EEN PRINSES VAN ORANJE
o
TE GAST OP BEECKESTEIJN
Ook Carolina van Oranje kende een
provo-probleem en „Irene-kzvestie"
II
Sé m
lilS 44
ZATERDAG 15 JULT 196 7
Erbij
17
NU BEECKESTEIJN, aan de oude Rijksweg
Haarlem-Velsen, ternauwernood aan slopers
hand ontkomen, weer gasten kan ontvangen,
gaan onze gedachten uit naar Carolina van Oranje,
de enige zuster van onze laatste stadhouder, die er
een week logeerde. Zij was er de gast van mr. Boreel,
een broer van haar beste vriendin, de echtgenote van
griffier Fagel. Loze klanken voor hem wie Beecke-
steijn niets zegt noch Carolina of het geslacht Boreel,
maar toch
"mm»
«v/
fylff
«ft**®»
Engelmundus met wonderbron
v.
K^-f- "V
- t* 'A
BEECKESTEIJN EN BOREEL zijn onafscheidelijk
met elkaar verhonden. In de Gids voor Haarlem en
Omstreken anno 19(H) van J. Craandijk lezen we:
Terwijl de eertijds talrijke buitenplaatsen rechts van
de weg alle zijn gesloopt en nog slechts enkele boeren
hofsteden er van over zijn, bleven er in de nabijheid
van Velsen drie schone herenhuizen met hun statige
plantsoenen gespaard. Het eerste is het deftige, ouder
wetse Beeckesteijn, het tweede het uit gestrekte land
goed Waterland, het derde het kleinere, maar evenzeer
met prachtig houtgewas prijkende Meervliet, alle drie
het eigendom van jhr. Boreel van Hogelanden, burge
meester van Haarlem, die op de landgoederen Water
land, Velzerduin en Heerenduin aan de leden der
Vereniging tot Verfraaiing vrije wandeling vergunt".
Een passage die ons wellicht een sociaal-economische
lachbui bezorgt.
GEEN burgemeester in deze lage lan
den kan heden ten dage op een bezit
wijzen als zijn collega rond de eeuw
wisseling. En wie zal zeggen of deze
laatste vergeleken bij zijn voorgangers
niet op zijn beurt een kleine jongen
was? Hadden de Boreels het buiten
goed niet verworven van de stichter,
„de Hoogedelen Welgeboren Lubbert
Adolf Torek, Heere van Roosendaal,
Raet ter Admiraliteit te Amsterdam"
enz. enz.? Deze had het laten bouwen
voor Petronella Wilhelmina van Hoorn,
de schatrijke weduwe van Jan Trip en
dochter van de gouverneur-generaal
van Nederlands-Indië, Johan van
Hoorn, met wie hij in 1713 in het hu
welijk trad. De regenten en het kolo
niale tijdperk komen met Beeckesteyn
rijkelijk op ons af. Toch lezen we dat
de bouwer bij voorkeur vertoefde op
zijn kasteel Roosendaal (bij Arnhem).
Inspireerde zulks Matthaeus Brouëerius
van Nidek tot de kortere omschrijving
van het buiten dan zijn naam deed ver
moeden? Wie hem als informatiebron
wil aanhoren komt in ieder geval be
drogen uit door de verrassende uitla
ting „deeze lustplaets met te zwygen
meerder te zullen roemen, als met ver
der daer van te schrijven".De naam
van het bezit grijpt echter een slor
dige duizend jaren verder terug. Bee
ckesteijn dankt, evenals Velserbeek
zijn naam aan Engelmundus, een leer
ling van Sint Willibrord, die deze stre
ken kerstende en er (natuurlijk) een
wonderbare bron deed ontspringen. Een
bron die niet op een litertje lette en
de beek deed ontstaan waar de buitens
hun naam aan danken.
Tegen de tufstenen toren van de
naar hem genoemde kerk in Velsen-
Driebeek staat deze heilige dan ook af
gebeeld met een bron aan zijn voeten.
Een geslaagd geheel in tegenstelling
tot het Christus-beeld ervóór met de
beide opgeheven armen, overigens no
lens volens een uniek oorlogsmonu-
nument. Voor de insider althans. Want
in de nacht voor Hitiers laatste ver
jaardag, drie weken vóór de bevrijding
werd de linkerarm eraf gekapt opdat
de rechter de nazi-groet zou brengen
Goede vaderlanders hebben toen ook
de rechter maar tijdelijk geamputeerd.
Een ware geschiedenis, in tegenstel
ling tot de bron die de patroon der
streek, gelijk zovele heiligen in deze
landen, deed ontspringen. De oorsprong
van al deze wonderbare wellen is vrij
nuchter. De eerste geloofsverkondi
gers zochten water om te dopen. Wa
tervallen hebben wij hier niet, putten
wel. Zo'n put waar een gemeenschap
werd gedoopt kreeg door het leven
wekkende water uiteraard een boven
natuurlijke betekenis. Van put naar
beek behoeft dan nog slechts een bor
reling van de fantasie. Engelmundus
was een Benedictijn uit Ierland, die
zoals alle eerste monniken, het volk de
landbouw leerde. Vanaf de hoge dui
nen, later doorbroken door het Noord
zeekanaal, liet hij een beek landin
waarts graven voor een betere zoet
waterhuishouding! Die beek gaf Bee
ckesteijn haar naam. Haar faam dankt
zij aan Carolina van Oranje.
tiële opvolgers. We zien hier de spec
taculaire overgang naar ons heden
daagse koningschap. Daar de hertog
van Nassau-Weilburg, de uitverkoren
toekomstige gemaal, de Lutherse gods
dienst aanhing, kon de toestemming
na veel deining alleen verworven wor
den indien de kinderen „in de Gere
formeerde Religie werden opgevoed.
diceerde, allen directe nazaten van ons
aller Caroline.
MET DAT AL zitten we ver van
Beeckesteijn. Wat is Caroline misschien
het meeste boeit is haar onvergete
lijke verknochtheid aan haar broer,
„le meilleur des frères", wiens poli
tieke verwikkelingen haar ziek maak-
■k
•-{-••••
r....
Deze Carolina is een boeiende per
soonlijkheid. Nog boeiender wel
licht omdat zij op de scheiding van
twee werelden geleefd heeft, een
scheiding die vele overeenkomsten
vertoont met onze tijd. Conflictstof,
vergelijkbaar met onze Irene-kwestie,
de provo's en de „groot-Nederlandse
gedachte" krijgen in of door haar le
vende gestalte. Om bij het laatste te
beginnen. Haar eerste zoon, van wie
de Staten peter waren, hette Belgicus,
haar tweede Lodewijk Flamand. Doet
dit niet denken aan Willem de Zwij
ger, die twee van zijn dochters Catha-
rina Belgica en Charlotte Flandrina
doopte? Beide zoons moest Carolina
vroegtijdig aan de Schepper teruggeven.
Nog viermaal werd zulk een beproe
ving haar deel. De wijze waarop de
levenslustige en gevoelige vrouw dit
lot aanvaard heeft wekt diepe be
wondering. Doch laten we niet op het
huwelijk vooruitlopen. De voltrekking
daarvan vormt een hoofdstuk op zich.
Er ontstond een „Caroline-kwestie",
een gevolg van het feit dat zij de eerste
Oranje was, die in vrouwelijke lijn
het stadhoudersschap mocht doortrek
ken. Vandaar het peterschap der Sta
ten, hierboven genoemd. Haar kinde
ren waren, daar het huwelijk van haar
vijf jaar jongere broer, stadhouder
Willem V kinderloos bleef, de poten-
Speels en sierlijk van lijn: het
gerestaureerde Beeckesteijn.
Dit is, ver van het vaderland, dan ook
gschied. Doch de mens wikt en God
beschikt. Onder een portret van Caro
lina lezen wij dit „smeekrijm":
Aanschouwer, bid, o God! Spaar Ca
rolyn in 't Leeven
Wil uit Oranjens Zaad, Oranje spruy-
ten geven.
Dat een van die Oranjespruiten nog
een katholiek vorstenhuis op de troon
zou helpen, is een opmerkelijke bij
zonderheid. Zes kinderen ontvielen
Caroline en haar echtgenoot, zeven
bleven in leven. Hiervan werd Frede-
rik of Friedrich Wilhelm de stamva
der van het Luxemburgse huis. Toen
onze koning Willem III als Hertog van
Luxemburg zijn dochter Wilhelmina
niet kon doen opvolgen, zocht men
naar een mannelijke Oranjetelg. Het
werd Adolf, kleinkind van Frederik.
Diens zoon huwde een Braganza op
voorwaarde dat de kinderen in de
katholieke religie zouden worden op
gevoed! Daar die kinderen dochters
waren, heeft men ten overvloed de
wet voor hen alsnog „verzet". Zo ken
nen we een Marie Adelheid, gestorven
als Carmelites, opgevolgd door groot
hertogin Charlotte, haar zuster, die
terwille van zoon Jan kortgeleden ab
ten, haar dood versnelden en wiens
wederliefde zij tot aan haar laatste
snik als het ware afdwong: „Mon
coeur saigne pour Vous. Adieu mon
cher ami, aimez moi com me moi je
Vous aime".
(Mjin hart bloedt voor u. Adieu, lieve
vriend, houd van mij zoals ik van u
houd).
Gehuwd dacht zij er niet aan de
stad haars broeders te verlaten en be
woonde zij het indrukwekkende paleis
uitziende op het Korte Voorhout, nu
Koninklijke Schouwburg speciaal apart
voor haar gebouwd. Pas later ver
huisde zij met haar man naar Weil-
burg. Doch waar zij of haar broer ook
verbleven, haar en zijn brieven stel
len ons van al hun wederwaardighe
den en gevoelens op de hoogte. Fel
gaat zij te keer tegen de Provo's of
Patriotten van haar tijd. „Le sang me
bouillit dans les veines a chaque cou
rier, het bloed kookt mij bij iedere
post in de aderen" schrijft zij de ene
keer. Denk slechts met verachting
aan hen, die „Caligulissent, Néronisse-
ment, Héliogabalissent" lezen wij el
ders.
EVENALS UIT de correspondentie
van Willem V met zijn oudste zoon, de
latere koning Willem I, kunnen we uit
deze brieven leren dat eerstgenoemde
in het geheel niet de slappe figuur
was, die ons steeds is voorgeschoteld.
Dat is het historisch aspect. Litterair
boeit het feit dat men Nederlands
spreekt en Frans schrijft. De brieven
van Caroline zijn doorspekt van Hol
landse uitdrukkingen en woorden die
eenvoudig niet zijn te vertalen. Soms
schrijft zij alle talen. Hoe de verjaar
dag van de prins, haar broer, in Duits
land vlak voor haar einde nog wordt
beschreven is hartverwarmend, elixir
voor de geest: „Les cocardes Oranges
y brillaient trotz die ganze Welt. Les
Thürmer ont sonné Wilhelmus van
Prinses Carolina met haar kin
deren, naar een schilderij van
Spinny (Mauritshuis). Links:
het fraaie buitengoed Beecke
steijn in het begin der achttiende
eeuw.
Het park van Beeckesteijn, met renaissancevijver en Le Nötre-tuin
(laat 18de eeuw).
Nassau dès le matin". (De Oranje
kokardes schitterden er ondanks de
ganse wereld. De torenklokken speel
den sinds de ochtend het Wilhelmus
van Nassau). Waar zij haar broer
vertelt, met jonkvrouwe Boreel een
week op Beeckesteijn te zullen gaan
doorbrengen, schrijft zij: „En passant
nous verrons les orgues a Harlem. Is
dat geen mooi partijtje? On-dit ce pays
fort joli". Zij levert een getrouw dag
verhaal dat we natuurlijk niet in het
Frans hier kunnen afdrukken en, he
laas evenmin in het Nederlands want
dan missen we de niet vertaalbare
passages.
Nu het voor de Haarlemmers in
teressant gaat worden zijn we ver
plicht het recept des heren van Nidek
toe te passen: „deze lustige bijzonder
heden met te zwijgen meerder te zul
len roemen, als met verder daer van
te schrijven". Voor ons Frans kan
het echter geen kwaad toch nog iets
te noemen. Heeft u een stinkend ver
velend diner gehad in Parijs en ge
voelt u behoefte hieromtrent uwe za
kenrelatie te informeren, dan hier le
bon mot: „en passant a Harlem nous
avons un furieux diner a essuyer et je
hais le tafelmuziek". Ik hoop dat Uw
diner aan de Seine zonder tafelmuziek
verliep, anders vordert u met deze les
natuurlijjc niet veel. Het orgel in de
Grote Kerk, „la plus belle des Sept
Provinces", overstemt dan weer haar
stoutste verwachtingen terwijl het
souper op Beeckesteijn de hoofdpijn
verdrijft, die „les dames de la ville et
les dominees" haar blijkbaar bezorgd
hadden. Zij bezoekt Egmond aan de
Hoef, Beverwijk, Castricum, Heems
kerk, ziet de ruïnes van het chateau
des comtes d'Egmont et celles du Cou-
vent.
VOOR HAAR VERTREK uit Ken-
nemerland na de welbestede logeer
partij was dat geen mooi par
tijtje? beklimt zij het duin „qui
se nomme les Trapjes", waar zij van
een prachtig uitzicht geniet. Zoals met
vele eerste indrukken zijn het tevens
de laatste. Caroline heeft Kennemer-
land niet meer teruggezien. Het inspi
reert tot Hofdijks Kennemer balla
den:
De maan steeg aan 't oost uit 't
flikkerende meer,
En lichtte over woud en dal,
Zag op den somberen Beeckesteyn
neer,
Blonk er op toren en wal.
Wijkermeer, die uitloper van het IJ,
werd Noordzeekanaal. Een woud van
schoorstenen moet de roet en smook
van Hoogovens en industrie uit de da
len houden. Een herboren Beecke
steijn staat echter te stralen in de zon
en een Engelmundus kan aankloppen
bij een herrezen abdij. Zal hij de trein
nemen of de bus? In ieder geval de
Velser tunnels, slagaders van een dy
namisch Kennemerland. Zegenpralent.
Zij het in andere zin dan ten tijde van
de Trippen en de Trapjes.
Heemstede. J. A. Bomans