Vierhonderd jaar geleden kwam boeman-tiran Alva in ons land I 1 NOG ALTIJD VERSCHIL VAN MENING OVER DE IJZEREN HERTOG: WAS HIJ EEN SADISTISCH MONSTER OF EEN HOOGBESCHAAFD, KALM EDELMAN? Mi De oudj es doen het steeds beter WETENSCHAP ONTDEKT: 15 ZATERDAG 2 6 AUGUSTUS 1967 Erbij ar. P. H. Schroder jr. «fiwi „Onthalsing van verscheydene Edelen te Brussel" Dr. P. H. Schroder OM MAAR met een krasse tegenstelling te beginnen: in zijn van 1856 daterende Rise of the Dutch' Republic schrijft de Amerikaanse his toricus Motley over Alva: „Zulk een gedichtsel van bedrog en wreed heid, van geduldige wraakgierigheid en algemeene bloeddorst werd in geen wild dier des wouds en maar zelden in een' menschelijken boezem gevonden Dit is de Alva die wij op de lagere school hebben leren kennen en verafschuwen. MAAR IN 1942, midden in een tijd dat iedereen parallellen trok met het verleden, in de tweede we reldoorlog en tijdens de bezetting, verscheen een boek, getiteld: De Tachtigjarige Oorlog, geschreven door Romein en andere historici aan wier goede vaderlandse ge zindheid geen enkele twijfel be staat. Daarin wordt over de aan voerder der bezettingstroepen en landvoogd namens Philips II op een geheel andere toon gesproken. De schrijver zegt zelfs: Als natio nale boeman heeft Alva wel afge daan, en iets verder citeert hij met instemming een hedendaags histo ricus, die de nieuwe landvoogd „een beschaafd en beheerst hove ling" noemt. IS GROTER TEGENSTELLING mogelijk? Of was Alva inderdaad de combinatie van een wraakgierig monster en een verfijnd edelman, ie mand als de markies de Sade, die een wellustig genot schepte in het folteren van mooie meisjes? Of moeten wij hem zien als de befaamde combinatie van goed en kwaad zoals Stevenson die beschreven heeft in The strange Case of Dr. Jekyll and Mr. Hyde? Het lijkt allemaal weinig waarschijn lijk. Toch dringen zich wel enige ver gelijkingen op. In de eerste plaats met Robespierre, de leider van de Terreur in Frankrijk in 1793 en in zekere zin ook met Calvijn, die omstreeks 1550 in Genève, het vrolijke en levenslustige Genève, zijn strenge leer bracht. Alle drie deze mannen vervulden een zen ding: Alva een miltaire, Robespierre een politieke, Calvijn een godsdienstige Alle drie waren ze streng voor zich zelf, streng ook voor hun omgeving, sober in hun levenswijze, integer en onomkoopbaar, rechtlijnig in hun den ken, mannen die wisten te gehoorza men en zich te doen gehoorzamen. Al va gehoorzaamde aan Philips II, zijn koning; Robespierre vereerde de Rede; Calvijn stond in dienst van God. Bij velen maakten zij zich gevreesd en ge haat en het is waar: met hun vijan den. dat wil zeggen met hen die hen in de volvoering van hun taak dwars boomden, kenden zij geen medelijden. Harde mannen waren het, .mannen des toorns maar zij waren blindelings overtuigd te strijden voor het goede en tot opdracht te hebben het kwade te vernietigen. En zo werden zij zonder het te willen de grondvesters ener- grouwelijcke tyrannie". Alva had zijn Bloedraad, Calvijn zijn kerkelijke rechtbank, Robespierre zijn Tribunal Révolutionnaire en die instellingen ken den slechts twee soorten van mensen; de gelovigen en de bozen. Terwille van de gelovigen moesten de bozen wor den uitgeroeid. Te vuur en te zwaard. FERDINAND ALVAREZ de Toledo, hertog van Alva, was een man van 59 jaar toen Philips II hem naar de Ne derlanden zond met de opdracht, de deelnemers aan de troebelen, met name aan de Beeldenstorm, te straf fen, de „plakkaten" te handhaven en de onbeperkte monarchie te vestigen. Hoezeer hij ook tot taak had de ket ters te vervolgen, dit stond niet in zijn lastbrief. Om politieke redenen en vooral om in Duitsland en Engeland geen reacties op te roepen, was daarin slechts sprake van „het tot gehoor zaamheid brengen van oproerige re bellen". Maar iedereen wist wat van mannen als Philips en Alva te ver wachten was. Niemand voelde zich vei lig voor de man die gezegd had: „Iedereen moet voortdurend in angst verkeren dat het dak boven zijn hoofd zal instorten. Iedereen, de trouwe ka tholiek evenzeer als de ketter, dat zou weldra blijken. ALVA's KOMST was Philips' ant woord op de Beeldenstorm. Maar sindsdien was een jaar verlopen, een jaar dat door de landvoogedes Margaretha van Parma goed gebruikt was. Zij had het ketterse Valenciennes door pas gehuurde troepen laten be legeren, innemen en uitmoorden; haar leger versloeg de calvinisten bij Oos terweel; Oranje had het land verlaten en en toen zij in mei 1567 een nieuw zeer scherp .plakkaat" tegen de ket terij had uitgevaardigd, volgden dui zenden zijn voorbeeld. Het land was volkomen rustig en Margaretha drong er dan ook bij haar halfbroer op aan, dat hij gematigd zou optreden. Streng heid zou slechts nieuw verzet uitlokken, meende zij. Als antwoord kwam het bericht uit Madrid dat de koning een reis naar de Nederlanden voorbereidde en de hertog van Alva zou vooruitzen den om de noodzakelijke troepenmacht te concentreren en alles voor Zijne Majesteits komst in gereedheid te brengen. Inderdaad heeft Philips maanden lang alles in het werk ge- «teld om iedereen te doen geloven dat hij werkelijk van plan was, zelf in de Nederlanden orde op zaken te komen stellen. Hij liet schepen uitrusten; zijn ambassadeurs aan de verschillende ho ven moesten de betrokken vorsten van zijn voornemen op de hoogte brengen; aan de Franse koning werd gevraagd hem doortocht te verlenen, kortom hij maakte alle mogelijke toebereidselen, waarschijnlijk om de schijn te wekken dat Alva's leger geen strafexpeditie ondernam, maar de Koning met de nodige onderscheiding moest ont vangen. Maar het reisplan is nooit uit gevoerd. Het is ook nooit ernst ge weest. "'MtllllllilllltllilltlHIIIHUillliliillllllllilllllllllllllllllliilllllllll TOEN ALVA naar de Nederlanden werd gezonden, vloog zijn faam vooruit. De IJzeren Hertog was immers een der eerste veldheren van zijn tijd. Zijn vader was, toen hij vier jaar was, in een gevecht met de Moren gesneuveld; zijn grootvader had hem opgevoed in haat tegen de „ongelovi gen" en als jongen van zestien onder scheidde hij zich reeds op het slagveld. Na zijn grootvaders dood in 1527 nam hij de titel Hertog van Alva aan en om het huis van Toledo, waarvan hij nu het hoofd was, in stand te houden, trad hij in het huwelijk. Zijn keuze was uitermate gelukkig: Marie Henri- quez, die uit de hoogste Spaanse adel stamde, is hem gedurende zijn lange leven een trouwe en liefhebbende ge malin geweest en Alva heeft haar hartstochtelijk liefgehad. Toen hij in 1530 Karei V begeleidde op een veld tocht tegen de Turken en het leger diep in Hongarije was binnenge drongen, overviel hem het verlangen naar zijn jonge vrouw met zulk een hevigheid, dat hij de Keizer om een kort verlof verzocht. In zeventien dagen reed hij als een dolleman te paard van Hongarije naar Spanje en terug om één nacht bi] zijn Marie te zijn. Wellicht is uit dit sa menzijn zijn zoon Frederik geboren die door de moeder met evenveel zorg werd opgevoed als zijn natuurlijke zoon Ferdinand, geboren uit een liefdes avontuur met een molenaarsvrouw, een avontuur dat zich vóór zijn huwelijk had afgespeeld. Deze Ferdinand werd zijn tijd als het eervolste ter wereld gold, was hij aanvankelijk de ijverig ste leerling, later de grondigste leer meester. Zijn schitterendste wapenfeit was de slag bij Mühlberg tegen de protestantse legers van Johan Frede rik van Saksen. Er was slechts één legeraanvoerder die zich met hem kon meten. Dat was Lamoral, graaf van Egmond, de held van St. Quentin en Grevelingen, twee schitterende over winningen op de Franse legers van Hendrik II. Men heeft de onderstelling uitgesproken dat Egmond door die ze gepraal zijn doodvonnis heeft onderte kend, want Alva was jaloers van aard. OP 1 DECEMBER 1566 kreeg Alva zijn aanstelling als kapitein-generaal, waarbij hem het opperbevel van alle krijgszaken in de Nederlanden werd opgedragen. Dat was de eerste last brief. Er zouden er nog verscheide ne volgen, die hem telkens uitgebrei der bevoegdheden gaven, en de posi tie der landvoogdes steeds meer on dermijnden. Zo werd hem bijvoorbeeld opgedragen, de winkels van drukkers en boekverkopers te controleren op verdachte lectuur, nfeuwe plakkaten af te kondigen en te handhaven, scho len te stichten waarin de jeugd eer bied voor het gezag zou worden bij gebracht en de belastingen vast te stel len die moesten worden opgebracht. Margaretha van Parma heeft de enig juiste consequentie getrokken uit de ze besluiten: zij trad af als landvoog des. Maar toen was Alva al in de Ne- Borstbeeld van Alva door Jacques Jonghelinck (Frick Collection New York). later prior van St. Jan te Malta; Fre derik trad in krijgsdienst, maar ge raakte dikwijls in moeilijkheden door zijn onstandvastigheid in minnarijen, zijn vlinderachtige natuur dus, zijn wispelturigheid liever gezegd. In dat opzicht week hij sterk van zijn vader af, want zelfs Alva's heftigste vijanden hebben op zijn particuliere leven geen aanmerkingen kunnen maken. Dat mo- lenaarstertje natuurlijk daargelaten. Al va's belangstelling richtte zich meer op de verovering van landen en steden dan op die van vrouwen. De bestude ring van de krijgskunst lag hem na aan het hart en in dat beroep, dat in derlanden aangekomen. Hem werd toen de titel van landvoogd verleend. VAN CARTHAGENA voer Alva naar Genua op een vloot, waarvan de Ge- nuees Andreas Doria bevelhebber was en die de Spaanse regimenten mee voerde waarmee Philips de voor Ne derland bestemde keurtroepen wilde vervangen. Het expeditieleger telde 49 vendels infanterie, sterk 8780 man en 10 vendels ruiterij, tezamen 1200 man. Tussen elke twee compagnieën mar cheerden 15 musketiers, ieder met een schildknaap die zijn geweer voor hem droeg. Dit was iets geheel nieuws, tot dusverre werd er uitsluitend met zwaard en speer gestreden. Natuurlijk was er een aanzienlijke legertros en de stoet werd gesloten door een afdeling van 2000 lichte kooien, even geregeld gemonsterd, on der krijgstucht gehouden en ingedeeld als de officiële gevechtseenheden. De krijgstucht was uiterst streng en werd onverbiddelijk gehandhaafd. Dit was wel nodig ook, want men trok langs de Zwitserse bergpassen, door Bour- gondië en Lotharingen onder het wan trouwend oog van Zwitsers en Fran sen. Men zegt dat Alva slechts een maal behoefde te straffen: een soldaat die een schaap gestolen had, werd on middellijk opgehangen. NA EEN dikwijls moeilijke reis van twee maanden kwam de voorhoede in Diedenhoven op Nederlands grondgebied aan. Daar wachtten Alva brieven van de landvoogdes, waarin zij hem welkom heette, maar hem te vens verzocht, een deel van zijn leger terug te zenden, daar immers (met de woorden van Hooft in zijn Nederland- sche Historiën): „Gantsch Neerlandt nu op de knie en nerghens omzien naa was; de muit- maakers om hals, in hechtenis oft gevloden; de voorneemste steeden verzeekert met bezetting, der voeghe dat meer gewelds niet alleen nood- en nutteloos zijn zouw, maar lichte lijk nieuw ongenoeghen en erger dan ooit ontfonken"Daarop zou de Her tog verachtelijk hebben uitgeroepen: „Ik heb weleer volk van ijzer ge temd, zal ik nu geen volk van boter kunnen temmen?" Ja, voegt Hooft hier wijsgerig aan toe, maar hij dacht er niet aan dat men in bars metaal wél, maar in smijdig zuivel niet hard kan knijpen; wie boter vasthouden wil moet er zachtjes mee omgaan. ENIGE DAGEN later, op 20 augus tus, had de ontmoeting met Egmond plaats. Deze was Alva tot het stadje Tienen tegemoetgereden om hem te be groeten. Hooft vertelt dat Alva, toen hij hem zag naderen, zich niet kon bedwingen en zeide: „Zie, daar komt de grote ketter!" en dat zo luid dat Egmond het hoorde. Maar op hetzelfde ogenblik wist hij zich te beheersen, be groette de graaf op de voorkomemdste wijze en sloeg hem zelfs de arm om de hals. Afschuwelijke veinzerij, want hij had Egmonds doodvonnis al in zijn zak. Maar daaraan moet onmiddellijk worden toegevoegd dat Willem van Oranje in dit opzicht niet voor hem onderdeed. Deze immers bood, toen hij van Alva's aankomst was verwittigd, hem in een hoffelijke brief zijn diensten aan, heette hem welkom en wenste het land met zijn benoeming geluk. Intus sen zorgde hij wel dat hij uit de voeten bleef, want hij wist zo goed als ieder een wat voor vlees hij met de hertog in de kuip had. Het is verwonderlijk dat noch Egmond noch Hoorne daarvan blijkbaar enig vermoeden had. OP 22 AUGUSTUS 1567 maakte Alva aan het hoofd van zijn troepen zijn in tocht in Brussel. Heel de stad was uit gelopen om dat schouwspel te zien en het was ook wel de moeite waard. In nerlijk en uiterlijk was de nieuwe land voogd het type van de krijgsman met zijn rijzige gestalte, zijn langwerpige gelaat met magere wangen, donkere fonkelende ogen, een verbrande kleur, zwart borstelig haar en donkere baard die op zijn borst neergolfde. Kaarsrecht in zijn rijk versierd harnas zat hij te paard en liet zijn blikken gaan over de menigte die in diep stilzwijgen en met beklemd gemoed naar hem opzag. Na zich in het 'voor hem in gereedheid gebrachte verblijf in statiegewaad te hebben gestoken, ging hij onmiddellijk zijn opwachting maken bij de land voogdes. MARGARETHA was nog nauwelijks hersteld van de eerste aanval der leverkwaal, waaraan zij tenslotte ster ven zou. Zij ontving de hertog in haar slaapsalet, waar zij gewoon was, hoog- geplaatsten gehoor te verlenen. Daar stond zij roerloos midden in het ver trek „als ware zij de koningin zelve", zoals Alva later schreef. Achter haar stonden de hertog van Aerschot en de graven van Egmond en Mansfeld. Alva ontblootte het hoofd en deed enige schreden naar voren. Margaretha kwam hem, zoals de etiquette eiste, een paar stappen tegemoet en stak hem' de hand toe die hij met een eerbiedige buiging kuste. Op koele toon gaf zij hem verlof, zijn baret weer op te zet ten, een recht dat hem als grande van Spanje toekwam. Maar Alva was zo voorzichtig in het bijzijn van 's konings halfzuster het hoofd onbedekt te hou den en deed alsof hij het de natuur lijkste zaak /an de wereld vond dat de Regentes het eerste gesprek blijk baar staande wenste te voeren. Beiden vulden het met plichtplegingen en be leefdheidsfrasen. Maar aan het eind van het onderhoud waagde Alva het, twee tere punten aan te roeren- hij wilde buiten Margaretha om met de Raad van State overleggen in welke plaatsen hij garnizoenen zou leggen en vroeg haar goed te vinden dat hij haar de uitslag der bespreking onmiddellijk zou mededelen. Verder deelde hij haar mede dat volgens 's konings wil niet alleen alle militaire, maar ook alle burgerlijke autoriteiten hem absolute gehoorzaamheid verschuldigd waren. Het zou nuttig zijn als hij de betrok kenen daarvan op de hoogte kon stellen met een begeleidende brief van Hare Hoogheid, zodat hun nauwe samenwer king aan iedereen duidelijk ^ou blijken. 'ARGARETHA slikte de vergulde pil, maar na Alva's vertrek barstte L zij in tranen uit. Het was volkomen duidelijk dat haar rijk ten pinde was. In verontwaardigde brieven aan Phi lips gaf zij uiting aan haar verbitte ring, maar daarvan werd generlei noti tie genomen. En Alva ging voort zich te gedragen als „een beschaafd en be heerst hoveling" tot de eerste argwaan was weggenomen. Toen liet hij het masker vallen en toonde zijn ware gelaat. Op 9 september 1567, minder dan drie weken na zijn intocht, liet hij Eg mond en Hoorne gevangen nemen en richtte de Raad van Beroerten op. Daarmee nam de „grouwelijcke tyrannie" een aan-vang. llllllllllillllllllllllllll ONLANGS IS IN NEURENBERG een Genootschap voor Gerontologie opgericht. Het oprichtingscongres hield zich bezig met het ideaal dat mode en publieke opinie in de westerse wereld de laatste vijftien jaren hebben geschapen en dat in Neurenberg betiteld werd als de „image van het jong zijn". zondheidstoestand, de geestelijke sou plesse van de intelligentie de inner lijke zekerheid van het intellectuele niveau. Maar ook de levensthematiek is van belang: welke plannen en welke wensen zijn voorhanden, wat wordt nog als nastrevenswaard ondergaan? Ook hier blijkt er een relatie te zijn met schoolopleiding, sociale status en ge zondheid, maar de afhankelijkheid van deze factoren neemt met de jaren af. Dikwijls zijn tien jaren voldoende zo blijkt uit waarnemingen bij zestig en zeventigjarigen om de overgang te kunnen voltrekken van „verwijde ring van de horizont" naar „tevreden heid met de afwisseling van werk en rust". Oudere vrouwen houden zich meer dan mannen van dezelfde leef tijd bezig met godsdienstige problemen en de vraag naar zin van het leven, nu zij geconfronteerd worden met de eindigheid ervan. EEN NIET TE onderschatten pro bleem ontstaat voor wie zijn intrek moet nemen in een tehuis voor ouden van dagen. De overplanting dwingt de oude mensen zich zo snel mogelijk aan het in het tehuis geldende gedragspa troon aan te passen.. Het is de vraag of er hier wel van echte aanpassing spra ke is. De verhuizing, die zo verschilt van alle vroegere verhuizingen, leidt dikwijls tot een als smartelijk onder gane isolering doordat de nieuwe maat schappij in het klein waarin zij terecht komen niet kan concurreren met de natuurlijk gegroeide relaties in hun vroegere leven. Achter de ietwat ge makzuchtige betiteling „onze tehuizen voor ouden van dagen" gaat de ver wachting schuil dat oude mensen maat regelen die van bovenaf voor hen ge troffen worden passief en dankbaar ge hoorzamen.. Zo houden wij qioeizaam verborgen resignatie vaak abusievelijk voor tevredenheid. PROF. SPECHT, hoogleraar in de sociologie aan de universiteit van Er- langen-Neurenberg, waarschuwde vooral tegen de snelle formuleringen die maar al te dikwijls holle frasen blijken te zijn. Economische zekerheid betekent veel voor de ouder wordende mens, maar als het daarbij blijft is het toch onvoldoende. Ook de culturele behoeften moeten bevredigd worden De beste hulp, aldus Specht, is het stimuleren van de „eigen hulp", omdat dit het eigen initiatief bevordert. DR. REICHEL uit Bonn tenslotte sprak over het „geriatricum" xantinon nicotinaat, bekend als het complamin retard. Dit middel, gecombineerd met proscillaridin, heeft bij proefnemingen met bewoners van een tehuis voor ouden van dagen goede resultaten ge had. Door middel van intelligentietes ten en andere proeven heeft men kun nen vaststellen dat zowel het alge mene interessepeil als het men tale bevattingsvermogen vooruit wa« gegaan. I'ROF H. THOMAE van de universi teit van Bonn stelde vast dat de ste reotiepe voorstelling van „oud zijn" dient te worden gecorrigeerd. Een on derzoek bij mannen en vrouwen tussen zestig en vijfenzeventig jaar heeft uit gewezen dat activiteit, aanpassing en zelfvertrouwen ook bij het klimmen der jaren nauwelijks wijzigingen onder gaan. Deze opmerkelijke stabiliteit is hierom zo frappant, omdat zij niet overeenstemt met het algemeen ver breide geloof in een „nadelig saldo" bij de ouder wordende mens. In alle innerlijke en uiterlijke situaties waar bij ervaring en beproefde reacties van belang zijn, blijkt de oud geworden mens tot uitstekende prestaties in staat te zijn. SLECHTS bij prestaties waarvoor weinig tijd beschikbaar is, dus onder druk van de tijd, blijkt ouderdom een duidelijk nadelige invloed te hebben. Het verwerken van de verkregen in formatie kost meer tijd naarmate men ouder wordt. Volgens prof. Schubert van de universiteit van Neurenberg blijft het geheugen voor gebeurtenissen van lang geleden (eerste liefde, exa menopgaven, enzovoort) bijna altijd heel goed, terwijl het geheugen voor dichterbij gelegen gebeurtenissen (nieuwe telefoonnummers, feiten uit de laatste vakantie) snel minder wordt. HOE STAAT HET nu met de voor stelling die de ouder wordende mens van zichzelf heeft en in hoeverre stemt die overeen met het beeld dat de wetenschap heeft ontworpen? Een psycholoog uit Heidelberg heeft 3500 mensen tussen negentien en negenenzestig jaar ondervraagd. Hij concludeerde dat de specifieke voor stelling die oudere mensen van zich zelf hebben essentieel verschilt van die van jonge mensen. Laatstgenoemde categorie vindt zichzelf impulsief, levendig, vrolijk en toegerust met veel fantasie. Oude menden noemen zelfbe heersing, terughoudendheid, voorzich tigheid, ernst, nuchterheid en zakelijk heid typerend voor het eigen gedrag. De ouder wordende mens acht zich geenszins minder in staat tot aanpas sing en hij beschouwt zijn gedrag niet minder actief en doeltreffend dan jon geren hun eigen gedrag zien. Wel blijkt er met het klimmen der jaren een grotere overeenstemming te zijn tussen de voorstelling die men van' zichzelf heeft en die welke anderen van ons heb ben. Of dit een bewijs is van zelfkennis of dat men eenvoudig de mening van anderen overneemt, is niet duidelijk. OPMERKELIJK IS ook hoe de oude re mens reageert op ongewone situa ties. Onderzoekingen in Bamberg heb ben uitgewezen dat bijvoorbeeld de ge moedsstemming afhangt van de ge-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1967 | | pagina 15