichtbare, bijna fijne been- derstelsel van de Maleier, maar toch kwamen'in het brede gezicht met de hoge jukbeenderen Mongoolse trek ken naar voren. De lippen van de prins waren slap als hij zweeg, maar- sterk en zichtbaar gespierd als hij sprak. Zijn lichaamsbewegingen wa ren langzaam, sierlijk, weloverwo gen, beheerst. Coldstream had even de indruk van een man die evenwich tig bleef, welke druk er ook op hem werd uitgeoefend. Hij luisterde naar elke raad en gedroeg zich nederig, maar zijn manieren verborgen een vastbesloten, sterke persoonlijkheid. McCauley had Coldstream eens verteld dat prins Lin het evenbeeld was van een van zijn voorvaderen, Bosjtoenj III, de priester-krijgsman. Bosjtoenj, die geregeerd had van 561 tot 597, was een heremiet geweest, een mysticus, een geleerde tot de Mongoolse invasie van 570. Toen ont wikkelde hij zich tot een bekwaam generaal, meedogenloos, fel en wreed. Het broze lichaam van de priester had zich gehard totdat zijn troepen begonnen te hijgen als zij hem wil den bijhouden en ze waren er ver rukt over. De bedienden staken acht olielam pen aan. De muren van de tempel waren geheel bedekt met boeken, manuscripten en boekrollen. Hoge ladders stonden tegen de muren en Coldstream merkte op dat ze zowel gebruikt konden worden om bij de boeken te komen als om geweren door de openingen naar buiten te steken. Aan het verste uiteinde glim lachte een borstbeeld van Boeddha, maar zoals altijd zeiden de ogen niets. Naast de Boeddha bevond zich een muur in Arabische stijl, versierd met bladgoud en zwart emaille. Op een lessenaar lag een enorm exem plaar van de Koran. Vóór deze religieuze hoek lag een slaapmat met een goudbestikte doek. Middgnop het doek was de Sarkha nese helm in rood aangebracht. Rechts stond een grote schrijftafel. In de andere hoek van het vertrek stond een rek met vijf geweren. Aan het rek hing een kogelvrij vest, ook met het koninklijke wapen er op. Coldstream had niet gedacht dat de prins zo beschermd werd. De prins bracht hen naar de bibli otheek en nodigde hen uit te gaan zitten. „Ik brand van verlangen uw boek te gaan bestuderen, professor." „Het eerste exemplaar kwam uit toen u met uw meditatie begon," zei McCauley. „Ik had gehoopt, het u te kunnen overhandigen bij onze eerste ontmoeting na uw terugkeer. Maar dit is lang uitgesteld." Prins Lin keek McCauley aan met die rustige oogopslag, welke niets zegt, maar heel veel vraagt. McCau ley imiteerde hem spottend, maar beleefd en Lin lachte. „Het is prettig uw brutale Ameri kaanse glimlach weer eens te zien," zei Lin. „Maar u zult wel moe zijn. Was het een inspannende tocht?" Coldstream, die er zich van be wust was hoe vuil en verwaarloosd ze eruit zagen, zei: „Ja, Hoogheid." „Hajn moet u verteld hebben dat ik hier was, dus neem ik aan dat u met de regeringsboot gekomen bent," zei Lin. „Het moet eigenlijk een prettig tochtje zijn op de rivier. En dan nog een uur door het moeras per prauw." „Hajn heeft ons niet verteld, dat u hier was, Hoogheid." zei Cold stream. „Professor McCauley heeft het uit de oude boeken afgeleid en uit zijn gesprekken met u. Een boot van de regering volgde ons en heeft geprobeerd ons tot stoppen te dwin gen. Wij zijn bij Bodhi aan wal ge gaan en te voet hierheen gekomen." Het gezicht van Lin veranderde. De lichte glimlach verdween en zijn ogen vernauwden zich. Zijn onder lip beefde en kwam toen tot rust. (Wordt vervolgd.) ff De verbeteringen van de havenmonding I gelijk. De betekenis voor de havens van in IJmuiden, hoewel nog niet gereed, ma- Rotterdam en Amsterdam als importha- ken het mogelijk dat steeds grotere sche- vens van Amerikaanse kolen wordt daar- pen de havens van Amsterdam bereiken, door geaccentueerd. Tot nog toe waren deze mammoetsche pen uitsluitend ertscarriers, maar eind vorige week liep de kolencarrier „Tem de haven binnen en meerde af bij het I overslagbedrijf „Amsterdam" om er 66.000 ton kolen af te leveren. Niet alleen was de „Temse" daarmede het grootste kolenschip, dat ooit in het Amsterdamse havengebied afmeerde, maar tevens het langste schip (267 meter) dat ooit door de sluizen van IJmuiden schoof. De lengte van dit schip, zoals ka pitein Henri Hauchart (Belgische nationa liteit) zelf toegaf behoort feitelijk bij een schip van 100.000 ton, maar de ontwerpers besloten een lang, smal schip (32 meter) te bouwen opdat sluizen geen te overwe gend obstakel zouden zijn. De diepgang, 42 voet bij volle belasting, gaat goed in het uitgediepte Noordzeekanaal. De lading van het schip Amerikaan se kolen is niet alleen voor Nederland bestemd, maar ook voor Duitsland, België en Zwitserland. De Anker Kolen Maatschappij en de Scheepvaart en Kolen Maatschappij ver zorgen de distributie van de enorme ko- lenhoop die het schip heeft aangevoerd. Overigens allebei Rotterdamse maat schappijen. Beide maatschappijen gaan geregeld ook via Amsterdam massa-aanvoer van ko len verzorgen. Zo hoopt men deze zomer de 85.000 tonner „Sigsilver" in Amsterdam te krijgen. Een opvallende bijzonderheid van het m.s. „Temse:" De exploitatie van dit schip met 37 bemanningsleden komt op 700 per uur. OOverigens is kapitein Hauchart niet erg enthousiast over het feit dat er slechts 37 bemanningsleden aan boord zijn. „Ze noemen mij bij mijn re derij in Antwerpen het oude wijf, omdat ik er zo op gesteld ben dat mijn schip er keurig gekruist bij staat." Mijn ervaring is dat een groot deel van het onderhoud op zee kan gebeuren tegen een fractie van de prijs die het aan wal kost, maar dan moet die prijs niet door overwerkpre- mies worden bedorven. Op een schip als dit hoort een bemanning van vijftig kop pen" aldus kapitein Hauchart. Overigens vormde het binnenkomen in IJmuiden en het afmeren in Amsterdam- West geen enkel probleem. Met drie sleep boten tot de sluis en twee sleepboten er na ging alles gesmeerd. Mede dankzij een milde zuidwesten wind, die het schip bij het overslagbedrijf rustig tegen de kade drukte. Overigens heeft de komst van dit schip I in Amsterdam wel weer de aandacht ge vestigd op de „kolencrisis", die in de E.E.G. heerst, aldus de directeur van de beide importbedrijven tijdens een persont-1 vangst aan boord. Dankzij een zesmaal zo grote produkti-1 viteit per man in de Amerikaanse kolen-1 mijnen in vergelijking met de Europese mijnen de lagen zijn in Amerika dikker en minder diep zijn de Amerikaanse kolen goedkoper dan de Europese. Over heidsmaatregelen in de vorm van beperk te import en ruime subsidies beperken 1 deze import echter. Toch aldus de genoemde zegslieden is er alle reden de kolen als energiebron in hoge ere te houden omdat de hoeveelheden aardgas en olie zeer beperkt zijn en de kernener- die een kostbare zaak, die alleen op zeer I grote schaal lonend kan worden toege past. Alleen in Nederland en Zwitserland is de ruime import Amerikaanse kolen mo- SAIGON (ATP en AP) De 28-ja rige Franse journaliste Michèle Ray is vandaag voor een medisch onder zoek in een ziekenhuis in Saigon op genomen. Ze is 21 dagen lang in de handen van de Vietcong geweest. Ze is gisteravond per vliegtuig in de Zuidihetnamese hoojdstad aangekomen nadat ze eerder op de dag was vrij gelaten in een dorp aan de kust in centraal Zuid-Vietnam. Ze heeft talrijke verzoeken om vraaggesprekken gehad. Ze is zelfs op gebeld door het Russische persbureau Tass vanuit New York met het ver zoek om het verhaal van haar bele venissen. Ze heeft haar antwoord uit gesteld tot haar ontslag uit het zieken huis. In een telefoongesprek vanaf de Amerikaanse basis An Khe met de correspondent van Agence I rance Press verklaarde mejuffrouw Ray dat zij tijdens de drie weken gevangen schap uitstekend door de Vietcong was behandeld. Haar bewakers plaatselijke guer rillastrijders hadden haar steeds het beste voedsel gegeven en haar beschermd tegen Amerikaanse lucht aanvallen. Zij had volgens haar zeg gen nooit vaste eenheden van de Viet cong of van het Noordvietnamese le ger in Zuid-Vietnam ontmoet. „Tijdens de Amerikaanse bombar de menten heb ik de ergste ogenblik ken doorgemaakt. Bij elk alarm kroop ik in mijn schuilplaats, maar ik moest trillen als Amerikaanse helikopters ver schenen. Hun raketten vormden voor mij het afschrikwekkendste wapen", zo verklaarde zij De Vietcong voor zag haar van een zwarte pyjama, het guerrilla-uniform, speciaal voor haar gemaakt, omdat ze veel langer is dan een Vietnamees. Ze nam deze kleding dankbaar aan omdat „mijn eigen broek en trui smerig waren". Toen haar laarzen doorweekt raak ten kreeg ze een paar „Ho Tsji Minh- sandalen", gemaakt van een autoband, en een boerenhoed. Het Franse meis je werd soms in de hut van een oude vrouw ondergebracht, en logeerde soms bij een familie. Niemand viel haar ooit lastig. „Integendeel, ze stopten me maar vol", zei ze. „Om de twee uur kwamen ze met rijst en vis aanzetten, zodat ik gewoon teveel at. Ondanks alle mar sen ben ik nauwelijks afgevallen". Toen Michèle voor de grap zei dat haar collega's de Vietcong ook wel wilden opzoeken antwoorddem de guerrilla's: „We zullen ze graag ont vangenwe hebben niets te verber gen". Michèle kreeg zondag te horen dat ze zou worden vrijgelaten. Ze kreeg haar eigendommen terug en gaf op haar beurt een kwitantie terug. Nadat zij was vrijgelaten, liep ze naar een buitenpost van het Vietname se leger bij Tam Quan, op slechts on geveer tien kilometer van de plaats waar ze was gevangengenomen. Michèle Ray, door Vietcong vrijge laten. Lrnnn-r ADVERTENTIE f-»*TEN 29. In de grote zaal van Rechter Tie's I ambtswoning zijn alle lampions aangesto ken. Voor dit verjaardagsfeest is de fraai besneden antieke eettafel tevoor schijn gehaald en deze staat nu in een hoek van de zaal. gedekt voor vijf perso nen. Rechter Tie heeft met zijn jarige Eerste Dame en de abdis van de Tempel der Purperen Wolken een kop thee ge- l dronken. Nu staan ze nog wat te praten, voordat ze aan tafel gaan. De abdis maakt een buiging en zegt: „Ik wens u, edelachtbare, tezamen met uw gehele ge zin nog vele jaren in geluk en welstand!" „Dank u zeer, eerwaarde! Het is een grote eer dat u aan dit htiiselijk feestje wilt deelnemen. Ik wil u tevens nog eens bedanken dat u elke week hier komt om mijn dames les te geven in het bloemen schikken. Ik stel dat des temeer op prijs omdat mijn dames eigenlijk erg weinig vertier hebben in dit afgelegen grens stadje. Maar nemen die lessen niet te veel van uw tijd?" „Helemaal niet, edel achtbare. Er zijn geen nonnen meer in de tempel, zodat ik, behalve de eredienst voor onze Heer Boeddha, niet veel te doen heb. Ik heb een dienstbode en die houdt het kleine gedeelte van de tempel dat nog in gebruik is, schoon en zij kookte mijn rijst. Ze werkt hard, maar zij is een onbeschaafde, brutale deern." 27. Panda betrad het postkantoor en wendde zich tot de beambte Grumpjes. „Ik moest hier om drie uur zijn" verklaarde hij. „Meneer Goedbloed zei.O, nee.niet nog eens! Daar zijn die vervelende waterdruppels weer!" „Goedbloed!!" riep de beambte driftig. „Water? Alweer?? De onzin! Door die buizen loopt post naar de sorteermachines! Al twintig jaar lang! Je praat war taal, jochie!" Maar op dat moment werd hij onder broken door een kreet van een sorteerder. „Water!" schreeuwde de ondergeschikte. „M'n masjien sorteert water! Ikhelp! Blub. Bloeb!" Hij werd sa men met Panda, opgenomen door de snel stijgende vloed en de straat in gevoerd, waar Joris Goedbloed hen tevreden godesloeg. „Het moment breekt aan, om mijn hulp als meester-loodgieter aan te bieden!" pre velde hij. „Met Panda's vertrek zal ook het water weer zakken! Ik zal mij moeten reppen om een symbolische reparatie uit te voeren en de daarbij betrokken reke ning te presenteren G SLAAP/,, HEtEAMAL Nier OF ER N06 MEERCOOPlETTEN ZIJN 1 BUITEN LOOPT EEN V SCHAAP,,; „.WIR 2EER08, WIE JU OP/6RA46, A US HIJTEN UE KLEINE PASSEN Aminste drooöis! TERWIJL IK BOOD- 5CHAPPEN6ADOEN1 749. Bram stond er even van te kijken. In het kale, eentonige landschap lagen plotseling de rails op de harde bodem, zómaar beginnend zonder halte, stootblok of remise. „De rails zijn verroest", zei Bram des kundig. „Die zijn al een tijd niet ge bruiktkans op tegenliggers hebben we niet. We Zouden dus ons eigen tram- metje er best op mogen laten rijden, maar de vraag is.waar leidt de baan heen? 1 Waar komen we terecht?" „Dat weet geen mens", zei een kraken de stem, die de drie vrienden snel deed opkijken. Ongemerkt was een oude berg bewoner naderbij gekomen, die zijn da gelijkse ommetje maakte en die geneigd scheen tot een praatje. „Die rails liggen er al, zolang ik me kan heugen. En ik ben toch de jongste niet meer", zei de vriendelijke man. Vol gende week word ik zevenenzeventig en ik lees nog zonder bril. Ik bedoel maar: dat is een geheimzinnige tramlijn met een duistere bestemming". „Heeft niemand dan ooit die rails ge volgd?" riep Bram uit. De ander schudde het hoofd. „Nee, en ik zou het niemand raden ook. Dat is gevaarlijk gebied, jongeman... daar is nog nooit iemand levend van te ruggekeerd. Begin er niet aan, als je naar goede raad wilt luisteren". Maar Bram keek peinzend in de ver te.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1967 | | pagina 9