RENAISSANCE VAN DE TEKENFILM 8 i B u \\v -u fe«mj li l 3 VUURWERK VAN NIEUWE IDEEEN Onrechtvaardige veronachtzaming Disney's dodende perfectie Eenmansbedrijfjes - - L «jagjifc - SS oWllwIllll i V' ZATERDAG j AUGUSTUS 1967 ZO MEN BEHOEFTE gevoelt een aanleiding bij de hand te heb ben om op dit ogenblik iets over de tekenfilm in het algemeen te zeg gen, dan heeft men slechts in de geschiedenis van de tekenfilm een feit op te zoeken dat enige decen nia van nu verwijderd ligt en van voldoende belang is om er een ju bileum van te maken. Nu zijn er verschillende feiten uit die rijke historie te memoreren die met enige moeite als aanléiding tot een herdenkingsartikel kunnen worden beschouwd, maar de meest voor de hand liggende gebeurtenis is in dit verband toch wel de indiensttre ding van Emile Courte bij de Parij- se firma Gaumont, waar hij onder zijn pseudoniem Emile Cohl teken filmpjes ging maken. Dat gebeur de in 1907, precies zestig jaar ge leden en men dateert in dat jaar gemakshalve de geboorte van de tekenfilm. Helemaal eerlijk is dat weliswaar niet, want men kan het ook zo stellen dat de hele voorge schiedenis van de film bepaald werd door tekenkundige prestaties en dat alle uitvindingen en techni sche apparaten die aan de tegen woordige filmprojector voorafgin gen zich moesten bedienen van althans tot omstreeks 1850 van stroken met uit de hand vervaar digde en soms ingekleurde teke ningen die, aan het draaien ge bracht, de illusie van beweging moesten geven. De uitvinding van de fotografie die in het midden van de vorige eeuw geplaatst kan worden, bracht hierin enige ver andering in die zin dat van dat ogenblik af foto's van bewegings fasen op de roulerende banden konden worden gebruikt, maar voorlopig bleef toch het bescheiden handwerk van vele naamloze te kenaars gehandhaafd, waarvan de aandoenlijke en vaak zeer fraaie resultaten nog hier en daar in film musea en filmarchieven bewaard zijn gebleven. Vooral het Optische Theater van Emile Reynaud heeft talrijke bijzonder kunstzinnige te kenstroken opgeleverd, waarop juweeltjes voorkomen van gete kende en ingekleurde menselijke figuren in verschillende houdingen en bewegingen. MAAR GOED, gunnen we Emile Cohl de eer van het vaderschap van de tekenfilm. Van 1907 tot omstreeks 1925 is hij op dit terrein actief geweest, waarvan drie jaren in Amerika. Daar na kwamen de vergetelheid en de ar moede en het tehuis van bejaarde kunstenaars in Orly, waar ook Mé- liès onderdak had gevonden. Zes da gen na deze filmpionier, op 27 januari 1935, stierf Cohl ten gevolge van een tragisch ongeval, zijn dandy-achtig puntbaardje vatte vlam door kaars- vuur en bezorgde hem dodelijke brandwonden. IN AMERIKA was kort na Cohls debuut de tekenaar Windsor McCay zich gaan toeleggen op de tekenfilm. Zijn eerste werk dateert uit 1909. Het bestond uit tienduizend afzonderlijke tekeningen, waarin een dinosaurus de centrale figuur was. „Gertie the dino saur" werd bijzonder populair in de Verenigde Staten en historici beweren dat het jaren heeft geduurd eer Mc- Cay's tekenkunst en vindingrijkheid overtroffen werden. Dat zou pas ge beurd zijn toen Walt Disney actief werd, zo omstreeks 1925 en langzamer hand met figuren als Mickey Mouse, Donald Duck, Pluto de hond, de var kentjes uit „Who's afraid of the big bad woolf" en de dwergen uit „Sneeuwwitje" de wereldmarkt ver overde. Jarenlang is het begrip tekenfilm synoniem geweest met de naam Dis ney en dat is weinig elegant tegenover de talrijke tekenfilmers die ieder in eigen tijd van betekenis waren, maar door de allesoverheersende rol die Dis ney is gaan spelen uit de herinnering zijn weggeduwd. De namen van Pat Sullivan (de schepper van „Felix de kat"), Paul Terry, Ub Iwerks en de broers Dave en Max Fleischer zijn daardoor alleen nog maar historische klanken geworden en zijn nauwelijks meer in staat beelden uit het respec tieve werk op te roepen. Vooral on rechtvaardig is deze gang van zaken ten opzichte van de Fleischers die zich in de jaren dertig staande wisten te houden naast Disney en gelijk met diens „Sneeuwwitje en de zeven dwer gen" eveneens met een avondvullende tekenfilm uitkwamen: „Gullivers rei zen". Uit hun nalatenschap zijn ten minste twee creaties onsterfelijk ge worden, Betty Boop, het eerste teken filmfiguurtje met sex appeal en Po- peye the sailorman, die nog altijd op de tv vecht tegen zijn ongeschoren tegenstander. In die tijd dat Walt Disney naam begon te maken en Dave Fleischer zijn figuurtje uit een inktpot geboren liet worden („Out of the inkwell"- serie) was men in Europa op hoger artistiek niveau bezig met de teken film. In Duitsland maakten Hans Rich ter en Walter Ruttmann hun absolute films uit bewegende lijnen en vormen die ze „Rhytmus 21" of „Opus 24" noemden, stelde architect B. Bartosch uit de houtsneden van Frans Masereel de tekenfilm „l'Idée" samen en ont wierp Oskar Finschinger zijn „Compo sition im Blau". In Frankrijk braken Anthony Gross en Hector Hoppin met de tradities in de tekenfilm door vol gens nieuwe procédés en tekentech nieken „La joie de vivre" te maken en verbaasden Alex Alexeieff en Claire Parker met hun „gravures ani- mées", waarmee zij op de muziek van Moussorgsky „Une nuit sur le Mont Chauve" uitbeeldden. MAAR HIER is telkens sprake van vrij geïsoleerde pogingen tot vernieu wing die tot de Filmligakringen be perkt bleven. Het grote publiek hield het bij Disney, eerst bij diens korte films uit het voorprogramma, later bij zijn avondvullende films, waarmee hij De eerste tekenfilm van Emile Cohl (1907). Terugkeer tot de eenvoud in een tekenfilm van Jozsef Nepp (1966). in 1939 begon. Pas na de oorlog, om streeks 1950 begon de critiek op de vader van Mickey Mouse los te komen, een critiek die zich voornamelijk richt te tegen de onveranderlijkheid van het werk en tegen de dodende perfec tie die beweeglijkheid en snelle hu mor in de weg stond. Een van Disney's medewerkers, Stephen Bosustow, scheidde zich van de meester af, richtte een eigen on derneming, UPA, op en zette de cri tiek in daden om met tekenfilms in een lichtere, speelsere stijl, waarin (als bij Cohl) de tekenlijn en de con tour domineerden. Bosustow en zijn Uit de imposante tekenfilm „De temmer van wilde paarden" van de Zagreb-studio's (1967). medewerkers lieten zich inspireren door de cartoonisten van dat ogenblik, de tekenaars van de Newyorker als Saul Steinberg, Bemelmans, James Thurber, maar ook invloeden van mo derne schilders en grafici als Klee, Miro en Grosz, is in hun werk en dat van hun volgelingen duidelijk aan wijsbaar. Het wordt na 1950 steeds duidelij ker dat de tekenfilm zich met kracht wil losmaken uit de worgende greep van Disney en geheel nieuwe wegen wil bewandelen. Maar nog belangrij ker dan de veranderingen in teken stijl die zich nu zo opzichtig en geva rieerd voordoen is de veranderde in stelling van de tekenfilm, die niet lan ger meer als inhoud kindersprookjes en dierenverhalen voorgezet krijgt. De tekenfilm wordt volwassen in zijn on derwerpen, behandelt sociale proble men, oefent critiek uit op maatschap pelijke toestanden, is ironisch, wreed, onheilspellend of anarchistisch en dient niet meer in de eerste plaats het kinderamusement. EEN ANDER belangrijk aspect aan deze ontwikkeling is dat de vereen voudiging van tekenstijl, de geringere bekommernis om vloeiende bewegin gen, de voorkeur zelfs voor een soort primitivisme, het maken van een te kenfilm tot een minder gecompliceer de en minder kostbare onderneming terugbrengen, waardoor ze nu ook toe gankelijk is voor het individu dat zich in deze materie wil uitdrukken. De enorme ontwikkeling van de teken film door individuele experimenten en persoonlijke benaderingen, de geva rieerdheid aan technieken en de veel heid van onderwerpen zijn een gevolg van de „Amerikaanse revolutie" van Bosustow en zijn volgelingen die de fabrieksmatige tekenfilm, waaraan honderden min of meer creatieve vak- mensn meewerkten, niet langer als de alleenzaligmakende methode accep teerden. Natuurlijk is daarmee deze vorm van tekenfilrnfabricage niet van de baan. Binnenkort zal een nagela ten werk van Walt Disney, zijn ver filming van A. A. Milne's klassieke kinderverhaal „Winnie the Pooh", in ons land vertoond worden, waarbij op valt dat de animators van de Disney - studio zó letterlijk zijn uitgegaan van de beroemde illustraties, waarmee E. Shepherd op onnavolgabare wijze Mil ne's boeken heeft verlucht, dat er van een Disneystijl, die trouwens ai lang aan het verwateren was, niet meer gesproken kan worden. Van die hele ontwikkeling in de te kenfilm is het bioscooppubliek vrij wel onkundig gebleven. Er dringen nog maar weinig tekenfilms door in de voorprogramma's van de bioscopen en wat er van het genre doorkomt op de televisie vertegenwoordigt óf de oude stijl óf is afkomstig uit de win kel van Bill Hanna en Joe Barbera „Flintstones", „Huckleberry Hound", In Yogi Bear die wel een vernieuwd (en versneld) soort humor brengen, maar geen wezenlijke vernieuwers van tekenstijl zijn en tegelijk de tradi tie handhaven die wil dat de teken film zich in de sfeer van de kinder fantasie en het sprookje moet ophou den. De bezoekers van de kleinere Euro pese festivals als dat van Oberhausen en vooral dat van Annecy, speciaal ge wijd aan de „Cinéma d'animation" we ten dat het terrein, waarop de teken film zich kan bewegen, onbegrensd is en dat de mogelijkheden van het me dium onbeperkt zijn. NA DE CANADEES Norman Mac- Laren die in de meest letterlijke zin van de tekenfilm een eenmansbedrijfje maakte door beeld en geluid recht streeks op de celluloidband vast te leg gen, is een leger van tekenfilmper soonlijkheden in talrijke landen opge staan om hun min of meer particuliere bijdragen te leveren. Vooral in Oost- Europa en voornamelijk in Polen (Jan Lenica en Walerian Borowczyk), Tsjechoslowakije (met teken- en pop- penfilms van Jirzji Trnka, Brzjetislov Pojar en Karei Zeman) en Joegosla vië (Zagreb-tekenfilm) beleeft het genre een renaissance die zich in een vuurwerk van nieuwe ideeën en ver rassende vormen en in allerlei varië teiten van fototekening en filmgrafiek manifesteert. Maar ook in de westerse landen ko men de tekenaars los. In Amerika is het vooral John Hubley die speels en inventief voor de dag komt met Saul Bass als promotor van de „title-ani- mation", in Engeland zijn het eerst de echtparen Joan en Peter Foldes („Ani mated genesis", „A short vision") en Halas-Batchelor („Animal farm") die vernieuwing prediken en dan opge volgd worden door Bob Godfrey, Richard Williams („The little island") en George Dunning; en uit Japan ko men de laatste twee jaren de macabe re en onbegrijpelijke fantasieën van Yoji Kuri de bezoekers van Oberhau sen verontrusten. Het zijn namen die voor de meesten niet gedekt zijn door voorstellingen van hun werk en het zijn misschien al weer achterhaalde namen, want de tekenfilmrevolutie is op gang gekomen en iedere dag breidt zich het arsenaal van tekenfilmers uit en dat is belangrijker dan het feit dat zestig jaar geleden Emile Cohl zijn eerste kinderlijke tekeningen zwart op wit en wit op zwart maakte, al heeft ook hij zijn steentje bijgedragen aan die driftige ontwikkeling van thans. Charles Boost v.'ï Uit de Britse tekenfilm „The little island" van Richard Williams (1958). Combinatie van film en tekening im. Ka>rel Zemans „Een duivelse uitvinding" 901 Uit de pretentieuze tekenfilm „La brülure de 1000 soleils" van Pierre Kast (1966). - U. jO \\V Uit de Poolse tekenfilm „Alles is vorm" (1967).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1967 | | pagina 13