175 jaar geleden werd Rossini geboren
HENK VAN KERKWIJK: C1EANE STIJL
VOOR KINDERBOEK NOODZAKE1IJK
M
SPIEGEL
HISTORIAEL
Kinderen zijn van die kille doordenkertjes
ZATERDAG 3 JUNI 1967
Erbij
17
Lekkerbek
Recordtijd
J. H. Moolenijzer
y
Miep Diekmann
EEN JAAR NA DE DOOD van Mozart werd Rossini geboren
in het Italiaanse stadje Pesaro. Dit brengt onwillekeurig de
vraag naar voren, of wij hem ook als de opvolger van Mozart
kunnen beschouwen of alleen als navolger. Nu, 175 jaar later,
kunnen wij vaststellen, dat het één noch het ander het geval is.
Hoewel sommige tijdgenoten in Rossini de grootste opera
componist aller tijden zagen en hij door Metternich naar het
Europese congres in Verona (1822) werd geroepen om daar
als God der Harmonie de vorsten en diplomaten te inspireren
kunnen wij nu constateren, dat hij zeker niet de opvolger van
Mozart was, maar wel een groot bewonderaar. Van de veertig
opera's, die Rossini gecomponeerd heeft, is alleen de Barbier
van Sevilla overgebleven en het ziet er naar uit, dat over enige
tijd de naam Rossini in Nederland althans, alleen nog voor
komt op de spijskaart van de betere restaurants: „Tournedos
ER ZIJN natuurlijk mensen, die een
goede biefstuk preferen, maar ik zou
de biefstuk ervoor laten staan en naar
de opera gaan. Of Rossini mij daar ge
lijk in zou geven staat nog te bezien,
want hij was een enorme lekkerbek.
Het verhaal gaat, dat hij de tweede
hoboist van zijn orkest, die een voor
treffelijke kok was, altijd opdracht gaf
enige lekkere hapjes klaar te maken
tijdens de voorstelling. De man speel
de alleen in de ouverture mee. maar
daarna kon hij best gemist worden.
HET IS onbegrijpelijk, dat van het
gehele oeuvre van de beroemde en be
jubelde maestro vrijwel alleen de Bar
bier repertoire heeft weten te houden.
Men kan niet zeggen, dat de Barbier
muzikaal gezien makkelijker aanspreekt
bij het publiek, of dat zijn andere ope
ra's van minder gehalte waren, muzikaal
gesproken. Eerder moet 't succes van de
Barbier worden toegeschreven aan de
zeldzame eenheid tussen tekst en mu
ziek. Over het algemeen was het ver
band tussen muziek en tekst voor Ros
sini niet zo belangrijk. Zijn muzikale,
inspiratie bracht keer op keer een
stroom van melodieën naar voren, die
vaak weinig van doen hadden met de
wezenlijke betekenis van de tekst. Dit
is niet zo zeer de schuld van Rossi
ni, als wel van de tekstdichters uit
dien tijd. Zij leverden vaak de meest
erbarmelijke poëzie, die zeker niet in
staat was een componist te inspireren.
1 Maar ook deze arme dichters mogen
wij hier eigenlijk geen verwijt van
maken, want zij werden zeer slecht
betaald.
Rossini"! Gelukkigerwijze wordt de Barbier in het kader van
de Kunstmaand in Amsterdam op 10, 12 en 13 juni uitgevoerd
in de Stadsschouwburg aldaar en kunnen wij nog één keer ge
nieten van dit grandioze meesterwerk.
Alleen de Barbier
hield repertoire
ftf
Een karikatuur uit de tijd dat
Rossini niet meer componeerde
ROSSINI klaagde misschien weieens
over de geestlöosheid van een scena
rio, maar hij leed er bepaald niet on
der. Hij beschikte over een grote dosis
zelfkennis en kon gemakkelijk enigs
zins schertsend over zijn werk spreken.
Een jonge bewonderaar, die de grote
meester vertelde, dat het hem zo ver
schrikkelijk speet, dat hij de première
gemist had van „Semiramide", ant
woordde hij: „Ach, beste jongen, dat
Rossini
is niet zo erg, je hebt toch wel an
dere opera's van mij gezien?.ze zijn
allemaal hetzelfde".
Bij de Barbier van Sevilla lag het
enigszins anders, want nu had Rossini
de beschikking over een scenario, dat
"ver boven het gemiddelde uitstak. Het
blijspel van Beaumarchais „Le bar
bier de Séville" is met „Le mariage
de Figaro" te beschouwen als een bij
uitstek geschikt onderwerp voor een
opéra comique. Dat Rossini de Bar
bier verkoos en dat Mozart aan Figaro
de voorkeur gaf is makkelijk verklaar
baar. Immers Rossini vermeed liever
diepgaande complicaties, terwijl Mo
zart daar juist door aangetrokken
werd. De voor die tijd revolutionaire
inhoud van „Le mariage de Figaro",
(ontstaan negen jaar na de Barbier)
waarin feodale misstanden openlijk door
Beaumarchais werden gehekeld, was
Mozart uit het hart gegrepen. Wat
het zeggen wilde om in de vernede
rende positie van dienstknecht der ade-
lijke heren te leven, had Mozart aan
den lijve ondervonden. Was hij niet zelf
door Graaf Arco, de secretaris van
de aartsbisschop, letterlijk de deur uit
geschopt, toen hij op 'n kwade dag ont
slag uit de dienst van de bisschop
kwam vragen?
MET ROSSINI ECHTER stond het
anders, die kon goed overweg met zijn
adellijke werkgevers, zoals b.v. de
Markies Cavalli, die hem verschillen
de opera-opdrachten verleende. Dat het
scenario van de Barbier hem goed be
viel, is wel bewezen door de opmer
kelijk korte tijd, die Rossini nodig
had voor de muziek. In een goede veer
tien dagen werd de hele opera gecom
poneerd en ingestudeerd. Hoewel Ros
sini bekend stond als een snelle werker
mogen wij toch aannemen, dat hij hier
mee zichzelf overtroffen heeft. Hij had
echter geen tijd gevonden een ouver
ture te componeren, maar dat deerde
niet, hij had genoeg ouvertures bij de
hand van vorige opera's. Voor de pre
mière van de Barbier in 1816 te Rome
koos hij zijn ouverture Elisabeth, oor
spronkelijk bedoeld voor de gelijkna
mige opera, die een jaar eerder in Na
pels in Première ging. Wat goed is
voor Elisabeth, is ook goed voor de
Barbier, redeneerde Rossini blijkbaar.
Dat zijn mening juist was, is met de
jaren wel gebleken, want nog steeds
wordt de Ouverture Elisabeth als inlei
ding tot de Barbier gespeeld.
Dat „II barbiere di Seviglia" ook
„un barbiere die qualita" zou blijken
te zijn heeft Rossini aanvankelijk niet
kunnen vermoeden, want bij de eerste
opvoering viel het stuk als een bak
steen. Maar reeds bij de tweede uit
voering overtroffen de toejuichingen
het tumult van de eerste avond. Ros
sini had op zich genomen de eerste
drie uitvoeringen zelf té leiden, maar
na het fiaseo van de première meld
de hij zich ziek voor de tweede voor
stelling. Hij lag rustig te slapen, toen
een enthousiaste menigte voor zijn
huis samenschoolde en met luid geroep
eiste dat hij zich zou vertonen. Hij
werd in triomf meeegetroond naar het
Teatro Argentina en ten tweede male
ging het doek op. De hele voorstel
ling werd herhaald en nu onder leiding
van de maestro zelf. De zaal daverde
van de toejuichingen en de Barbier
was gered voor het nageslacht.
NATUURLIJK waren er zwartkijkers,
bijvoorbeeld de Franse schrijver Stend
hal, die in 1820 over de Barbier schreef
„Neem vier opera's van Cimarosa en
twee van Paisiello, gooi ze in een pot
je bij elkaar en kook ze met toevoe
ging van een Symfonie van Beethoven
strooi er een heleboel achtste en nog
meer zestiende en tweeëndertigste no
ten over heen, doe alles vooral in een
vlug tempo en je hebt de „Barbier",
Maar gelukkig heeft het publiek zich
weinig van de critici aangetrokken. De
zegetocht van de Barbier was begonnen:
Parijs, Londen, New York, Buenos
Aires, enz. De aria van Figaro werd
een succes schlager, „Figaro qua, Fi
garo la, Figaro hier, Figaro daar". In
derdaad, Figaro kwam overal.
Rossini was 24 jaar oud toen hij de
Barbier componeerde en naar later
bleek was dit het hoogtepunt van zijn
carrière. Hij kreeg zeer vele opdrachten
en hij componeerde in de volgende ja
ren nog een twintigtal opera's, die ech
ter geen van alle het succes van de
Barbier haalden. Even leek het erop
of hij met „Wilhelm Teil" (1829) de
Barbier zou overtreffen, maar deze
nieuwe opera verdween op den duur
toch ook van het toneel en daarmee
Rossini, die zich terugtrok uit het
theaterleven. Hij componeerde de laat
ste negen en dertig jaar van zijn le
ven vrijwel niets meer. Hij is vrijwil
lig en vroegtij dig met pensioen gegaan,
dat kon hij doen omdat zijn werken en
zijn gelukkige speculaties hem een
groot fortuin hadden verschaft. Bij zijn
dood (1868) bezat hij nog 2Y2 miljoen
francs. Hij hoefde zeker niet zoals Mo
zart van de armen begraven te worden,
hij werd ter aarde besteld op de be
graafplaats Père Lachaise te Parijs.
Later in 1887 werd zijn stoffelijk over
schot bijgezet in de Santa Croce te
Florence.
MET HENK VAN KERKWIJK is het net als met de
andere (schaarse) auteurs van proza en poëzie voor
volwassenen: wanneer ze eenmaal begonnen zijn met
het schrijven van kinder- en jeugdboeken, zijn ze er
bezeten van. Voor kinderen, aan wie het litterair sno
bisme vreemd is, betekent dit alleen maar: fijne, span
nende hoeken erbij. Maar voor de Nederlandse kinder
en jeugdlitteratuur betekent iedere dichter en roman
schrijver, die zich serieus met de kinderlitteratuur gaat
bezig houden, een verhoging van het algemeen litte
rair niveau. Zolang de uitgevers nog maar zelden ma
nuscripten voor kinderen van dichters of romanschrij
vers aangeboden krijgen, blijven zij aangewezen op het
leesvoer van diegenen, die het nooit verder brengen
dan een verdienstelijk soort huisvlijt. En zolang het
algehele peil zo bedroevend blijft zullen weinig roman
schrijvers zich aangetrokken voelen tot het schrijven
van kinderboeken (gesteld dat zij er de capaciteiten
voor hebben!), want dan worden zij automatisch in
gelijfd bij het leger van lieve klungelaars. Gezien tegen
deze achtergrond is het van belang om te weten uit
welke motieven een prozaschrijver en dichter als de
27-jarige Haarlemmer Henk van Kerkwijk weer een
nieuw jeugdboek „De ontvoering uit De Swaan" liet
uitgeven (bij uitgeverij Ploegsma).
Henk van Kerkwijk
WAT boeit je meer: schrijven voor
kinderen of voor volwassenen?
„De wisseling van werk werkt al
creatief. Want ik heb niet alleen jeugd
boeken geschreven, maar ook hoorspe
len en series voor de schoolradio. Ik
weet dat ik anders schrijf voor de jeugd.
Fijn is de cleane stijl, die je in het
jeugdboek hanteren kunt.
Ik ben purist wil geen senti
mentaliteit. Kinderen zijn van die kille
doordenkertjes. Je moet je voor het
kinderboek daarom ook grondiger
oriënteren op de feiten vooral ik
met mijn keuze van historische motie
ven. Ik zie het kinderboek niet als een
stuk pedagogie, maar als aanvulling
van feitenkennis. Je moet hun een
doorsnee van de maatschappij leren
kennen, maar toch ook weer niet te
veel gaan „uitleggen". En het woord
spel en spelletje met de intellectuele
zinsconstructie, zoals in de roman, is
er in het kinderboek niet bij. Daarin
breng ik een stijl, die veel meer ver
taalde spreektaal is. Veel auteurs voor
de jeugd schrijven boekentaal. Ze luis
teren niet naar mensen."
Waarom koos je juist voor het histo
rische jeugdboek?
„Een vriend zei me eens: „Je bent
iemand die zijn jongenstijd zo belang
rijk vindt. Je bent een avonturen-
schrijver." Dat zal wel zo zijn. Maar ik
wil de onvermoede feiten achter be
kende en waarneembare zaken duide
lijk maken. Wat ik ook in mijn jeugd-
hoorspelen en schoolradioseries gedaan
heb: ik wil de micro-geschiedenis
brengen. Al die kleine verwaarloosde
feiten, die ons dichter brengen bij de
mens van vroeger. En die mens van
vroeger staat niet zover van de tegen
woordige jeugd af. Want de kinderen
nu hebben eenzelfde eenvoud van taal,
ze redeneren niet, en hebben in hun
denk- en doewijze iets, dat niet aan
tijd of land gebonden is. In hun ge
sprek zijn ze veel meer op de daad
gericht. Ik vind daarom ook, dat je
alles wat je aan psychologie is bijge
bracht bij mij was dat op de kweek
school maar weer vergeten moet.
Ik wil me niet te veel bewust maken
als ik voor kinderen schrijf. Ik ben
bang, dat me dat zal afremmen.
„De ontvoering uit de Swaan" is
eerst als hoorspel gebracht. Heb je
voor het boek nog veel aan die stof
veranderd?
Het boek is natuurlijk veel uitvoeri
ger, heeft meer nevenintriges. Een
hoorspel is springeriger, wat in een
boek niet kan. In het boek krijgen de
karakters ook meer nadruk. Het is be
doeld voor jongens en meisjes tussen
10 en 13 jaar. Maar als ik eerlijk ben,
moet ik toegeven, dat ik me helemaal
geconcentreerd heb op de jongensfi
guur. Dat geeft het verhaal een grotere
strakheid, wat ik primair vind. Of
meisjes het nu zo leuk vinden? Dat is
van minder belang. Op de ULO schreef
ik al toneelstukken nadat ik ridder
films had gpzien. En nog steeds is die
hang naar een eigen stuk jongenstijd
voor mij bepalend in mijn jeugdboe
ken.
CONscientieuze reconstructie
„DE ONTVOERING UIT DE
SWAAN" speelt in 1690. De Amster
damse jongen Maarten Ryksuyger
raakt op reis naar Den Bosch met zijn
vader in contact met het meisje Louise
en haar vader, die in Frankrijk be
langrijke papieren over een Franse in
val in Holland in handen hebben ge
kregen en daarom achtervolgd worden.
Naast goed gedoseerde, reële spanning
en een hoog verteltempo valt dit ver
haal vooral op door een uiterst con
sciëntieuze reconstructie van onmisba
re details. Het verschil bijvoorbeeld
tussen arm en rijk wordt getoond in
het feit, dat Maarten een dure pruik
draagt. Die pruikt dient tevens om aan
te tonen, dat jongens in die tijd ook
vaak dingen moesten slikken tegen
SPIEGEL HISTORIAEL, het
maandblad voor geschiedenis en
archeologie, dat wordt uitgegeven
door Fibula-Van Dishoeck N.V. te
Bussum, handhaaft in zijn aprilnum
mer de goede kwaliteit van artike
len. Een bijzonder interessante
bijdrage is die van W. van Zeist
en W. A. Casparie over de pre
historische veenwegen in West-Euro
pa. Deze houten wegen en voetpa
den door moerassige gebieden ko
men voor in Ierland, Engeland, Ne
derland en Noordwest-Duitsland van
omstreeks 2800 voor Christus tot 1000
na Christus, met een piek tussen
1700 voor en 400 na Christus. Een
van de raadsels die zich hier bij
voordoen is het op onverklaarbare
wijze eindigen van sommige van
deze wegen midden in het veen.
Men vermoedt dat deze wegen
leidden naar een gewijde plaats,
waar bijvoorbeeld een godheid werd
aanbeden of offers werden gebracht.
Een sprekend voorbeeld van een he
le serie blind in het veen eindigende
wegen vindt men in het Ipweger
Moor ten oosten van Oldenburg.
Een opzienbarende vondst is die
van houten wagenwielen bij de
veenwegen waaruit blijkt dat de pre
historische mens die 3000 jaar voor
Christus in Drente leefde bekend
moet zijn geweest met het gebruik
van de wagen. Bij dit artikel zijn
een aantal instructieve kaarten, te
keningen en foto's opgenomen.
F. POLLENTIER schrijft in het
zelfde nummer een verhaal over de
Belgische vestingstad Diest, schild
wacht van de Demervallei. De schrij
ver levert een pleidooi voor behoud
van de nog overgebleven fortifica
ties van de ontmantelde citadel, die
blijkens oude foto's een indrukwek
kend mooi voorkomen heeft gehad.
„Men vindt er de bastion- en de
polygoonbouw versterkt met halve
namen, ravellijnen, coutines, kaze
matten en caponnières; kortom een
summum van snufjes, die de mili
taire bouwkundigen hadden uitge
dacht om de vijand van alle rich
tingen en van alle hoeken uit te be
schieten 'en daarbij zelf gedekt te
blijven", aldus een zinsnede uit de
ze bijdrage.
A. G. van der Steur heeft de le
vensloop nageplozen van de schilder
losbol Johannes Torrentius aan
wie Schrevelius deze dichtregels
wijdde: een bedrieger van 't
volck, een pest voor de jeucht, een
schoffeerder van vrouwen.In
1627 werd tegen deze „Rozekruizer'
te Haarlem een proces gevoerd op
aanklacht van onder meer zede
loosheid en godslastering. De be
klaagde ontkende bijna alle voor
hem bezwarende punten van de ten
lastelegging, waarop men besloot
hem te laten tortureren om de
waarheid te achterhalen. De scherp
rechter kweet zich dusdanig van zijn
taak dat Torrentius op 25 januari
op kussens naar de terechtzitting
moet worden gedragen waar hij
een vonnis van twintig jaar opslui
ting hoorde uitspreken. Koning Ka-
rel I intervenieerde tenslotte te zij
nen gunste bij de Prins van Oran
je, die op 11 juli 1630 een „par
don" tekende waarna Torrentius
naar Engeland kon vertrekken. Hij
bezorgde de Engelsen volgens Mal-
pole in diens boek „Schilders tij
dens de regering van Karei I"
meer verdriet dan voldoening en
keerde na een verblijf van tien jaar
terug naar Amsterdam waar hij in
1644 overleed.
Van de andere artikelen noemen
wij „Zee- en landtransport in het
postverkeer met het voormalige Ne-
derlands-Indië" van dr. R. E. J. We
ber, „Het voorspel tot de tweede
wereldoorlog in het Verre Oosten"
van H. Th. Bussemaker en „Mu
sea in China" van J. Tadema Spor-
ry. J
A. Boerma
hun zin in: en in de intrige speelt die
zelfde pruik een belangrijke rol bij de
ontknoping. Want in tegenstelling tot
zoveel avonturenboeken, waarin altijd
maar luchtig over veel geld beschikt
wordt door jeugdige hoofdpersonen,
heeft Van Kerkwijk het geldgebrek,
dat Maarten en Louise op hun vlucht
bijna noodlottig wordt, zeer centraal
gesteld. Het belenen van de pruik redt
hen op het laatste nippertje.
Dit functioneel afronden van alle
kleine nevenintriges maakt het boek
tot meer dan alleen een historisch
avonturenboek. Om de jonge lezers
duidelijk te maken welke enorme af
standen het vroeger waren van Den
Bosch door het rivierengebied naar
Utrecht en vandaar naar Amsterdam,
ging Van Kerkwijk nauwkeurig na,
hoe lang goed doorvoede kinderen,
voorzien van koeken, in de sneeuw
over een bepaalde afstand deden. En
alle bijzonderheden over herbergen,
tolhuizen en vervoersmiddelen haalde
hij uit Het Reisboeck van Ten Hoorn,
een befaamde gids uit die oude tijd.
NIETTEGENSTAANDE zoveel fei
tenmateriaal is het boek een verhaal
geworden van levende mensen: van
een nuchtere Hollandse jongen, met
van die hersens die door een wasauto
maat zijn gegaan (zoals Van Kerk
wijk zelf zegt): van een nogal pinnig,
zelfbewust meisje, dat echter die jon
gen de kans geeft voor het eerst een
volwassen rol te spelen.
ALLE FIGUREN, ook de bijfiguren,
blijven na lezen onuitwisbaar in het
geheugen geëtst staan. En het is zowel
door dit grote beeldende vermogen,
met betrekking tot de buiten- en bin
nenwereld, als door de knappe, flit
sende en direct meeslepende stijl van
Van Kerkwijk, dat dit boek behoort
tot de beste historische jeugdboeken
welke de laatste jaren in Nederland
verschenen zijn