De wind kan niet lezen
De Scherpe Resolutie
l
POLLE, PELLI EN PINGO
KRAMMETJE FOK
^^igestipt
Ons vervolgverhaal
ROEKELOOS BESLUIT BRACHT ONS LAND 300 JAAR
GELEDEN AAN DE RAND VAN BURGERKRIJG
EN DE
EN HET GESTOLEN
8
WOENSDAG 2
AUGUSTUS 1967
9
tLsch verhaal door Richard Mason
1 P
mm
-
Conflict kerk-staat
Oorlogsverklaring
'fi
I lOWmMMXmWMUMIM
109)
Ik liep naar de tonga, die buiten
stond te wachten. De koetsier zat in
rustende houding, met zijn benen
over de rand. Hij klauterde met
moeite naar beneden en scharrelde
wat rond, pogend zijn olielampen aan
te steken. Het leek minuten te duren
eer we vertrokken en ik beefde van
ongeduld. Ik zei: „Vlug!" en de
zweep zette het paard aan. Ik dacht
niet aan het paard, zo lang het maar
vlug liep. We moesten weer de hele
oude stad door. De stegen waren hel
der verlicht en er was veel ge
schreeuw en een stem met metalen
neusklank kwam door een luidspre
ker. We passeerden een tonga met
twee officieren en een meisje, die er
alle drie vrolijk en een beetje dron-
Ken uitzagen. Een van hen riep me
in het voorbijgaan de een of andere
opmerking toe. Ik kon er niet te ko
men, iets te antwoorden of te glim
lachen, maar ik bleef hen aanstaren.
Dat vonden ze nog grappiger en ze
riepen weer wat anders. Daarna ver
gaten ze mijn bestaan en hun tonga
raakte achter. We reden de poorten
van de oude stad uit en de brede
straten van de nieuwe in, weer in de
richting van het vliegveld. Eindelijk
zwenkten we de oprijlaan van het
ziekenhuis in.
Ik sprong uit de tonga en rende
naar binnen. Het was een prachtig,
nieuw gebouw, koel en schoon na de
stoffige hitte buiten. De corridors
leken op het gepolijste marmer van
het Taj. Een Indiër aan het bureau
in de hall stond op.
„U wenst behandeling?" vroeg hij.
„Nee, ik zou graag miss Wei zien".
„Miss Wei", zei hij. „Heel goed.
Wilt u in deze kamer wachten?"
„Breng me alstublieft dadelijk naar
haar toe", zei ik.
„Het spijt me, u zult moeten wach
ten. Het is altijd nodig, dat bezoe
kers wachten".
Ik stond in de kale kamer. Er wa
ren gewone stoelen en een tafel,
maar het zag er leeg uit met die
hoge, naakte muren en stenen vloer.
Tegen het plafond snorde een fan.
Ik stond er vlak onder en mijn voor
hoofd werd koud, toen de transpi
ratie opdroogde. Ik haalde een siga
ret tevoorschijn en ging naar een
hoek van de kamer, buiten de wind
van de fan, om hem aan te steken.
De rook was scherp tegen mijn droge
tong en keel en dus liet ik hem op
de grond vallen, een lange witte si
garet. Ik ging zitten en keek ernaar,
zoals die sigaret daar op die wijde
uitgestrektheid van de schone vloer
lag. Ik wist dat ik hem daar niet
had mogen neergooien. Het was iets
ongepasts, een sigaret uitdrukken op
de vloer van een smetteloos schoon
ziekenhuis. Ik moest haar wegnemen.
Als iemand het zag, zou hij denken,
dat ik geen eerbied had voor de
mooie geboende vloer. In ziekenhui
zen was het nodig, dat ze zulke vloe
ren hadden en het was moeiljk ge
noeg om ze schoon te houden, zon
der dat de mensen ook nog overal
hun sigarettepeukjes neerstrooiden.
Ik zou 't ding werkelijk moeten weg
nemen als ik maar uit .die stoel
kon opstaan. Maar dan moest eerst
dat dode gewicht in mijn lichaam
verschoven worden.
„U wenst miss Wei te zien?"
_'*L' t li
Er stond een zuster in de deur
opening, met een wit gesteven uni
form aan.
„Ja", zei ik. Miss Wei". En ik
sond met plotselinge energie op.
„Bent u een oude vriend??' vroeg
ze, nog altijd in de deuropening.
„Een goede vriend", zei ik.
„Ik zal het haar eerst moeten zeg
gen. Ik kan u niet zomaar binnen
laten".
„Waarom niet?"
„Het kan haar teveel opwinden. Ik
zal het tegen haar gaan zeggen en
dan na een poosje
„Ze maakt het toch goed, niet
waar?" vroeg ik
„Ze heeft een moeilijke tijd ge-
lad. Het was een gevaarlijke ope
ratie".
„Maar nu?"
„Nu wachten we op het resultaat.
We wachten al tien dagen".
„Toe, gaat u haar zeggen, dat ik
er ben", zei ik. „Zeg maar, dat
Michael er is".
„O, ja, Michael Quinn", zei de zus
ter. „Ze heeft over u gesproken".
„Zegt u het haar. Ik kan haar mis
schien helpen. Ik weet zeker, dat
het zou helpen, als ik haar kon
zien".
Ze ging weg en deed de deur
zachtjes achter zich dicht. Ik keek
naar de deur en toen naar de grond,
waar ik de sigaret weer in het oog
kreeg en het leek uren geleden, dat
ik die daar had laten vallen. Ik
raapte haar op en keek rond naar
iets om haar neer te leggen. Er was
geen asbak in de kamer en er was
ook geen raam. Ik wilde haar juist
tussen een spleet van een steen stop
pen, maar bedacht me en bleef mid
den in de kamer staan met het ding
tussen mijn vingers, bepeinzend wat
ik zou doen. Ik voelde, hoe de wind
van de fan mijn haar opwoei. Ik
voelde in mijn zak of ik een luci
ferdoosje had, waarin ik de sigaret
kon opbergen, maar nog terwijl ik
daamee bezig was, besefte ik plotse
ling, dat het me geen grein kon
schelen wat er met die geboende
vloer gebeurde. Ik smeet de sigaret
weer neer en zette er mijn hak op,
zo stevig, alsof ik hem in de grond
wilde drukken. Het was het verdien
de loon van die irritant smetteloze
nette vloer. Ik haatte de hele kamer,
die even onvriendelijk en ontmoedi
gend was als een dergelijke kamer
kon zijn. Ik stond juist op het punt,
de deur uit Je gaan en in de gang
te wachten, toen de zuster weer bin
nenkwam.
„Het is in orde", zei ze. U kunt
naar binnen gaan".
„En wat zei ze?"
„Ze zei niets, behalve met haar
ogen".
„En wat zeiden haar ogen?"
„Ik geloof, dat ze graag had dat
u bij haar kwam", zei de zuster.
We begonnen door lange gangen te
wandelen. De zuster liep voorop, op
zachte schoenen en met ritselende
witte rokken. Toen zag ik een ge
stalte voor een deur gehurkt zitten.
Het was Bahadur. Hij kwam met
zijn rug tegen de muur overeind en
een langzame glimlach helderde zijn
gezicht op. Er was grote droefheid
in zijn ogen.
(Wordt vervolgd.)
OP DE LAGERE SCHOOL leerden wij al van de Acte
van Seclusie, het Eeuwig Edict, de Scherpe Resolutie,
de Acte van Harmonie en zo meer. Nu een van die be
sluiten, vrijdag a.s. jubileert, lijkt het de moeite waard
de schoolkennis daarover even op te frissen. Want er
zullen niet zoveel lezers zijn die zich de betekenis van
die vreemde termen en de erbij behorende jaartallen
nog herinneren.
WIJ ZITTEN midden in
het Twaalfjarig Bestand en
onze voorouders waren in
heftige twisten gewikkeld
over godsdienstige verschil
len die ons haarkloverijen
toeschijnen, maar die toen
voor allergewichtigst werden
gehouden. In deze zaken
stonden de streng-Calvinis-
tische predikanten en hun
aanhang, de zogenaamde
„precysen" tegenover de
„r e k k e 1 ij k e n", de Goma-
risten dus tegenover de Ar-
minianen. Later sprak men
van Contra-Remonstranten
en Remonstranten- Langza
merhand kregen deze tegen
stellingen ook een politiek
karakter. Naar het oordeel
van de „precysen" waren
namelijk de Staten der Ge
westen verplicht alles wat
afweek van de gereformeer
de geloofsbelijdenis en de
Heidelbergse catechismus, uit
te roeien. De „rekkelijken"
daarentegen waren van oor
deel dat meningen die afwe
ken van het „ware geloof"
op den duur vanzelf zouden verdwijnen.
De waarheid immers zegeviert tenslotte
toch over de dwaling.
MAAR ER zaten nog andere aspecten
aan de zaak- De toen geldende staatsre
geling der Republiek was de Unie van
Utrecht en daarin was vastgelegd dat
ieder Gewest de godsdienstkwestie kon
regelen zoals het dat wilde. Nu de strijd
zó fel werd, kon met recht de vraag wor
den gesteld of in zaken van het hoogste
belang die volkomen zelfstandigheid der
Gewestelijke Staten wel gehandhaafd
kon blijven. De Unie kende toch ook het
beginsel der staatseenheid. Deze tegen
stelling kreeg haar exponenten in Mau-
rits, de stadhouder en aanvoerder van het
leger vond het beginsel der Generaliteit
zijn leidsman; in Oldenbarnevelt, raad
pensionaris van Holland, het beginsel der
gewestelijke souvereiniteit.
Zo was dus de theologische strijd een
politieke geworden en ging het in wezen
om een tegenstelling die in latere jaren
door Johan de Witt scherp is gekarakteri
seerd: leven wij in de Republiek der
Verenigde Nederlanden of in de Verenig
de Republieken der Nederlanden? Noch
Maurits noch Oldenbarnevelt was theo
loog. „Ik ben een krijgsman, dit sijn sa-
ken van theologie die ick niet en verst,ae",
heeft Maurits eens in een brief geschre
ven, maar hij had, toen hij tot stadhouder
werd verheven, gezworen „de gerefor
meerde religie te handhaven tot de laat
ste druppel bloeds", en voor hem was de
gereformeerde religie die der Contra-
Remonstranten, de strenge Calvinisten,
de „precysen", voor wie de Kerk boven
de Staat ging.
OLDENBARNEVELT daarentegen
ijverde voor een scheiding van Kerk en
Staat en voor de souvereiniteit van de
Gewesten. Van die Gewesten was even
wel Holland, het gewest waarvan hij de
leider was, veruit het belangrijkste, in
de Staten-Generaal had Holland, dat
vier vijfde deel der lasten droeg, het
overwicht. Het voerde er de boventoon.
Geen gewest kon worden gedwongen be-
COP. MARTIN TOONDER fe
33. De laadbak van de vuilnisauto kwam steeds
schuiner te staan, en tenslotte schoof de hele inhoud
met rommelend geweld de straat op. „Bejapers!" mom
pelde Pat O'Nozzle verbijsterd. „Die vuilnismannens
hebben me gefopt.' Die hendel was om te kiepen en
niet om te remmen. Maar dat neem ik niet! Ik schrijf
hun namens op in mijn Zwarte Boekje!" „Doe dat
straks nu maar!" riep Panda zenuwachtig. „We moe
ten eerst die twee schurken vangen met hun diamant!
En ik zie ze nergens meer!" „Begorrah!" je hebt ge
lijk. prevelde de detective, door zijn vergrootglas
de landweg afkijkend. „Maar ik heb m'n conclusie al
weer getrokken. Ze zijn naar die molen, daar! Dat is
de enige plek waar ze zich kunnen verstoppen! Volg
mij, Panda! We zullen die twee schurkens verrassen.
IK KAM M'N
MOND NAUWe
LIJKS DICHTHOU
D6N| 20 MOE
DOÉ 16 MOND NU TOCH
ESMS DICHT, PÉH.6
TOCHT
AH, DAT 6E6UIA/6M
D06T A/IE 606D;
OH, WAT BEN IK TOCH
M06 VANDAAö
'G .if/o,
lastingen op te brengen die het niet had
goedgekeurd. Als Holland ooit zou wei
geren, was Leiden in last.
MAAR ALOM in den lande behalve in
Holland en Utrecht waren de Contra-Re
monstranten belangrijk in de meerder
heid; in deze beide provinciën vormden
zij een sterke minderheid. Terecht ijver
den zij voor een Nationale Synode
ter oplossing van de geschillen. Holland
stond natuurlijk een Provinciale
Synode voor Zo kwamen de landelijke
legeraanvoerder, de stadhouder en hand
haver van het centrale gezag steeds
scherper te staan tegenover de burgerlijke
provinciale ambtenaar. In 1616 reeds zei
Maurits tot zijn stiefmoeder, Louise de
Coligny, te vrezen „dat dit different
niet zou worden gedecideerd
dan door de wapenen" en hij had
gelijk. Wel hadden de Staten van Holland
getracht „den brant met woorden
te blusse n", maar daarvoor was het al
te laat. Een verbod om over de geschilpun
ten op de kansel te preken werkte als
olie op het vuur- De Contra-Remonstrant
se predikanten waren <diep verontwaar
digd. Mochten zij hun gemeentenaren
dan niet waarschuwen tegen de heilloze
dwaalleer der Remonstranten? Hun voor
ganger in Den Haag, die het verbod ne
geerde, werd geschorst. Zijn volgelingen
gingen toen in Rijswijk ter kerke, maar
in de winter werd dat heel bezwaarlijk,
Toen stelde op verzoek van Maurits de
Engelse gezant de Engelse Gasthuiskerk
ter beschikking van de Contra-Remon
stranten, maar die was weldra te klein.
Daarom eisten zij de Kloosterkerk aan
het Voorhout, die toen als arsenaal dienst
deed, voor hun godsdienstoefeningen op
Die jubilaris is de Scherpe Resolutie, die op
4 augustus 1617, dus nu 350 jaar geleden, werd uitge
vaardigd door de Staten van Holland. Zij ontleent haar
betekenis minder aan haar inhoud dan aan het feit dat
zij het leven heeft gekost aan de grootste staatsman die
onze Republiek heeft bezeten, de eerste burgerlijke
ambtenaar die sinds de klassieke oudheid wereldpoli
tiek heeft gemaakt, aan de Advocaat van den Lande,
Johan van Oldenbarnevelt.
en maakten zich daarvan op 9 juli 1617
met geweld meester. In allerhaast werd
een preekstoel aangedragen en werden
zitbanken geplaatst. De precysen hadden
een duidelijke overwinning behaald. De
vijandelijkheden waren begonnen.
DE FEITELIJKE oorlogsverklaring
volgde 14 dagen later. Op 23 juli 1617 zag
men Prins Maurits met een groot gevolg
van edelen en officieren naar de Kloos
terkerk tijgen om daar de dienst bij te
wonen in het gebouw dat sindsdien de
Prinsenkerk wordt genoemd. Deze „oor
logsverklaring aan de advocaat" werd
door Oldenbarnevelt onmiddellijk beant
woord. Hij wist dat zijn tegenstander
kon rekenen op het leger, op de meerder
heid van het kerkvolk en op de meeste
gewesten in de Staten-Generaal. Hij wist
ook dat het machtige Amsterdam tegen
hem was, dat Engeland de zijde van Mau
rits had gekozen, maai hij zette door
Was het eigenzinnigheid? Koppigheid?
De overtuiging dat hij gelijk had en dat
zijn gelijk zou zegevieren? Of heeft de
zeventigjarige zich in de machtsverhou
dingen volkomen vergist en zijn vijanden
volledig onderschat?
HOE OOK, hij dreef door dat de Staten
van Holland op 4 augustus 1617 het be
sluit namen dat als de Scherpe Reso
lutie is bekend geworden en waarin,
zegt Fruin, „de burgeroorlog opgesloten
lag". Immers, in dit stuk verklaarden de
Staten van Holland niet alleen dat zij
geen Nationale Synode wensten dat
was wettig dat de steden waardgel-
ders in soldij mochten nemen omdat
men de burgerwachten niet vertrouw
de dat was ook wettig en was meer
gebeurd maar ook dat soldaten en of
ficieren die door Holland werden betaald,
alléén gehoorzaamheid waren verschul
digd aan de plaatselijke overheid waar
zij in garnizoen lagen, dus niet aan Mau
rits. Dit was natuurlijk onwettig, want
het leger stond in dienst van de Unie en
niet in dienst van de gewesten afzonder
lijk. Wat moest er trouwens van de een
heid in het leger terecht komen als dit
besluit werd aanvaard?
ZO BLEEK het zwaard dat de Lands
advocaat had getrokken, een tweesnij
dend zwaard te zijn. Want op zijn beurt
aarzelde ook Maurits niet Stelselmatig
werd in alle steden waar dit nodig was
„de wet verzet", dat wil zeggen dat in de
vroedschappen in die plaatsen Contra-
Remonstranten werden benoemd. Boven
dien werden de waardgelders ontslagen
Maar toen was al een jaar verlopen na
de Scherpe Resolutie.
OP 28 AUGUSTUS 1618 werd de
Landsadvocaat gewaarschuwd dat het
op zijn persoon was gemunt. De oude
staatsman zat in zijn tuin, bedankte voor
de waarschuwing, maar weigerde te
vluchten. Enige uren later werd hij ge
arresteerd; negen maanden nadien viel
het hoofd van de staatsman die naar Von
Bij mooi weer is alles mooi. Niet
alleen het Utrechtse Stationsplein,
waar ik vorige week op een terrasje
zat, maar ook de karakters die de men
sen dan aan de buitenlucht durven
blootstellen.
Dit waagstuk werd het eerst ver
toond door een heer, die aan een an
der tafeltje in toenemende opwinding
zat te kijken naar een bakfiets met
bloemen, waar koopgrage kijkers om
heen dribbelden zonder dat er ergens
een bloemenkoopman viel te beken
nen. Plotseling stapte deze heer van
het terrasje en begon met vaardige
hand de bloemen te verkopen voor een
daalder de bos. Hij deed dit zo des
kundig dat er spoedig twee politie
agenten naderden om hem te bekeu
ren, misschien omdat hij onbevoegd
bloemen verkocht, misschien ook al
leen maar omdat hij het juiste aantal
meeldraden niet wist.
Tegelijk kwam de echte koopman
uit een belendend eethuisje aandra
ven. Alle personages voor een klein
drama waren nu aanwezig. Bij drei
gend onweer zou het dat ook qewor-
den zijn, maar bij dit weer wikkelde
het openluchtspel zich als een blij
spel af. De bloemenman fietste tevre
den weg met zijn geld, zijn plaatsver
vanger nam zijn plaats op het terras
weer in en de agenten wandelden weg
in een wolk van genadigheid.
Dit liefelijke tafereel had mij de op
lossing gebracht van alle wereldpro
blemen. De mensen hoeven alleen
maar aardig voor elkaar te zijn. dacht
ik, eikaars taak overnemen. Ik zag de
man die de bloemen had verkocht ver
geefs wenken naar de ober, die met
een andere klant zijn geval stond te
bespreken. Eigenlijk zou ik de taak
van de ober moeten overnemen. „Me
neer wil afrekenen?" moest ik zeggen.
„Dat is dan nul gulden nul inclusief.
Service van de zaak." Want als ik voor
een ander werk, hoeft hij er geen geld
aan te verdienen. Hij hééft het ook
niet nodig, omdat hij alles wat hij wil
hebben voor niets kan krijgen in an
dere zaken. De caféhouder deelt gratis
broden uit bij de bakker, terwijl de
bakker in een schoenenzaak het pu
bliek van gratis schoenen voorziet. De
schoenmaker strooit bloemen rond,
terwijl de bloemenman gratis bekeu
ringen verstrekt. Als we eenmaal be
vrijd zijn van het idee dat we geld
nodig hebben, waar alle ellende uit
voortkomt, kan iedereen zijn eigen be
roep weer opvatten.
Maar voordat het zover is zie ik al
een econoom naar de pen grijpen om
in een keihard artikel mijn terrasmij
meringen ruw te verdrijven. Hij kan
zich de moeite besparen. In mijn eco
nomische bestel verkoopt hij bloemen.
En zijn artikel heb ik hier geschreven.
Kees Stip
dels woord „Hollandhadgedragen
onder 't hart" onder de zwaardslag
van de beul.
OPMERKING verdient dat Vondel toen
hij in dit gedicht Holland schreef, Ne
derland bedoelde. De identificatie moge
nu gewoon zijn, bij Vondel doet ze wrang
aan. Want de raadpensionaris van Hol
land heeft inderdaad niet slechts dat ge
west, maar de gehele Republiek der Ze
ven Verenigde Nederlanden onder het
hart gedragen als een moeder haar kind.
Dr. P. H. Schroder
3. „Zo te zien heeft het lijk een dag in
de rivier gedreven, kapitein," zegt de lui
tenant, die de eigenaar van de Ijsvogel
Herberg geen blik waardig keurt. „Wat
zijn uw orders?" De kapitein, een knappe,
slanke verschijning in zijn verguld kuras
van de Keizerlijke Garde, antwoordt kort
af: „Laat het lijk naar het hoofdkwartier
brengen. En neem die herbergier mee
voor een verhoor." Met een heftige be
weging laat de kapitein vervolgens zijn
paard keren en rijdt weg in de richting
van de brede hoofdstraat, die naar het
centrum leidt. De luitenant geeft de om
standers bevel zich te verspreiden en
Rechter Tie aarzelt niet om er gehoor aan
te geven. Als hij genieten wil van een
paar rustige vakantiedagen, moet hij zich
vooral niet inlaten met een moordzaak
waarmee hij niets te maken heeft. Overi
gens zal hij er niet aan kunnen ontkomen
een bezoek af te leggen bij het militaire
hoofdkwartier, dat is een regel waaraan
alle bezoekers van buiten de stad zich
moeten onderwerpen. Hij zal zijn identi
teit moeten onthullen, maar hij rekent
op de discretie van de militaire gezags
dragers. Terwijl de. Rechter zich verwij
dert, ziet hij nog net dat twee wachters
het lijk van de kassier op een draagbaar
leggen.
897. Met krachtige slag vloog een post
duif over de oneindige watervlakte van
de oceaan. Een kenner zou er een blau
we doffer in hebben herkend; maar zelfs
een leek zou hebben gezien, dat het een
postduif was, daar het brave dier een
brief in de snavel droeg.
Geleid door een instinct, dat voor ons
mensen ondoorgrondelijk is, vloog de vo
gel in één rechte lijn naar het goede
schip Kokanje, waar de brief moest wor
den bezorgd. Brammetje Fok verbaasde
zich nauwelijks over deze bestelling: hij
kende de service van de PTT en betreur
de het slechts, dat er aan boord niet lan-
er tweemaal per dag kon worden be
zorgd.
Verwondering kwam er pas, toen hij
zag, wie de afzender was van dit schrij
ven.
Notaris Van Pluyserock hé daar heb
ik nooit eerder van gehoord. W, at zou die
van mij moeten?"
Hij besloot de brief te openen om er
achter te komen.