„De Rode Mieren"
Boeken
keur
DICK HOLTHAUS
PANDA EN DE MEESTER*LOODGIETER
POLLE, PELLI EN PINGO
ECHTER T
KRAMMETJE FOK
Ons vervolgverhaal
Een actuele Amerikaanse roman
Inferieure misdaadverhalen onder dekmantel van de gulle lach
Drie jaar voor Turk
die vader van
vriendin doodde
Parkeerverbod
op bruggen
s
Eis van twee jaar
tegen veedieven
toont zijn koilektie „Voorjaar - Zomer" 1967
w
c
ZATERDAG 4 MAART 1967
8
door William Lederer en Eugene Burdick
v
co nHtSS3\
Bert Japin
4
I
'WWWWWUWUV
100)
„Wij zullen wel voor hem zorgen",
zei de kapitein van de mariniers,
terwijl hij op de gevangene wees.
„Hij is de enige overlevende van
"en eenentwintig man sterke Noord-
vietnamese patrouille", zei Cold
stream. „Hij is voor een ambtenaar
van de veiligheidsdienst van grote
waarde. Zorg goed voor hem, kapi
tein".
Hij draaide zich om en keek naar
Hajn. De generaal boog tot op de
-grond, kennelijk bijzonder opgelucht
zijn prins weer te zien. Lin antwoord
de rustig en het kwam Coldstream
voor dat zijn ogen lang op het knap
pe gezichl van Hajn bleven rusten.
Prins Lin werd door Hajn voorge
steld aan de functionarissen van de
ambassade en aan de commissie
voor Sarkhan, een lange formele rij.
De generaal deed het vlot; hij her
innerde zich de namen van alle le
den uitstekend en stelde hen in volg
orde van rang voor. Eerst Cogswell,
toen Hobson. Niemand keek naar de
nelikopter of naar Coldstream en Mc
Cauley die nog steeds tussen de ma
riniers in stonden.
Er kwam een Sarkhanese officier-
uit de ambassade. Bescheiden liep
hij langs de groep belangrijke figu
ren en kwam hij op de kapitein van
de mariniers toe.
,,Ik ben majoor Phong van gene
raal Hajns staf. Ik moet de gevan
gene in hechtenis nemen, zei hij, in
de richting van de Noordvietnamees
schoppend
De kapitein keek de Sarkhanees
s andachtig aan. Hij keek naar Cold
stream en toen weer naar Phong.
„Majoor, daarover zal beslist moe
ten worden door iemand anders dan
ik. Ik krijg mijn bevelen van de am
bassadeur".
De Sarkhanese majoor trok zijn
wenkbrauwen op. „We moeten drin
gend van de gelegenheid gebruik
maken hem zo spoedig mogelijk te
ondervragen om vast te stellen wat
tr precies op de Vlakte der Lichten
gebeurt".
„Dat zie ik wel in, majoor, maar
de gevangene staat onder mijn be
waking tot de ambassadeur anders
beslist".
„Er staan mensenlevens op het
spel!" zei de majoor zacht, maar
dringend. „Het is van het uiterste
belang! Ga het uw ambassadeur vra
gen. Zeg hem dat ik orders heb van
generaal Hajn".
De kapitein keek en zag dat de
ambassadeur in gesprek was met de
prins.
„Goed," zei hij. „Ik zal het vra
gen".
Coldstream en McCauley wilden
hem volgen, maar de overige mari
niers sloten hen in en vormden een
muur om hen heen.
„We hebben opdracht u hier te
houden", zei een sergeant.
De kapitein van de mariniers wis
selde enkele woorden met de am
bassadeur.
Ambassadeur Brown verontschul
digde zich bij de prins en kwam aan
lopen, zo keurig als een negentiende
eeuwse missionaris.
De kapitein zei: „Mijnheer de am
bassadeur. dit is majoor Phong, de
man die de gevangene in hechtenis
wenst te nemen".
„Majoor Phong, u zult moeten
wachten", zei Brown die net deed of
hij Coldstream en McCauley niet
zag.
„Mijnheer de ambassadeur; ik
weet dat de ambassade beschouwd
wordt als Amerikaans grondgebied",
zei de Sarkhanees. Maar wat deze
gevangene te vertellen heeft is van
het hoogste belang om de militaire
situatie in Sarkhan op te helderen.
Hij is de eerste gevangene die we
sinds weken in handen hebben die
ons vertellen kan hoeveel Noord viet-
ramezen zich op de hoogvlakte be
vinden, hoe ze gelegerd zijn, hoe ze
zijn uitgerust".
Brown aarzelde. Hij keek neer op
de gevangene. „Heel goed", zei hij.
,U kunt hem ondervragen in de am
bassade; ik kan niet toestaan dat hij
hier vandaan gaat".
De ambassadeur wendde zich tot
de kapitein van de mariniers. „Laat
een van uw mannen de majoor en
de gevangene naar het lege kantoor
brengen dat twee deuren van de con
ferentiekamer af ligt. Ze mogen daar
riet vandaan zonder bevel van mij".
De kapitein groette.
„Dank u, mijnheer", zei de Sark
hanese majoor.
„Mijnheer de ambassadeur, vindt
u het niet nodig dat een Amerikaan
se agent dat verhoor bijwoont?"
vroeg Coldstream.
De majoor hield stil, draaide zich
om en keek de ambassadeur aan.
„Overste Coldstream, u bent wel
de laatste om mij raad te geven",
zei ambassadeur Brown.
Majoor Phong gebaarde naar een
van de mariniers om de voeten van
kanonnier Vat los te maken. Hij
knikte in de richting van de ambas
sade.
Coldstream haalde zijn schouders
op; zijn ogen volgden Vat toen die
bet gebouw binnenging.
„Hajn en ik hebben even met prins
Lin gesproken", zei de ambassadeur
nadat ze vertrokken waren. De boos
heid was uit zijn stem verdwenen.
Coldstream meende dat hij oprecht
in de war was. „De prins heeft ge
zegd dat u beiden hem niet ontvoerd
hebt, dat u integendeel zijn leven
hebt gered en dat hij u een bepaal
de onderscheiding wenst te geven.
Eerlijk gezegd ik weet niet hoe ik
dat moet rijmen. Wij hebben inlich
tingen omtrent de geestelijke en li
chamelijke toestand van de prins
waarvan u niet op de hoogte bent.
In elk geval is de stemming van het
volk tegenover u zodanig dat de
Sarkhanese regering uw visa heeft
ingetrokken en dat u binnen vieren
twintig uur het land zult moeten ver
laten".
„Als de prins zegt dat we hem
riets hebben aangedaan, dan hebt u
geen wettige redenen onze visa te la
ten intrekken", zei McCauley.
„Professor, ik heb uw visa niet in
getrokken. Dat heeft de Sarkhanese
egering gedaan. Het komt me voor
dat dat juist is. U schijnt geen idee
te hebben van de algemene veront
waardiging en de haat die tegen u
ontstaan is. U hebt bijna een breuk
in de diplomatieke betrekkingen ver
oorzaakt".
(Wordt vervolgd.)
DE PARODIE ALS CAMOUFLAGE
IN ONS DEGELIJK vaderland waar
in men elke uiting, dus ook de litteraire,
met dodelijke ernst tegemoet treedt en
argwanend toetst aan „maatstaven en be
ginselen" is het schrijven van misdaad
verhalen lang beschouwd als een bezig
heid waaraan men zich, als „serieus"
litterator, niet kon wagen zonder zich
ernstig te compromitteren. Dat een genre
niet staat of valt met het onderwerp
waarmee het zich bezighoudt, maar met
de kwaliteit van zijn beoefenaren, is een
waarheid die men bij ons nog altijd niet
kan onderschrijven als men er prijs op
stelt zijn status van „bewust" litteratuur
minnaar of -beoefenaar te behouden.
Intussen is het sinds kort mogelijk, en
zelfs mode, deze klip op een originele
manier te omzeilen: men schrijft een mis
daadverhaal, maar doet, bij monde van
omslagtekst en interview, den volke kond
dat het eigenlijk geen misdaadverhaal is,
maar een parodie op een misdaadverhaal.
De litteraire eer is daarmee gered en men
kan zich toch „bezondigen" aan een gen
re waarvan men niet bekend met de
speciale eisen die het stelt ten onrech
te meent dat het zich bij uitstek leent tot
een „vluggertje", dat allicht weer een
paar centen in het laatje brengt.
Nu is de parodie, wil deze aan zijn
doel beantwoorden en dus de lezer door
de schok der herkenning op humoristi
sche wijze confronteren met de zwakke
kanten van het origineel, niets anders dan
een subtiel moduleren op het gepersi
fleerde motief. Zodra de parodist blijk
geeft dat hij zijn origineel volslagen ern
stig neemt, de proporties ervan zelfs te
buiten gaat door het er extra dik boven
op te leggen, blijft de schok der her
kenning uit en zal men hem slechts be
oordelen naar wat hij kennelijk heeft
willen zijn: een weinig vakbekwaam
knutselaar van een goedkoop vlugger
tje", waarin men niettegenstaande alle
andersluidende verzekeringen niets an
ders kan zien dan enkel dat.
Gifbeker voor een wereldstad
Afrekening voor een tiran
door H. J. Oolbekkink
EEN BESCHAMEND VOORBEELD
hiervan levert H. J. Oolbekkink in de
Bornpockets, met zijn „geheim agent
Glotz"-verhalen Gifbeker voor een we
reldstad en Afrekening voor een tiran.
Oolbekkink kan schrijven (hij heeft dat
trouwens, een jaar of vijftien geleden,
bewezen met zijn autobiografische de
buutroman), hij heeft stijl en kan vertel-
ADVERTENTIE
op WOENSDAG 8 MAART a.s. om 14.30 uur en 20.00 uur in het
CARLTON HOTEL, Vijzelstraat, Amsterdam.
Reserveringen Tel. 0 20 - 734590.
Café-Thé complet
10.— p. p. incl.
WWWWWW/VWWWWWVVWAAtWWWWWWWWVVWVWW\AfWWWUWWWWVWW/WWWWWWWWVWWWWA/W\l
De rechtbank in Zutphen heeft een in
Deventer werkzame Turkse arbeider ver
oordeeld tot drie jaar gevangenisstraf
wegens doodslag en poging tot doodslag.
De Turk stak in de nacht van 6 op 7 no
vember de vader van zijn ex-vriendin
neer met een mes. Bovendien verwondde
hij het meisje ernstig.
Burgemeester en wethouders van Am
sterdam hebben besloten een parkeerver
bod in te stellen op een groot aantal brug
gen (356), teneinde een einde te maken aan
de verkeerschaos, die op en nabij de brug
gen is ontstaan als gevolg van het feit dat
het nieuwe reglement verkeerstekens en
verkeersregels sinds 1 januari het parkeren
op bruggen toestaat.
Het yerbod om op bruggen te parkeren
wordt aangeduid door middel van tien
centimeter brede gele strepen op de trot
toirbanden of op het wegdek langs de zij
den van de bruggen. De dienst der publie
ke werken is opdracht gegeven met het
aanbrengen van de gele markeringen te
beginnen op maandag 6 maart.
7
48. „Men wacht op mij bij de stuwdam!" sprak Joris
gehaast. „Ik dien mij te reppen! Als ge nu om zeven
uur daar ook aanwezig wilt zijn, kunnen we als dat
nodig is enkele reparatiewerkzaamheden verrichten.
Ga nu maar als een oppassend jongske een kleine
maaltijd genieten! Ik geef U daarvoor vrij-af!" Met
die woorden liep hij snel heen, Panda twijfelend ach
terlatend. „Ik vertrouw hem helemaal niet!" mompel
de de assistent. „Waarom koopt hij bijvoorbeeld nu
al machines om een dam te repareren? Hij rekent
er natuurlijk op, dat die waterdruppels, die me steeds
plagen, straks die dam laten kapot gaan! Dat herin
nert me er trouwerts aan dat dammetje van die
druppels! Wacht eens ik krijgt een idee! Als ik nu
eens Ja' dat doe ik!" Hij rende vastberaden de
zaak binnen, waar zijn leermeester zojuist allerlei
machines had gekocht, en wendde zich tot de eige
naar. „Ik ben de helper van meneer Goedbloed!" zei
hij. „En ik kom alvast een vrachtauto met stenen
ophalen, die hij nodig heeft!"
^l/Vie 700 MIJN 66LÉV6NIS-
DIÊ BLADZIJDE
ERUIT GESCHEURD
IK DACHT WEL DAT
JULLIE m U/AREN
SEN VOOR HET NA66SLACHT
WILLEM BEWAREN?
STRIPVERHAAL
WAT ZOU
VANDAA6 WEER
UITHALEN
i1;
(«t\W vc-%
f
Een gevangenisstraf van twee jaar eis
te de officier van Justitie bij de Utrecht
se rechtbank gisteren tegen twee Zut-
phenaren, een 56-jarige veehandelaar en
diens 30-jarige schoonzoon.
Sinds 1964 hadden zij regelmatig sa
men op veemarkten vee gestolen. Zij ko
zen op de markt een vlezig koebeest uit
beiden waren op dit gebied uiterst des
kundig en als de eigenaar even ver
dween, dan was zijn koe spoedig ook ver
dwenen in de veewagen van het tweetal.
De gestolen dieren werden meestal weer
vrij snel van de hand gedaan. Een gros
sier, die dacht met bonafide handela
ren te doen te hebben, was hun vaste
afnemer. Enkele keren werden ook uit
de weilanden koeien gestolen. De op
brengst vele duizenden guldens deel
den schoonvader en schoonzoon eerlijk.
Zij hebben nu de bestolenen schadeloos
gesteld. Op 17 maart doet de rechtbank
uitspraak.
len, op een manier die los van het on
derwerp gezien meeslepend is en hem
tot een der betere Nederlandse auteurs
in het misdaadgenre zou kunnen maken
als hij zich daarvoor werkelijk ernstig
inspande.
Dollars
Messen
door Hellinger
BORN-pockets
Dat doet bij voorbeeld wel Hellinger,
die eveneens bij Born debuteerde met
twee harde misdaadromans: Dollars, dat
in Amsterdam en Messen, dat in Wenen
speelt. Hellinger toont zich in beide ver
halen een schrijver: hij weet milieu, sfeer
en personen zo overtuigend neer te zet
ten, dat geen lezer eraan zal twijfelen of
een harde „Amerikaanse" intrige als Dol
lars zou zich inderdaad in Amsterdam
hebben kunnen afspelen. Dat Hellingers
verhalen daarbij alle kenmerken van de
„hardgekookte" Amerikaanse story dra
gen dat dus de sex en een zekere mate
van sadisme er een aandeel in hebben
is een omstandigheid waarop alleen een
„fatsoensrakker" aanmerking zou willen
maken. Beide elementen blijven bij Hel
linger volkomen functioneel: ze zijn er
niet abnormaal dik opgelegd, passen hele
maal in de door de auteur opgeroepen
sfeer en vormen gegeven eenmaal de
situatie onmisbare onderdelen van ver
haal en verhaaltrant. Hellinger kan nog
wat rijpen, wat meer economie leren be
trachten: voor het genre dat hij beoefent,
wordt er hier en daar in zijn boeken nog
wel eens wat langademig gepraat, alsof
het gaat om een deductieve, in plaats van
om een „hardgekookte" story. Naast Van
den Broek en Hoogland is Hellinger ech
ter tot dusver de enige Nederlandse
auteur die een harde thriller van inter
nationaal niveau weet te schrijven; een
nog heel jong debutant, die de aandacht
waard is en van wie we hopelijk meer
zullen horen.
VERGELIJKEN we Hellinger met Ool
bekkink, dan blijft er van de laatste wel
heel weinig over. Oolbekkink's intriges
zijn zo mager, dat ze in een paar woorden
kunnen worden naverteld en ze ontberen
nagenoeg elke actie. De effecten waarmee
hij werkt, zijn, een heel enkele uitgezon
derd, zo grof dat ze verre van humo
ristisch eer weerzinwekkend moeten
worden genoemd. Als een Pekings agent
zijn tegenstander met martelingen dreigt
en daarbij spreekt onder meer over nagels
uittrekken, noem ik dat geen persiflage
meer, maar werken met middelen die he
laas in de realiteit niet ondenkbaar moe
ten worden geacht. Ik ben geen „fatsoens
rakker", maar ik krijg een gore smaak in
mijn mond als de schrijver mij, naast vrij
wel louter scènes die de uiting zijn van
een verziekte, sado-masochistische men
taliteit, ook nog eens in extenso schildert
hoe Glotz, machteloos aan een tafelpoot
geketend, het sleuteltje van zijn boeien
weet te bemachtigen door zijn homosek
suele bewaker via een verleidingskunst
je zover te krijgen, dat hij kwijlbekkend
en sidderend van begeerte op handen en
voeten naar hem toekruipt. Als Oolbek
kink Glotz' chef bij wijze van camoufla
ge laat zetelen in een bordeel, is dat mis
schien een allemachtig geestige yondst;
het vunze aapje komt echter uit de mouw
als blijkt, dat de schrijver dat bordeel
voornamelijk nodig heeft om Glotz in de
gelegenheid te stellen voor een der
vrouwtjes gore limericks te reciteren, die
bovendien niet eens geestig zijn.
Ik weet niet waar officieren van Jus
titie de grens trekken bij de beoordeling
van de vraag of een boek al dan niet als
pornografie moet worden beschouwd.
Voor mij zijn de Glotzjes van de heer Ool
bekkink niet meer dan schunnige stukjes
vuilschrijverij, gespeend van alle geest en
intelligentie. Met het begrip „parodie"
hebben ze in ieder geval evenmin iets uit
staande als met het begrip „thriller". En
meneer Oolbekkink vind ik, althans in de
gedaante waarin hij mij uit zijn Glotzjes
tegemoet treedt, een bijzonder onsmake
lijk mannetje.
Naakt over de schutting
dc.ir Rinus Ferdinandusse
Arbeiderspers
Dat het ook anders kan, bewijst Rinus
Ferdinandusse in zijn Naakt over de
schutting „een soort sriller" (Arbeiders
pers). Niet bepaald een boekje voor onder
de kerstboom, maar ondanks het onder
werp een Amsterdams pornografen-
komplot, dat niet terugdeinst voor Ame
rikaanse gangstermethoden geen ver
haaltje dat louter aan verziekte geesten
appelleert. Misschien had Ferdinandusse
wat spaarzamer kunnen zijn met zijn ero-
tomane effectjes (zo'n sterk verhaal, bij
voorbeeld, als dat van de journalist Day
over het korset en de belendende lingerie
van Miss Minnie, vind ik vrij overbodig
en ronduit kinderachtig), maar de humor
waarmee alles is overgoten, zet ook zulke
scènes in een heel ander licht dan het
broeierige geürm van een figuur als Ool
bekkink. Ferdinandusse pretendeert ook
niet een persiflage op de detectiveroman
te schrijven; wel parodieert hij en hij
doet dat bijzonder knap allerlei (wan)-
toestanden en schilderachtige figuren in
het wereldje van de Amsterdamse jour
nalistiek en de Gooise televisie (in zijn
jargon: „de Gooise matras"). Zijn persi
flage is vaak scherp, maar nooit zuur,
dank zij zijn flitsende humor. En zijn gro
te verdienste is, dat zijn boek ondanks
deze „tendens" toch als detectivever
haal, zij het een kolderdetective, een dui
delijke en boeiende lijn heeft gekregen.
Ik weet dat Rinus het niet leuk vindt,
als ik onvriendelijke dingen schrijf over
sommige Nederlandse detectivecritici.
Misschien doet het hem deugd als ik
het desondanks ditmaal oneens ben met
mijn goede vriend Ab Visser, die hem ge
adviseerd heeft in zijn volgende „sriller"
te vergeten dat hij zo'n „onsterfelijke
geinponum" is. Voor mij mag Rinus nog
een keer geinig over de schutting, naakt
of in pandjesjas. Ik heb zijn „sriller" van
a tot z uitgespeld en er veel plezier aan
beleefd, en dat wil echt wel iets zeggen
voor een beroepslezer. Want om den brode
lezen is vaak niet zo leuk als u denkt
51. De goudsmit maakte een diepe bui
ging. „Ik kom nog even terug om u mijn
excuses aan te bieden voor de heftige
taal van de heer Woe, edelachtbare. Die
tragedie van verleden jaar heeft hem
erg geschokt, weet u.„Dat begrijp ik
volkomen, meneer Lie", zegt Rechter Tie
vriendelijk. „Vertelt u eens, wat is er
eigenlijk van die p rivé-secretaris van
Woe, de student Yang, gev>orden?" De
goudsmid haalt zijn schouders op. „Och,
hij is helemaal geen kwaaie jongen, al
leen wat oppervlakkig. Ik zei u al dat
er tussen hem en Jade alleen maar een
sentimentele kalverliefde was. Yang is
aan lager wal geraakt, hokt op een zol
derkamertje, boven een kleermaker, er
gens achter de Tempel van Confucius."
Tsjiao Tax wil wat zeggen maar de rech
ter schudt zijn hoofd. Lie Mai aarzelt
even, dan vervolgt hij: „Wat houden die
geruchten over juffrouw Jade eigenlijk in,
edelachtbare?" „Alleen dat ze ontvoerd
is en ergens verkocht, meneer Lie. Ik
zet hei onderzoek voort." „Als ik u daar
bij helpen kan, edelachtbare", zegt de
goudsmid ernstig, „dan kunt u geheel
over mij beschikken. Ik beschouw Jade
nog steeds als zijn verloofde. Wanneer
zij gevonden wordt, zal ik haar huwen
ongeacht wat er ook van haar gewor
den moge zijn."
771. Voor kleine raparaties aan de zei
len had Bram altijd naald en draad bij
zich. Dat kwam hem nu goed van pas
om de vleugels die door boer Spruitjes
aan flarden waren geschoten, zo goed en
zo kwaad als het ging, weer in orde te
maken.
Maar wat hem anders nooit over
kwam. Zijn vingers beefden. Want
voortdurend moest hij eraan denken,
dat zijn terugkeer langer duurde.
De ongeduldigen in het volk van de
Vliegmannen hadden intussen de overhand
gekregen. Zij verkondigden luid, dat Bram
hen allemaal had bedrogen en dat zij
wraak moesten nemen op zijn vrienden.
„Ik weet het goed gemaakt", zei de
hoofdman tenslotte. „We zullen de kooi
met de gevangenen laten balanceren op
een plank boven de afgrond. De plank
wordt met stenen verzwaard, maar elk
kwartier halen we een jteen weg. En
als de stenen op zijn, voordat Bram terug
is, zullen zijn vrienden het bezuren."
Dat vond iedereen een prachtig plan.
Behalve Karo en Tutu natuurlijk, maar
die hadden niets te vertellen.