m
Lotgevallen
van
Spaarndam
en zijn
omgeving
Oude vissersgemeenschap
1
t
ZATERDAG 8 JULI 196 7
Erbij
14
3-
mÊÊÊËÊ
Donkere wolken
T erugkeer
Scheepsbouw
'wmmÊÊÊmm.
MpkêMnméM
Annexatie
Griezelverhalen
Sparrewouwers reus
De Kolk in Spaarn
dam. Een prent uit
1768. „Naar 't Leeven
getekend" door C. V.
Noorde.
Een karakteristiek
halsgeveltje.
BOEK OVER HET DORP VAN DE
DRIE BAARSJES EN EEN HAM
Tussen het rimpelige water van het IJ en het Spaarne
ligt het dropje van de drie baarsjes en een ham, Spaarn
dam. Een rustig dorpje met een bewogen historie, dat
thans behoort tot de gemeente Haarlem. De huisjes van
Spaarndam liggen dichtopeen geplakt op de smalle dijk,
die de twee wateren van elkaar scheidt. Ook al heerst
er de landelijke stilte zo dicht onder de rook van Haar
lem, ingeslapen is men er toch niet. Over dit dorpje en
zijn omgeving verschijnt bij de uitgeverij Kruseman
in Den Haag zeer binnenkort een boek, getiteld: „Drie
baarsjes en een ham", dat gaat over de geschiedenis, het
volksleven en zijn naaste omgeving.
Reeds vroeg is in oude documenten
sprake van Spaarndam. Wij lezen dat al
In 1253 graaf Willem II toestond een dam
te maken „in dampno apud Sparnum" en
twee jaar later belooft hij de heemraden
geen spui meer te laten maken in de
Spernedam zonder hun toestemming.
De Spaarndammers hebben zich zeker
sinds die tijd weten te handhaven On
danks natuurlijke stormen en oorlogsge
weld die over de smalle dijk hebben ge
woed. Al zijn ze uit hun woonsteden ver
dreven geweest, wederom hebben zij zich
er genesteld. Zij verdienen er geld aan
het beheer van de sluizen in de dam en
de handel. De smalle woonplaats i« hun
te lief geweest om hem achter te laten
en elders hun geluk te zoeken.
In 1514 pakten donkere wolken samen
boven de hoofden van dit nijvere volkje.
Een hevige stormvloed beukte tegen de
keien en het zand van de dijk: de Spaar-
nedam brak door, iets wat ook al in 1361
zou zijn gebeurd. Het deel ten oosten
van de Kolksluis, die zelf maar ternau
wernood voor het hemelse geweld ge
spaard bleef, ging teloor evenals het voor
naamste deel van het dorp.
Bij het herstel van dam en sluizen wil
de men ook acht geven op de scheep-
vaartbelangen van de grote buurman
Haarlem. Maar het zat de Spaarndam
mers niet mee. De storm bleef van voren
blazen, het politieke getij was hoogst on
gunstig. In 1517 trokken de Geldersen, na
dat zij onder Karei van Gelre in Italië
hadden gediend rovend en plunderend door
Noord-Holland en overvielen ook Spaarn
dam. In het tolhTiis werd de brand ge
stoken en de sluizen gingen aan spaan-
ers.
Eerst in 1567, zo lezen wij in de „Drie
baarsjes", werd er een overeenkomst ge
sloten tussen het Rijnland en Haarlem
over de aanleg van een grote stenen sluis:
„de Grote sluis". In 1585 werd de sluis
door Rijnland overgenomen, zonder ver
plichting tot instandhouding, maar met
de belofte dat er altijd een schutsluis
voor grote schepen in Spaarndam in be
drijf zou blijven.
Intussen was het oorlogsgeweld al weer
over het dorp gekomen. Het werd ge
teisterd door de Spanjaarden, die het be
leg rond Haarlem hadden geslagen. Na
de overgave van Haarlem werden alle
dorpen van Bloemendaal tot Spaarnwoude
volkomen platgebrand.
De zeer oude uit de twaalfde eeuw stam
mende kerk in dit laatste dorp ging ver
loren, al bleef de toren behouden. Spaarn
dam werd met de grond gelijk gemaakt.
Tot 1578 woonde er geen mens meer.
De Spaarndammers keerden terug. Zij
vatten hun oude beroep van de visserij
weer op. Dat beroep komt tot uitdrukking
in het wapen van het dorp, bestaande uit
drie gouden baarsjes op een zilveren veld
dat een ham zou moeten voorstellen vol
gens het rijmpje: „Drie baarsjes en een
ham, Is 't wapen van Spaarndam".
Tot op de dag van vandaag heet 't weste-
Gemeene Landshuis, noordwest
zijde en IJdijk. Een kopergra
vure van A. Rademaker, 1728.
.v -
lijk gedeelte van de dijk in het do*-p nog
Visserseind, want daar, vlak bij de haven,
woonden de vissers.
Al vroeg groeide in Spaarndam een vis
sersgemeenschap. Hiervoor was de situa
tie ter plaatse gunstig. Aan de ene zijde
van de Spaarndammerdijk lag het IJ in
directe verbinding met de Zuiderzee aan
de andere kant het Spaarne met het Haar
lemmermeer. Er ontstond een toenemen
de handel in gevangen vis en paling en
vooral de bot die in het IJ werd ge
vangen was belangrijk. Maar zo gunstig
is het voor de Spaarndamse vissers niet
gebleven. Het IJ en het Haarlemmermeer
werden ingepolderd, het Noordzeekanaal
werd gegraven en de Oranjesluizen aan
gelegd. De mogelijkheden om visjes te
verschalken werden zienderogen minder,
ook al bleef de vangst in totaal nog min
of meer op peil. Omstreeks 1900 waren
in Spaarndam nog vijftien gezinnen die
brood in de visvangst zagen. Eenzelfde
aantal trok elke dag naar Haarlem om
de vis uit te venten. Dat geschiedde eerst
met mand en juk, daarna met hondekar
en vervolgens met paard en wagen.
De vis werd niet alleen in en om Spaarn
dam verhandeld, zij ging ook naar Frank
rijk, met name de zoetwatervis. Desalniet
temin werd de visserij moeilijker. In de
eerste drie decennia van onze eeuw ver
dwenen langzamerhand de oudere vissers.
De jongeren namen hun plaats met in.
De vangsten liepen terug. Het viswater
was ingekrompen. De steden namen in
omvang toe en door de industrialisatie
werd het water verontreinigd (rioollozing
en afvalstoffen).
De venters kregen concurrentie van
viswinkels die zich in de stad kwamen
vestigen. De ouderen hielden er mee op,
ook anderen vestigden zich in viswinkels,
terwijl een enkele een groothandel begon
en de viszaken van verse en gerookte
paling voorzag. Op deze wijze ontston
den de Spaarndamse palingrokerijen. De
paling heeft een belangrijke plaats ge
kregen in het dorp. Hier komt uit alle
delen van Europa en zelfs Noord-Afrika,
Canada en Noord-Amerika levende pa
ling aan. Vers of bewerkt wordt zij van
hieruit naar alle delen van Nederland en
Europa gezonden.
Ook de industrie heeft in Spaarndam
opgang gemaakt. Al was er dan een pa
lingrokerij, een zeilmakerij en scheeps-
tuigerij, van industrie kon pas sprake
zijn toen in 1912 de familie Van Dijk er
een kleine scheepswerf vestigde Eerst
werden er rivierschepen gebouwd en in
1917 en 1918 twee kleine stoomkustvaart-
boten. Maar door het bouwen hiervan
geraakte men in moeilijkheden en de werf
werd verkocht. De werkgelegenheid breid
de zich uit. In 1922 werd voor een in
richting gezorgd, waarop schepen tot
veertig meter lengte konden worden
hersteld. Vier jaar later konden in een
aangekocht droogdok schepen tot 67 me
ter en 400 ton worden gerepareerd. In de
loop van die jaren is het terrein ver
groot. Thans heeft het werfterrein (van
de Spaarndammer Scheepswerf) een op-
Cv-v «v xMw m
pervlakte van drie hektaren. Veertig man
vinden er vast werk.
In 1935 kwam er een jacht- en scheeps
werf bij. In 1954 ging men visserskotters
en motortreilers bouwen en ombouwen.
In 1955 begon men ook met de bouw van
kustvaartuigen. Dertig tot veertig man
vinden ook in deze Spaarndamse indu
strie emplooi. Spaarndam heeft in vroe
ger tijden toch wel een beetje moeilijke
verbindingen met Haarlem gehad. Goed
vervoer was er nog niet. Dat veranderde
pas in 1925 toen er tussen Spaarndam en
Haarlem een busdienst werd geopend.
Voordien was het vervoer voornamelijk
over het water geschied.
Zoals bekend is Spaarndam door Haar
lem geannexeerd. Dat geschiedde op 1
mei 1927. De oude gemeente Spaarndam
werd toen wel in stukken geknipt. Ze
venhonderd inwoners kwamen bij Haar
lem. Tweehonderdtachtig die het lande
lijk gedeelte van Spaarndam bevolkten
kwamen bij Velsen. Het bij Haarlem ge
annexeerde gedeelte besloeg het grootste
gedeelte van de dorpskern.
Oorzaak van de annexatie was dat de
bevolking van het dorp niet toenam, maar
de lasten ervan wel zwaarder werden. De
financiën gingen, evenals bij het naburige
Schoten, sterk achteruit en het begon tot
een noodlijdende gemeente te behoren.
Toch heeft Spaarndam altijd iets zelf
standigs weten te behouden. Het oude
karakter van het dorp bleef gehandhaafd.
En dit jaar, op 28 februari hebben
wij nog kunnen lezen dat door de Spaarn
dammers, die de leeftijd van 18 jaar had
den bereikt en ingeschreven stonden in
het bevolkingsregister van Haarlem of
van Haarlemmerliede en Spaarnwoude
een dorpsraad van zeven leden is geko
zen, die de dorpsbelangen zal behartigen
en ook van advies kan dienen bij de ge
meentebesturen.
Wie het over Spaarndam heeft, kan niet
voorbijgaan aan het volksleven. Lange
tijd hebben hier de vissers het hoogste
woord gevoerd en het is dan ook wel be
grijpelijk dat vele verhalen in deze dorps
gemeenschap zijn voortgesproten uit i en
krachtig visserslatijn. Verhalen doorspekt
met geheimzinnigheid. Zo is er de overle
vering van 'n oud en wit „spookhuis" bij de
Kolkbrug naast de secretarie, waarbij ook
Spaarndam met het IJ bij de
Woerdersluis. Een kopergra
vure van A. Rademaker, 1728.
de onderaardse gang niet ontbreekt. Al is
de sage in Spaarndam verdwenen toch is
er nog het verhaal van de man, die met
zijn hoofd in zijn handen rondliep en al
door riep: „Bloenie, Bloenie, wie dient me
de mis?"
Een griezelig verhaal, dat de fortwach
ter van Spaarndam aan zijn kinderen ver
telde. En de beide zoons van de wachter
maakten er gretig gebruik van om hun
zuster de stuipen op het schone lijf te
jagen als zij alleen in het achterhuis was.
„Bloenie, Bloenie, wie dient me de mis",
zo riepen dan de rekels met verdraaide
stem. Zusjelief vluchtte als een haas naar
de huiskamer.
Dan is er ook nog de beroemde sage
van Hansie Brinker(s), die met zijn vin
gertje een gat in de dijk dichthoudt en
zodoende een overstromingsramp weet te
voorkomen.
Is in Spaarndam het visserslatijn ver
dwenen, in Haarlemmerliede-Spaarnwou-
de kan men nog vandaag de dag meni
ge sage noteren. Zoals die van „kwaje
wijve".
„Aan de Lie", zo luidt het verhaal,
De Stompe Toren in Spaarn
woude naar een penseelteke
ning van A. W. Weissman.
„kwam eris zo'n wijf met negosie. En die
kon hekse. Aan 'n klein kind gaf ze 'n
appel. Maar de moeder die had 't door.
„Geef die appel maar hier", zei ze. En ze
stopte-n-'m in de kachel. De andere week
kwam die vrouw weer an de deur: ze
had d'r hiele arm verbrand en ze droeg
'm in 'n doek. Dat gebeurde ene Van der
Aar hier."
Hekserij is er natuurlijk ook geweest.
Zo gaat het verhaal dat op de boerderij
van Van Loon 's nachts katten samenkwa
men en er kattendansjes uitvoerden. Wel
licht was er toen nog geen dierenbescher
ming om dit te voorkomen.
Boven de lage huisjes uit rijst de Stom
pe Toren op, een baken voor de reiziger.
Eens was het kerkje een gewijde plaats,
maar nu is het voor andere doeleinden in
gebruik. Ook hieraan is een oud ver
haal verbonden. Dat gaat over de Spar-
rewouwer reus Claas van Kyten, die
vier ellebogen lang gedurende de mis
maar zo door het hoge kerkraam kon
kijken. „Zijn vaam die gemeenlijk met
de lichaamslengte gelijk staat bevindt
zich nog op de Stompe Toren, 2.69 meter."
Ook niet-Spaarndammers hebben de
ze plek weten te vinden. Het zijn dan
ook kunstenaars geweest die er een heer
lijke rustige plaats hebben weten te ver
werven, in Spaarndam of in Spaarnwou
de. De schilderezels staan er op'hun drie
poten in het vlakke land, de wind blaast
de geur van het water en het land tot ver
over de horizon.
Dat is Spaarndam, wiens schoonheid de
kunstenaar weet te bekoren, de verdwaal
de wandelaar op een van de talrijke kron
kelweggetjes in de omgeving geboeid weet
staande te houden en de Spaarndammer
een goed onderdak weet te verschaffen.
Laat het hier nog lang zo blijven.
„Drie baarsjes en een ham" staat onder
redactie van dr. Tj. W. R. de Haan. Het
is voorzien van bijdragen van S. W. Balm,
H. J. Calkoen, mr. S. J. Fockema Adreae,
dr. De Haan, drs. R. C. Hekker, dr. G. H.
Kurtz, C. Stapel jr., F. A. van Velsen en
H. B. E. Warnaars. In het boek gaat een
woord vooraf van de burgemeester van
Haarlem, mr. O. P. F. M. Cremers. Het
werk is geïllustreerd met vele prenten uit
het schilderachtige verleden van Spaarn
dam.