aM^I
m -
Twijfels en vraagtekens rond de
c?USt®%
?ssv
RUITER W
N
wmmms
i. ml
Tftetms
•pk. JW*
WBiLKHI .JOStiPJ VAI1
CKI»K*' C1(;^5"M»73)
BtSKS
Q <1607-16r6)
o<t Etna -tytn
TraAfe/i onoUlL -
guzsjx..
i m
-
Rocliester
ues%rm
m
aland
Chapey
Fort
SheernesA.
$g|$
1 *W** L>V
Vi
flillmgkaï*
rj?v 22
|KyP&r»k«| vet-H
owrt d«U,iJy I
Tta« -MlJU ji
K4J«nf £+ttK«fc v]
ItovètcVarks dj»
wordfc oM-Jy
wM- J «lyr
-«JIMM 1
800 cnjtr
3ol»^
grooEfLe, ïev&Üel>.
fgolesi,^
lyn CvestiJtrmt/tQen-
Las? en Z&io^aa.
cte V-cLoLooét. zez-
SZag ca by Sale. -
■sfjCnClrecal &jr-
^kS tEc lockt naas
C&cdhatn,S/iéuM-
dz af>rit /676 na
ten i'vlo%en sty by
U2
v w>
ggMto&fe
Mr. -
task*- commcuwlAMt ua»t M op*
olectmbtr ïtéf door de. Huiif op-
qtrichte war'miers'korp.- -*,tvo«fcrd
tot Lk-Odm, UXcWc Hu Vntt Com.de
Witt op d'Oqatba. het JvoersU itka.-
der LMctof -tew- w»»r Chatham..
tJU»i it>VL smuveldt v.qeni ■Oi at
sl^ fcj ActcM^.
-fawatHiM-Ster Van C—'Voordrecht
J rnoalcu aW «evolmachtiat**
-van- <u Staken -4-cneraaX M J
operatie ✓wee 5 JvtxagikL va»c
i5 3wd*}a icbjjfi't en zakXtn.-
draqerS. CJoort* 'tn Afazj.ioenL
"hw' SCUnin rnet bfaedet \oiuu
in 4bti op sAcuxtóÜat ToMao. W-
-moord. J u.
eskader, uet licktr scWefen te-
stacwirf«.,b"yt dvipitó <3) ;|M|:
tswortier von nieu-jnajen - 3N/So/3o V.B.v.Fw*
vnede "«/l®/» - J»n "Enotel-
GrOTHtfW«m ED. HalMnng -JtftOJX
SOiiid*™ -</eo/- 4.A #«lc ^Jaww -
Pro-PoW-w/W-J"
Wofxa «Molen AW lork
olt Xattuvifki --;eo/- «ïndrlk *Mdrtle»i-
a'ArvtlWa- -»/22s/w +l««Mt Vollentiwf
d 'Arwtha.- SD/Z2i/}° r
tit -^ESctornrmi*! -10fist/3c
dr Lttuutc - to]37f/3o
- tfa/JSO/v#
«u Vreeote - ibftfr/Jo
mo. - e>lz2f)30
W SA«rre
Ctn. esictMer mduÜL óUm ue»\
1«r |<NH 1fi((7 5 9'"t Kthbcy Shrtrnor; etc.
iUHtdt tcakr ddrn tU Rtuler Uyft »f> tfe TtlutbW
yrrrt Jen let otercte ttkajer *>dtr V- SjOjt
SteAratn. "itSuyarxlsf.
Jar*. <Lu- Iocs'
JO.C04» Si'Kkor
tFJ«w ,1
Morderw^ - <-
- T,i}\0o)23*osU*\ 5mu«t.
1>E HOLLWDl\ qctouwei
tn ,80 5Ua<ktn.H00 r>'iU»oZr>i
*40 soiau*Atn. Wtt/«l v«n
v.d-2aow 'mapdc^ld Schrajr\/e^- -
UaAir 1x fcwum'4 3ow»i ^«4 cjo5 Uutcm«.t>kaf%A» «p-kt jckif.
Tocht naar Chatham
DE TOCHT NAAR CHATHAM 300 jaar geleden, is
de zwaarste slag die het trotse Albion als heersers der zeeën
ooit werd toegebracht en het waren Hollanders die de
klap uitdeelden. Reeds vorig weekend is men héél onhis
torisch dat glorieuze wapenfeit gaan herdenken met een
nieuwe invasie van de Theems door De Ruyter en zijn dap
peren, allen in authentiek-zeventiende eeuwse uitrusting,
wie op Britse bodem een warme ontvangst ten deel viel, al
werden er dan geen schoten maar des te meer oorlammen
uitgewisseld. Het Chatham-festival en de vrolijke maske
rade duurden deze hele week en zullen vanavond hun fees
telijke apotheose vinden. Maar in feite is vandaag de dag
van Hollands glorie, want de echte Tocht naar Chatham
vond plaats van 1724 juni 1667.
OP 14 juni zeilde een aanzienlijke
vloot, bestaande uit 7 zeer grote sche
pen, 21 van iets kleiner kaliber en 21
kleine oorlogsvaartuigen, tezamen be
mand met 17.500 koppen, in drie eska
ders uit. Begunstigd door een krachtige
oostenwind bereikte men op 17 juni de
Engelse kust. Er werd krijgsraad ge
houden en men besloot dat een deel
van de vloot geformeerd uit lichte sche
pen met geringe diepgang onder Van
Ghent de Theems zou opvaren. De
hoofdmacht bleef onder De Ruyter
vlak onder de kust waar hij mogelijke
aanvallen van Engelse formaties uit
zee kon afweren. Tot elke prijs immers
moest worden voorkomen dat de Ne
derlandse schepen binnen de banken
zouden worden ingesloten. Op 19 juni
ging Cornells de Witt, die „deze aan-
genaeme tocht" wilde meemaken, over
op het schip van Van Ghent. Deze hees
de vlag ten aanval. De tocht naar
Chatham was begonnen.
HET VREEMDE IS dat betreffende
enige punten in de onderneming geen
zekerheid bestaat. Wij verkeren nog al
tijd in het ongewisse wat er nu eigen
lijk aan de hand is geweest met de
ketting die de Engelsen op het laatste
ogenblik over de Medway hadden ge
spannen. De Medway is een rechterzij-
rivier van de Theems. Bij haar monding
lag rechts het fort Sheerness, links en
wat hoger lag het kasteel Upnore en
nog hoger Chatham. De befaamde ket
ting lag iets beneden Upnor Castle.
Het is duidelijk dat het onmogelijk
zou zijn geweest, eenvoudig de oevers
door een ketting met elkaar te verbin
den: door haar zwaarte zou deze im
mers in het midden van de stroom zo
diep zijn doorgezakt dat zij geen en
kele hindernis kon vormen. De ketting
liep waarschijnlijk over katrollen die
op vlotten in de rivier dreven. Het is
echter ook mogelijk dat er niet één lan
ge ketting is geweest, maar dat 'n aantal
kettingen met bouten en haken de voor
anker liggende vlotten met elkaar ver
bonden. Ook heeft men wel veronder
steld dat van afstand tot afstand in de
bodem van de Medway masten of pa
len waren geheid waaraan de ketting of
kettingen waren vastgemaakt. Zo
schrijft Cornelis de Witt aan de Staten-
Generaal: „De Engelsen hadden eeni-
ghe masten in de rivier geslagen en
met kettingen vastgesloten om ons het
aencomen te beletten", maar in een an
dere brief heeft hij het over „de ket-
tingh dien de Engelschen over den ri
viere met palen ende vlotten te we
derzijden hadden vastgeheght ende ge
spannen".
OOK ANDERE berichtgevers spre
ken afwisselend van de ketting en de
kettingen. Wat de verwarring nog gro
ter maakte, is dat sommigen de in de
rivierbodem geslagen palen voor de
masten van gezonken schepen hebben
aangezien. Ter verdediging van de ar-
senaals, tuighuizen en dokken langs
de rivier hadden de Engelsen namelijk
in de vaargeul een aantal onverdedig
bare schepen laten zinken, onder an
dere de Royal Katherine, de St. George
en de Victory. Toen de Nederlanders
waren vertrokken, werden deze kapi
tale schepen, die gevechtsklaar elk on
geveer 70 stukken geschut voerden,
spoedig weer gelicht en gedicht, maar
de schade aan deze drie bodems werd
toch geraamd op de bouwkosten van
een nieuw, middelgroot schip. Het is
begrijpelijk dat de Nederlanders, die
natuurlijk niet wisten waar de vijand
schepen tot zinken had gebracht, de
palen voor masten hebben aangezien.
IN DE TWEEDE PLAATS weten
wij niet met zekerheid wie nu eigen
lijk de ketting heeft stukgezeild Aan
die daad is onverbrekelijk de naam
verbonden van Jan Danielszoon van
de Rijn, commandant van de brander
Pro Patria, en er zijn talrijke getui
gen die hebben bevestigd dat hij, zoals
Gerard Brandt in zijn Leven van De
Ruijter schrijft, „met het brandtschip
recht op de ketting aanzeilde zoo dat
ze brak". Het vreemde is evenwel dat
noch Cornelis de Witt noch De Ruyter
noch de aanvoerder der voorhoede van
Ghent ook maar met één woord ge
waagt van Van de Rijns heldendaad.
Sterker nog: in het besluit van Hunne
Hoogmogenden waarbij aan de kapi
teins die hun branders „in de rivier
van Rochester (de Medway) goed be
steed hadden" beloningen werden toe
gezegd, wordt van het stukzeilen van
de ketting in het geheel geen melding
gemaakt. Van de Rijn komt wel voor
op de lijst der beloonden, maar hij
kreeg slechts 4000: twee andere ka
piteins, die evenals hij met nun bran
ders Engelse oorlogsschepen in brand
gestoken hadden, kregen 5000 en
6000.
Vervolg zie pagina 19
„de hand Godts geweest die de Stadt
Londen desen verschrickelicken brandt
als van den hemel heeft toegesonden.
De voncken van den brandt in 't Vlie
en op der Schellingh syn met den oos-
tenwindt overghewayt en hebben de
stadt aengesteken en verbrandt".
OOK IN ENGELAND zelf zagen ve
len in deze rampen een straf Gods,
niet voor de oorlogsdaden der Britse
zeelui, maar voor de zedeloosheid en
de spilzucht van het Engelse hof dat
onder Koning Karei II het middelpunt
was van lichtzinnige vermaken, pikan
te liefdesgeschiedenissen en erotische
intriges. In de nacht dat de Hollanders
de Medway waren opgezeild en een
aantal Engelse schepen hadden buitge
maakt, soupeerde Karei met zijn min
nares Lady Castlemaine bij de herto
gin van Monmouth en vermaakte zich
als een tweede Prikkebeen met de jacht
op een vlinder die tot zijn ongeluk in
het vertrek was terecht gekomen.
MAAR ZOVER was het nog niet. Jo-
han de Witt was er in geslaagd, zijn
plannen streng geheim te houden. Zelfs
De Ruyter die als aanvoerder zou op
treden, wist er niets van. En ook de
Franse gezant in Den Haag, die er zich
op liet voorstaan dat niets in de Repu
bliek hem ontging, werd door de ge
beurtenissen volkomen verrast. Aan
vankelijk was De Witt van plan zelf
als gevolmachtigde van Hunne Hoog
mogenden aan de tocht deel te ne
men; later zag hij daarvan af omdat
hij in Breda niet kon worden gemist
en omdat het plan wellicht zou uitlek
ken als hij zelf er zo nauw bij betrok
ken was. Hij wees nu' zijn broer Cor
nelis aan als zijn plaatsvervanger.
WAT WIJ DE TOCHT NAAR CHATHAM plegen
te noemen was in wezen slechts een onderdeel
een klein maar hoogst belangrijk onderdeel
van de lange reeks aanvaNen die de Nederlandse vloot
tegen het einde van de Tweede Engelse Oorlog, deed
op de Engelse kust. Die aanvallen duurden namelijk
van juni tot oktober 1667 en strekten zich uit van Har
wich in het noorden tot Torquay in het zuiden. De
raid op Chatham zelf nam nauwelijks een week in
beslag, de week van 1724 juni.
Tweemaal de Tocht. Een bloedig
treffen uit de Eerste, vastgelegd
door een 17de eeuwse Oude Mees
ter, en een roerend afscheid uit de
Tweede (300 jaar later), ver
eeuwigd door een 20ste eeuwse
ANP-fotograaf. Op de valreep van
Hr. Ms. jager „Holland": Bestevaer
himself, terwijl hij het jammerend
vrouwvolk van Den Helder troos
tend toeroept (met excuses aan
Coen) dat het waerachtig 'wel gaen
sel
HET PLAN, de Engelsen in hun ei
gen havens aan te vallen, was al ge
durende dé Eerste Engelse Oorlog ge
opperd. Dat het, nu 300 jaar geleden,
ten uitvoer werd gebracht, was te dan
ken aan Raadpensionaris Johan de
Witt. Weliswaar waren de vredesbe
sprekingen al begonnen, maar ze scho
ten niet op. Op voorstel van Constan-
tijn Huygens waren de Engelse, Fran
se en Nederlandse onderhandelaars bij
eengekomen in Breda. „Cette pauvre
ville a bien besoin de quelque resource
en son commerce"had Huygens ge
zegd, maar de Engelsen toonden er
zich zulke koppige en stroeve onder
handelaars, dat De Witt besloot, hen
op krachtige wijze tot rede te brengen.
Het ogenblik daartoe was in de zomer
van 1667 uitermate gunstig. De Repu
bliek beschikte over een goed uitgerus
te vloot, terwijl de Engelsen een groot
aantal schepen hadden opgelegd, niet
zozeer omdat ze zo vredelievend wa
ren, maar uit geldgebrek. Bovendien
was het Britse rijk in de voorafgegane
jaren aan ernstige rampen ten prooi ge
weest.
DAAR WAS in de eerste plaats de
pest die Londen had geteisterd. De pest
was toen een ziekte die telkens voor
kwam, maar af1 en toe epidemisch
werd. Men was er min of meer aan ge
wend en aanvaardde de ziekte als een
natuurverschijnsel, veroorzaakt meen
de men, door een komeet. Niemand
wist dat de besmetting werd overge
bracht door de vlooien van de talloze
ratten die in Londen leefden van het
huisafval dat door open rioolgoten werd
afgevoerd. Men had zo weinig idee van
de wijze waarop de pest zich verbreid
de, dat men ook nu weer, een eeuwen
oude traditie volgend, alle honden liet
afmaken en daarmee de enige bestrij
ders van de ratten uitroeide. Bovendien
werden alle huizen waarin zich een
ziektegeval voordeed, met alle andere
bewoners er in voor een maand afge
sloten, wat vrijwel steeds het doodvon
nis voor alle huisgenoten betekende.
NA DEZE epidemie was in septem
ber 1666 de brand van Londen uitge
broken die in vijf dagen meer dan
13000 woningen en bijna 100 kerken
vernietigde. De Nederlanders zagen
daarin een duidelijk teken des hemels:
in augustus 1666. dus juist een maand
eerder, hadden Engelse schepen een
aanval op Vlieland en Terschelling ge
daan en daar op afschuwelijke wijze
gebrandschat en geplunderd.
„HET IS", schrijft een predikant,