Plannen en verwachtingen voor het nieuwe toneelseizoen TWEEDE ROMAN VAN TIP MARUGG Russen tekenden Westerse kleren na ZATERDAG 26 AUGUSTUS 1967 Erbij 14 W* IÉ Sprookje Pirandello Brecht Litteraire Kanttekeningen Luigi Pirandello: eeuwfeest van zijn geboorte. HET DOEK GAAT WEER OP HET NIEUWE TONEELSEIZOEN gaat binnen kort beginnen, maar wat de algemene beleids lijnen betreft blyft in dit nieuwe seizoen alles by het oude. Want het gedokter aan die beleidslijnen, dat nu al vele jaren duurt, is nog niet over. Als de jongste hervormingsplannen van de drie grote stedelijke gezelschappen, die onlangs by de minister van Cultuur zyn ingediend, tot verwerkelijking komen (wat nog ver van zeker is), zal dat toch pas in het seizoen 1968-1969 het geval zijn. Misschien krijgen we dan eindelijk ook in ons land de in het buitenland algemeen aanvaarde situatie dat een toneelstuk, in de Randstad Holland gespeeld door een van de drie leidende gezelschappen, tegelijker tijd in de noordelijke, oostelijke en zuidelijke pro vincies door een ander gezelschap kan worden op gevoerd. Daarmee is de „cultuurspreiding", waar voor onze overheid zich sedert de oorlog zo beijvert, in feite beter gediend dan met haar eis dat de in het westen zetelende gezelschappen een deel van hun kostbare repetitietijd besteden aan reizen naar de uithoeken van het land. Maar voor het ogenblik blijft dit dus nog toekomstmuziek. Het straks begin nende seizoen zal zich van het vorige alleen onder scheiden door de gebruikelijke mutaties in de samen stelling der ensembles en door een aantal nieuwe stukken op hun repertoires. William Shakespeare: tweemaal „Driekoningenavond". OM DICHT bij huis te beginnen: de Toneelgroep CENTRUM, die haar bin ding met Haarlem ook dit seizoen weer demonstreert door al haar pre mières in de Haarlemse Stadsschouw burg te geven, begint op vrijdag 8 sep tember met „Yvonne", een stuk van de Poolse schrijver Witold Gombro- wicz dat wordt aangekondigd als een soort modern sprookje. Peter Oosthoek voert de regie. Dat roept herinneringen op aan „De draak", het Russische poli tieke sprookje dat, eveneens onder re gie van Oosthoek, in september van het vorige jaar door Centrum werd opgevoerd. In „Yvonne" zal men ken nis kunnen maken met alle „nieuwe aanwinsten" van het gezelschap voor zo ver het de spelers betreft: Frans Vorstman, die van Studio komt, Jacques Commandeur, van de Neder landse Comedie, de vier pas afgestu deerde toneelschoolleerlingen Cox Habbema, Els de Wijn, Wim van der Gijn en Hans Dagelet, en tenslotte eigenlijk geen nieuwe aanwinst maar een teruggekeerde verloren zoon Leen Jongewaard. Over het verdere repertoire van Centrum is in ons blad een paar maanden geleden al uitvoerig bericht. Voor wie dat vergeten is, zij nogmaals vermeld dat op 15 september Ben Jonsons zeventiende-eeuwse ko medie „Volpone" volgt, geregisseerd en gespeeld door Guus Hermus, dat Mary Dresselhuys als gast bij het gezelschap zal optreden in het nieuwe Engelse blijspel „Relatively speaking" en dat de feestelijke nieuwjaarspremière zal zijn gewijd aan het nog steeds actuele blijspel van Aristofanes, „De vrede". DE HAAGSE COMEDIE, per traditie het stabielste ensemble van ons land. gaat vrijwel ongewijzigd het nieuwe speeljaar in. De Hagenaars leveren al dadelijk hun bijdrage aan het eeuw feest van Luigi Pirandello door het seizoen te openen met diens in 1916 geschreven stuk „Zo is het (of zo lijkt het)". Daarna komen twee nieuwe eenakters van Peter Shaffer, de schrij ver van „Horen en Zien", en half ok tober een reprise van Arthur Millers drama „Van de brug af gezien", waar in Ko van Dijk evenals bij de eerste Nederlandse opvoering de rol van Ed die zal spelen. Op het repertoire staan voorts Shakespeares „Henry V", Lor- ca's „Yerma", O'Neills „More stately mansions" en de twee korte stukken van Noel Coward, „Shadows of the evening" en „Come into the garden, Maud", die samen met het vorig sei zoen door het gezelschap gespeelde „A song at twilight" („Lied in de sche mering") een trilogie vormen. Op Nieuwjaarsdag gaat in de Koninklijke Schouwburg de Nederlandse première van „Rosencrantz and Guildenstern are dead", het stuk van de jonge En gelse schrijver Tom Stoppard dat dit voorjaar in Londen zoveel opzien heeft gebaard. HET NIEUW ROTTERDAMS TO NEEL heeft, al is het dan verzwakt door het overlijden van Richard Flink, een aantal verrassingen in petto. De belangrijkste daarvan is waarschijnlijk wel het nieuwe werk van Arthur Mil ler „The price", waarover nog niets bekend is omdat het pas dit najaar in New York zijn wereldpremière krijgt, maar waarop Robert de Vries toch al de hand heeft weten te leggen. Niet minder verrassend was de aankondi ging dat de Rotterdammers het waag stuk gaan ondernemen, de musical „I do, I do" (naar Jan de Hartogs to neelspel „Het hemelbed") op te voeren; de twee rollen waaruit deze musical bestaat in New York vertolkt door Mary Martin en Robert Preston zullen hier worden gespeeld, gezongen en gedanst door Annet Nieuwenhuyzen en Eric Schneider. Dat is geen geringe opgave als men weet dat er een twintigtal liedjes en evenveel dansjes in voorkomen en dat de twee spelers geen. enkele steun krijgen van koor of ballet. Voorts belooft het N.R.T. ons een nieuw stuk van Peter Ustinov, „The unknown soldier and his wife", een moderne enscènering van Mo lières „Tartuffe" met Luc Lutz in de titelrol, en een reprise van St. John Ervines veertig jaar oude komedie „The first Mrs. Fraser" waarin Enny Meunier de hoofdrol zal spelen. Of de opvoering van het, reeds vóór de wereldpremière zeer omstreden, stuk van Rolf Hochhuth over de tweede wereldoorlog, „Die Soldaten", zal doorgaan staat nog niet vast. OMTRENT de repertoire-plannen van de NEDERLANDSE COMEDIE kan ook nog niet alles met zekerheid worden gezegd. Maar in elk geval kan Bert Brechts episch drama over de dertigjarige oorlog, „Mutter Courage und ihre Kinder" met Ank van der Moer in de hoofdrol, zeer binnenkort worden verwacht. Tegelijk wordt „Het flauwgevallen paard" van Frangoise Sagan gespeeld. In oktober volgt de première van Molières „l'Avare" („De vrek"), in een nieuwe vertaling van Ernst van Altena, onder regie van Erik Vos en met Bob de Lange in de titelrol, een opvoering die dus stellig met spanning -tegemoet kan worden gezien. Later in het seizoen komt Eugène Ionesco's „La soif et la faim" (dat al enige jaren op een Nederland se opvoering wacht) aan de beurt, evenals Charles Dyers „Staircase". En niemand hoeft er aan te twijfelen dat Nieuwjaarsdag de eerste van een nieuwe seeks voprstellingen van „Gijs- breglft van Aemstel" te zien zal geven, ondanks alles wat daar in het begin van dit jaar over te doen is geweest. ERIK VOS gaat ook in Arnhem bij de Toneelgroep THEATER regie voeren. Hij zal daar een van Brechts parabels, TIEN JAAR nadat de Curagaose schrijver Tip Marugg als romancier in de reeks „Antilliaanse Ca hiers" debiteerde met „Weekend-pelgrimage" ver scheen dezer dagen een tweede prozawerk „In de straten van Tepalka" van zijn hand, uitgegeven door De Bezige Bij voor de Stichting voor Antilliaanse Litte ratuur en Folklore te Willemstad en met steun van de Sticusa te Amsterdam. Blijkbaar moeten er nogal wat helpende instanties aan te pas komen om in het Neder lands geschreven werk van auteurs uit de „overzeese gebiedsdelen" binnen het bereik te brengen van Hol landse lezers. Dat is, gezien de belangrijkheid van dich ters als Luc. Tournier, Charles Corsen, Oda Blinder, Frank Martinus Arion, Alette Beau jon en Tip Marugg (er zijn er nog wel meer!), van prozaïsten als Wim van Nuland en nog eens Tip Marugg, toch eigenlijk een bedenkelijk verschijnsel. Ik zou me kunnen indenken dat de lange tussenruimte tussen Maruggs eerste en tweede roman vooT een deel werd veroorzaakt door de moeizame procedure bij de publikatie. In de driemaandelijkse afleveringen van de Antilliaanse Cahiers is voortreffelijk werk verschenen, maar trokken ze als gebrocheerde uigave voldoende de aan dacht? Voldoende om de onwennigheid te overwinnen die de Nederlandse le zer veelal voelt wanneer het gaat om in onze taal geschreven proza en poëzie die geboren werden in een on-Hollands klimaat? Ik betwijfel het. Zelfs de Vlaamse specerijen (en daarvoor hoeft men niet "bepaald naar Ernest Claes te gaan, men kan ze ook en pittiger in Hugo Claus' "Omtrent Deedee" proe ven) smaken op een Hollandse tong al gauw een beetje anders, minder aromatisch. Ogenschijnlijk zouden de beide ro mans van Tip Marugg best in Neder land geschreven kunnen zijn. "In de straten'van Tepalka" sluit uit het oog punt van compositie vrijwel aan bij de vlottend geworden hedendaagse roman van "eigen bodem", die niet zelden geen roman in de traditionele betekenis meer is. Maar er zijn nuance-verschil len: in de geladenheid van de taal, in de toonhoogte, in de vibratie, in de gevoelswaarde van de woorden, al licht, er groeien nu eenmaal geen pin da's aan de popels van de Purmer. Maar het thema, het probleem, dat Marugg centraal stelt, is niet aan een hemelstreek gebonden, al zal het in een eilandgemeenschap met een ge mengde bevolking stellig zijn bijzonder accent hebben. Niet dat Marugg het "rassenvraagstuk" in het geding zou brengen. Zijn problematiek betreft het mens-zijn, de individualiteit, die in een zich met eenparig versnelde be weging "collectiviserende" dat wil zeggen: ont-persoonlijkende maat schappij steeds benauwender in het ge drang komt. HONDERDTALLEN romans en ge dichten in de hedendaagse litteratuur betreffen het individuele isolement, de fatale breuk tussen de eenling en de massale samenleving. De ik-figuur uit Maruggs tweede roman is zo'n enke ling dezelfde trouwens die in 'Week end-pelgrimage' op zoek was naar een gemeenschap waarin hij zichzelf zijn verlangen, zijn innerlijke vrijheid, zijn "persoonlijke identiteit" geen geweld zou moeten aandoen om aan vaard, verstaan en beantwoord te wor den. Marugg heeft hem symbolisch in een situatie geplaatst waarin een verken ning van de diepste oorzaken van zijn eenzaamheid onontwijkbaar is. Hij ligt op een hospitaalped. Hij is niet ziek, hij heeft pijn gevolg van "medische behandeling" waarschijnlijk die weliswaar van lichamelijke aard lijkt te zijn, maar meer weg heeft van een psychoanalyse, een zelfontleding die zich voltrekt op de grens van het bewustzijn. In het isolement van deze horizontale onmacht, in de stilte van de "ziekenkamer", gaat het peillood van de bewust-wording ver terug in het ver leden, in de Jeugd het verlangen van toen, de schuld van toen in de herinnering aan de jaren van groeien de volwassenheid en toenemende le vensonmacht. Wat hij in deze schommelende zwe ving onder en boven de bewustzijns drempel voelt, „denkt", gewaarwordt met gescherpte zintuigen, omspeelt met zijn lucide geworden verbeelding, vormt een vrijwijl ononderbroken mo noloog, een stream of consciousness", waartegen aangevoerd zou kunnen worden dat er in zo'n geval geen re gistrator is, zeker niet één, die al dit van binnenuit opborrelende samenvat in afgeronde gedachten en suggestief geformuleerde zinnen. Maar men kan zich een dubbel-ik voorstellen en dat is uit het oogpunt van moderne romanstructuur een alleszins aanneme lijke onderstelling een dubbel-ik dus. waarvan de éne als schrijver af wezig blijft en de andere zelfstandig uit zijn diepte schijnt te spreken. Al leen dan is een zin als deze aanvaard baar: „Dan val ik in een met pijn verweven sluimering". Er zijn trou wens verschillende passages waarin Marugg door een overgang van de on voltooid tegenwoordige in de onvol tooid verleden tijd zinvolle psycholo gische perspectieven aanbrengt, die aan de symbolen een gestalte geven en omgekeerd gestalten ontstoffelijken tot symbolen. De tijd-zelf staat stil. Evenals in „Weekend-pelgrimage" keren woorde lijk dezelfde passages terug en besluit het boek met zijn begin. Wat beweegt zijn de gewaarwordingen van een hel derziende waakdroom: een 2e wer kelijkheid in de realiteit, een funda- menteler werkelijkheid waarin vroe gere gebeurtenissen zich zingevend herhalen, figuren opdoemen in wezen lijker levensverband. Misschien zijn de terugkerende personen vermenselijkte verschijningen van frustraties: van schuld, gemis, ontgoocheling, vernede ring, angst, wanhoop, vergeefsheid, maar in de horizontale weerloosheid van Maruggs hoofdfiguur is alles wat bij deze pijnlijke zelfverkenning komt bovendrijven een brok doorstreden le ven, waarin de Onmogelijkheid om door anderen herkend te worden in zijn ware gedaante de onoplosbare dis sonant is. Hij is een „eenling" en dus gedoemd een vreemdeling te blijven, voor wie ook de anderen vreemden zijn. IN EEN vrij (en te) lange essayis tische passage (blz. 92-98), die als be toog wat uit de monologisch-medede- lende en -verhalende toon valt, om schrijft de ik-figuur zijn psychische ballingschap aldus: „Hij is de enkeling die zich in uw maatschappij beweegt, doch er niet toe behoort. U herkent hem niet, omdat hij niet herkenbaar is. Hij draagt hetzelfde pak als u, scheert zich ook elke morgen en kamt zijn haar op dezelfde wijze als u. Hij loopt op dezelfde manier als u loopt. Hij draagt zijn merkteken van bin nen en is op zoek naar iets gelijk de levenszin die u schijnt te bezitten. (-). Hij leeft binnen een calamiteuze cirkel en wanneer hij 's nachts de ogen sluit, ligt aan zijn voeteinde de dode materie van een lege levensdag, die zijn dromen voedt." Een goede dia gnose, maar litterair nu niet bepaald een briljant staal van Maruggs vertel kunst. De kracht van zijn tweede roman ligt trouwens niet in de compositie- in-haar-geheel, maar in een aantal in- ringend geschreven fragmenten, die in overeenstemming met het thema een „surrealistisch" effect hebben. Men moet zich even instellen op de opeenvolging van psychologische sym boolhandelingen, op de soms nauwe lijks merkbare synchronisatie van ver leden en heden, op de projectie van „droomgestalten" en zielsgesteldheden in personen, die met de bedlegerige de symbolische ziekenkamer bevolken. ,,'s Nachts", verklaart de ik-figuur, „wanneer de herrie in het ziekenhuis tot bedaren was gekomen en alleen de zware bons van de klok van de kapel om het halfuur mijn gedachten telkens even in de war stuurde, begon ik een soort ongeschreven dagboek erop na te houden. Want voor je iets geheel kunt aanvaarden, moet je het .compleet snappen en dus bestonden dé mentale aantekeningen die ik maakte uit nauw keurig uitgeplozen omschrijvingen van alles wat ik ooit geziep, geroken, ge hoord, geproefd en ervaren heb." „MENTALE AANTEKENINGEN": een registratie dus van een auto-ana lyse, waarbij in dit niemandsland tus sen bewustzijn en lucide-narcotische slaap veel mogelijk is. Of het isole ment tenslotte doorbroken wordt, blijft voor mij onzeker. Misschien is het wel zo, dat de uitkomst (de vlucht uit het „ziekenhuis") gevonden wordt door een vereenzelviging met een kosmisch levensgevoel. Dit „misschien" wijst er op, dat Marugg me niet overal heeft overtuigd. Brak of brak hij de draad van Ariadne hier en daar? C. J. E. Dinaux „Der gute Mensch von Sezuan", ten tonele brengen, in de ook bij de Haag se Comedie in 1957 gebruikte vertaling van Gerrit Kouwenaar. Maar daarvóór brengen de Arnhemmers (blijkbaar ge ïnspireerd door het succes van de jong ste Londense opvoering met Sir Lau rence Olivier) Strindbergs „Doden dans" in een nieuwe vertaling van Sy- bren Polet; Max Croiset speelt de hoofdrol. Aan de Pirandello-herden- king zal het gezelschap bijdragen met een opvoering van „Vanavond impro viseren wij" (vertaling Conrad van de Weetering) onder regie van Elise Hoo- mans. Hans Croiset gaat zich als regis seur voor het eerst aan Shakespeare wagen; Dolf Verspoor maakt voor hem een nieuwe vertaling van „Drie koningenavond". Voor de opening van het seizoen heeft Theater intussen zijn keus laten vallen op „De belofte", een gevoelig toneelspel van de Russische schrijver Alexei Arboezov over drie jonge mensen in Leningrad tijdens en na de tweede wereldoorlog; het zal worden gespeeld door Christine Ewert, mÈÊr W& Arthur Miller: in Den Haag en Rotterdam. Carol Linssen en René Jessurun Lobo, welke laatste van Ensemble naar Theater is overgegaan. ALS SHAKESPEARE niet al eeuwenlang dood was zou het niet kun nen, maar nu kan het wel: in hetzelfde seizoen als Theater gaat ook het zuide lijke toneelgezelschap ENSEMBLE zijn „Driekoningenavond" spelen, maar wel in een andere vertaling. Bij Ensemble voert Jan Retèl de regie en zullen de hoofdrollen worden gespeeld door Si- grid Koetse, Will van Seist (een nieuwe aanwinst van dit gezelschap), Pleunie Touw, Chris Baay en Guus Verstraete. Het zal interessant zijn, de twee opvoeringen met elkaar te ver gelijken (tenzij een van de twee niet doorgaat, wat in de toneelwereld ook wel eens gebeurt). Een belangrijke versterking van En semble vormt de komst van Henny Orri, die na één seizoen bij Theater nu naar het gezelschap van Karl Gutt- mann is verhuisd. Zij zal daar, onder regie van Theo Kling, de hoofdrol spelen in een reprise van Eugène O'Neills „Een maan voor de misdeel- den" (tien jaar geleden in Den Haag door Myra Ward gespeeld) en in een Frans blijspel, „La. jument du roi" („De merrie van de koning") van Jean Canolle dat over het huwelijk van de Engelse koning Hendrik VIII met Anne van Kleef gaat. Voorts belooft Ensemble voor dit seizoen maar liefst twee stukken, van Shaw: „Pygmalion" (met Sigrid Koetse, Jan Retèl en Johan Kaart) en „Androcles en de leeuw", waarvoor de Poolse regisseur Erwin Axer is ge- engageerd. En de in ons land weinig gespeelde Waalse schrijver Fernand Crommelynck zal aan het woord ko men met zijn uit 1921 daterende to neelspel „Les amants puérils" („Het kinderlijke liefdespaar"), waarin Caro van Eyck de hoofdrol zal vervullen. TENSLOTTE nog een paar notities over de plannen van de kleinere gezel schappen. De toneelgroep STUDIO begint het seizoen eind september in haar Am sterdamse schouwburgje De Brakke Grond met een stuk van de Spaanse schrijver Fernando Arrabal, „De archi tect en de keizer van Assyrië". Onder regie van Krijn ter Braak zal Ton Lutz daarin de rol van de keizer vertolken; Marius Crans speelt de architect. In een nóg kleiner Amsterdams schouwburgje, het Vestzaktheater van Wim Burkunk, wordt het seizoen ge opend met „Ogen van krijt", een stuk van de Vlaamse schrijver Tone Byulin, die zelf de regie zal voeren. Het wordt gespeeld door Mieke Geurts en Wim Burkunk. Het Haagse gezelschap De Nieuwe Komedie, dat voorbaan het tot Pavil joen-Theater verbouwde voormalige Kurhaus-Cabaret in Scheveningen gaat bespelen, begint met een blijspel van de Franse boulevard-grootmeester Georges Feydeau, „Kat in de zak", en hoopt daarna tot ernstiger zaken over fe gaan met werk van Pirandello en Heijermans. Maar ook de Amerikaanse musical „The fantasticks" staat op het programma. En de jeugdafdeling van het gezelschap gaat een nieuw kinder stuk van Jan Staal spelen: „Het laatste loverbos". Rest nog te vermelden dat het caba ret Lurelei zich in het komende seizoen ook onder de toneelgezelschappen gaat scharen met de opvoering van Guus Vleugels oorspronkelijke musical „De stunt". Onder regie van John van de Rest zullen Jasperina de Jong, Jack Dixon, Willem Nijholt en Aart Staar tjes er de voornaamste rollen in spelen en zingen. Als bij dit alles de verwachtingen van de directies, de regisseurs, de schrijvers en de spelers in vervulling gaan, kan het een mooi seizoen worden. Simon Koster Duizenden Russische vrouwen, die in hun eigen winkels geen modieuze kle ren kunnen krijgen, hebben gewapend met schetsboeken de internationale kledingtentoonstelling in Moskou be stormd. Tieners, jonge vrouwen en huismoe ders van middelbare leeftijd tekenden alsof hün leven ervan afhing, om de kleren die meer dan 1.000 fabrieken hadden uitgestald, zelf thuis te kun nen maken. Ze maakten zelfs schet sen van de jurken in hun eigen Rus sische paviljoen omdat ze er blijkbaar aan wanhoopten dat deze moderne creaties in de plaatselijke winkel? te recht zullen komen. De meeste stands lijken op een stuk je van een gewoon westers warenhuis, maar de Russinnen kijken hun ogen uit, een knap blond meisje schetste handig eeij. grijs wollen tailleur in het Russische paviljoen, terwijl twee vriendinnen een vuurrode Franse shift van alle kanten bekeken en aan hun uitpuilende schetsboek toevoegden. Huismoeders trokken hun notitieboek jes om de kinderkleding in het kleine Amerikaanse paviljoen over te nemen, een gezette matrone vereeuwigde een groen mantelpak in het Italiaanse pa viljoen. Ook op andere produkten die op de Russische markt onbekend zijn, werden begerige blikken geworpen, meisjes verdrongen zich om de roze en beige schoenen uit Oost-Duitsland, rode en gele Japanse bikini's en ge wone Amerikaanse nylons. Jongens hadden vooral belangstel ling voor een stand met Amerikaanse spijkerbroeken. De kledingtentoonstel ling valt samen met de twee weken durende modeshow in het Leninsta- dion.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1967 | | pagina 14