proef h00 dét
TARVO
BAKKER WINKEL
EXAMENS
PANDA EN DE MEESTER-DRINKER
POLLE, PELLI EN PINGO
^^ngestipt
RECHTER TIE EN HET ANDERE ZWAARD
BRAMMETJE FOK
tfOUlBROOÜ
HET FIJNSTE
BAKT
m
?y
11
u-
DONDERDAG 22 JUNI 1967
Een romantisch verhaal door Richard Mason
f TARVO OP TAFEL - GEZONDHEID IN HUIS!
ALTIJD IM DE ORIGINELE VERPAKKING
TwoüTik vind dat e& m
Kees Stip
- A
Jm*.
74)
„Jawel, je bent net als de rest; je
wilt een beetje een held zijn. En hel
den zijn alleen maar sufferds. Ik
heb mijn deel gedaan. Drie jaar lang
ben ik van het kastje naar de muur
gestuurd en nou ga ik naar huis.
God, ik zal mijn schade van die drie
jaar inhalen!"
„Dat is waar", zei ik, „je hebt ge
noeg meegemaakt. Ga jij maar terug
en drink je absint en stuur me af en
toe eens een ansicht en laat me we
ten hoe je het maakt".
„Als ik eraan denk, zal ik je een
briefkaart sturen. Ik zou 't zelfs heer
lijk vinden je zo'n ding te sturen,
als je niet dood bent", besloot hij
grijnzend.
Om elf uur vertrokken Sabby en
ik. De meesten zaten nog te drinken
en te praten, maar de brigadier was
weggegaan, evenals Mario en Dor
cas. Fenwick was verbazend dron
ken. Hij zong en zei zinloze dingen.
Ik had graag een filmpje van hem
opgenomen en hem dat de volgende
morgen laten zien. Toen ik hem pas
seerde, zei hij: „Zo, ouwe knaap",
met een dronken bravour, omdat hij
zich nog herinnerde hoe hij me bele
digd had.
Ik gaf geen antwoord en om de
anderen plezier te doen, riep hij me
na: „Oei, wat zit je hoog te paard.
Van verwaand gesproken". Ik hoor
de de rest niet meer, omdat de deur
achter me dicht ging. Ik was alleen
met Sabby, na een scheiding van
uren, naar het ons toescheen. Het
kon ons niet schelen, wie ons samen
had zien weggaan.
We leunden achterover in een
ghari en liefkoosden elkaar om te to
nen dat we blij waren dat het feest
achter de rug was. Alleen ergens
heel diep binnenin ons welde een ge
voel van droefheid op en daarom pro
beerden we vrolijk en spraakzaam te
zijn, om te beletten dat het ons zou
overmeesteren.
„Michael is dronken van heleboel
drank", zei Sabby.
„Sabby is dronken van heleboel
mensen en feest", zei ik.
„Ja, lieveling, we zijn allebei dron
ken, alleen ben jij 't meest dronken
en als we thuiskomen, zal ik je ve
ters los moeten maken en schoenen
uit moeten trekken. Dan zie je, dat
het waar is dat Japanse vrouwen
dat doen voor dronken echtgenoot".
„Lieveling, denk nu niet aan het
verleden".
„Wou je over toekomst denken?"
„Nee, ik wil aan niets anders den
ken dan dat het een heerlijke avond
is en dat we erg gelukkig zijn en
teruggaan naar ons eigen huis".
„Ja, natuurlijk zijn we allebei erg
gelukkig. Luister eens naar leuk ge
luid van klepperend paard".
„Wie heeft je het woord kleppe
rend geleerd?"
„Niemand. Ik zei maar na".
„Zei je mij na?"
„Ja, dat doe ik altijd".
„Mooi. Ik heb graag dat je dat
doet. 't Maakt me trots".
„Je bent in verste verte niet trots,
lieveling".
„O ja, dat ben ik wel. Ik ben trots
op jou, vooral als je me lieveling
noemt".
Ik had niet naar de koetsier van
onze ghari gekeken. Ik veronderstel
dat hij het paard de zweep had ge
geven, omdat we met een flink vaart
je reden, maar opeens viel het neer
en we werden met een smak naar
voren geslingerd. Sabby uitte een
lichte kreet en we sprongen uit het
rijtuigje en zagen het grote, bruine
paardelijf zwoegen in het lantaarn
licht. Het dier lag op zijn zij, met de
benen rechtuit gestrekt, vastgehou
den door de disselbomen. Het kreun
de diep, alsof het in hevige pijn ver
keerde en op sterven lag. Sabby ren
de op hem toe en klopte met haar
hand op zijn neus, terwijl ze verdrie
tige jammergeluidjes liet horen.
Toen begon ze tegen hem te praten:
,,'t Is in orde, hoor paard. Koet
sier zal wagen weghalen alsje
blieft paardje, ga niet dood". Ze
leek een klein, zacht kind en dit ont
roerde me zo, dat alle droefheid plots
als een machtige golf in me naar
boven kwam. De koetsier was adem
loos in de weer met de disselbomen.
Ik ging naar hem toe en hielp hem
en toen we het tuig hadden losge
maakt, trokken we de ghari weg en
het paard hield op met kreunen en
bleef stil liggen. Sabby maakte het
klakkende geluid van haar tong, dat
ze in de Himalaya had gehoord en
stak een hoopvolle hand naar hem
uit. Na een paar seconden worstelde
het opeens overeind: het liep toen een
paar meter naar voren en bleef toen
recht voor zich uit staan kijken,
alsof er niets was gebeurd.
„Arm paard alleen maar uitgegle
den," zei Sabby meewarig.
„De hemel zij dank".
„Ik dacht dat hij dood zou gaan,
toen hij zo'n vreselijke stem opzet
te." We klommen weer in het voer
tuigje en wachtten tot het paard
weer was ingespannen. Het duurde
een poosje, omdat het dier het niet
prettig vond achteruit tussen de dis
selbomen te moeten stappen. Maar
het zette zich gewillig in beweging
en de koetsier hield de zweep in zijn
hand, zonder er gebruik van te
maken.
„Nu ben je sabishii," zei ik.
„Ja lieveling."
„Kon je niet gelukkig blijven?"
„Nee lieveling, en het hindert niet.
Zolang jij van me houdt, kan het
mij niet schelen om sabishii te zijn."
We hielden elkander vast om
klemd. Ik was niet werkelijk dron
ken. Het was een prachtige avond
met een bijna nieuwe maan. Toen
we de heuvel opreden, langs de met
bomen omzoomde weg, zagen we de
kleine taferelen, die glimpen van
Parijs hadden kunnen zijn, met uit
zondering van de bruine gezichten
en de dhotis. Het was een betove
rende rit en het voortrijden van de
ghari bracht een koel windje langs
onze gezichten. Ergens aan onze lin
kerhand waren de Torens der Stilte,
waar gieren ineengedoken op de mu
ren zaten, met dikke, zwarte lijven
en kale koppen; ze waren in slaap
na hun maaltijd van menselijk vlees.
Ik vroeg aan Sabby of ze geen gier
zou willen zijn.
„Maar ik ben al gier en eet Pers
Michael op."
„En smaak ik lekker?"
„Ja, zo lekker, dat ik jou niet
eens met mosterd eet".
(Wordt vervolgd.)
ADVERTENTIE
Mendel-college, Haarlem. Geslaagd
voor het eindexamen HBS-A: mej. M.
van den Aakster, P. van Amelsvoort, mej.
C. Beaufort, J. van den Berg, mej. J. van
den Berg, mej. H. van den Boogaard, P.
Bosman, J. Botman, Th. de Bruin, H.
Camoenié, J. Deist, A. Dijkhoff, F. Eb
bing, J. van Ewijk, mej. E. Feijen, J.
Gerding, mej. E. Herber, mej. J. Hetem,
J. Heijmans, J. ten Holt, D. ten Holt,
R. Jansen, B. van Kessel, mej. H. Kinket,
F. Klein Schiphorst, B. Kuipers, H. Leef-
lang, W. van Leeuwen, J. van Lent, J.
Loerakker, mej. E. Lucas, M. Mantel, A.
Meijer, mej. A. Offenberg, G. Pedroli,
mej. F. de Rop, J. van Schooten, J. Stam,
G. Steentjes, B. Tol, F. Veerman, mej. C.
Visser, P. de Wit, P. Zijp, allen te Haar
lem; G. Balm, P. van den Heuvel, J.
Hunfeld, G. Langendijk, allen te Bloe-
mendaal; mej. Ch. Opdam en W. Thie
mann, Heemstede; H. Klinkenberg en A.
Wassenaar, IJmuiden; mej. N. Mulder,
Zandvoort; mej. G. van Steijn, De Zilk;
E. Huijg, Alkmaar; Th. Jukes, Spaarn-
dam; H. Witte, Overveen; W. Laurent,
Driehuis; G. Oomes, Beverwijk: H. Schel-
levis, Wijk aan Zee.
Chr. Opleidingsschool voor kleuterleid
sters in Haarlem. Geslaagd voor leid
ster bij het kleuteronderwijs: J. Dekker,
B. Hartsuijker. G. E. Koemah, E. F. O.
Luking, C. M. Bijl, M. G. Tensen, Haar
lem; A. J. Bruins, Bennebroek; W. D.
Dondorp, M. D. I. Staller, Heemstede; T.
J. Zaagman, Hillegom; G. Groothedde,
W. C. Kroon, Lisse; M. S. Keijzer, Sas-
senheim; E. J. H. Bleijie, Leiden; C. van
Asselt, De Kaag (dorp); C. de Wit, Nieuw -
Vennep; E. H. Buré, J. A. Slob, Hoofd
dorp; G. Blom, A. M. Gehrels, Vijfhui
zen; A. T. Kosten, Zwanenburg; D. C. W.
Keuning, M. C. Platje, Zandvoort; M. E.
Muller, A. de Wijs, Santpoort; J. Hogen-
doorn, M. G. Zwaan, IJmuiden; J. Tim
merman, Dronten (O. Flevoland).
Voor het diploma hoofdleidster slaag
den: E. Bootsma, J. J. Karpes, A. T. Ou-
werkerk, M. L. M. Planting, E. C. Poel-
ma, I. Pull, E. J. E. Roeleveld, G. Rol,
I
79-93
79. Panda keek geërgerd de wegrijdende scooter na
en keerde zich toen om, teneinde Hobbeldonk weer
binnen te gaan. „Joris doet maar!" mompelde hij.
„Waarom heeft hij plotseling zo'n haast? Hij heeft
professor Kalker niet eens bedankt, toen die hem
weer zichtbaar maakte! Nee hij gaat vast iets on
eerlijks doen" Op dat moment werd zijn aandacht ge
trokken door een licht gerucht bij de regenpijp. Het
was de geleerde, die langs de afvoer naar beneden
kwam glijden. „W-waarom doet u dat?" vroeg Panda.
„W-waar gaat u heen?" „Ik ben op weg naar de uit
gang!" verklaarde de wetenschapsman. „Ik ben bang
dat ik hier niet langer kan blijveneh Pimpo!
Dit huis deugt niet! Neem nu bijvoorbeeld deze lift.
„Maar dat is de lift helemaal niet", riep Panda ver
ontwaardigd. „Dat is de regen-afvoer"! „Ach de
afvoer.prevelde de geleerde. „Merkwaardig! Nu
je het zegt.het is, dat ik een assistent zoek, an
ders zou ik je best kunnen gebruiken! Eh.ik be
doel ehgoedendag!" Panda week de geleerde
hoofdschuddend na, toen die sloffend heen stapte. „Ik
ben toch blij dat hij weggaat!" mompelde hij. „Die
verdwijndrank van hem gaf alleen maar moeilijkhe
den. En de enige die er plezier van had, was Joris!"
viOEt? HI6R TAME.-
SNEL afwis
selen!
^^1^ 0
Vi/ie&ENDe VISSEN ZIJN TE KLEIN,2EER0B
-EENS KIJKEN OF WEEEN
GROTERE BUIT VINDEN
W&GAAN PWTSetlNö
OMHOOfe, MERK
JE DAT OOK?
NEE, DAT ZIJN
DE GETIJDEN
3PIB-
Xi7B-B
J. M. Schipper, C. M. Staller, M. v. d.
Steege, C. J. Versloot, E. Waldenmaier,
A. F. v. d. Woude, Haarlem; G. M. En
gel, Hillegom; C. A. den Breejen, B. I. C.
Mastenbroek, Lisse; A. M. v. d. Fange,
K. E. Zuidbroek, Sassenheim; J. Postma,
Leimuiden; A. E. v. d. Heuvel, R. Mees
ter, Nieuw-Vennep; M. P. A. Zeeman,
Hoofddorp; M. A. Hoekstra, Santpoort; A.
S. S. Riedijk, A. Schouten, IJmuiden;
C. Boer, Velsen-Noord.
Eerste Christelijk Lyceum, Haarlem.
Geslaagd voor het eindexamen MMS:
Margreet Coumou, Janny de Jong, Fen
ny de Mooij, Ineke Verwoerd, Atie v. d.
Bergh, Lola Mentel, Hilma Pesman en
Ireen Visser, allen te Haarlem; Marlies
v. Andel, Janny Smits, Miet Boelhouwer,
Marijke v. d. Bos, Anja Hildebrand, Hilda
Kruiderink, Marijke Muller. Alette Peen,
Wilna Siegers en Jeanette Top, allen te
Heemstede; Elly Streefkerk, Halfweg;
Hannie Bier en Joan Meenhorst, Zand
voort; Ada den Daas, Hoofddorp: Mathil-
de Heule en Dieneke de Bruyn, Bloemen-
daal; Ada Thomassen a Thuessink v. d.
Hoop van Slochteren, Bennebroek; As-
trid Weiss en Joke Bakker, Overveen;
Gerrie van 't Princenhof, Santpoort; Mar
jolein Möhlmann, Nelien Veldhuijzen van
Zanten en Marianne Boll, Hillegom; Mar-
grieth Steetskamp, Marleen van Dijk,
Edith Leenderts en Ageeth Vethaak,
Aerdenhout; Rieneke Wassenaar, De Zilk;
Emmie v. d. Berg, IJmuiden.
Mulo-examens Haarlem. Geslaagd
voor diploma A: A. van Heerd en P. T.
Kousbroek, IJmuiden; J. Kwant, Wijk aan
Zee; J. A. de Vries, Beverwijk; A. A.
Back, Velsen; P. F. Bismeijer, H. van
Leusden en P. N. Zwart, IJmuiden; J. K.
Husslage, Heemskerk; S. Jellema*, Bever
wijk; H. Severijns* en P. H. Smidt*,
Heemskerk; T. L. de Vries*, Beverwijk;
H. P. Ekkel*, Nieuw-Vennep; K. Emmel-
kamp*, Hoofddorp: A. M. Dragstra*, Bad
hoevedorp; A. R. Tielrooij*, G. van der
Wiele* en J. E. van IJzendoorn, IJmui
den.
De dames: A. van de Werken en J. E.
Wynia, Heemskerk; A. H. van den Berg
en J. A. Zwijnenburg, Beverwijk; E. H. A.
Stenger, Wijk aan Zee; C. C. v d. Poppe,
Haarlem; M. Lagerweij, Santpoort; L.
Dijkstra en S. B. van Driel, Nieuw-
Vennep; I. Bakkum, Badhoevedorp; C.
v. d. Schilden, Rijsenhout; W. C. Kroon en
C. van der Lip, Abbenes; A. J. Giezen*,
Uithoorn; L. P. Steeneken* en Y. M. Tis-
serand*, Vinkeveen; A. J. Scheffers*, H.
T. Stork* en B. Tijsen*, Hillegom; A.
Krom* en J. Zuur, Velsen.
De heren: C. J. M. Nieuwenhuisen, H.
Bosman en A. J. Booij*, Velsen; D. J.
Snaphaan, Beverwijk; F. Ch. Plantinga,
L. Ansing*, W. A. van der Berg* en H.
Cornet*, Haarlem; K. Vink, Bennebroek;
P. Vos, Heemskerk; A. Bos, B. van Groe
ningen, J. c. Klomp en J. A. Overbeeke,
Nieuw-Vennep; B. van der Putten en P.
Schras, Hoofddorp; B. B. Troost, Badhoe
vedorp.
De met aangeduide kandidaten be
haalden ook het Middenstandsdiploma.
Leiden. Geslaagd voor het doctoraal exa
men Westerse sociologie: mej. M. J. E. van
Haaften (Heemstede).
Amsterdam (V.U.). Geslaagd voor het
kandidaatsexamen psychologie: mej. D. J.
Bos (Lisse).
Utrecht. Gepromoveerd tot doctor in de
geneeskunde: G. R. Prager te Deventer,
vroeger wonende te Haarlem.
In het land van Maas en Waal ge
beuren, sinds het circus Jeroen Bosch
erheen is getrokken, wonderlijke din
gen. Konijnen met trechters op hun
kop zijn er nog niet gesignaleerd,
maar wel een vader met zijn zoon aan
een ketting. Die zoon was behoorlijk
stout geweest. Onbehoorlijk zelfs. Met
twee vriendjes had hij geld van col
lecteschalen genomen en er snoep
voor gekocht. Toen de vader dat hoor
de, voerde hij zijn zoon aan de ket
ting door het dorp. opdat ieder zou
zien dat het knaapje een dief was.
Overal wordt nu schande geroepen
over de vader. De zwaarte van het
vergrijp van de zoon valt weg tegen
het gewicht van de ketting. Misschien
heeft hij het wel in zijn onnozelheid
gedaan. De schaal met geld werd hem
voorgehouden. Hij kon best denken dat
hij er iets af mocht nemen. Als u op
viste bent en u krijgt de koekjestrom
mel gepresenteerd, dan gooit u er
toch ook geen handvol boterbiesjes in?
Daarvan kan die jongen het hebben af
gekeken. Maar dan heeft hij toch
slechte ogen, want hij heeft de mensen
vóór hem de schaal met geld zien
vullen. En zo onderontwikkeld is hij
toch niet om te denken dat dat geld
voor hem was bestemd. Nee, de zoon
is wel degelijk een dief. Hoe erg zo
iets is moet ieder voor zichzelf beoor
delen.
Ook de vader. Hoe oordeelde hij? Hij
vond het verschrikkelijk. Zo verschrik
kelijk dat hij er de vernedering voor
over had dat iedereen hem zou nawij
zen en zeggen: „Daar gaat de vader
van een dief en de beul van zijn kind".
Zoveel fatsoen is niet menselijk meer.
Dat is het enige morele bezwaar dat
men tegen de vader kan aanvoeren.
Helaas zijn er ook pedagogische be
zwaren. De vader had het vergrijp
van zijn zoon met meer gemak minder
bekendheid kunnen geven. Nu staat
die zoon, nog voordat hij de leeftijd
van een eerzaam belastingontduiker
heeft bereikt, als een dief te boek. En
zegt het spreekwoord niet: Wie een
maal een dief is, steelt altijd? Nee,
het spreekwoord zegt het omgekeerd.
Maar het zit er bij de jongen in dat
hij steelsgewijs opklimt tot de positie
van de zakenman in de sigarettenad
vertentie, die ieder pakje waaruit zijn
lijfsigaret wordt aangeboden in zijn
zak steekt, zonder dat iemand het
durft terugvragen. Het is zelfs heel
waarschijnlijk dat hij zo wordt. Want
de ketting die hem eens door zijn va
der is aangedaan zal hem blijven ke
tenen. Zo iemand wordt kettingroker.
ADVERTENTIE
LAAT BLOEMEN, PLANTEN (ook kamer -
planten) NIET LANGER VERNIELEN.
POLIFLOR-INS VERDELGT INSECTEN
OP BLOEMEN EN PLANTEN
Verkrijgbaar Roozen, Spekstr.,
Beunders, Wagenmakerslaan;
Boomsma, Floresstr.; Derksen,
Gen. Cronjéstr.; Hoeben, Gen.
Cronjéstraat.
9. Tsjiao Tai neemt het truczwaard van
de rijsthandelaar over en drukt het zacht
tegen de grond. Inderdaad veert de punt
naar binnen, en er stroomt varkensbloed
uit. De vrouw van Seah geeft een ge
smoorde kreet als ze het ziet en slaat haar
handen voor haar gezicht. Tsjiao Tai heeft
meteen spijt, hij had wel een andere ge
legenheid kunnen afwachten om met de
zwaarden te experimenteren. De toneel
spelers hebben al genoeg te doorstaan. Hij
neemt ook het andere zwaard op en bromt
„Ze zien er precies eender uit en ze we
gen ook even zwaar. Een gevaarlijk grap
je! Hoe gemakkelijk kon Seah zich niet
vergissen!" „Het truc-zwaard had boven
op horen te liggen, het echte onder", ant
woordt Lau. „Na de truc met het valse
zwaard, ruilde Seah het onopvallend om
voor het echte, om daar nog een paar
stunts mee uit het halen. Dat verhoogde
het effect van de voorstelling". Op dit
ogenblik komt Seah plotseling naar voren.
Hij lijkt ontwaakt uit zijn doffe wanhoop.
Zijn ogen schitteren als hij Tsjiao Tai aan
zijn mouw rukt en uitroept: „Iemand moet
de zwaarden verwisseld hebben, dat kan
niet anders. Mijn zoontje is vermoord!
Lafhartig vermoord!"
862. De verontwaardiging deed Bram
even vergeten, dat hij tegen het dorps
hoofd sprak.
„Wat?" riep hij uit. „Krijgen we het oli
fantje niet mee? Dat is een lelijke streek
dat is gemene bedriegerij".
Hij stampte op de bodem, die intussen
drooggevallen was.
„Er is nu toch geen reden meer om dat
dier hier te houden?"
Dat zal ik beoordelen", bleef het dorps
hoofd kalm. „Zoveel geluk zou u toch
ook niet willen afstaan?"
HOE Bram ook praatte, er was geen ver
andering in te brengen in het standpunt
van het dorpshoofd. Moedeloos keerde
Bram zich tot zijn vrienden.
„Nu weet ik het ook niet meer. En dat
na alle moeite, die we hebben gedaan.
Het is hopeloos".
Toch was ook hier de redding nabij....
om juister te zijn, even nabij als een een
zame hengelaar. Krokodillekoos, die nog
niet eens in de gaten had, dat het water
inmiddels verdwenen was.