Hooggeleerde
„duizendpoot"
Professor dr. W. P. Plate:
Hoofdzuster
Van Beuzekom:
WEG GEVONDEN
„Op handen gedragen
15
DINSDAG 11 APRIL 1967
Hormon oio gie
Pil: niet overtuigd
Geen kinderen
r
I I
Ss; tm.
1
(Van onze correspondent)
LOPIK. „Ik ga daar helpen en dat is geweldig,
maar verder valt er niets bijzonders te vertellen",
zegt zuster C. L. van Beuzekom. „Daar" is Drake-
steijn of de vrouwenkliniek in Utrecht en „helpen"
is: prinses Beatrix verzorgen voor en na haar be
valling. Zuster Van Beuzekom („nee, liever niet
zuster Cor; voornamen gebruiken is gewoonte in
het Diakonessenhuis, maar in het Akademisch
ziekenhuis noemen we altijd de achternaam") is in
het ziekenhuis nogal zwijgzaam. Maar op een vrije
zaterdagochtend wil ze in het ouderlijk huis in
Lopik nog wel even praten. Een frisse, verzorgde
vrouw met opvallend heldere blauwe ogen en haar,
dat keurig gekapt om haar hoofd golft.
(Van onze correspondent)
UTRECHT. „Het plezierigste deel van myn
werk vind ik de verloskunde", zegt prof. dr. W.
P. Plate. „Het feit dat je een kind ter wereld mag
helpen brengen is voor mij nog altyd een soort
sensatie, een wonder. Ik weet het wel, het klinkt
een beetje sentimenteel: twee levens in je hand
en zo. Maar toch: altijd weer is er die spanning of
alles goed gaat". H(j zit in zijn spreekkamer in de
verloskundige kliniek van het academisch zieken
huis in Utrecht en praat over wat hem boeit in
zjjn werk. Hy praat niet over prinses Beatrix, dat
is zyn afspraak met de Rijksvoorlichtingsdienst.
ELK KIND
EEN
SENSATIE
WAAR HIJ wel over praat: dat is
de ontwikkeling van de medische we
tenschap en techniek in de bijna
twintig jaar sinds hij Amsterdam ver
liet en in Utrecht ging werken als hoog
leraar in de gynaecologie en hoofd van
de verloskundige kliniek.
Tekenend detail: hij begint niet met
de Utrechtse specialiteit, de hormoon
polikliniek, die zich onder zijn leiding
ontwikkeld heeft tot het grootste cen
trum in Nederland voor de opheffing
van onvruchtbaarheid bij vrouwen.
Hij begint bij de bloedtransfusies aan
moeder, waarvoor hij zijn patiënten
der, waarvoor hij zijn patiënten
naar de concurrentie stuurt. „Ik stuur
ze naar Leiden, omdat daar een ge
specialiseerd team werkt. Het beschikt
over het enorme instrumentarium dat
de laatste vijf jaar ontwikkeld is om
bevallingen te redden die door de rhe-
susfactor op een mislukking dreigen uit
te lopen", zegt hij. „Met onze beperkte
financiën kunnen we nu eenmaal niet
alles doen". (Onlangs uitvoerig be
sproken in ERBIJ van 18 maart.
Red.)
ZOALS LEIDEN centrum is voor de
rhesusbehandeling, zo is Utrecht dat
voor de hormonologie. Verschillende
hormoonpreparaten zijn de laatste ja
ren ontwikkeld voor de behandeling
van vrouwen bij wie de uitstoting van
eicellen niet op gang wil komen. Bij
gebruik van een Zweeds hormoon pre-
paraat vervaardigd uit de hypofyse
(een hersenaanhangsel) heeft dat nog
al eens geleid tot geboorte van meer
lingen. In Nederland is dat verschijnsel
onbekend doordat hier een hormoon
gebruikt wordt dat geprepareerd wordt
uit urine. „Het wordt daardoor minder
sterk maar degelijker", zegt prof. Pla
te. „We gaan er van uit dat de mense
lijke baarmoeder niet berekend is op
achtlingen.
Voor de poliklinische behandeling
van deze vorm van onvruchtbaarheid
heeft het Utrechtse centrum van hor
monologie een speciaal spreekuur inge
steld. In 1965 werden er 133 nieuwe pa
tiënten ingeschreven, dat is gemiddeld
ruim tien per maand. In 1966 zijn het
er nog veel meer geweest.
TWEE ervaren „verloskun
digen" zullen prinses Beatrix
bijstaan voor, tijdens en na
de geboorte van haar kindje.
Het zijn de Utrechtse gynae
coloog prof. dr. W. P. Plate
en hoofdzuster-kraamver
pleegster C. van Beuzekom.
Met beiden maakt u op deze
pagina kennis.
IN ZIJN werkkamer in de verloskun
dige kliniek praat prof. Plate bedacht
zaam over deze en over andere ontwik
kelingen in zijn vak. Ook over de pil,
waarvan hij het nog een beetje voor
barig vindt om nu al te zeggen dat
hij onschadelijk is. („Ik ben nog niet
helemaal overtuigd. Het is pas op de
lange duur na te gaan en de pil is nu
pas tien jaar goed in gebruik. Hij
druist in tegen de elementaire fysiolo
gische functie van de vrouw").
Ook over de vrijmoedigheid waar
mee meisjes van 14, 15, 16 jaar tegen
woordig op het spreekuur van de gy
naecoloog komen, („ze komen echt
niet meer met ma op het spreekuur.
Of dat goed is? Ik weet 't niet. 't Is
even wennen, dat is zeker").
OVER DE moeilijkheid, voldoende
kraamvrouwen ter beschikking te krij
gen om elk aankomende arts te kun
nen helpen aan zijn wettelijk voorge
schreven aantal van tien bevallingen
(„als we straks door de geboortegolf
niet met 60 a 80, maar met 200 af-
studerenden per jaar te maken heb
ben, zullen ze net als een paar jaar
geleden met de vroedvrouwen mee op
pad moeten") en over de veranderende
instelling van de mensen, waarmee
een academisch ziekenhuis te maken
krijgt („Ik demonstreer in de colle
ges vrijwel geen enkele patiënt meer.
't Kan ook met lichtbeelden").
PROF. PLATE, die een paar maan
den geleden 40 jaar arts was en die
sinds een paar weken A.O.W. heeft
(,,'t zegt me niet zoveel") kan bij alle
zwijgzaamheid over het persoonlijk le
ven van zijn patiënten soms heel open
zijn over het privé-leven van hemzelf.
Zijn vrouw en hij hebben geen kin
deren. „Merkwaardig, zoveel gynaeco
logen kinderloos blijven", zegt hij na
denkend. 't Geluk van eigen kinderen
hebben we nooit gekend. Maar als er
mensen op zijn spreekuur zeggen dat
op kinderloosheid hun huwelijk strandt,
dan kan ik bewijzen dat dat niet hoeft.
Dat bewijs zijn mijn vrouw en ik"
Hij zegt het rustig en nuchter, zoals
alles wat hij zegt in die wat donkere
kamer met stijve groene fauteuls,
zijn boekenkasten, zijn simpele bureau
bekleed met groen laken en de twee
tafels waarvan de ene een microscoop
draagt en de andere een klein sche-
deltje.
HET IS maar een klein deel van
zijn werk dat zich in deze kamer heeft
afgespeeld, sinds hij bijna twintig jaar
geleden van Amsterdam naar Utrecht
kwam. Toch wel een belangrijk deel:
contact met mensen, patiënten en an
deren.
Toen, bij zijn benoeming in januari
1948, liet hij een vraag open. De vraag
of het toen bereikte hoogleraarschap
de hoogste voldoening zou zijn, het
toppunt van zijn carrière, of dat hij
misschien toch nog meer voldoening
zou vinden als hij een „moeilijk ge
val" tot de bektoning van een geluk
kige moeder en een kraaiende baby
kan brengen.
Wat hij nu, bijna 20 jaar later, zegt
over het plezierigste deel van zijn
werk, lijkt antwoord te geven op die
vraag. „Het feit dat je een kind ter
wereld mag helpen brengen, is voor
mij nog altijd een soort sensatie, een
wonder."
En prof. Plate is te nuch
ter als mens en als vakman om daar
bij speciaal aan vorstelijke moeders en
vorstelijke baby's te denken. Natuur-
Willem Paul Plate is kort gele
den 65 jaar geworden. Hij is de
man die prinses Beatrix zal hel
pen in die moeilijk-mooie uren
van een vrouwenleven waarin
ze haar kind ter wereld brengt.
Hij is sinds 19 jaar in Utrecht
hoogleraar, hij doceert, leidt zijn
kliniek, doet wetenschappelijk
werk, maar voelt zich in de eer
ste plaats: verloskundige. Zijn
succes daarbij dankt hij mede
aan zijn vermogen, zich volko
men te kunnen concentreren op
dat waarmee hij juist bezig is.
Hoe druk hij het ook heeft, on
willekeurig krijgt iedere patiënt,
bezoeker, kraamvrouw het idee
dat er niets anders is dat zijn
aandacht opeist. Er gaat een
enorme rust van hem uit.
lijk is hij er niet ongevoelig voor dat
het deze keer om het kind gaat van
een kroonprinses, om een werkelijke
vorstelijke baby dus. Maar ergens is
elke gezonde baby een vorstelijke
baby.
EEN PAAR GREPEN uit het werk
programma van prof. Plate:
Vijf colleges van drie kwartier per
week met de bijbehorende voorberei
dingen (meestal de avond tevoren
thuis). Voor de colleges zijn vaste da
gen van de week gesteld, bij plotselinge
operaties moet hij ze overlaten aan zijn
assistent.
Twee operatiedagen in de week:
dinsdag en donderdag. Vrijwel altijd
gaat daar de hele dag mee heen, de
operaties duren soms twee tot drie uur.
Per jaar heeft prof. Plate er 175 tot
200, drie tot vier per week.
Patiëntenbespreking, vooral in het
kader van de hormonologie. Daarbij
(woensdagmiddag), zijn ook assisten
ten en studenten aanwezig, evenals art
sen uit andere specialistische richtin
gen (interne kliniek).
Particulier spreekuur: twee midda
gen per week in zijn kliniek in het
academisch ziekenhuis. Zo heeft prof.
Plate het bij zijn benoeming beloofd:
gauw bij de hand als in de kliniek zijn
aanwezigheid nodig mocht zijn. Deel
van zijn onderwijstaak en zijn ver
plichtingen tegenover de universiteit
buiten de colleges: bijwonen van pro
moties (dinsdags) en van nieuwe ora
ties van nieuwe hoogleraren (maan
dags).
Afnemen van examens, bijna de
helft van een universitair jaar (24 we
ken) bestaat uit vakanties. In het res
terende deel vraagt het afnemen van
examens veel tijd. Deze geschieden in
het algemeen overdag. Bijna alle kli
nische hoogleraren nemen echter het
doctoraal examen 's avonds af. Over
dag is er geen tijd voor. De artsenexa
mens worden wel overdag afgenomen,
verdeeld over de hele week.
Steun aan wetenschappelijk werk,
o.a. door mensen te laten promoveren.
Dikwijls zijn met de voorbereidingjen
daarvan avonden of delen van de nacht
gemoeid.
Administratieve rompslomp beharti
gen, die nu eenmaal bij het runnen
van een grote instelling als een kliniek
hoort: bijhouden van wetenschappelij
ke lectuur (o.a. dertig tijdschriften),
lezingen houden voor artsen, bijwonen
van congressen.
EN VOOR WIE zich af mocht vragen
wat prof. Plate met de rest van zijn
tijd doet, hier nog een greep uit de
opsomming die het Nederlands Tijd
schrift voor Geneeskunde van zijn be
zigheden en functies gaf, toen prof.
Plate in december 1966 veertig jaar
arts was:
Ongeveer 125 publikaties op het ge
bied van de gynaecologie en de obste-
trie. Medewerker aan leerboeken over
gynaecologie en verloskunde, lid van
vele redactieraden, redacteur van de
Nederlandse bibliotheek der genees
kunde.
Verder is prof. Plate bestuurslid van
vele verenigingen en commissies. Hij
is voorzitter geweest van de Neder-
landsche Gynaecologische Vereeniging,
en nu voorzitter van het concilium
daarvan. Hij is voorzitter geweest van
de faculteit der geneeskunde, en hij
is dat nog van het kraamcentrum
Utrecht en van de Utrechtse analisten
cursus.
BESTUURSLID is hij van de Lan
delijke vereniging van artsen in dienst
verband en adviserend lid van het be
stuur van de Stichting Akademisch
ziekenhuis in Utrecht. Van de Utrecht
se vereniging tot bescherming van zui
gelingen is hij voorzitter geweest van
1948 tot 1965. Hij heeft deel uitgemaakt
van het bestuur van het Kankercen
trum Utrecht en hij was lid en later
voorzitter van de afdelingsraad in
Utrecht.
Hij maakt deel uit van de contact
commissie van klinisch hoger onder
wijs in Rotterdam, waarvan hij ook
voorzitter is, van de contactcommissie
faculteiten en Maatschappij voor Ge
neeskunst, van de selectiecommissie
Queridoregeling en van de commissi»
verloskundige voorziening.
wwwwwwwwwwwwww
.M'A m®, y'.*. - M)
.;y
-i
wmmmmmm
v
ZE ZIET er veel jonger uit dan haar 46 jaren. Haar
vader is enkele jaren geleden gestorven. Haar 75-jarige
moeder ziet haar dochter op vrije dagen graag thuis
komen.
„IK ZAL nooit vergeten hoe het kind gehuild heeft
toen ze destijds moest gaan werken en niet verder mocht
leren", zegt mevrouw Van Beuzekom. „Maar het kon
niet, in de crisisjaren zaten wij mijn man was huis
schilder volop in de ellende. Geld was er eenvoudig
niet". Vandaar dat zuster Van Beuzekom. oudste van
vijf kinderen, geboren 16 oktober 1920, na de christelijke
lagere school en de huishoudschool in 1939 uit Lopik
naar Ermelo ging om te werken in een inrichting voor
zwakzinnige kinderen. Zonder mulodiploma kon ze niet
in de verpleging. Tot 1945 heeft ze daar gewerkt, toen
kon ze in het Akademisch ziekenhuis in Utrecht terecht,
om opgeleid te worden voor het diploma B, krankzin
nigenverpleging.
IN 1948 begon ze aan diploma A (ziekenverpleging).
In 1950 haalde ze haar kraamaantekening en sindsdien
is ze werkzaam op de afdeling van professor Plate. In
1951 eerste verpleegster, in 1958 na een voortgezette
opleiding hoofdverpleegster in de vrouwenkliniek.
Omdat ze ook kraamdocente was heeft ze in 1959 een
docentenopleiding voltooid.
ZO IS HET, ondanks een moeilijke start, met op
leiding en loopbaan best voor elkaar gekomen. Als
hoofdverpleegster in de vrouwenkliniek (100 bedden,
40 wiegen) heeft ze hoofdzakelijk organisatoriscn
zowel met de kraamafdeling als met de afdeling gynae
cologie te maken. Eigenlijk houdt ze van dat laatste
werk het meeste. „Het is meer de echte verpleging",
zegt ze. „In de kraamafdeling gaat het meer om gewoon
goede verzorging".
IN HAAR VRIJE DAGEN vindt ze gezelligheid bij
haar moeder of in de gezinnen van haar broer, zusters
en pleegzusje. In haar vakantie trekt ze met vriendinnen
naar het buitenland.
HET VERDRIET omdat ze niet verder kon leren, is
ze al lang vergeten. Ze heeft haar weg gevonden.
nnnnnnrwwnnfi rrr nTwvrrhnrmnnnTinrf" ------ -
Willem Paul Plate
werd op 17 maart 1902
in Modjokerto op Java
geboren als zoon van
een rechter. In 1920
slaagde hij voor zijn
eindexamen hbs in Soe-
rabaja. Het plan was:
medicijnen studeren in
Nederland en dan als
officier van gezondheid
terug naar de tropen.
Door de na-weeën van
de eerste wereldoorlog
duurde het tot 1921 voor
hij naar Nederland kon.
Hij studeerde medicij
nen in Amsterdam,
maar werd geen officier
van gezondheid. Ook
geen kinderarts, waar
hij aan was gaan den
ken. Zijn leermeester
prof. dr. H. A. M. J. van
Rooy raadde hem aan:
jij moet gynaecoloog
worden.
Student Plate werd
gynaecoloog. In 1926
studeerde hij af als arts,
in 1927 ging hij voor
zijn opleiding als spe
cialist naar de univer
siteitsvrouwenkliniek,
die onder leiding stond
van prof. Van Rooy en
in 1928 promoveerde hij
tot doctor op een
proefschrift over een
verloskundig onder
werp.
In 1930 vestigde dr.
Plate zich als gynaeco
loog en werd hij be
noemd tot tweede
hoofdassistent aan de
vrouwenkliniek van het
Wilhelmina Gasthuis in
Amsterdam. In 1939
werd hij daar chef de
clinique bij prof. M. A.
van Bouwdijk Bastiaan-
se, waarmee hij nauw
samenwerkte. In de oor
log had hij een werk
zaam aandeel in het or
ganiseren Van klandes-
tiene colleges en het
afnemen van even klan-
destiene examens.
In 1948 volgde zijn
benoeming tot hoogle
raar in Utrecht. „Be
treurd door zijn patiën
ten, zijn vrienden en
collega's in Amsterdam,
maar anderzijds van
harte toegejuicht en ge
waardeerd", schreef bij
zijn 40-jarig artsenju
bileum zijn collega F.
C. van Tongeren in het
Nederlands Tijdschrift
voor Geneeskunde. „Hij
was bij uitstek geschikt
voor die post: een eer
lijk mens, een goed vak
man, een helder spre
ker, een groot weten
schapsbeoefenaar".
Door zijn opleiding
had prof. Plate kennis
kunnen nemen van
twee richtingen in de
gynaecologie. Bij Van
Rooy had hij de school
van diens voorganger
Treub leren kennen, ter
wijl Van Bouwdijk Bas-
tiaanse leerling van en
verknocht aan Kouwer
was. Door van beide
het beste te kiezen, kon
hij in Utrecht zijn eigen
weg uitstippelen.
„Zijn colleges zijn
helder en boeiend", ge
tuigt F. C. van Tonge
ren. „Zij zijn op de
praktijk ingesteld, maar
toch wetenschappelijk
opgebouwd. Het werken
als co-assistent in bui
tendienst en kliniek
wordt hogelijk op prijs
gesteld en de studenten
weten dat hij 'n mild en
rechtvaardig beoorde
laar is van hun kennen
en kunnen. In zijn goed
georganiseerde kliniek
wist hij een teamgeest
te verkrijgen, waardoor
ieders werk wordt ge
waardeerd en tot zijn
recht komt. Geen won
der dat zijn assistenten
hem op handen dragen,
en als zij eenmaal als
specialist gevestigd zijn,
nog op hem blijven
steunen.
TENSLOTTE vallen nog te noemen
zijn lidmaatschap van de geneeskundi
ge raad van de Koninklijke Nederland
se Akademie van Wetenschappen en
van de commissie T.N.O. inzake vraag
stukken op het gebied der hormonen.
Alles bij elkaar een indrukwekkende
lijst waarbij het een raadsel lijkt hoe
prof. Plate tijd gehad heeft om patholo
gische anatomie „bijna als een hobby"
te beoefenen en zich te ontwikkelen tot
een nationaal en internationaal be
faamd expert op het gebied van eier
stokgezwellen.