De wind kan niet lezen
Oscar van Hemel is
75 ste
met drie
op zijn
verjaardag bezig
composities
POLLE, PELLI EN PINGO
r
ngestipt
BRAMMET JE FOK
RECHTER TIE EN HET GESTOLEN HALSSNOER
Ons vervolgverhaal
DONDERDAG 3 AUGUSTUS 1967
11
Een
tisch verhaal door Richard Mason
ifillBMIüa
DOEKEN VAN MIDDELEEUWSE SURREALIST
JEROEN BOSCH BASIS VOOR ORKESTWERK
Fantastische orkestratie
V'
<s>
Dodecafonische opzet
110)
„Bahadur" zei ik.
„Michael sahib".
„Ik dacht wel dat je hier zou
zijn".
„Zij wacht op u", zei hij.
Ik lichtte het bamboe scherm voor
de deur op en ging naar binnen.
Sabby lag op haar rug met alleen
een laken over zich heen. Heel de
bovenkant van haar hoofd zat in
verband. Haar gezicht leek heel
klein en bleek op het kussen.
Ik liep naar haar toe en ging naast
het bed zitten. Ik kon niets zeggen,
omdat er een brok in mijn keel was.
Ik keek naar haar en zag grote tra
nen in haar ogen komen. Ze zwom
men over haar bruine pupillen en
xolden opzij langs haar gezicht. Haar
keel trilde. Haar lippen glimlachten
en ook haar ogen glimlachten achter
het waas van tranen. Toen begon ze
te snikken. Ze snikte zachtjes, nog
steeds glimlachend, en de tranen be
dekten haar gezicht Ik liet me naast
haar neervallen en verborg mijn ge
zicht bij het hare en ik wist niet
meer, van wie van ons beiden de
tranen waren. Ik ging met mijn lip
pen langs heel haar nat gezicht en
voelde, hoe haar handen om mijn
rug klemden. Na een poosje begon ik
in haar oren en haar neus te bijten
en weer snikte ze en toen ik me
oprichtte, zag ik haar gezicht stralen
van een groter geluk dan ik er ooit
eerder op had gezien; het straalde
in de tranen zelf.
„Lieveling, ik kan je niet zien",
zei ze.
Ik tastte naar een zakdoek, maar
had er geen en dus veegde ik haar
gezicht maar met het laken af en
droogde de tranen in haar ogen,
waarna ik dit ook bij mezelf deed.
„Mijn lieve Sabby", zei ik. „Mijn
arme, lieve Sabby, wat hebben ze
met je gedaan? Je hebt een tulband
op als een Indiër".
„En er is iets met jou gebeurd",
zei ze. „Er is iets verkeerd met
arm".
't Is maar een kleine wond", zei
ik ,,'t Gaat nu weer best".
„Ze hebben je pijn gedaan, lieve
ling".
„Het enige wat pijn deed, was mijn
bezorgdheid om jou. En je wist dat
dit zou gebeuren. Je wist 't aldoor
hè?"
„Ja lieveling, ik wist het".
„Je had het me moeten vertellen".
„Ik wilde je geluk niet bederven.
Het was alleen egoïsme, zie je, om
al die tijd geluk te willen vasthou
den. Ik wilde niet aan einde denken.
Ik had je moeten vertellen van einde"
„Er is geen einde", zei ik.
„Ja, er moet einde zijn. Vind het
alsjeblieft niet erg, lieveling, want
het is prachtig geweest en ik hield
zo veel van je".
„Waarom heb je Margaret en Jen
nifer niet gewaarschuwd?" vroeg ik.
,.Ze zouden voor je hebben gezorgd.
Ze hadden me beloofd, dat ze dat
doen zouden".
„Lieveling, ik wilde aardige jonge
kinderen geen verdriet geven. Ik
wilde jou ook geen verdriet geven,
maar nu je hier bent, ben ik zo ver
schrikkelijk blij. Alles is nu goed, zo
lang arm maar geen pijn doet".
„Die doet geen pijn", zei ik.
,1 jaffi&CT
„Zou je dan alsjeblieft kus kunnen
geven?"
„Ik ben vreselijk vuil".
„Ik hou van je als je vuil bent en
grappige kleren aan hebt. Waarom
draag je grappige kleren, lieveling?"
„Mijn andere kleren zijn in de wil
dernis gescheurd".
„Arme lieveling, ben je weer in de
wildernis geweest! Heb je lelijke
zweren gekregen?"
„Nee, geen zweren meer", zei ik.
„En ik ben nu niet langer in de wil
dernis. Ik ben bij Sabby en ik ga
haar kussen en haar beter maken".
Ik legde mijn linkerarm onder haar
schouders en voelde haar tengere
lichaam tegen het mijne. Haar ge
zicht was zacht en warm onder mijn
lippen. Ze sloot haar ogen en ik kuste
de witte schelpen en toen ging ik
zijdelings liggen op het gipsverband
van mijn arm en ik legde mijn ge
zicht tegen het hare.
„Je bent nog precies dezelfde lief
ste", zei ik. „Je hebt nog dezelfde
vrouwelijke geur als vroeger. In de
wildernis dacht ik er dikwijls aan,
hoe heerlijk je altijd rook".
„Ik ben andere Sabby", zei ze. „Er
is geen haar onder tulband. „Haat je
Sabby zonder haar?"
„Het kan me niet schelen. Ik zou
het niet prettig hebben gevonden,
als ze je je neus hadden afgenomen.
Maar je haar zal weer aangroeien
en de tweede keer is het altijd
mooier".
„Lieveling, zou het goed ding zijn
om neus te verliezen?"
„Het zou een catastrofe zijn".
„Je zei altijd, dat het grappige
neus was".
„Het is de enige neus, die bij je
past".
„Dus Sabby heeft bijpassend grap
pig gezicht?"
„Nee beslist niet. Het is een vrij
lief gezicht".
„Je hield toch niet van me om
gezicht? Eens hoorde ik je zeggen,
dat iemand alleen om gezicht lief
had".
„Ik hou ook van je om je handen".
„Is dat alles, alleen om handen en
gezicht?"
„Nee lieveling, om al het andere
ook. Je bent de enige, van wie ik ooit
heb gehouden om alles wat ze in zich
had".
„En zul je dan niet opnieuw van
iemand houden om alles?"
„Nee van niemand anders dan
van jou".
„Toe, wil je van niemand anders
houden en gelukkig zijn? Ik zal het
niet erg vinden".
„Liefste, als we getrouwd zijn
„Nee, toe, zeg dat niet", zei ze.
„Je beloofde dat je daar niet over
zou praten. Wij zullen niet trouwen".
„Heb je nooit met me willen trou
wen?"
„Ja", zei ze. „Ja lieveling, dat is
juist wat ik wilde met heel mijn
hart".
3.
Na een half uur zei de dokter dat
ik weg moest gaan; al Sabby's pro
testen hielpen niets. Maar hij ver
klaarde dat ik binnen een uur terug
mocht komen, als ik haar misschien
nog opnieuw welterusten wilde zeg
gen.
Buiten in de gang had ik een ge
sprek met hem.
(Wordt vervolgd.)
WIAAA<WW'V\ftAW>AA»WUWWMWI<WWMIAIWWWW\IWWWW/WW\A/WWWWVWW\<WAAAA/l/WIAIWWMW
(Van onze correspondent)
HILVERSUM. Oscar van Hemel componist en een bekende en mar
kante figuur in de Nederlandse muziekwereld, privéleraar en jurylid
viert vandaag zijn 75ste verjaardag. Een mijlpaal, die Oscar van Hemel
allesbehalve in ruste zal bereiken, want zijn leeftijd, die hem in het gezel
schap der ssterken heeft gebracht, heeft zijn werkkracht allesbehalve ge
schaad. Integendeel, want hij is op het ogenblik met drie composities te
gelijk bezig. Zijn hobokwartet, dat hij in opdracht van het rijk schreef, is
klaar. Dit kamermuzikale werk (hobo, viool, alt en cello) heeft als onder
titel „About comedia del'arte". Het is gebaseerd op de bekende figuren
van colombine, pedroline en dottore pantalone. Het kwartet is niet volgens
klassieke vormen opgezet en heeft de componist alle kansen geboden er
zijn fantasie de vrije loop in te laten. „Het kan ook als balletmuziek die
nen „Ik ben ook bezig met een dramatische opera, maar daarover
wil ik niet al te veel vertellen, want ik vrees de concurrentie. Wat u wel
mag weten: het wordt een avondvullend werk, gebaseerd op Italiaanse
teksten, die professor Helène Nothenius pasklaar voor mij heeft gemaakt.
Het eerste bedrijf is schetsmatig gereed". De moeilijkheid om aan een
goede tekst te komen heeft hem wel erg parten gespeeld bij de totstand
koming van zijn eerste opera: „Viviane". Het werk beleefde zijn eersste
uitvoering in concertvorm in 1950.
„De meeste tijd besteed ik aan een
derde werk", zegt Oscar van Hemel, „een
orkestcompositie, gebaseerd op de schil
derijen van de vijftiende-eeuwse Vlaam
se surrealist Jeroen Bosch, door wie ik
gebiologeerd ben. Ik heb een half jaar
lang lopen broeden wélke vorm ik zou
kiezen om Bosch' tableaus muzikaal weer
te geven". Het noteren is Oscar van He
mel niet gemakkelijk afgegaan, omdat hij
zijn „fantasmagorieën a la Jeroen Bosch"
absoluut experimenteel zonder remmin
gen van academische aard, wil opzetten.
Dat lijkt hem de enige manier om de
schilderijen van Bosch („gek, dat nog
geen andere componist vóór mij zich
door deze beeldende kunstenaar heeft la
ten inspireren") in klanken te herschep
pen.
De jarige toondichter wilde eerst vier
tableaus als basis voor zijn compositie
nemen, maar werd zó gefascineerd door
nog twee andere doeken, dat zijn bijna
twintig minuten durende werk zes deel
tjes tellen. Elk deel beeldt zo'n doek-
uit, eerst in details en dan in zijn geheel.
EVEN FANTASTISCH als de schilde
rijen zelf is de orkestratie van Oscar van
Hemels werk. „Het demonische maar
ook het hemelse wil ik gestalte geven",
zegt hij. „Daarom vindt u in mijn parti
tuur behalve strijkers en klavecimbel ook
allerlei slagwerk, een of misschien wel
twee vleugels en een groot blaasorkest:
twee piccolo's, twee fluiten, twee es-kla
rinetten, twee klarinetten, een basklari
net, twee fagotten en een contrafagot, een
saxofoonkwartet, vier trompetten, vier
hoorns, vier trombones en een tuba. Om
contrasten en effecten nog groter en
scherper te maken maak ik ook gebruik
van geluidsbanden met daarop niet-be-
staande teksten en imitaties van gesprek
ken. Het mooiste zou zijn, als tijdens de
uitvoering de gecomponeerde doeken zou
den worden geprojecteerd".
Deze Bosch-fantasie is bestemd voor
het Brabants orkest en zal worden opge
dragen aah de dirigent van dat gezel
schap, Heih Jordans. „Nu hoop ik niet,
dat het orkest mijn nieuwe werk al wil
spelen als de grote tentoonstelling over
Jeroen Bosch vanaf 17 september in Den
Bosch wordt gehouden. Ik ben nooit een
34. Henkie en Aal de Glibber hadden zich bij een
oude molen teruggetrokken om daar een blik op de
Warapuri-diamant te kunnen werpen. „Een aardig
steentje!" sprak Aal prijzend, terwijl hij het juweel
uit Jollipop's koffer pakte. „Ik zal hem bij me ste
ken en dan gaan we er weer eens vandoor terug
naar de stad. Daar kunnen we er een lekker prijsje
voor maken!" Zover zou hij echter niet komen. Door
een windstoot waren de wieken van de molen lang
zaam in beweging gekomen, en een daarvan haakte
nu in het jasje van de onverlaat. Met een kreet ging
hij de hoogte in, en zijn makker, die het draaiende
voorwerp wilde tegenhouden, ging met hem mee.
Daardoor verdwenen ze uit het gezicht, voordat Pan
da en Pat O'Nozzle de molen omkwamen. „Daar is
een spoor!" sprak de grote detective tevreden op de
koffer wijzend. „De schurkens zijn in de buurt. En uit
de verse voetafdrukkens deduceer ik, dat ze hier nog
maar kort geleden waren."
rKUK eews, piN6o, t>ieV
WOIKEN ClJK£N NE.T
DAMMETJES
EN DIE DAARBO
VEN 2IEN ERUIT
ACS EENDEN
MAAR WAT 21JN DAT NU
VOOR 66KKE WODKEN"?
DAT BETEKENT VAST
ONWEER!
JA, DATEN WE MAAR
VCUó NAAR HUIS 6AAW,
VOOR DE BUI C0S8REEKT
snelle werker geweest dat komt ook
door mijn grote mate van zelfcritiek
en ook nu neem ik ruim mijn tijd om
mijn ideeën te laten rijpen".
Oscar van Hemels drie laatste werken
zijn dodecafonisch gebaseerd op de
twaalftoontechniek opgezet. Hij is
blij, dat hij mag profiteren van de grote
vrijheid, die sinds 1950 („geen evolutie,
maar een revolutie") de muziek wordt
gegund. Het experimenteren met steeds
nieuwe vormen vindt hij waardevol, maar
een losmaken van de melodie in de mu
ziek acht hij niet mogelijk.
„Men zei destijds van Debussy's mu
ziek al: daar zit geen melodie in. Na
tuurlijk was de melodie er wel, maar
het was een andere. Dat is met de nieuwe
muziek ook zo: door de intervallen gro
ter of kleiner te maken of klusters te
gebruiken (doe ik ook vaak), wordt een
andere melodiek tot stand gebracht".
Vanavond geeft de AVRO met zijn
„Ballade van kapitein Joost den Decker"
naar de sage van de Vliegende Hollan
der, op de zeer beeldende en prachtige
tekst van J. W. F. Werumeus Buning.
Oscar van Hemel werd op 3 augustus
1892 in Antwerpen geboren. Hij studeer
de viool en altviool aan het Koninklijk
Vlaams Conservatorium in zijn geboorte
stad, waarvan toen Jan Blockx directeur
was. Lodewijk Mortelmans was daar zijn
leraar voor compositie. Bij het uitbreken
van de eerste wereldoorlog week Van
Hemel uit naar ons land, waar hij violist
aan de voormalige Nederlandse opera
werd. Deze functie legde hij om gezond
heidsredenen neer, waarna hij in Bergen
op Zoom leraar voor viool en muziek
theorie aan de stedelijke muziekschool
werd. Sinds 1949 woont hij in Hilversum.
Oscar van Hemel
Van Hemel heeft zich na zijn veertigste
jaar pas definitief tot het componeren
bepaald. Voordien had hij al verschillende
werken geschreven in de romantisch-im
pressionistische richting van zijn leraar
Mortelmans, die een enkele keer tot uit
voering kwamen. Deze composities wor
den door de auteur niet meer erkend.
De werken, die na zijn studietijd bij
Willem Pijper in de jaren dertig zijn
ontstaan, tonen zijn sterkste zijde. Pijper
stimuleerde en ontwikkelde niet alleen
Van Hemels compositorisch talent, doch
ontsluierde hem tevens de geheimen van
alle hedendaagse compositietechnieken.
Het pleit voor Pijpers pedagogische ga
ven dat hij zijn leerlingen volkomen vrij
liet hun eigen weg in te slaan.
Van Hemel verloochent zich niet als
delicaat lyricus, die in de Vlaamse na
tuur en volksaard zijn inspiratie vindt,
hoewel hij zich ook voor andere, speciaal
Franse, stromingen openstelt. Dat blijkt
uit zijn in 1935 gecomponeerde viool
sonate, zijn suite voor kamerorkest uit
1936 (een van zijn beste creaties), zijn
concerten voor piano, viool, altviool en
hobo, de suite voor fluit en kamerorkest,
de altvioolsonate, het pianokwartet en de
middeleeuwse liederenkrans. Gecompli
ceerder van techniek, doch even muzi
kantesk, zijn de beide symfonieën, de
ballade voor groot orkest, de symfonietta
de orkestvariaties, het concerto per stru-
menti a fiato en dè beide pianosonates.
Een aparte plaats nemen de vocale wer
ken voor de rooms-katholieke eredienst
in.
Vele prijzen vielen hem ten deel voor
zijn verdiensten voor de cultuur in het
algemeen en voor ons land in het bij
zonder. Al in 1939 werd zijn pianokwar
tet in het koningin Elisabeth-concours
brkroond, zeven jaar later gevolgd door
de staatsprijs van de Nederlandse rege
c
Matthijs Vermeulen is dood en als
zijn naam u, na alles wat er nu over
hem geschreven is, nog niets zegt,
dan is dat niet uw schuld. Het is de
schuld van de dirigenten en de con
certdirecties die zijn naam niet hebben
willen kennen en die he?n vijftig jaar
hebben laten wachten op de eerste uit
voering van zijn symfonische werk.
Omdat zij Matthijs niet begrepen en
zijn muziek niet begrepen.
Wat zij hadden kunnen begrijpen is,
dat een componist van belang bijna
altijd onbegrijpelijke muziek schrijft.
Tenminste voor de tijdgenoten.
In de tijd van Beethoven gaf het
publiek de voorkeur aan Mozart, in de
tijd van Wagner bewonderde men Beet
hoven, in de tijd van Debussy stond
Wagner hoog genoteerd. En als uh] als
tijdgenoten van Strawinsky Stra-
winsky vereren dan komt dat omdat
we zestig jaar de tijd hebben gehad
om aan zijn muziek te wennen.
Zoveel tijd zouden we ook hebben
gehad om te wennen aan de muziek
van Matthijs Vermeulen wanneer zijn
werk eerder was uitgevoerd. Misschien
was hem dan het oordeel bespaard ge
bleven van een van onze jongere com
ponisten, die van zijn vijftig jaar oude
muziek zei:,, Ik vind het verrassend
modern. Eigenlijk is het nog maar
tien jaar verouderd."
Dat is natuurlijk de mening van een
deskundige. Het kan zijn dat het pu
bliek er anders over gaat denken.
Voor mij als argeloze leek klinkt zijn
muziek alsof twee orkesten twee ver
schillende stukken tegelijk spelen.
Maar alleen al Vermeulens formaat
als criticus rechtvaardigt de gedachte
dat hij ons twee dingen te zeggen
heeft.
De enige troost in deze trieste affai
re is te vinden in het feit dat een ge
val als dit in onze vaderlandse kunst
geschiedenis niet alleen staat. In de
tijd van Rembrandt leefde er een et
ser wiens nagelaten werk tegenwoor
dig door velen boven dat van Rem
brandt wordt gesteld. Hij heeft niet
veel nagelaten, want als het verhaal
waar is zijn de meeste etsen van Her
cules Seghers door de tijdgenoten ge
bruikt om er boter in te verpakken.
Als de partituren van Matthijs Ver
meulen voor het nageslacht gespaard
blijven dan is dat te danken aan het
feit dat onze margarine 7nachinaal
wordt verpakt.
Kees Stip
ring voor Van Hemels ballade voor
orkest.
In 1953 viel zijn vierde strijkkwartet
een prijs ten deel in het internationaal
concours voor strijkkwartet-composities
te Lüttich, te zamen met werk van de
Amerikaanse componist Elliott Carter en
de Pool Stanislaw Skrowazcewsky. Dit
strijkkwartet werd ook door talrijke
uitvoeringen door het Nederlands Strijk
kwartet buiten ons land bekend. De
gemeente Hilversum eerde hem een paar
jaar geleden met de cultuurprijs.
Behalve de talrijke instrumentale wer
ken neemt zijn vocaal oeuvre een be
langrijke plaats in. Zowel zijn a cappella-
koorwerken als de liederen op tekst van
Charles van Orleans, composities voor
koor en orkest (waaronder de cantates
Maria Magdalena, Le tombeau de Kath
leen Ferrier, Hart van Holland, Ballade
van Brabant bijna alle opdrachtwer-
ken) zijn bewijzen voor de vertrouwd
heid met de koorklank en de mogelijk
heden van de zangstem.
4. Rechter Tie loopt met zijn paard aan
de hand de hoofdstraat in. Hij is onaan
genaam getroffen door het zien van het
verminkte lijk, dat uit de rivier is ge
haald. Het is een slecht begin van een
vakantie, maar hij besluit er niet meer
aan te denken. Nu hij de rumoerige vis
markt achter zich heeft gelaten, merkt
hij dat er in Rivierstad een weldadige
rust heerst. Er wordt gemoedelijk handel
gedreven langs de kant van de straat en
niemand schijnt haast te hebben. Rechter
Tie brengt zijn paard naar een smid, die
tevens stalhouder is, en vraagt hem zijn
rijdier te verzorgen. „Dat komt in orde,
dokter", zegt de smid. „Een afschuwelijke
moord, nietwaar?" „Inderdaad", zegt
Rechter Tie, die bedenkt dat zijn ver
momming het gewenste effect heeft.
Vooral door de kalebas om zijn schouder
ziet hij eruit als een reizend geneesheer.
„Kende u het slachtoffer soms?" „Niet
erg goed, dokter", zegt de smid. „Ik zou
nooit gedacht hebben dat hij er met het
geld van zijn baas vandoor zou gaan.
Maar het is waar dat hij eergisternacht
opeens een paard van me wilde huren.
Ik moest ervoor uit mijn bed komen. Hij
zei dat hij een ziek familielid wilde op
zoeken, dat het vreselijk belangrijk voor
hem wasEen mooie strop voor
mij, dat begrijpt u. Nu hij door een stel
letje rovers vermoord is, zal ik mijn paard
natuurlijk ook nooit meer terugzien."
898. Veel wijzer werd Bram niet van
het schrijven. Het bevatte slechts een
uitnodiging om bij notaris Van Pluyserock
aan te komen, als hij toevallig in de
buurt van die stad zou varen. En heel
toevallig was Bram net naar die stad
op weg.
Lang duurde het niet of hij klopte bij
de notaris aan, een huiselijke man, die
vaagjes zei: „Ja, beste vriend, het gaat
hier om een klein erfenisje.ach, veel
bijzonders is het niet je zult me dus wel
toestaan, dat ik dit zaakje op mijn pan
toffels afdoe. Altijd die streepjesbroek
gaat ook vervelen".
Bram begreep het best. Nieuwsgierig
volgde hij de notaris naar een deur, die
niet eens op slot was gedaan.
„Hierachter" zei de notaris „staat het
geen u door uw verre familielid, Jan
Pieterszoon Fok, is nagelaten. Hmmm.
u moet er maar niet teveel van ver
wachten, beste vriend."