Bronkhorst keert
terug naar
de Gouden Eeuw
„Geen openluchtmuseum, maar
een plattelandsgemeenschap"
Rustiek stadje zonder auto's,
alleen per pontje te bereiken,
wordt geheel gerestaureerd in
authentiek 17de eeuwse stijl
Erbij
iiiiiiiniiiiiiiminiiiiiiniimiiiiiiiii
DE HERBERGIERSTER van „De Gouden Leeuw" aan het Gijsbert-
plein 1344, mejuffrouw E. Breukink, zegt met grote nadruk: „Wjj
moeten van Bronkhorst geen Marken of Volendam maken. Bezoe
kers zijn in grote aantallen welkom, maar zij moeten zelf ook rust mee
brengen". De waard van café-restaurant „Het Wapen van Bronkhorst",
de heer H. Meutstege, valt haar bij: „Bronkhorst mag geen Valkenburg
worden. Wij weren heel beslist patateskramen en juke-boxes en wij ver
wachten van de bezoekers dat zij geen radio's door de straten laten
schetteren. Alleen op die manier kunnen wij het rustige karakter van
de stad handhaven".
Bronkhorst: synthese van landelijke rust en oud stedeschoon. Links het fraai gegevelde Hooge Huis.
HET ZONLICHT stoeit uit
bundig door het tere voor
jaarsgroen van de (in 1898
geplante) Wïlhelmina-linde-
boom voor het terrasje van de
Meut. In de Onderstraat staat
een kinderwagen geparkeerd;
het huilen van de baby wordt
tientallen meters ver gehoord.
Een kruiwagen komt voorbij
knarsen, een trekpaard klost
door de Bovenstraat stal-
waarts, vogels kwinkeleren,
een vrouw emmert water uit
de regenput en vanuit de
boerderij naast de kapel
klinkt gerammel van vaat
werk. De ruim drie eeuwen
oude torenklok bimbamt het
middaguur en de gouden haan
op de torenspits schittert fel
tegen de strakblauwe lucht.
BRONKHORST, een vijftien
kilometer ten zuiden van Zut-
phen gelegen aan de oever van
de haastig stromende IJssel, is
vanuit het westen alleen te be
reiken met een bejaard veer-
pontje. Het is met zijn 195 in
woners de kleinste stad van
Nederland een kostbaar
kleinood voor liefhebbers van
oud stedeschoon, een dankbaar
werkterrein voor Monumenten
zorg en een stad zonder spits-
De
nieuwste aanwinst van gerestaureerd Bronkhorst: de herberg op Het Plein
achter de pomp. Waard Meutstege (rechts) is in gesprek met burgemeester Kruijff.
uren, zonder verkeerslichten en
zelfs verkeersborden. Zonder
politie ook, en zonder slager,
kapper en school en vooral!
zonder lawaai.
„Dit is nog puur", verzucht
een bezoeker op het terras van
De Gouden Leeuw, de oude
café-boerderij die in twee jaar
tijd fraai tot een 17de-eeuwse
herberg is herbouwd en ver
leden voorjaar in gebruik is ge
nomen. Daarmee was weer een
restauratiekarwei in dit minia
tuurstadje voltooid.
Deze maand is opnieuw een
restauratie de zevende tot
een goed einde gebracht: die van
het café-restaurant van de heer
Meutstege. Hoewel al sinds
Pinksteren in gebruik, wordt het
etablissement pas op 1 juni door
burgemeester J. J. A. Kruijff
officieel geopend.
„Sinds september", zegt de
heer Meutstege, „zijn we er druk
mee geweest. We hebben eerst
de vroegere veestal die nu als
eetzaal is ingericht herbouwd.
Daarna hebben we het pand
helemaal aan de omgeving aan
gepast".
Zijn „Wapen van Bronkhorst"
is het tweede café-restaurant in
deze plaats. Schuin tegenover
zijn zaak ligt de eveneens in
17de-eeuwse stijl gerestaureerde
herberg De Gouden Leeuw. Drie
jaar geleden was dit pand nog
een vervallen boerderij waarin
ook een grutterswinkeltje en een
café waren gevestigd een com
binatie die dateert van de tijd
dat men de leuze „Wie zin heeft,
doet maar" nog kon hanteren.
Met de restauratie werden
boerderij en grutterij opgeofferd
aan de horecaf.
Een trotse mejuffrouw Breu
kink: „Dit deel van het huis,
waar nu dus de herberg is, da
teert al van de dertiende of de
veertiende eeuw. De huiskamer
is er in de vijftiende eeuw aan
gebouwd. De deel die we nu ook
nog het „pietshuus" noemen
u weet dat men daar vroeger
met een, door een in de rondte
lopend paard aangedreven, ma
chine het graan dorste is er
in de vorige eeuw bijgebouwd.
We hebben er nu één groot 17de-
eeuws pand van gemaakt".
BRONKHORST telt in totaal
47 woningen, 26 daarvan staan
op de monumentenlijst, zeven
zijn al gerestaureerd. Recht
tegenover de herberg staat de
kapel te blinken in het voor
jaarslicht. Met de redding van
dit kostelijk kleinood is de res
tauratiewoede over Bronkhorst
gekomen. Bijna tien jaar geleden
overwoog het gemeentebestuur
het bouwvallige, al jaren leeg
staande en door verschei
dene verbouwingen onherken
baar verminkte gebouw in het
centrum van „de stad" af te
breken. Ds. Nortier, toen her
vormd predikant te Steenderen,
attendeerde Monumentenzorg op
dit gevaar. De gealarmeerde
ambtenaren van deze rijksdienst
bikten eens wat van de kalk
muren af en ontdekten achter de
pleisterlaag mooie, gothische
boogramen. De beslissing was
niet moeilijk: het gebouw mocht
niet door slopershamers tegen
de grond worden gebeukt.
NA HUN kostelijke ontdek
king neusden de monumenten-
verzorgers eens door geheel
Bronkhorst. Al gauw rijpte het
plan, het grootste gedeelte van
het stadje te restaureren. Bijna
alle panden waren zo uniek oud
en stijlzuiver, dat het onvergeef
lijk zou zijn als er een van zou
worden gesloopt.
waaronder de kapel. Deze wordt
herbouwd, verkeert vaak in
slechte conditie en wordt in 1843
met het beruchte 19de-eeuwse
vandalisme verminkt tot school
gebouw. Bijna een eeuw later
(in 1932) wordt de school uit
zuinigheidsoverwegingen opge
heven. Het gebouw doet nog
dienst als opslagruimte voor
allerlei materiaal en soms ook
voor bruiloften en partijen. De
kerkdiensten worden in café
„Het Wapen van Bronkhorst"
gehouden.
In 1954 wordt de kapel weer
voor kerkdiensten opgelapt,
maar zij blijkt een bouwval te
zijn geworden. Ze moet maar
worden afgebroken, overweegt
men. Maar ds. Nortier luidt de
noodklok. Zijn actie heeft tot
resultaat gehad dat de fraaie
kapel nu het centrum van
Bronkhorst siert en tevens dat
voor het gehele stadje een res
tauratieplan is ontworpen een
iiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiii
Hoe oud en hoe uniek?
Een diepe duik in de historie
maakt veel duidelijk.
Bronkhorst dateert van rond
het jaar duizend. Rondom de
door het roofriddersgeslacht
Bronkhorst gebouwde kasteel
groepeerde zich een aantal hui
zen en boerderijen. Op 23 april
1344 legden ridder Gijsbert van
Bronkhorst en zijn gemalin
Catharina van Leefdael in een
akte vast dat bij hun kasteel „ter
ere van de Almachtige God, de
zalige Maagd Maria en de hei
lige bisschop Martinus" een ka
pel zou worden gebouwd. De bis
schop benoemde een priester en
Gijsbert schonk hem enkele
stukken grond en het recht om
jaarlijks in de beek zoveel vissen
te vangen „als er in twee man
den gaan".
IN 1482 kreeg Bronkhorst
stadsrechten. In 1666 verbrandt
een groot deel van de stad,
unieke, maar nog weinig be
kende gebeurtenis.
VAN HET KASTEEL is nu
niets meer over. Het onderging
in 1828 voor een groot gedeelte,
en in het begin van deze eeuw
ook v-oor het restant het lot dat
men de kapel had toegedacht.
Alleen de zware fundamenten
wijzen nog op de plaats waar de
burcht heeft gestaan. In de
grond bezit van Staatsbosbe
heer vermoedt men talrijke
oudheden. De Rijksdienst voor
het Oudheidkundig Bodem
onderzoek heeft er veel belang
stelling voor. „Maar", zegt de
heer Meutstege, „de dingen lopen
hier niet weg. Men graaft eerst
op de plekken waar huizen en
wegen zijn gepland. Als er tijd
is, gaat men hier ook wel aan de
slag".
De restaurateurs hebben meer
haast dan de opgravers. Zeven
panden zijn al gerestaureerd.
Daaronder bevindt zich de naast
de kapel gelegen (vroegere)
burgemeesterswoning. Binnen
kort wordt ook de vergunning
verwacht van een van de oudste
panden van Bronkhorst: een
14de-eeuwse Saksische boerderij
in de Boterstraat, eigendom van
schipper G. Terwee. „Maar eerst
ben ik aan de beurt", zegt bak
ker Jan Bosch in de Onderstraat,
terwijl hij zijn bakvormen vult
met deeg voor zijn, naar eigen
recept gebakken, Bronkhorster
koeken. „Ik hoop dat we gauw
aan de slag kunnen, dan krijgen
we er weer een mooi pand bij".
BEZOEKERS hebben het stille
Bronkhorst ontdekt. Elke zomer
komen zij in groter aantallen
naar het antieke miniatuur
stadje. Mejuffrouw Breukink:
„Maar wij willen van Bronk
horst beslist geen Openluchtmu
seum maken. De stad moet voor
ons leefbaar blijven. De bezoe
kers moeten daar aan meewer
ken door niet te opdringerig te
worden. Pas zaten er een paar
plotseling in mijn huiskamer. Of
ik ze maar even koffie wilde
brengen. Toen heb ik hen aan
het verstand moeten brengen
dat zij in een privé-vertrek
zaten".
De bewoners van „Het Hooge
Huis" (een pand met twee sier
lijke trapgevels, nu als boerderij
in gebruik, vroeger dienstdoend
als munt- en rechtshuis) hebben
zich met talrijke bordjes „Ver
boden toegang", „Particulier ter
rein" en „Verboden te parkeren"
reeds tegen al te vrijpostige toe
risten beschermd. Maar wie het
vriendelijk vraagt, mag mis
schien toch wel „efkes rond-
kiek'n".
BRONKHORST is nog vrijwel
autoloos. De heer Meutstege:
„Vijf bewoners zijn in het bezit
van een auto. Tot voor kort
stonden er vaak auto's rond de
kapel geparkeerd. Maar wij
streven er nu naar Bronkhorst
helemaal autovrij te maken. We
hebben deze maand een parkeer
plaats buiten de bebouwde kom
gekregen. Daar kan men de
auto's kwijt. Deze machines hoe
ven dan de unieke sfeer die we
hier hebben niet meer te ver
knoeien".
Juist op dit moment komt er
een auto de Onderstraat inge
reden. Hij stopt bij de stadspomp
naast de kapel. De bestuurder
zwengelt een gutsende straal
helder bronwater omhoog en
drinkt met gulzige teugen uit
beide handen.
„Da's nog puur", verzucht hij.
„Elke maand als ik hier kom,
drink ik van dit water". Mis
schien komt hij uit Rotterdam
en drinkt hij Maaswater.
Elke bezoeker zal het ervaren:
alles in het zich vernieuwende
oude stadje Bronkhorst is puur
Hij zal er zelf aan kunnen mee
werken dat dit zo blijft.
Dick Dijs