De wind kan niet lezei In Kerkdriel dobbert 10.000 ton munitie op de Maas Niemand is ongerust, want de Utrechtse klap is ver weg POLLE, PELLI EN PINGO «gestipt RECHTER TIE EN HET ANDERE ZWAARD KRAMMETJE FOK PANDA EN DE V Villa van Fentener nu verlaten WOENSDAG 19 JULI 1967 11 Een romantisch verhaal door IH Uniek Touw met lussen maar potte! e Veel liefhebbers Bang: nee Kees Stip Examens 97) Als mijn ouders je zien, kunnen ze nief anders dan van je houden. We gaan een prach tig leven vol heerlijke dingen tege moet. Deze pijn zal al heel gauw ophouden. Dit is een proef, lieveling, een proef voor ons alle"bei, en we zullen ons niet laten verslaan. Ik kom terug. Ik beloof het je. Ik kom terug". Ik werd tot laat in de namiddag overgelaten aan mijn omhelzing van de boom. Ik heb in mijn leven zelden pijn geleden en ik verdroeg deze pijn niet als een held, maar ik leerde de les van wezenlijk heldendom: dat het vaste besluit, niet te worden ver slagen dooi pijn, als een verdovend middel op de kwelling werkt. Toen ik van de boom werd be vrijd, kreeg ik onmiddellijk weer de handboeien om mijn polsen en er werd een ander soort ketting aan vastgemaakt, waarmee ik door de wildernis kon worden geleid. De hele middag had ik de troepen met hun uitrusting uit het kamp zien vertrek ken en nu werd ik onder bewaking van de achterhoede gesteld. Ik weet niet, of ze van plan wafen geweest, toch verder te trekken dan wel of de Hurrican hen had afgeschrikt, maar in ieder geval lieten we alle lege hutten en loopgraven achter ons en we liepen over de plek, waar de lui tenant Nakumura met grote moed zijn Samurai zwaard had gebruikt om het hoofd van de Sikh af te slaan. We liepen achter elkander over de nauwe paden door de wildernis; een bewaker voor me hield mijn ketting vast en de bewaker achter me had een geweer in aanslag, zodat zelfs wanneer er een vliegtuig overkwam en we ons in de struiken verborgen, het hopeloos was om te proberen weg te komen. Bovendien was ik uitge put; ik struikelde voort om me over eind te houden en om te voorkomen, dat de handboeien zich in mijn bloe dende polsen drukten. Sinds ik ge vangene was, had ik alleen maar kleine, ontoereikende hoeveeheden rijst als voedsel gehad, en hoewel ik hier tot nog toe niet veel om had gegeven, kon ik nu de uitwerking voelen door de zwakheid van mijn lichaam. Ik had plotselinge aanvallen van duizeligheid, maar' ik strompel de voort tot mijn hoofd weer helder Was. Gelukkig verplaatsten we ons maar een paar mijl, hoewel het pad van tijd tot tijd steil opwaarts leidde. De nieuwe stelling voor het hoofdkwar tier was op de top van een heuvel, omringd door loopgraven en bunkers met nauwe ingangen, die gevormd werdendoor treden van aarde. Ik werd in een van deze diepe bunkers gebracht, die ze het „arrestantenlo- kaal" noemden, en bevond me in gezelschap van een sergeant en twee of drie soldaten, allen Japanners. „Word ik hier bij u onderge bracht?", vroeg ik. „U brengt hier de nacht door". „Ik zou het prettig vinden als u mijn handboeien afnam", zei ik. „Het is niet toegestaan", zei de sergeant. „Wat mij betreft zou u ze gerust af kunnen doen, maar ik moet mijn bevelen gehoorzamen en er is niets aan te doen". „Mag ik dan gaan zitten?" „Zeker, maak het u maar zo ge makkelijk mogelijk, en zonder plicht plegingen". Ik ging op de aarden vloer zitten met mijn rug tegen de muur van de bunker. Het begon donker te wor den en er was alleen maar een kleine flikkerende paraffinelamp, die de ge zichten van de soldaten nog gelei deed schijnen en diepe schaduwen aan hun trekken gaf. Ze hadden alle maal dikke stoppels boven hun mond en om hun kin. Ik herinnerde me nu, dat ik ook een stoppelbaard had die steeds was aangegroeid sinds ik me het laatst had geschoren in Dimapur. Ik wreef mijn hand over mijn ge zicht en vroeg me af hoe ik er uit zag. Een van de soldatèn zag het en grinnikte. Hij haalde een metalen spiegeltje uit zijn zak en hield het voor mijn ogen. „Is het interessant?"- vroeg hij. „Ik ben veranderd sinds ik bij u ben", zei ik. „U hebt nu méér een soldatenge zicht dan toen u kwam". „Ik voel me ook meer soldaat nu", zei ik. Het kwam gedeeltelijk door het licht, dat ik er zó belachelijk mager uitzag, dat ik even schudde van het lachen. Maar de lach deelde zich niet mee aan mijn gezicht. Mijn ogen leken zwart en wild en mijn haar "stoffig en in de war. Mijn wangen le ken ingevallen, zodat mijn jukbeen deren naar voren staken. En ook mijn mond stak vooruit, met dikke, droge lippen. Later kreeg ik een handjevol rijst en een kan water. De bewakers wa ren vriendelijk en erg nieuwsgierig. Ik was nog steeds een bezienswaar digheid voor hen en ze hadden een zekere eerbied voor me, omdat ik Ja pans kende. Ze hadden vroeger al eens Engelsen in Japan gezien, maar ik was de eerste met wie ze ooit had den gesproken, hoewel ze jaren lang hadden geleerd de Engelsen te haten. Ze stelden me eindeloze reeksen vra gen over mijn huis en hoe ik me als krijgsgevangene voelde en hoe mijn famile zich zou voelen. Zouden ze in staat zijn, het hoofd omhoog te hou den? En zou ik.na de oorlog naar Engeland terug kunnen gaan? „Misschien ben ik al vóórdien te rug", dacht ik. Maar ik zei: „Ik heb dysenterie. Wilt u zo vriendelijk zijn, me naar buiten te brengen. De sergeant zocht een man uit en we begonnen de trap achter in de bunker te beklimmen. Daar draaide ik me om. „Ik kan me niet bewegen met deze handboeien", verklaarde ik op kalme toon. „Heel goed", zei de segeant. „Ze mogen u worden afgedaan om naar het toilet te gaan". En tegen de sol daat voegde hij eraan toe: „Wees voorzichtig". We gingen de trap weer op, de sol daat met de revolver in zijn hand. (Wordt vervolgd.) (Van een onzer verslaggevers) KERKDRIEL. De klap van het Utrechtse kruitschip is niet doorge drongen tot Kerkdriel en heeft daar ook geen nagalm gehad. Toch zou dat niet zo vreemd zijn geweest. Want Kerkdriel ligt aan een van die dode Maasbochten waar op een totale rivierlengte van duizend meter zo'n acht tien munitieschepen liggen, gemiddeld geladen met 500, 600 ton granaten. Dat is 200 maal het Utrechtse schip. Zou het vreemd zijn geweest als in Kerkdriel de ontploffing van het Utrechtse scheepje dat geladen was met een simpele 45 ton (2 doden; 150 gewonden; miljoenen schade) schippers en dorpsbewoners aan het piekeren had gebracht? Goed: afgekeurde, scherpe munitie zo als die in Utrecht de lucht in ging, is heel iets anders dan de NAVO-voorraden die in zestig, tachtig en meer oude sleep- schepen in verschillende stille armen van de Maas liggen opgeslagen. „Daar zitten", zeggen de schippers van Kerkdriel. „geen ontstekingen op en er kan dus ook niets mee gebeuren. Hoogstens bij brand, maar er zijn zoveel voorzorgen genomen dat je die kans wel kunt vergeten". Toch is het gegeven de gang van zaken met het Utrechtse kruitschip, waar mee het ook allemaal volgens de theorie „niet kon" - een merkwaardig gezicht in zo'n dode Maasbocht tussen Kerkdriel en Alem of onder Rossum de stille, zwarte rompen van de Rijnaken te zien drijven. In lange rijen; een eind uit de wal; ge merkt met een rode vlag, heel vredig in het wijde groene land. Hebben ze de laatste tijd wel eens aan mogelijke gevaren gedacht daar aan de Maas bij Rossum, Lithoijen, Nederhemert of waar ook in de afgelopen zes of acht jaar de mensen van de rivierdijken af dagelijks de schepen hebben zien liggen met munitievoorraden voor de NAVO- troepen in Duitsland? „Een ongeluk: daar kun-de nie veur zijn", zegt een vrouw op de Maasbandijk in Kerkdriel. En daar houdt het voor haar kennelijk mee op,, want Utrecht is heel ver weg en met het riviergezicht vol opslagschepen is ze sinds jaren vergroeid. Pal tegenover en naast een concentra tie van achttien schepen, variërend van een kempenaartje van een paar honderd ton tot een duizendtonner ligt in de uiter waarden bij Kerkdriel het watersport- en recreatiecentrum Den Bol. Een folder van het Gelders rivierenge bied zegt over Den Bol: „Uniek gelegen aan de Oude Maas met 600 ha prachtig water, een dorado voor alle watersporten. Onze moderne jachthaven biedt plaats aan 100 schepen. De camping met vol ledige accommodatie voor ruim 200 ten ten en caravans ligt direct aan de Maas oever en jachthaven. Een prachtig strand bad met unieke kleed- en wasgelegenheid, en een sfeervol café-restaurant comple teren dit zo rustig gelegen geheel". Het is allemaal waar en niemand lijkt er zwaar aan te tillen dat in het unieke van dit recreatiecentrum is inbegrepen het uitzicht van café-terras en jachthaven op een drijvend arsenaal met duizenden tonnen munitie. In de weekeinden en in de vakantie krioelt het er van mensen en kinderen. Ook op het Maaswater langs de schepen. Of er nooit eens jongelui proberen voor de grap zo'n schip te enteren zoals op het Amsterdam-Rijnkanaal op warme dagen ondanks alle toezicht gebeurt? „Ze zijn hier niet zoals in de stad", wordt er in het restaurant vol overtuiging gezegd. „En de bezoekers hier die wél 21. Aal de Glubber griste gretig de koffer weg die Henkie uit de kamer van Jollipop had gestolen. „Met een beetje geluk zit de Warapuri-diatnant hierin!" mom pelde hij, de sloten losknippend. „En als we die een maal weer te pakken hebben zijn we rijk.'". Maai de schurken hadden geen geluk. Want het valies bevat te slechts wat nachtgoed en een tandeborstel en ner gens was de dure flonkering van een juweel te zien. „Die sukkels hierboven in het hotel hebben hem! sis te Aal kwaad en dat was waar, zoals Panda en Jol lipop op datzelfde moment ontdekten. „Een d-dia- rnant!" stotterde Pandaverbluft naar de dure steen starend. „H-hoe komt die hier? Weet jij daar iets van Jollipop?" „Neen, meneer Panda!" verzekerde de aangesprokenene. „Ik vermoed dat wij het slachtoffer zijn geworden van een ernstige grap! In een van onze koffers stopt men een duur juweel en de andere koffer wordt ontvreemd! Ik stel voor, dat we naar de politie gaan. Dit is iets voor de Afdeling Verloren en Gevonden Voorwerpen, lijkt me!" HEr 15 tAN6 6EL£t>EM DAT IK EEM 80S BtOEMEN VOOR MUM MOEDER 6EPIUKT HEB., KOE MAMMIE, RAAD EEMS WAT IK VOOR J£ H 68 1 ZE IS 6R VAST ONTVETTEND 8tlJ MEE ff)" ave-» c PU uit de stad komen, passen zich aan. Nooit enige last met ongewenst bezoek aan de schepen". In het olieschip Suzanna, even verder op langs de dijk, zegt oliehandelaar G. Baggerman: „Toen de klap in Utrecht gevallen was, heb ik er hier niet één horen zeggen dat-ie bang of bezorgd was". Baggerman verkoopt behalve olie ook scheepsbenodigdheden als verf, touw en staaldraad. „Gek hè", zegt hij, splitsend aan een staaldraad; „vlak na die warenhuisbrand in Brussel kreeg ik wel een ijzerhande laar uit Breda op bezoek die een lang touw met lussen kwam halen. Dan kon hij zich redden uit zijn flat op de derde etage als het nodig was. Maar na dat Utrechtse geval heb ik van niemand ook maar iets gehoord". Liefhebbers genoeg voor munitieschip- per. Iedereen langs de waterkant weet dat zo'n sleepschip niet rendabel is in de normale vaart. Een mooie oplossing voor die 20, 30, 40 jaar oude sleepschepen is: verhuren aan het rijk als magazijn ruimte. Laten keuren of het vlak goed is en dan in de munitie, zegt een waterkanter ver langend. Hij bedoelt: het schip vooral de bodem laten keuren op voldoende sterkte en dan zien een charterovereen komst te krijgen met het rijk. Kleine rederijen met een stuk of lien schepen en ook wel particuliere eigenaars vinden op die manier een lonend bestaan met schepen die niet meer lonend kunnen varen. Kempenaars en duizendtonners (Van onze correspondent) LAUSANNE De omstreden villa van H. Fentener van Vlissingen staat verla ten aan het Meer van Genève. Het riante buitenhuis in Saint Sulpice, dat naar het oordeel van de autoriteiten 68 cm. te hoog was gebouwd, is thans ook ontruimd door mevrouw Fentener die er sedert de spectaculaire uitwijzing van haar echtge noot in 1965 nog met haar vier kinderen verbleef. Zij heeft inmiddels opnieuw ap pèl aangetekend. Indien dit beroep wordt verworpen zal de kapitale villa tot op de voorgeschreven hoogte worden afgebro ken. door elkaar genomen wordt er voor de magazijnschepen zo'n honderd gulden per dag betaald, is de schatting. Als je voor dat bedrag kan liggen moet je niet pro beren te varen nu het op de beurs zo slecht is, vinden ze langs de Maas. En de gevaren? Schipper M. de Grauw van de tanker Synthese die in Kerkdriel vervend drie weken vakantie ligt door te brengen: „Mijn vrouw en ik komen hier vandaan en waar moet je met twee kleine mannen naar toe?" Hij tilt er niet zwaar aan. „Tankvaart is ook zo lekker niet. Het zwavelzuur dat ik geregeld vervoer is evengoed smerig spul. En ze hebben ginds een hoofdgebaar naar de schepen de controle goed in orde. Iedere twee uur doet een bootje de ronde en bij het ge regeld laden en lossen dat er gebeurt, wordt heus niet gerookt". In café 't Veerhuis in Kerkdriel is de stemming niet anders. Om dat hele Utrechtse geval heeft de Drielse bevol king geen moment gedacht, zegt kaste lein J. van Mook. Er komen hier geregeld munitieschippers over de vloer. Gisteren heb ik er toevallig even over gepraat met een schipper die dertien jaar in de mu nitie zit: niks geen angst. Schipper W. Vermaning van het aan de overkant liggende munitieschip Ver wisseling (drie maanden in Kerkdriel, maar al veel langer in het munitievak) zegt afwerend: hier kan niks gebeuren, behalve brand. En brand is bijna uitge sloten. Aan boord mag alleen in de woning ge rookt worden. Butagasleidingen zijn van streng gekeurd, dubbel dik materiaal. En bovendien kan de hele roef finaal uit branden zonder dat de lading aan de andere kant van de stalen schotten een centje pijn heeft. Onvoorzichtigheid als militairen of bur gers de lading omwerken of lossen, wat geregeld gebeurt? Ondenkbaar. „Die gas ten moeten shag, sigaretten, lucifers af geven zodra ze aan boord van de boot gaan die hen naar het schip brengt". Nee, in 't Veerhuis maakt niemand zich zorgen, het ligt aan de rivier en vlak er achter ligt de houten keet waarin de mili taire beheerder zit van de opslagplaats. Regelmatig komen er Nederlandse en ge allieerde officieren. Op deze junidag staat er een Duitse militaire auto urenlang te wachten. Kerkdriel is er allemaal al sinds lang aan gewend. Schipper W. Bakker zegt: Als je zo van de vaart vandaan komt en je moet vier jaar ten anker liggen: dat lijkt me niet. Maar bang: nee. Als je op een tanker zit weet je ook niet wat je allemaal overkomen kan. Schipper Cis Hooijmans (62 jaar en eigenaar van een stevenaakje dat 20 jaar ouder is) zegt met de omslachtigheid van een paar goed gevallen borreltjes: hier, hier is er geen één bang geworden. Geen één is angstig geworden, begrijp dat goed. En dan bestelt Cis van de Fiegeliet zo als hij graag genoemd wordt, nog maar een borreltje. Want met die Utrechtse klap heeft Kerkdriel niks niemendal te maken. Wat er ook op de Dam mag staan, ons levendste nationale monument is voor mij Bert Garthoff, die op zondag morgen mijn zaterdagse restanten bij- eenpraat tot een blijmoedig zondags mens, gereed om te genieten van wat het eigen land aan zinnenverrukkends te bieden heeft. Afgelopen zondag viel hij bij ons rget een zwarte panter op de ontbijtta fel. De panter was pas geboren en zocht een moeder. Mijn vrouw liet haar warme brood je zakken, want zulke instincten gaan diep. Nog niet zo lang geleden heeft ze getracht een dierentuin een leeuw af handig te maken die in dezelfde om standigheden verkeerde. „Wat hebt u voor een hond?" vroeg de meneer van de dierentuin. „Een bruin dwergpoedeltje, mijn vrouw. „Lief en vertrouwd bij leeuwen". „En heeft ze jongen?" vroeg de me neer. „Hoe kan dat nou", zei mijn vrouw. „Het is een mannetje". We liepen de leeuw dus mis. En de ze panter stelde ook al weer zulke ex clusieve eisen. Het liefst een zogende foxterrier of een tekkeltje. vrouw. „Daar kun je hoogstens een schol onderschuiven" let werd duidelijk dat we de pan ter moesten loslaten, maar hij liet mijn vrouw niet los. „Wat moet dat heerlijk zijn", zei ze, „om zo'n schepseltje op te voeden tot een lief zwart fluwelen beest dat op je schoot komt liggen slapen". „Ja," zei ik, „maar Bert Garthoff heeft niet gezegd dat een volwassen panter zo groot wordt als een motor fiets. En ook zo zwaar. Bovendien is het vleesverbruik aanmerkelijk ho ger". Mijn vrouw maakte een snelle bere kening, doch verwierp deze dadelijk. „Dat geldt voor de grotere maten", zei ze. „Die worden gezoogd door een Sint Bernhard. Maar je kunt wel na gaan dat een pantertje uit een tek kelnest altijd een schootpantsertje blijft". Ze stond op om nog een paar war me broodjes uit de oven te halen. Met een panterachtig sprongetje sprong een klein zwartfluwelen beestje van haar schoot. Het was onze poes, die het vermogen bezit zich daar on merkbaar te nestelen. Dit is de hele dag het thema ge weest van mijn zondagsoverdenking. Wij zoeken een panter en zitten er mee op schoot. Den Haag. Geslaagd voor het examen Duits m.o.-A (schoolakte) S. Oosterhof, Santpoort; mej. J. C. Geijl, Haarlem; voor de huisakte mevrouw D. M. Andriessen- Boehle, Haarlem en mevrouw A. Cox- Scheierman, Heemskerk. Examen m.o.-A Nederlands: F. Groot huis, Hillegom; K. Hoogenhout, Haarlem; C. Vlasman, Heemskerk. Utrecht. Geslaagd voor het docto raal examen tandheelkunde mej. E. J. Figee, Santpoort. Utrecht. Geslaagd» voor het examen Frans m.o. A: G. M. Rutte (Haarlem). 32. Tsjiao Tai is nogal verbaasd door het verhaal van Hoe Ta-ma. „En wie is de oplichter die je opdracht gaf om zijn rijst in de rivier te smijten?" vraagt hij argwanend. „Ach, een van die rijsthan- delaren hier", zegt Hoe onverschillig. „Een zekere Lau. Vanmiddag heb ik nog geprobeerd om wat geld van hem los te pingelen. Voor de moeite zogezegd, maar daar trapte hij niet in". Tsjiao Tai heeft zijn oren gespitst bij het horen van de naam Lau. Dit kan wel eens iets met de zaak te maken hebben! „Hoe kende je die Lau eigenlijk?" vraagt hij. „Jij bent toch uit Woe-yie?" „Ben ik ook" zegt Hoe, „maar Lau is daar geen onbekende. Een gladde jongen, die Lau. Altijd num mer één als er wat te matsen valt. Ik heb vaak genoeg een zaakje voor hem opgeknapt. Een jaar of acht geleden leer de ik hem kennen. Hij had toen een vrouw in Woe-yie, in alle stilte natuurlijk. Ik heb 'r nooit ontmoet, maar het schijnt dat Lau zelfs een kind bij haar had. Ik weet wel dat het een actrice was. daar heeft Lau altijd een zwak voor gehad". Tsjiao Tai denkt even na. Misschien speldt Hoe hem maar iets op de mouw. Hij moet hem uit zijn tent lokken. „Waarom heb je nu eigenlijk die zwaarden verwisseld?" vraagt hij plotseling. Hoe wil woedend opsprin gen. en valt met een kreet van pijn terug op de grond. „Leugens!" schreeuwt hij. „Jullie willen mij natuurlijk voor die zaak laten opdraaien, omdat je te stom. bent de echte dader te vinden!" 885. Ogenschijnlijk was er voor Bram weinig kans om iets tegen de beide man nen, die hem bedreigden, te ondernemen, maar als de vtegenstanders achter zich naar het keilzog hadden gekeken, dan zouden ze misschien iets van Brains plan hebben begrepen. Voor een ervaren zeeman was het een kleine moeite om zo te sturen, dat het schip zig-zag over de golven voer en voortdurend op de korte deining terecht kwam. De akelige korte stootjes waren nauwelijks voelbaar, maar toch duurde het niet lang of de maag van de beide vijanden begon met korte stootjes mee te hobbelen. Bram lette nauwkeurig op. Hij zag de mannen bleek en groen worden, en op het juiste moment zei hij opgewekt: „Een lekker stukje gebakken spek met stroop en varkenspootjes. dat zou er nu wel ingaan, jongens". Dat was teveel voor de anderen. Dood ziek holden ze naar de verschansing en ze merkten nauwelijks dat Bram hen met een bezem in de hoek veegde.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1967 | | pagina 11