LIJDENSDRAMA PASSIE VAN EEN DORP BIDDEN OM VREDE DE NACHT VAN DE SCHITTERENDE OPSTANDING KORT NIEUWS Tegelen zwoegt weer op de rollen Conferenties Een fri OPST agmentuk \NDTNfi- van Lc ïo Tolstoj ZATERDAG 25 MAART 1967 Erbij 16 (Van een medewerker) IS HET PASSIESPEL alleen nog maar een sentimenteel teruggrijpen naar al lang terzijde geschoven mysteries? „Nee", zegt in Tegelen de industrieel Jos Teuwen (68), voorzitter van de Stichting Passiespelen. „Het is een boodschap, waaraan eeuwen niet hebben kunnen tornen, ook al wisselt het verpakkingsmateriaal om die mysteries wel eens". Spreekt het drama van de godsmoord de mensen dan nog wel aan? „Ja", hebben nu al meer dan twintigduizend mensen uit heel West-Europa gezegd. Zij bestelden bij het passiespelenkantoor in Tegelen een toegangsbewijs voor een van de zevenentwintig uitvoeringen van Jac. Schreurs' spel tussen 4 juni en 3 september. Minder ornamentaal Experiment: „Mensch erger je niet" Stug volhouden Elke vijf jaar (vertaling Kees Maas) K. M. Nog honderdduizend mensen kunnen tijdens die reeks uitvoeringen een plaats innemen op de tribunes van de arena in Tegelens openluchttheater „De Doolhof". Telkens vier uur lang zullen meer dan vierduizend mannen en vrouwen jong en oud geheel op gaan in hun grote passie: het verbeel den van het lijdensdrama, dat het be gin van het christendom markeert. Negen van die spelers en speelsters maakten al deel uit van de groep, die in 1931 voor het eerst het passiespel in Tegelen ten tonele voerde. Niemand in Tegelen weet meer, hoe de ge- daëhte aan de vertoning van een pas siespel is opgekomen. De toneelgroep van het Noordlimburgse industrie- en tuindersplaatsje was in die jaren de ondergang nabij. Misschien brachten de mysteriespelen uit de Middeleeuwen de Limburgers op het idee. In 1929 reisde een groepje Tegelenaren naar Oberammergau om daar een heel dorp aan het werk te zien voor dat ene spel. De reizigers kwamen terug en gingen meteen aan het rekenen. Vier weken later begon de pastoor van St. Anthonis in Oost-Brabant aan zijn opdracht: een tekst voor het passiespel in Tegelen. In 1940 kwam er een nieuwe tekst onder de titel „Van Gabbatha naar Golgotha". Dr. Gabriël Beckers uit Beek, die een artsenloopbaan in de steek liet voor het Limburgs toneel leven, bewerkte vorig jaar die tekst tot een wat minder ornamenteel geheel en legde er wat meer verrijzenisgedach- ten in neer. Ook liet hij de naam „Van Gabbatha naar Golgotha" weer vallen Onder de titel „Mensch erger je niet" en de ondertitel „Kunstgrepen '67" houdt Kerk en Wereld in Drie bergen van 31 maart tot 2 april een drop-in weekend, een nieuw experi ment op het gebied van het vormings werk. Gedurende twee dagen zullen de deelnemers-mens(ch)en die (nog) jong zijn gebleven zich op allerlei plaatsen en allerlei tijden kunnen bezighouden met allerlei kunstuitingen. Een speciaal foldertje noemt: film, muziek, theater, poëzie, interviews en architectuur. In vele opzichten wordt de aanwe zigen een grote mate van vrijheid ge geven. Binnen bepaalde grenzen kunnen de deelnemers zelf bepalen wanneer zij zullen arriveren en vertrekken. Aan het programma zal voor een belang rijk deel door henzelf vorm worden gegeven. Wat thans reeds vaststaat is dat het accent vooral zal liggen op het zelf doen. Medewerking aan dit experiment wordt onder meer verleend door Delft- se studenten en jonge cineasten. Wil- bert Bank, assistent artistieke leiding van toneelgroep Studio, gaf produktie- adviezen en zal ook zelf aan het pro gramma meewerken. Een folder met aanmeldingsformulier kan bij Kerk en Wereld worden aangevraagd. Onder de titel „De zin van het men selijk leven naar christelijke en marxistische opvatting" houdt Kerk en Wereld in Driebergen op 31 maart-2 april een conferentie, waaraan drie Tsjechische inleiders zullen deelne men: dr. K. Kosik, dr. M. Machovec en dr. J. Nemec. Aan de hand van hun referaten en een coreferaat van drs A. G. Dekker O.P. zullen de christe lijke en marxistische levensbeschou wingen aan de orde worden gesteld. De conferentie zal in de Duitse taal worden gevoerd. Kerk en Wereld organiseert de bij eenkomst in nauwe samenwerking met de Werkgroep Oost-Europa van de Adelbertvereniging, de Regionale com missie van de Praagse Christelijke Vredesconferentie, het centrum De Horstink en de Willibrordvereniging. Nadere inlichtingen worden ver strekt door Kerk en Wereld, De Horst 1, Driebergen, tel. (03438) 2241. De Bijbel Kiosk Vereniging heeft dringend behoefte aan krachten voor de ongeveer tachtig interkerkelijke re- creatie-commissies, die programma's organiseren voor jongeren en ouderen op de kampeerterreinen. Jongeren, die hierbij in de periode van 1 juli tot 12 augustus een paar weken willen assi steren, kunnen zich melden bij de Bij bel Kiosk Vereniging, sectie recreatie, Keizersgracht 756, Amsterdam tel. 020-237348. voor de simpele aanduiding „Passie spel Tegelen". Met André Thijssen uit Tegelen regisseert de Beekse arts ook het massaspel. Voor het eerst dit jaar zal er niet worden gedeclameerd. „Dat valt niet mee", zegt de 67-jari- J. Denessen, die voor de tiende keer meespeelt en nu de rol van Jeroboam kreeg. Hij geeft toe, dat de wat meer levensechte dialogen van nu het pas siespel wat levendiger maken. „Maar we vallen steeds terug naar het zan gerige declameren, dat we al zo'n veertig jaar gewend zijn". Gabriel Beckers en André Thijssen houden stug vol en proberen van kan toorbediende Piet Rijs een op deze eeuw afgestemde naar geld hunkeren de sluwe Judas te maken. Petrus timmerman J. Beurkens laten zij de naar een hoge politieke post in Chris tus nieuwe koninkrijk dingende, naaste medewerker van de messias verbeel den. Grafisch ontwerper Frans Ver- straelen (27) is de hoofdvertolker de Christusfiguur in het spel. De Ma- riarol is voor mevrouw Elly Siebgens- Denessen, moeder van twee kinderen. Al van haar negende jaar is ze bij het passiespel betrokken. Te midden van de stoet kantoorbedienden, onderwijzers, tuiniers, fabrieksarbeiders en verte genwoordigers probeert zij met drie a vier repetities per week zich vóór vier juni een tweede bijna sacraal le ven aan te meten. Aan de leus „elke vijf jaar een passiespel in Tegelen" heeft men tot nu toe twee keer niet de hand kunnen houden. In 1945, omdat de tweede we reldoorlog nog maar nauwelijks ten einde was en het Doolhoftheater in een puinhoop was veranderd, in 1965, om dat het voortbestaan van Tegelens passiespel onzeker was. Zo is al vaak de vraag gesteld: „heeft een passiespel gezien de ver anderingen in opvatting binnen het christendom nog wel waarde?" De be slissing, dat het passiespel voor Tege len niet verloren gaat, is van recente datum. Sindsdien is voor de noodzake lijke overkapping van de Doolhof snel zeshonderdduizend gulden op tafel ge komen. Er was echter geen tijd meer voor de protocolaire roluitreiking. Ei genlijk moet die op Witte Donderdag van het jaar vóór het spel wordt op gevoerd plaatsvinden. Hoewel de repe tities al maanden geleden op gang zijn gekomen, heeft de plechtigheid pro forma nu deze week donderdag plaats gehad. De traditie wil, dat het stichtings bestuur die Witte Donderdag geheel afgezonderd doorbrengt. Vóór de offi ciële uitreiking der rollen leggen alle bestuursleden de plechtige gelofte af, dat zij elke medewerker zonder aanzien van de toebedeelde partij of zijn of haar persoon tegemoet zullen treden. Voor het werk in het belang van de passiespelen krijgt niemand in Tegelen enige vergoeding. Na de laatste uit voering evenwel staan er bussen ge reed en gaan alle medewerkers boven de 21 jaar voor een dag of nacht op reis. Voor verschillende categorieën jongere medewerkers zijn er ook uit stapjes en feestavonden. Eer het zover is, klinkt nog 27 maal in het Doolhof theater de proloog: „Het spel begint, als dit nog spel mag heten". G. Denessen, tuinman in het Dool hoftheater, speelt voor de tiende maal mee. Hij is ditmaal Annas. De 27-jarige grafische ontwerper Fr. Verstraelen uit het kcrkdorpje Steyl vertolkt de Christusfiguur. God, voor allen die geboren worden hebt Gij het onmogelijke gedaan. Wat geen oog heeft gezien, wat in geen mens is opgekomen, dat hebt Gij bereid voor allen die U zoeken: Jesus, de zoon der mensen, opgewekt uit de dood. Wij danken U dat Gij ons hebt geschapen om zo te worden begenadigd, en dat Gij zijt zoals Gij zijt, een God van levende mensen. Dit is een fragment uit een van de gedichten van Huub Oosterhuis in zijn bundel „Bid om Vrede." We kozen het om zijn aansluiting met Pasen, niet om zijn grote oorspronkelijkheid. Hoe wel de bundel een zeer welkome is nu de rooms-katholieke missen in de volkstaal worden opgedragen mag men niet verwachten in Oosterhuis' bundel veel originele persoonlijke uitingen te vinden. Zijn gebeden en liederen slui ten eigenlijk vrij nauw aan bij de tra- Zijn hele leven bleef deze vroegmis voor Nechl- joedov een van zijn lichtendste en sterkste herinne ringen. Toen hij in de inktzwarte duisternis, slechts hier en daar verhelderd door oplichtende sneeuw, plassend door het water op zijn hengst, die de oren spitste bij het gezicht van de rondom de kerk aan gestoken vetpotjes, de binnenplaats van de kerk opreed, was de dienst al begonnen De boeren, die de neef van Maria Ivanovna her kenden, begeleidden hem naar een droge plaats, waar hij kon afstijgen, grepen zijn paard om het vast te binden en brachten hem naar de kerk. De kerk was geheel gevuld door het feestvierende volk. Rechts stonden de boeren: de ouderen in thuisge- maakte kaftans en bastschoenen en schone witte voetlappen en de jongeren in nieuwe lakense kaf tans, omgord met heldere riemen en met laarzen aan de voeten. Links de boerinnen in mooie zijden doeken, pluche onderkleden en met helderrode mouwen en blauwe, groene, rode, bonte rokken, en laarsjes met hielbeslag. Bescheiden oude vrouwen, in witte doeken, grijze kaftans, ouderwetse geplooide rokken en gewone schoenen of nieuwe bastschoenen, stonden achter haar: tussen haar en de anderen stonden op hun zondags geklede kinderen met ingevette hoofden. De boeren bekruisten zich en maakten buigingen, met hun hoofden schuddend; vrouwen, vooral de ouderen, haar uitgebluste ogen gevestigd op de ikoon met kaarsen, drukten haar samengevouwen vingers tegen de doek over het voorhoofd, de schou ders en de buik en bogen zich, iets fluisterend, voorover of vielen op de knieën. De kinderen, de ouderen nabootsend, baden ijverig, wanneer er naar hen werd gekeken. De gouden ikonostaas werd aan alle kanten om ringd door met goud omwonden flakkerende kaar sen. De lichtkroon was met kaarsen bezet en van het koor klonken de blijde liederen van de zangers van goede wil met sonore bassen en fijne diskanten. Nechljoedov ging naar voren. In het midden stond de aristocratie: de landbezitter met zijn vrouw en zijn zoon in een matrozenpak, de commissaris van politie, de telegrafist, de smid in laarzen met schachten, het dorpshoofd met zijn onderscheiding/ en rechts van de verhoging, achter de landbezitters, Matrjona Pavlovna in een weerschijnende violette jurk met witte gezoomde sjaal en Katjoesja in een witte jurk met geplooid lijfje, met een blauwe gor del en een rode band door het zwarte haar. Alles was feestelijk en plechtig, vrolijk en prach tig: de priester in zijn helderzilveren kazuifel met gouden kruisen, de diaken, de misdienaars in hun feestelijke zilveren en gouden koorhemden, de op hun best geklede zangers met de ingevette haren, de vrolijke melodieën van de feestliederen en de onophoudelijke zegening van het volk door de drie celebranten, met bloemen, kaarsen en de steeds herhaalde uitroepen: „Christus is opgestaan! Chris tus is opgestaan!" Alles was prachtig, maar het mooiste van alles was Katjoesja in haar witte jurk met de blauwe gordel, met de rode band in het zwarte haar en de van verrukking schitterende ogen. Nechljoedov voelde dat zij hem had gezien, ook al keek zij niet naar hem. Hij zag het, toen hij vlak langs haar heen liep op weg naar het altaar. Hij had haar niets te zeggen, maar na enig overleg zei hij, toen hij langs haar liep: „Tantetje zei, dat zij de eerste vleesmaaltijd van de vasten na de late mis zal aanrichten". Het jonge bloed, zoals altijd wanneer zij hem aan keek, overstroomde haar lieve gezicht, en haar zwarte ogen, lachend en blij, naïef opkijkend, rust ten op Nechljoedov. „Ik weet het", zei ze glim lachend. De kerkdienaar met de koperen kan, zich tussen het volk doorwerkend, liep toen juist langs Katjoeska- heen, en niet naar haar kijkend raakte hij haar even met de slip van zijn koorhemd aan. Blijkbaar had de diaken uit respect voor Nechlj oedov, hem willen vermijden en daardoor Katjoesja even geraakt. Voor Nechljoedov was het verwonder lijk, hoe hij, deze diaken, niet begreep, dat alles dat hier, ja overal ter aarde bestond, daar slechts was voor Katjoesja, en dat men alles ter aarde mocht veronachtzamen maar slechts haar niet, om dat zij het middelpunt van alles was. Voor haar schitterde de gouden ikonostaas, brandden alle kaarsen op de lichtkroon en de kandelaars, voor V/A A 1 Al n! 1L/ Al VU haar waren alle feestelijke liederen: „Een pascha voor de Heer, verheugt u mensen". En alles op aar de, dat goed was, alles was voor haar. En Katjoesja, zo leek het hem toe, begreep dat alles voor haar was. Zo scheen het Nechljoedov toe, toen hij naar haar slanke figuur in de witte jurk met de plooitjes keek en naar haar geconcentreerde blije gezicht. Aan de uitdrukking daarvan kon hij zien dat alles, letterlijk alles dat in zijn ziel zong, ook in de hare weerklonk. In de pauze tussen de vroeg en de late mis verliet Nechljoedov de kerk. De menigte maakte plaats voor hem en groette. Zowel zij, die hem herkenden, als zij die vroegen „Wie is dat?" In het voorportaal bleef hij staan. De bedelaars omringden hem, en hij deelde het kleingeld uit, dat in zijn beurs zat en liep de treden van de stoep af. Het begon lichter te worden, maar de zon was nog niet opgegaan. Het volk ging op de graven rond de kerk zitten. Katjoesja was nog in de kerk en Nechljoedov bleef op haar wachten. De mensen bleven de kerk uitgaan, met de spijkers van hun laarzen lawaai makend op de treden, liepen de tre den af en verstrooiden zich over het erf en het kerkhof. Een oude man, de banketbakker van Maria Iva novna, bleef met zijn hoofd schuddend, staan bij Nechljoedov en gaf hem de paaskus en zijn echt genote, een oude vrouw met een hoofd als een ge rimpelde appel onder de zijden doek, gaf hem, het uit een doek halend, een geel-saffraankleurig ei. Dadelijk daarna kwam een jonge, glimlachende, ge spierde moezjik in een nieuw onderkleed met een groene gordel. „Christus is opgestaan", zei hij, lachend met de ogen, en, naar Nechljoedov toegaand, omgaf hij deze met zijn bijzondere, aangename boerengeur, en, hem kietelend met zijn gekrulde baard, kuste hij hem driemaal midden op de mond met zijn volle frisse lippen. Terwijl Nechljoedov kuste met de moezjik en van hem een donker kaneelkleurig ei kreeg, vertoonden zich de weerschijnende jurk van Matrjona Pavlovna en het lieve zwarte hoofdje met de rode band. Zij zag hem dadelijk tussen de hoofden van de voor haar staande mensen door en hij zag hoe haar gezicht oplichtte. Zij ging met Matrjona Pavlovna naar de voorhal en bleef daar staan, om de bedelaars geschenken te geven. Een bedelaar met een rode, ge nezende wond in plaats van een neus, ging naar Katjoesja toe. Zij haalde wat uit haar doek en gaf het hem en naderde hem toen en kuste hem drie maal, zonder dat ze de minste afkeer toonde, integen deel, met blij schitterende ogen. Terwijl zij de bede laar kuste, ontmoetten haar ogen de blik van Nechljoedov. Het was alsof zij vroeg: „Is het goed wat ik doe?" „Ja, ja, liefste, alles is goed, alles is prachtig, ik houd van je." Zij liepen de voorhal uit en hij ging naar haar toe. Hij wilde geen paaskus geven maar slechts dicht bij haar zijn. „Christus is opgestaan", zei Matrjona Pavlovna, het hoofd buigend en lachend, met een dusdanige intonatie, alsof zij wou zeggen dat allen nu gelijk waren, en nadat zij haar mond met haar in de vorm van een muis opgerold zakdoekje had afgeveegd, spitste zij haar lippen naar hem. „Waarlijk", antwoordde Nechljoedov en kuste haar. Hij keek naar Katjoesja. Zij bloosde en ging tegelijkertijd naar hem toe. „Christus is opgestaan, Dmitri Ivanovitsj.' „Hij is waarlijk opgestaan", zei hij. Zij kusten elkaar tweemaal, en, alsof zij over dacht hadden of zij het nog eens moesten doen en tot de overtuiging waren gekomen dat het moest, kusten zij nog een derde keer, en lachten dan beiden. „Gaat u naar de priester?" vroeg Nechljoedov. „Nee, laten wij hier even gaan zitten, Dmitri Iva novitsj", zei Katjoesja, die als na vreugdevolle ar beid uit volle borst ademde, hem aanminnig aan kijkend met haar deemoedige, maagdelijke, liefheb bende, een beetje loenzende ogen. In de liefde tussen man en vrouw is er altijd één minuut, waarin de liefde haar zenith bereikt, waar in in haar niets bewust, verstandelijk of zinnelijk is. Zo'n minuut was voor Nechljoedov deze nacht van de schitterende opstanding van Christus. Wanneer hij zich nu Katjoesja herinnerde, dan verdrong deze minuut alle andere gelegenheden, waarbij hij haar had gezien. Haar zwarte, gladde, glanzende kopje, de witte jurk met de plooitjes, maagdelijk haar slanke gestalte en ontluikende buste omvattend, en die blos. en die tere, glanzende, donkere ogen en twee belangrijke trekken in haar wezen: de zuiver heid van haar maagdelijke liefde niet slechts ten opzichte van hem dat wist hij maar die liefde voor allen en alles, niet slechts voor de goede dingen van deze aarde, maar ook voor die bedelaar, die zij had gekust. Hij wist dat in haar die liefde was, omdat hij ze zelf in die nacht en die morgen had gevoeld en hij zag in dat hij in die liefde met haar één was ge weest. Ach, als alles maar door hetzelfde gevoel beheerst was gebleven als het toen was geweest. „Ja, hoe verschrikkelijk is het alles geworden na die nacht van de schitterende opstanding van Christus" dacht hij nu, zittend bij het venster in de kamer der ge zworenen. ditie. Een fragment als het boven staande is een echo van vele paasge- zangen, die de kerk door alle eeuwen heeft gekend. Zoals het volgende: „Alles is thans van licht vervuld: he mel, aarde en onderwereld. De hele schepping moge de opstanding van Christus vieren, in wien ons leven ge grond is. De dood van de dood vieren wij, de vernietiging van de hel en het begin van een nieuw onsterfelijk leven. Wij prijzen jubelend de Schepper, de God onzer vaderen, die boven alles te loven is." Dit is een deel uit de paasgezangen van de oosters-orthodoxe kerk, opgeno men in een mooie bundel „Gebeden van Christenen" door Walter Nigg. In deze bundel treft men mystieke gebe den van Gertrudis aan, hoogst persoon lijke uitingen van Kierkegaard en die pe beschouwingen als van Ambrosius of Symeon de nieuwe theoloog. Of een treffend gebed als dat van Polycarpus van Smyrna: „O Here God, laat mij sterven op dat ik ophoud te sterven. Want zolang wij hier leven, voelen wij onophoude lijk de prikkel van de dood, zijn wij ziek en sterven elke dag. Maar wan neer wij voor de wereld dood zijn, dan leven wij eerst recht en behoeven in eeuwigheid voor gevaar noch dood te vrezen, want onze dood in de tijd be tekent een einde van de dood en de aanvang van het leven." Bouwt Oosterhuis in de meeste ge dichten voort op de traditie, in enkele van de beste uitingen vindt men toch een hoogst persoonlijk getuigen, zoals in dit bekende: „Jij bent het antwoord niet op onze vragen God jij bent geen troost als wij niet verder kunnen en we aan de grenzen raken van ons bestaan jij bent geen toevlucht voor onze onwetendheid jij vult de gaten niet jij bent geen weg naar welk geluk dan ook geen bron van welvaart. jij bent geen wet en geen beginsel van God je stelt geen eisen en je weet niet alles je bent niet blank niet onbesproken je bent een ander zonder veel verweer je laat maar komen en je laat maar leven je bent hier niet niet daar en niet overal je bent niet alles God jij zegt zo weinig. En dit gedicht wordt later weer kaatst in het „Lied van de Heer in ons midden" waarvan hier een frag ment: „Overal nabij is hij mens'lijk allerwegen. Maar geen mens herkent hem, hij wordt gewoon verzwegen" „Bid om de vrede" is een doorbla derboek, zegt Huub Oosterhuis er zelf van. Al bladerende treft men telkens uitingen aan, die een steun kunnen zijn bij persoonlijk gebed of meditatie. Al missen wij toch te veel die gedichten die wat dichter bij het leven van alle dag staan. Heeft Oosterhuis niet kun nen ontkomen aan Verhoeven's „Li turgische toon", waarover we onlangs schreven? 1) „Bid om vrede" door Huub Oosterhuis (Ambo boeken). 2) „Gebeden van christenen" door Walter Nigg (Prisma boeken).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1967 | | pagina 16