Postheum (postaal) eerbetoon aan weggelopen
ne
Verre voorganger van Martin Luther King
afgebeeld op een nieuwe postzegel
Kijkertje om te kijken
waar kijker naar kijkt
ZWANEN VAN WELLS
TREKKEN AL 100 JAAR
AAN DE BEL
21
ZATERDAG 25 FEBRUARI 1967
Erbij
Éiigti»É.
IK WEET het werkelijk niet. Of
zou aan Douglass de eer te heurt
gevallen zijn, zó geportretteerd te
worden omdat hij maar een halve
neger was? Zijn vader was een
blanke, een onbekende blanke,
maar blijkbaar wel een kerel die
er geen been in zag een nachtje te
delen met een knap zwart slavin
netje. Zijn moeder kennen we uit
beschrijvingen van haar zoon.
Daaruit zou men kunnen opmaken
dat zij behoorde tot de stam der
Mandingo, een negervolk dat in Se
negal, aan de westkust van Afrika,
woont en dat zich zowel uiterlijk
als innerlijk van andere Afrikaan
se stammen onderscheidt. De Man
dingo zijn groot en slank, hun huid
is minder donker en hun haar krult
wel, maar is niet gekroesd. Zij zijn
bekend om hun intellect, hun on
dernemingsgeest, hun dapperheid
en hun trots. Maar Senegal met de
stad Dakar aan de kust was sinds
jaar en dag een invalspoort voor
de Afrikaanse slavenhalers en zo is
ook Douglass' moeder of haar
voorgeslacht naar de Verenigde
Staten overgebracht en daar ver
kocht.
Dr. P. H. Schroder
DE TV-AFDELING van de Universitaire Filmdienst en de Stichting
Film en Wetenschap in Utrecht, die werk verricht voor alle Nederlandse
universiteiten en hogescholen, heeft een „tv-eye-marker" ontwikkeld die
het mogelijk maakt om te zien waar een kijker naar kijkt. Het Utrechtse
instituut heeft daarmee een ontdekking van prof. Mackworth uit Cam
bridge, Engeland, vervolmaakt.
DE VERENIGDE STATEN van Amerika hebben vorige
week een postzegel in omloop gebracht die het portret draagt
van een merkwaardig man, merkwaardig om zijn karakter,
maar ook om zijn levensloop. Frederick Douglass, zoals hij
zich later zou noemen, was namelijk een weggelopen
slaaf. Nu prijkt zijn beeltenis op een postzegel in de serie
„ter herdenking van prominente Amerikanen" en ik stel me
zelf twee vragen: hoeveel Amerikanen zouden nog weten wie
Frederick Douglass was en in de tweede plaats: wat is dat
toch voor een wonderlijk land, dat Amerika, dat negers
burgerrechten geeft, maar hun belet die uit te oefenen; dat
honderd jaar geleden de slavernij afschafte, maar in allerlei
staten de negers behandelt of ze nog slaven waren en dat nu
het portret van een weggelopen slaaf op een postzegel zet?!
,>y:Nv
Frederick Douglass, naar een
gravure uit Harriet Beecher
Stowe's boek „Men of our
times" (1868).
ZIJ WERD het eigendom van een
zekere Col. Edward Loyd, een planta
gehouder in Maryland die het beheer
over zijn uitgestrekte bezittingen en
zijn meer dan duizend slaven aan een
aantal opzichters overliet, die op hun
beurt onderhorig waren aan een man
die „Old Master" werd genoemd en
aan een ruwe, harde vrouw die bekend
stond als Aunt Katy. Loyd leefde ge
heel voor zijn plezier in een groot lu
xueus landhuis, waar hij veelvuldig
gasten ontving die door vijftien goed
geklede en welgemanierde slaven wer
den bediend. In de stallen stonden zijn
volbloed rijpaarden; de tafels waren
beladen met een keur van spijzen en
dranken, maar de slaven brachten de
nachten door op de kale vloer van ou
de schuren met één paardedeken als
dekking en acht pond gezouten var
kensvlees en dertig pond half verrot
meel per maand als voedsel.
FREDERICK schreef later dat hij
zijn moeder in zijn kinderjaren alleen
's avonds heeft gezien. Zij werkte op
een andere plantage, 12 mijl verder en
moest na de hele dag op het veld te
hebben gewerkt tweemaal die afstand
lopen om haar kind even in haar ar
men te kunnen houden. Hij herinnerde
zich altijd hoe zijn moeder hem tegen
Aunt Katy in bescherming nam, toen
die hem onbillijk had behandeld. Maar
na een paar jaar bleven haar bezoe
ken plotseling uit. Zij werd ziek en
stierf, tenminste dat mag worden aan
genomen. Zonder enig teken, zonder een
afscheidswoord of kus verdween zij uit
het leven van het kleine, naakte, hul
peloze kind.
TOEN FREDERICK tien jaar was,
kwam de grote verandering in zijn le
ven. Zijn meester zond hem naar een
familielid in Baltimore, waar hij tot
huisbediende werd opgeleid. Zijn nieu
we meesteres had plezier in de intelli
gente jongen en leerde hem zelfs le
zen. Maar toen ze, trots over het in kor
te tijd bereikte resultaat haar leerling
een proeve van bekwaamheid liet af
leggen door hem aan haar echtgenoot
een stukje uit de bijbel te laten voor
lezen, kreeg ze de wind van voren.
Wist ze niet, zei haar man, dat wat zij
gedaan had, in strijd was met de wet?
Dat het bovendien gevaarlijk was en
tot allerlei ellende kon leiden? Dat een
nikker niets behoort te kennen dan de
wil van zijn meester en niets behoeft
te leren dan gehoorzaamheid? „Als je
deze jongen", voer hij voort, „de bij
bel leert lezen, is er geen houden meer
aan. Dat zou hem ongeschikt maken
voor elk werk en het zou hem boven
dien ontevreden en dus ongelukkig ma
ken. Vandaag leer je hem lezen, mor
gen zal hij willen leren schrijven en
dan raakt zijn hoofd helemaal op hol."
NOG NOOIT, vertelt Frederick, had
hij het wezen der slavenij zo kort en
duidelijk horen uiteenzetten. Zijn mees
teres was diep onder de indruk van
wat haar man had gezegd, en de les
sen werden onmiddellijk gestaakt. Maar
het kwaad was al geschied. Het kind
had begrepen dat op de weg van sla
vernij naar vrijheid kennis de onont
beerlijke gids is. Maar hoe die ken
nis te verwerven? Hoe te leren schrij
ven? De inventieve jongen vond een
oplossing. Als hij boodschappen moest
doen, deed hij een greep in de koek
jestrommel en betaalde daarmee de
straatjongens die de schrijfkunst mees
ter waren, voor een les. Af en toe kreeg
hij een fooi van bezoekers en van zijn
opgespaarde geld kocht hij eindelijk
een boek met redevoeringen van grote
Amerikanen en Engelsen. Hij las die
zo vaak dat hij ze tenslotte vrijwel
uit het hoofd kende. Zo vergrootte hij
zijn armzalige woordenschat en nam
allerlei gedachten in zich op die deze
beroemde mensen onder woorden had
den gebracht.
MAAR TOEN bleek dat zijn meester
gelijk had gehad: de kennis die hij
had verworven, maakte hem ontevre
den met zijn lot, opstandig en ongeluk
kig. Daarom werd hij verkocht aan een
man die de reputatie had dat hij elke
neger tot onderwerping kon brengen.
Deze „negro-breaker", was net zo'n
man, stel ik mij voor, als de plantage
houder Simon Legree uit Uncle Tom's
Cabin. Uit mijn kinderjaren herinner
ik mij een illustratie uit dat boek waar
op die wreedaard staat afgebeeld, met
de gebalde vuist een dreigend gebaar
makend. Het onderschrift luidde: Deze
vuist is zo hard als ijzer geworden van
het neerbeuken van negers. Ik kon er
niet zonder rilling naar kijken.
MAAR OOK Fredericks negro-
breaker Edward Covey, slaagde er niet
in de wilskracht van de jongen te bre
ken. Zo ging hij van hand tot hand
als een onhandelbaar paard, tot hij
tenslotte met zijn laatste meester tot
een overeenkomst kon komen: weke
lijks moest hij hem drie dollar beta
len; wat hij meer verdiende mocht hij
houden, maar daarvoor moest hij in
zijn eigen levensonderhoud, kleding en
onderdak voorzien. Dat lukte doordat
hij werk kreeg aan een werf, waar hij
schepen moest breeuwen voor zes dol
lar per week. Maar wat veel belang
rijker was: nu hij als een gewone ar
beider zijn dagtaak volbracht, begon
hij de smaak van de vrijheid te proe
ven. Als een vrij man kon hij naar
zijn werk gaan en terugkeren. En die
smaak was zo zoet dat het ene vlucht-
plan na het andere in zijn brein rijp
te. In september 1838 slaagde zijn op
zet. In een matrozenkiel die hij aan
boord had bemachtigd, reisde hij p~r
trein van Baltimore naar New York
en vandaar naar New Bedford in
Massachusetts. Daar zocht en vond hij
werk. De gedachte: ik kan werken, ik
kan goed verdienen, ik heb geen mees
ter die mij alles afneemt, was een ge
weldig stimulans in zijn wisselvallig
bestaan. Hij zaagde hout, schepte ko
len, rolde olievaten naar en van sche
pen, werkte als sjouwerman in fabrie
ken en vond nog tijd zich verder te
ontwikkelen. Op zekere dag las hij
Scott's The Lady of the lake, dat hem
door een vriend, die het gedicht gewel
dig bewonderde, was aanbevolen. De
hoofdpersoon van dit geweldig lange
en romantische gedicht is Ellen Dou
glas, lid van een oud Schots ridderge
slacht. Aan haar ontleende Frederick
zijn naam. Hij noemde zich voortaan
Frederick Douglass (waarom de dub
bele s weet ik niet) en niet lan
ger Frederick Bailey, de naam van
zijn eerste meester.
UIT DE AARD der zaak had hij gro
te belangstelling voor het probleem der
slavernij. De Verenigde Staten telden
toen slavenstaten en „Vrije staten" en
krachtens de Wet op ontvluchte slaven
moesten alle slaven die over de grens
lijn ontkwamen, worden uitgeleverd.
Denk maar aan Eliza's vlucht over de
Ohio. Dat stuitte velen tegen de borst;
er ontstond een geheime organisatie,
de Underground Railroad genoemd,
die ontvluchte slaven hielp, Canada te
bereiken.
In 1841 woonde Douglass een grote
betoging bij van abolitionisten, voor
standers van afschaffing der slavernij.
Op aansporing van de leider der bij
eenkomst vertelde hij er over zijn er
varingen en hij deed dat zo vurig en
welsprekend dat de organisatie hem
een baan als propagandist aanbood.
Een viertal jaren reisde hij naar al
lerlei plaatsen en hield edevoeringen
over de slavernij. Tegen verdachtma
kingen dat hij een bedrieger was en
gruwelsprookjes vertelde, verdedigde
hij zich in een autobiografie, Het le
vensverhaal van Frederick Douglass,
een Amerikaanse slaaf. Maar door de
publicatie vestigde hij natuurlijk sterk
de aandacht op zich en het gevaar was
niet denkbeeldig dat hij op een gege
ven ogenblik zou worden gegrepen en
uitgeleverd aan zijn laatste meester.
Er waren mensenjagers die daar een
beroep van maakten en er een dikke
boterham aan verdienden,
en vrienden verliet hij Amerika en
maakte een reis van enige jaren door
OP AANDRINGEN van zijn vrouw
Ierland, Schotland en Engeland. Hij
voorzag in zijn onderhoud door lezin
gen te houden en het was mede aan
hem te danken dat het Engelse volk
zo duidelijk de zijde der abolitionisten
koos. Voor zijn terugkeer naar Ame
rika stelde een groep bewonderaars hem
een som van 150 pond ter hand, waar
mee hij zijn legale vrijheid kon ko
pen, zodat hij niets meer te vrezen
had van de wet op ontvluchte slaven.
IN ROCHESTER, waar hij zich nu
vestigde, richtte hij een weekblad op,
dat zich eerst als De Noordster,
later als Frederick Douglass's
Paper tegen de slavernij verzet
te. Zijn gids daarbij was het Chris
tendom en hij was dus een tegenstan
der van geweldpleging. De befaamde
gewapende opstand van Jo h n
Brown in 1859 keurde hij dan ook
sterk af en het beroemde liedje dat de
abolitionisten dreigend op hun mee
tings zongen en dat luidde: John
Brown's body lies a moul-
dering'in his grave, But his
soul goes marching on zal hij
wel nooit hebben meegezongen.
MAAR TOEN in 1861 de zuidelijke
staten zich om de slavenkwestie van
de Unie afscheidden en de Secessie-
oorlog uitbrak, behoorde hij tot de eer
ste voorstanders van het plan, speciale
neger-regimenten te vormen en die te
gen de zuidelijken in te zetten. Twee
van zijn zoons dienden daarin. Na de
oorlog bekleedde hij verscheidene
functies, maar zijn populariteit had hij
toch vooral aan zijn welsprekendheid
te danken. Men kan hem, dunkt mij,
beschouwen als een der voorlopers van
dominee Martin Luther King. Maar het
zal nog wel een hele poos duren voor
we diens portret op een Amerikaanse
postzegel zullen vinden.
jW^ftrtrtWVWWWWWWAftWWIftAAlUVWVWWWAftftWWWWWWIAWA/WWi/WWWWVWWWWWWIlWIA
DE REFLECTIE van een lampje op
het oog maakt het mogelijk, met een
speciale televisie-installatie die reflec
tiepuntjes te projecteren op het beeld
waar de proefpersoon naar kijkt. Door
dit reflectiepuntje op het oog te mengen
met het beeld waar deze proefpersoon
naar kijkt, kan men op een televisie-
monitor precies zien naar welk onder
deel van het beeld hjj precies kjjktf!).
Het witte reflectiepuntje (de „eye-
marker") tast dan dit beeld af.
lülillllll
DE BRITTEN zijn, per definitie, verzot op hun Oude Tra
dities. Sommige daarvan lijken ons ronduit zinloos, belache
lijk en/of stomvervelend, andere zijn ook voor niet-Engelsen
waardeerbaar, of gewoon alleen-maar-grappig. Onder die
laatste categorie vallen de zwanen van het bisschoppelijk
paleis op het terrein van de beroemde kathedraal van Wells
in het graafschap Somerset. Doodgewone witte zwanen, zo
te zien. Behalve dan als ze honger hebben. Dan spoeden ze
zich door hun bisschoppelijke paleisgracht naar een klein
venster, waaronder een fikse tafelbel hangt. Aan die bel zit
een touw en dat wordt door de hoofdzwaan, de belhamel
zogezegd, deskundig bediend wanneer de dieren trek aan
iets lekkers hebben. Hij (of zij) rekt de hals zo hoog mo
gelijk, neemt het touw in de snavel en trekt verwoed aan
de etensbel, precies zoals de klokkenluiders de gelovigen op
roepen tot de kerkdienst. Steevast gaat dan het kleine ven
ster open voor een zwanehapje, waarna de statige dieren
voldaan wegzwemmen.
Hun verzorger, die de formele titel van poortwachter
draagt, is er 'maar druk mee, maar hij vindt het toch wel'
een gezellige bezigheid, temeer omdat hij deelt in de bewon
dering van de toeristen, die vaak bij honderden tegelijk op
de klokkenluidende zwanen staan te wachten. Geschoolde
biologen weten, dat het in feite niets bijzonders is wat hier
gebeurt. „Gewoon een voorwaardelijke reflex, die vrijwel
elke diersoort kan leren", zeggen zij. Maar toch nog wel iets
meer dan dat, want het betreft hier een oude traditie, die
door de zwanen zelf var. ouder op kind wordt „doorgegeven".
Honderd jaar geleden, onthult de poortwachter aan ieder
die het weten wil, had de toenmalige bisschop (anglicaans,
niet rooms-katholiek!) een aanvallige dochter die zich,
naar de zeden van die tijd, slechts weinig in het openbaar
mocht vertonen. Derhalve verveelde het meisje zich vaak
eindeloos achter de sombere, dikke muren van vaders paleis
en uit die verveling ontstond het plan om de zwanen in
de gracht „aanbellen" te leren. Dat lukte, en sindsdien heb
ben de opeenvolgende generaties paleiszwanen met grote
toewijding belletje getrokken, soms wel 20 keer per dag,
een enkele keer zelfs in het holst van de nacht. Maar in dat
geval laat de poortwachter ze bellen, want tenslotte moet
de arme man ook zijn rust hebben. En bovendien: 's nachts
zijn er geen belangstellende kijkers
Poortwachter Albert Smedley
strooit altijd een paar broodkorsten
als de zwanen zich via de „nood
klok" melden. Zijn hond Fred, kijkt
met gemengde gevoelens toe.
Zo heeft men in het Utrechtse insti
tuut kunnen ontdekken, dat sommige
kinderen leesmoeiljjkheden hebben,
doordat de woorden „school" of „huis"
dusdanige emoties oproepen, dat de
kinderen niet over deze woorden kun
nen heenkomen, zodat hun blik op zulk
een voorbeeld gefixeerd blijft.
SCHAAKGROOTMEESTER Jan
Hein Donner kon men in het Utrecht
se universitaire instituut op een derge
lijke wijze „zien denken", toen hij een
bepaalde schaakstelling in vijf secon
den in zich moest opnemen. Het voor
deel van de in Utrecht geperfectioneer
de installatie is, dat de uiteindelijke
beelden op film kunnen worden opge
nomen, waardoor een beeld-voor-beeld
analyse de nodige informatie van de
beeldaftasting in grafieken kan weer
geven. Een ander fascinerend televi
siepro jekt van de Stichting Film en
Wetenschap is het werken met een
voor infrarood gevoelige opneembuis,
waardoor onder andere gedragspatro
nen van vleermuizen in volkomen duis
ternis konden worden geobserveerd en
vastgelegd op film, wederom via het
monitorbeeld.
DE TV-AFDELING van het audio
visueel instituut voor alle universitei
ten en hogescholen (S.F.W.-UNFI)
werd in 1961 opgericht. Tot en met
1965 verzorgde deze afdeling 650 col
leges met haar medium op bijna alle
universiteiten en hogescholen (met uit
zondering van Tilburg en Rotterdam).
De universitaire filmdienst werd in
1950 op initiatief van de Rijksuniver
siteit in Utrecht opgericht. Prof. dr.
H. W. Julius zette deze dienst op po
ten met twee uit Leiden afkomstige
technisch-wetenschappelijke medewer
kers op een zolderkamertje van het la
boratorium voor microbiologie. Na de
oprichting van de Stichting Film en
Wetenschap onder leiding van drs. W.
Vogel in 1956, is het instituut uitge
groeid tot een centrale instelling met
40 employé's, verdeeld over twee pan
den in Utrecht. Met de bouw van een
nieuw instituut wordt over enige tijd
begonnen op een terrein aan de Nu-
mankade in Utrecht. Men hoopt dat
hier in 1969 een modern pand zal zijn
verrezen van vijf verdiepingen met on
der andere een kleurentelevisiestudio,
een experimentele collegezaal en een
school voor opleiding tot wetenschap
pelijk fotograaf, film- en televisieca
meraman.
DE FILMOTHEEK van het Utrecht
se instituut bevat thans 1300 films,
waaronder 150 eigen produkties. De te
levisieafdeling beschikt over acht
zwart-wit camera-„ketens" met bijbe
horende apparatuur, een volledige kle-
rentelevisie-apparatuur, mengpanelen,
twaalf zaal- en twee regiemonitoren,
veertien cameramonitoren alsmede de
bijbehorende geluids-, verlichtings- en
meetapparatuur. De draad-televisie
(closed ciruit television) is uitge
groeid tot een baanbrekend hulpmid
del bij colleges, practica en andere
wetenschappelijke manifestaties. In
september 1966 werd ter bevordering
van de mobiliteit van de televisieafde
ling een tweede „technobus" aange
schaft, die speciaal dienen zal voor ef
ficiënter gebruik van regie-apparatuur
en het ter plaatse registreren van mag
netische beeldband-opnamen met een
kort geleden aangeschaft video-regis-
tratie-installatie, die ook in staat is
kleuren televisie-opnamen te reprodu
ceren.