KLETTEREN IN DE MAASROTSEN Belgisch kiimparadijs is een ideaal oefenterrein Wekelijks toegevoegd aan alle edities van Haarlems Dagblad/Oprechte Haarlemsche Courant, IJmuider Courant en Beverwijkse Courant Noodweer Geen rust Jeunesse Afgrond Gendarme Geen touwladder Familiale Georget Kees Maas - v .t'v iu f Hieronder: Mad zekert. Op een veilig plekje houdt ze de volgende stevig aan het touw. Midden: zekeren op relay. Mad laat het touw eerst door de musketon lopen waardoor ze van de wrijving profiteert. Links onder: het moeilijkste stukje van de Meri- nosroute, een gladde wand die weinig grepen biedt. Met een uiterste inspanning trek ik me op aan mijn elle bogen. Ik moet mijn rechtervoet op de haak krijgen en dat kan alleen als mijn linkerknie nu eindelijk eens uit die ver maledijde spleet is geschoten. Even hangen mijn benen in de lucht, dan beroert mijn rechtervoet de haak, die tot dusver onbereikbaar was. Mijn linkervoet komt nu gemakkelijk op de beginrichel van de schoorsteen te staan. Het moeilijkste punt is overwonnen, ik sta in de cheminée van de „Familiale". Nu kan me niets meer gebeuren! OF MIJN VOORKLIMMER me ook plaagt met „Zal ik even koffie gaan drinken?" als ik het op mijn gemak doe, of de achterste man ook roept „We kunnen hem best gaan jojoën", ik trek me er niets meer van aan. OOK ALS ik later nog eens met de benen in de lucht bungel, hetgeen mijn naklimmer doet opmerken, dat het pro fiel van mijn zolen nog goed is, blijf ik rustig. Het klimmen in de rotswanden langs de Maas is nu een genoegen ge worden. „Moeilijke stukken" zijn nu juist daardoor leuk. Nu is het mogelijk te genieten van de sfeer, van het klau teren, van het mooie uitzicht op de Maas en het aan de overkant gele gen kasteel „Freyr". WAT EEN VERSCHIL met die eer ste dag, toen we na onze nachtelijke aankomst in een hevig noodweer, na een moeizaam opzetten van de tent, getracht hadden te slapen ondanks het lawaai van nog na ons arriverende kampeerders. Toen we 's morgens op stonden deelde de voorzitter van de Amsterdamse kring van de KNAV de Castricummer Bob Jesse, de „cordées" in. Ik kreeg Mad, evenals haar man Jean een prima klimster, mee. „Meri nos" luidt de opdracht, de berg der beginners, tenminste langs de een voudigste route. Het begin valt mee. Mad klimt voor op en ik volg aan haar touw. Henk, een jonge klimmer met veel aanleg, derde van onze cordée geeft aanwij zingen. „Je voet meer naar links, rechts boven zit een greep", zo volgen de adviezen elkaar op. Mad houdt het touw strak, zodat ik niet kan vallen. Gaandeweg wordt het moeilijk. Ik hang aan randen, maar vind geen voet steun. Mijn handen gaan steeds hevi ger trillen, mijn onderdanen vertonen ,t beruchte „naaimachine-effect". Mijn benen glijden weg, ik hang in de lucht. Mad trekt en zo kan ik naar een nieuw houvast zoeken. Met twee vingers be reik ik een spleet, de voeten vinden nu goede steun. Zo spartel ik naar boven. Met steeds wegglijdende voeten hang meer achterover, adviseren Mad en Henk me steeds met steeds weer trillende handen. Voortdurend gebruik ik een knie om me ergens op te hijsen. Ik voel dat mijn huid voortdurend ge schaafd wordt. Maar het is pas het begin. NA LANG zwoegen staan we op een platform. De touwen liggen overal om ons heen, de ene cordée na de ande re komt er boven. We staan bij de „Sa- vonette", het zeepbakje, dat berucht is om zijn gladheid. Een meisje spartelt zich enkele malen een paar meter om hoog, maar glijdt dan weer terug. Ze beschikt over een aardige collectie krachttermen, maar het helpt niet. Haar hand wordt lam en willoos hangt ze tenslotte in het touw. De krasse No- no, commissaris van de Belgische al penvereniging voor het rotsgebied, geeft even een demonstratie. Zeven keer vliegt hij het „zeepbakje" op en af. Ongezekerd. „Vallen heb ik nooit geleerd" zegt hij. TENSLOTTE is het mijn beurt. Twee maal bereik ik het sleutelpunt, twee maal blijf ik onbeweeglijk, omdat mijn linkervoet nergens steun vindt. Ten slotte helpt Henk me over het dode punt. Hij wijst mij de goede plek voor mijn voeten, maar ik heb al teveel kracht verspeeld. „Laat me even han gen" roep ik naar Mad. Ik bungel in het touw en kan zodoende mijn handen even rust geven. Het bloed begint weer te stromen en weer pak ik de grote greep rechts boven me. Nu schuift mijn Ineens heb ik hét. Ik durf „uit te hangen", hang niet meer krampachtig aan de handen en blijf in moeilijke situaties rustig zoeken tot ik een mogelijkheid heb gevonden. klassieke handleiding, uitgekomen, is „Das bijgewerkt door Tony ftBT K1jI$ÏPARADIÏS''lahgfe'de Maas bij Dinant is al vele jaren een oord, dat vele alpinisten uit tal van landen aantrekt. De Maasrotsen zijn België's populairste „Klettergarten". Dat ook de Koninklijke Nederlandse Alpen Vereniging graag van dit oord gebruik maakt, laat zich denken. Onze verslaggever woonde een kamp bij op het kampeerterrein van de CAB (de Belgische Alpinistenorganisatie), georganiseerd door de Amster damse Alpinistenkring, een afdeling van de KNAV. DE MAASROTSEN bijna honderd meter hoog bieden een enorme variëteit aan klimroutes. Van de eenvoudige „Meri- nos-route" tot de „Primus" of de „Asiatique", routes in het zelfde Merinosmassief, waar al veel meer technisch vernuft nodig is, van de 20 meter hoge oefenwand „Georgette", waar van boven gezekerd kan worden, tot de onmetelijke „Al'legne". Boven deze wand plegen de toeristen zich te verdringen. De klimmers zijn er gewend aan die dagjesmensen. Veelal in de verwachting van een spectaculaire val, die niet komt, omdat de voorklimmers te ervaren zijn en de leerlingen doeltreffend beveiligd worden. Maar wel gevaarlijk voor de klimmers zijn de vele stenen, die door de toeschouwers al dan niet opzettelijk over de wand worden geschopt. Het achterhalen van de daders is nooit mo gelijk, want voor een „cordée" boven is, liggen de meest jeug dige daders al op één oor. Soms duurt de tocht over de wand zo lang dat automobilisten aan de overkant de schijnwerpers aanzetten om de klimmers wat licht te bezorgen. Het gevaar van vallende stenen brengt steeds meer deelnemers ertoe een helm te dragen. Dat ziet men trouwens overal. In Oost-Europa is de helm al verplicht gesteld. Voor degenen, die zich interesseren voor het „kletteren", zo als dat in de Maasrotsen wordt bedreven, kunnen we u het beste verwijzen naar de KNAV. Goede litteratuur is er genoeg. Een waarvan onlangs een nieuwe druk is Klettern im Fels", van Franz Nieberl, Hiebeler. Alle aspecten van de kletterkunst vinden er een plaats. De kleding, de uitrusting, de eigenschappen, waarover rpen moet beschikken en natuurlijk de techniek. Het boek geeft een énorme lijst van wat men zoal in de bergen kan aantreffen, Schoorstenen, richels, drempels, graten, gladde platen, het zijn maar enkele voorbeelden. De techniek, die ook naar gelang het soort steen verschilt, wordt breed uitgemeten. Touwbehande- ling, zekeren, „abseilen", enzovoorts. Tal van foto's en teke ningen zijn zeer instructief in dit door de Amsterdamse firma Schroder en Dupont geïmporteerde boek. Dezelfde firma heeft ook zojuist een nieuwe druk uitgebracht van de gids voor de Belgische en Luxemburgse rotsen. Een losbladig boek, waarin alle routes duidelijk worden aangegeven, door middel van teke ningen en beschrijvingen. De moeilijkheidsgraden zijn voor elk route-onderdeel aangegeven op de schetsen. In dit boek komt men tot de ontdekking dat de rotsen bij Freyr lang niet de enige zijn bij onze zuiderburen. Vele alpi nisten zoeken hun heil dan ook al elders om de drukte wat te ontvluchten. Maar daarmee missen ze meteen de zo aparte sfeer van Freyr, die u beslist eens moet proeven. „Kletteren is een prachtig werk", zeggen de verstokte Maas rotsen-abonnees. „En net fijnste is dat je niet hoeft te lopen". Onze ervaring bevestigt het: moe word je er niet van. Hoog stens levert de eerste dag wat ontvellingen op. Maar dat alleen nog maar als je eigenwijs bent en teveel je knie gebruikt linkervoet meteen in de door Henk aangewezen greep, ver links van me. Door mijn evenwicht te verplaatsen krijg ik „stand" voor mijn rechter voet. Dan is het nog maar enkele me ters. VEEL RUST krijgen we boven niet. Als Henk ook gemakkelijk boven is gekomen stuurt Mad ons weer om laag. We staan weer bij dezelfde wand, nu wat naar links. „Départ Mallieux" zegt Mad. Als een hinde gaat ze te gen de wand op. Als het mijn beurt is zet ik maar één pas, dan glijd ik al terug. Twee-, driemaal probeer ik het, dan vind ik eindelijk steun, weer dankzij een aanwijzing van Henk. Nog één stap, dan heb ik de „Einstieg" volbracht. Maar mijn handen trillen weer. Ik moet loslaten en bungel weer in het touw. „Laat me maar zakken" roep ik naar Mad. Eén beklimpiing is ook eigenlijk wel genoeg. Ik maak los, en laat de twee anderen doorgaan. Zelf loop ik maar de tent op het pla teau. Even rusten, dan naar het buffet, waar gaandeweg alle klimmers zich verzamelen voor de drank, die hier troef is: pils. EIGENLIJK geloof ik het voor van daag wel, zeker na een goede maaltijd, maar Bob Jesse kondigt al aan dat ik nu met hem meega. Met nog twee meisjes gaan we de „Jeunesse" doen. Voor ieder een attractie wegens de mooie schoorsteen in het begin. Ik zie hoe Jesse zich rustig en ze ker door deze tunnel omhoog schuift. De meisjes volgen, zij het wat min der snel. Maar al heb ik het nu drie maal gezien, ik slaag er toch maar moeizaam in me omhoog te werken. Onder een groot rotsblok zit ik klem. Ik denk aan het meisje dat we straks hebben zien zitten. Bij een haak zon der dat ze nog één musketon had. Ze durfde niet meer voor- of achteruit en tenslotte moest een Belg haar van bo ven een touw toewerpen. Zit ik nu ook zo muurvast? Anne, mijn voorgangster, geeft me aanwijzingen. „Je moet je opwrikken" roep ze, „ga verder naar buiten zo kom je nooit om dat blok heen". Met mijn gezicht zo nu en dan naar bui ten gericht wrik ik me verder. Dan doe ik enkele stappen, waarvan ik nooit had gedroomd dat het zo kon. Tenslot te gaat het gemakkelijker. NU MOETEN we om een uitstekende hoek heen. „Traverseren" zeggen de kenners van deze manoeuvre. Het is een kwestie van evenwicht en voorzichtig verplaatsen van de voeten. Tot mijn verrassing kom ik vlot de hoek om. Maar dan hang ik opeens weer aan een greep zonder dat mijn voeten hou vast krijgen. Plotseling voel ik me ver schrikkelijk moe. Mijn hoofd zakt op mijn rechterarm, die met de elleboog krampachtig in een holte is geduwd. Ik voel hoe mijn voeten dreigen weg te glijden en even vergeet ik dat ik aan een touw zit en realiseer me de afgrond van vijftig meter, die beneden me gaapt. Dan komt de voorklimmer van de volgende ploeg de hoek om. Ik kijk om en hij ziet meteen hoe het er voor staat. „Linkervoet hoger" roept hij in het Duits. Mijn voet tast, maar vindt geen grond. „Nog even meer naar links" zegt de Duitser. Dan voel ik steun. Ik kan me iets oprichten en mijn handen even wat losser houden. Dan verman ik me en plaats ook de rechtervoet hoger. Ik begin te ontdekken, dat je in ge vallen, waarin je vast zit, beter een stap kunt doen dan blijven hangen. De kracht komt in mijn armen terug en al gebruik ik nog eenmaal mijn knie, ik kom op de graat, waar ik als een verloren schaap word begroet. HET IS gedaan, denk ik. Er staat nog wel een „gendarme" van een me ter of zeven, maar tenslotte is dat al leen voor de keien. Wij zullen wel door het bos teruggaan. Maar Bob is al weer op weg. „Kijk" zegt hij, „ik laat me tegen de gendarme aanvallen en grijp dan met twee handen die knop links". Als zijn handen het rotspunt je vasthebben slingert hij zich rond en verdwijnt dan snel naar boven. De twee meisjes volgen, zij het op een andere manier, zijn voorbeeld. Maar als ik me van de „methode-Bob" bedien, vind mijn linkervoet geen steun. Waar zit nu de greep? Ik blijf tasten, maar mijn voet blijft in de leegte hangen. Mijn handen dreigen hun steun te ver liezen. „Laat me vieren" roep ik naar Anne, die daar boven me moet zitten. „Ik wacht nog even, dan laat ik het blokje los en slinger terug naar het uitgangspunt. Boven mij hoor ik een gil. „Mijn hand, mijn hand", roept Anne. Zij heeft haar hand niet tussen touw en rots weggehaald. Even later heeft zij' zich vermand. Het is blijkbaar mee gevallen. „Kom maar", roept ze, en weer slinger ik me rond, met uiteinde lijk hetzelfde resultaat. Ontmoedigd ga ik er maar bij zitten. Gelukkig heeft Bob een touwladder bij zich.' Daar verschijnt zijn hoofd al bo ven het topje van de gendarme. Maar hij heeft geen touwladder in zijn hand. „Nou, Kees", roept hij: nu kom je om hoog". Gehoorzaam grijp ik weer naar de wand tegenover me. Ik pak het rotsblokje, gooi me om en dan zie ik ineens vlak voor me een flinke richel. Dat ik die straks niet gezien heb! Ik laat me naar rechts zak ken en kan zo links mijn voet hoog op trekken. Dan gaat het allemaal als van zelf. Over een graat van twintig cen timeter breed schuiven we naar bene den. Op weg naar de pils, die we na een urenlange tocht in een schroeiende zon wel hebben verdiend. De tweede dag voel ik me lam. Kun nen mijn handen nog wel wat doen? Zonder veel zelfvertrouwen sukkel ik achter Bert en Gerard aan. We gaan de „Familiale" doen, een route op de rechterflank van de Merinos. Als we aan de voet zijn zien we een meisje zich stuntelig aan een touw optrekken door een schoorsteen. „Dat is onze rou te niet" zegt Bert, en ik heradem. Maar de eigenlijke route blijkt al moei lijk genoeg. Met veel moeite klem ik me aan de eerste haak vast. Dan ga ik op zoek naar houvast, maar als ik eindelijk met trillende handen iets heb gevonden, brult Gerard „Je hebt het touw nog niet losgehaakt" Ik moet terug, maar als ik eindelijk het touw uit de musketon heb gekregen voel ik me krachteloos. Achter me mopperen ze omdat ik zo lang treuzel. Ik besluit er maar van af te zien. Ik zak naar de grond op zich zelf al moeilijk genoeg en maak me los. Laat Bert en Gerard maar samen klimmen, dan hebben ze er nog wat aan. Ik loop te rug, naar de tent, niet naar het buffet want pils heb ik niet verdiend. DIE MIDDAG doen we de „Georget" de wand voor de beginners. Twintig meter vrijwel loodrechte rots. Ad ze kert me van boven, maar ook hier gaat het niet best. Ik heb de grootste moeite om de weg naar boven te vin den en als ik eindelijk op ellebogen en knieën over de rand ben gekropen be sluit ik dat dit echt het laatste is ge weest. Nog even kijken, hoe „abseilen" eigenlijk gaat, maar dan. Maar abseilen is een attractie op zich. Als ik me eenmaal heb gedwon gen achterover van de wand te stap pen merk ik dat je zonder krachts inspanning in de „Dülfersitz" naar be neden kunt lopen. Ik doe het lang zaam om er lang van te genieten. En als we teruglopen zeg ik ineens „Mor gen wil ik de Familiale nog eens pro beren". 's Avonds in het café vertelt Jean dat de schoorsteen van deze route nu vierde graad is geworden, omdat er een greep is uitgebroken (De graden lopen van 1-6). Maar ik kan niet meer terug. Overigens, mijn eerste zorg is hoe ik in de route moet komen. Maar deze keer gaat het best. Jean schreeuwt me van onder nog wat aan wijzingen toe en omdat ik nu op tijd mijn touw loshaak kom ik zonder pro blemen bij het begin van de cheminée. Ik gebruik mijn voeten, heb nog maar kleine greepjes voor mijn handen no dig, en begroet voorklimmer Bob bij elk relay opgetogen. Op onze tocht omhoog benut ik nu gaatjes, waar maar één vinger in- kan, en maar zelden blijf ik lang staan. Het ritme begint te komen, en ook als we de schoorsteen hebben bereikt maak ik me geen zorgen. En als we tenslotte boven zijn (het hoe hebt u al gelezen) heb ik spijt dat het de laat ste route van deze dagen is geweest. WE ETEN voor het laatst in het ge zellige kamp, we schudden iedereen uitgebreid de hand. „Tot augustus" klinkt het overal, want dan gaat de KNAV weer naar Freyr. Ik zal er beslist bij zijn. Dit „kletteren" langs de Maas is een ideale sport, die ook de beginnende vlakkelander genoe gen kan verschaffen. Lezers, wie?

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1967 | | pagina 13