REGISSEUR PETER OOSTHOEK
EEN HARTSTOCHT
VOOR
MODERN TONEEL
Andreas Burniers tweede boek:
bevestiging van een uniek talent
TONEEL-
Litteraire
Kanttekeningen
notities
1967
OKTOBER
\TERDAG
(Van onze kunstredacteur)
PETER OOSTHOEK, toneelspeler en regisseur,
maakt deel uit van de artistieke leiding van de
Haarlemse toneelgroep Centrum. Hij opende het
seizoen van dit gezelschap met Yvonnevan de Poolse
auteur Witold Gombrowicz. Het is zijn derde jaar bij
Centrum, maar een jaar lang was hij uit de roulatie
door ziekte. Het is tevens het negende jaar van zijn
toneelcarrière, die begon bij de Nederlandse Comedie
(drie jaar) en werd voortgezet bij Studio, het experi
menteel gerichte toneelgezelschap dat in Amsterdam
De Brakke Grond bespeelt onder leiding van Kees van
lersel (eveneens drie jaar). „Yvonne" zal zeker niet
zijn meest opzienbarende regie zijn dit jaar. Hij staat
op de bres voor het moderne toneel en vooral voor een
moderne manier van regisseren. Hij mikt niet princi
pieel op een groot publiek en verkiest naar hij met na
druk stelt de weg van de meeste weerstand. Omdat
mij in de regie van „Yvonne" bepaalde overeenkom-
sten waren opgevallen met de modernste muziek, be
sloot ik hem over zijn regie-opvattingen aan de tand
te voelen. Vriendelijk, beslist en voortdurend blijk-
gevend van een grote inzet voor wat het toneel zou
kunnen en moeten zijn, stond hij mij te woord in zijn
gezellig ingerichte grachtenhuis in Amsterdam. Hier
bij het verslag van ons gesprek.
Peter
Oosthoek
regisseert
W. J. Lukkenaer
ENKELE maanden geleden werd het romandebuut
„Een tevreden lach" van Andreas Burnier bekroond
met de Van der Hoogtprijs. De auteur verscheen, al
toas het in een beperkte kring, in het openbaar om de
prijs in ontvangst te nemen en men wéét het dus nu
(voor zover men het al niet weten kon door de „signa
tuur" van het eerste boek): het mannelijke pseudoniem
is dat van een vrouw. Dat is geen mystificatie. Het
klopt. De tweepoligheid van het mannelijk-vrouwelijke
is essentieel voor dit schrijverschap en dus want wie
het over „authenticiteit" wil hebben vindt deze hier, en
onvoorwaardelijk voor dit werk, dit uitzonderlijke
werk. De tweede publikatie van Andreas Burnier, de
dezer dagen als Reuzensalamander bij Querido versche
nen verhalenbundel „De verschrikkingen van het noor
den", bevestigt de dualistische oorsprong van Andreas
Burniers proza onmiskenbaar. Daardoor is het zo ge
spannen, zo genuanceerd, uitgepuurd en helder. Strak
èn ijl. Reëel èn poëtisch. Krachtig èn licht.
C. J. E. Dinaux
S. K.
HOE regisseert U een stuk?
„Mijn regie is er op gericht, dat
alles in principe tot op de seconde
vastligt. Het ritme van de voorstelling
van beweging, belichting, tekst en
muziek moet worden uitgekiend. Dat
kan niet zonder een zekere mate van
mathematiek. Ik vind dat je het best
via het denken en in een Bijna wis
kundige opbouw tot een gevoelsmatige
regie komt. Als je andersom te werk
gaat, begint vanuit je emoties, blijf je
licht steken in de chaos. Ik streef naar
een hechte vorm zonder uit te gaan
van een vooroordeel, een dogma over
hoe die vorm moet worden. Het du
bieuze van het Living Theatre ligt
voor mij in de gevoelsmatige benade
ring. Soms komen ze tot een nieuwe
vorm, een andere keer blijft het vor
meloos. Wat ik wil kun je vergelijken
met wat een filmregisseur doet. Dat
alles is mijn ideaal, je bereikt het
nooit helemaal, soms een keer tien mi
nuten van een voorstelling waar je he
lemaal tevreden over bent..."
HOE reageren de spelers op die
strakke spelopvatting?
„Zij vinden het prettig. Ook als ze
een keer niet gedisponeerd zijn zien ze
er niet tegen op een voorstelling van
mij te spelen. Ze kunnen leunen op de
regie, het gaat allemaal bijna van
zelf."
Maar waar blijft de eigen inbreng
van de akteurs?
„Het is juist de kunst hun eigen
kreativiteit niet te belemmeren. In
een dwingende regie kunnen zij zich
toch vrij voelen. Daarvoor moet je het
dwingende uit de mensen zelf halen,
de vorm zo kiezen dat die uit henzelf
voortkomt, zodat ze er niet onder uit
kunnen."
OP HET OGENBLIK speelt U
„Yvonne" van Gombrowicz in serie in
de Amsterdamse Kleine Komedie. Hoe
verklaart U dat het stuk niet zo is aan
geslagen, hoewel de regie door de cri
tici vrij algemeen werd geprezen?
„Het is niet zo'n behagelijk stuk. Het
thema van het hele moderne toneel is
het gebrek aan persoonlijke communi
catie. Technisch beschikken we over
alle middelen om met elkaar in sociaal
kontakt te treden, maar in het per
soonlijke vlak ontbreekt dat kontakt.
Daarom is in het toneel nu de tekst
minder belangrijk dan de situatie. In
Yvonne praten de spelers op een gege
ven moment voor de zaal onverstaan
baar door elkaar heen. De figuren zoe
ken elkaar maar vinden elkaar niet.
De tekst deelt dan alleen nog maar
mee, dat ze elkaar niet vinden. In het
sociale ritueel, geperst in het uniform,
is de mens veilig, valt hij uit die so
ciale rol, zoals in dit geval door toe
doen van Yvonne, die het spelletje niet
meespeelt, dan verandert hij in een
wanhopig zoekend beest. Daarom wordt
Yvonne uit de weg geruimd, waarna
het spel wordt hervat."
WIE beschouwt U in Nederland
als Uw leermeesters?
„Ton Lutz en Han Bentz van de
Berg. Dat is de onbetwiste top van
het Nederlands toneel. Voor hen heb
ik een bijna absolute bewondering."
EN wat betekenen voor U be
langrijke buitenlandse regisseurs als
Brecht en Stanislavski?
„Het grote van Brecht als regisseur
was, dat hij zijn akteurs beschouwde
als mensen, mensen die hij laadde met
het geloof van zijn overtuiging tot ze
gevoelsmatig een ensemble vormden.
Maar hij bekommerde zich minder om
de totaliteit, de vorm van de voorstel
ling dan om het effekt, dat zij op het
publiek zou hebben. Zijn doel was de
eigen oordeelsvorming van hét publiek.
De situatie bij zijn voorstellingen was
altijd: ik, Bertolt Brecht en mijn spe
lers zeggen U dit. Wat is Uw mening
daarover. Dat kon alleen als de men
sen in de zaal alles wat er op het
toneel gebeurde van een afstand beke
ken. Ze moesten zich niet vereenzelvi
gen met spel en spelers. De techniek
die Brecht daarvoor gebruikte was die
van de vervreemding. Eerst werd een
scène gespeeld, een illusie opgebouwd,
bijvoorbeeld dat een man van een
vrouw houdt, daarna werd die illusie
afgebroken door haar t e analyseren,
bijvoorbeeld in een lied. De akteur liet
daarmee duidelijk merken dat hij een
rol speelde, dat hij de figuur die hij
speelde niet was. Het toneel was voor
Brecht een soort speakers corner. Een
parabel voorzien van commentaar
diende om een bepaalde overtuiging
bekendheid te geven bij het publiek."
„Stanislavski is Brechts tegenpool.
Hij eiste de meest volstrekte inleving
van zijn akteurs. De voorstelling moest
tot het absurde toe echt zijn voor
de spelers. Toen hij een koning ten
tonele voerde, stonden er figuranten in
livrei van het toneel tot aan de kleed
kamer toe. Helaas was het publiek
daar niet bij betrokken. Het doel van
Stanislavski was een voor honderd per
cent werkelijke situatie. De spelers
moesten mediteren, zich inleven, van
uit hart, gevoel en zintuigen hun rol
opbouwen tot ze waren wie ze voorstel
den."
EEN NAAM die je veel hoort is
die van Antonin Artaud. Hoe situeert
U hem?
„In de Stanislavski-richting. Het be
langrijkste van Artaud is, dat hij het
toneel heeft bevrijd van het esteticis-
me, dat in andere kunstvormen al lang
had afgedaan. Een hele skala van ge
voelens kwam daardoor ook voor het
toneel ter beschikking. Om een schoon
heidsontroering te geven hoeft iets niet
objektief mooi te zijn. Het hangt van
de situatie af of een roos, een po of
een granaat poëtisch zijn. Niet het ob-
jekt maar de ontroering, al bestaat die
ook uit huivering, staat bij hem cen
traal.
WELKE richting, die van Brecht
of die van Stanislavski, heeft volgens
U de toekomst?
„Meer Brecht dan Stanislavski. Het
denken als uitgangspunt, maar dan
met meer aandacht voor de voorstel
ling als geheel, als bijna muzikale
kompositie."
HOE denkt U over het Neder
landse toneelpubliek?
„Met toneel als kunst zitten we hier
nergens. Als avondje vermaak is het
toneel wel in tel, maar het publiek wil
niet worstelen. Als je je spelers, los
van iedere regie, maar een eind de
zaal in laat schreeuwen krijg je aan
de lopende band open doekjes. Het is
maar al te duidelijk waar het publiek
heen wil: terug naar 1911. Typerend
voor het gebrek aan smaak is. dat
klappen en opstaan aan het eind van
de voorstelling geen uiting van waar
dering is maar een konventie. Wil een
stuk succes hebben, dan moet het zich
houden aan de regels zoals die in het
normale leven gelden en de schrijver
moet bekend zijn. Dan kunnen ze niet
schrikken. Er lijkt wel iets te veran
deren. Toen we twee jaar geleden het
stuk De Thuiskomst van Pinter speel
den, werd het slecht ontvangen. Elke
■avond liepen er mensen geshockeerd
weg. Nu hebben we het met veel suc
ces herhaald. Niemand heeft de zaal
voortijdig verlaten."
WAAROM trekken concerten vaak
volle zalen?
„Woorden zijn gevaarlijker dan mu
ziek, die vaak zonder inspanning, pas
sief, geconsumeerd kan worden. Bo
vendien betreft het dan concerten met
programma's die geen kwaad kunnen.
Een symfonie van Beethoven, wat die
man er ook ooit aan beleefd mag heb
ben, klinkt ons nu zo vertrouwd-har -
monisch in de oren. Als je een „Beet
hoven van het toneel" opvoert trek je
ook volle zalen. Wat wil dat overigens
helemaal zeggen? Dat vijf percent van
het Nederlandse volk ooit een concert
bezoekt, terwijl twee en half percent
ooit een toneelvoorstelling heeft gezien.
We zijn een ingekeerd volk. Littera
tuur wil er altijd wel in, met eeh boek
kun je lekker thuis blijven, maar voor
een extraverte kunst als toneel bestaat
een enorme drempelvrees. Dat komt
voor een deel omdat helaas nog steeds
wordt verondersteld dat je je ervoor
opdoft, een overhemd met das aantrekt
en zo. Het is een sociale gebeurtenis.
Bij de bioscoop is dat heel anders.
Wat is er heerlijker dan anoniem en
onzichtbaar naar een film te kijken in
een donkere zaal, met je jas aan. Dat
is een geweldige voorsprong."
„In andere landen is het wél anders.
Ik ging een keer naar een matinee in
Londen. Tot mijn ontzetting was die
bijna uitverkocht. Voor me zat op
plaatsen van tien gulden een moe
der met drie kinderen. Dat was toch
maar veertig gulden. Zoiets is hier on
denkbaar."
„Wat het publiek betreft heeft het
beroepstoneel een grote achterstand bij
't studententoneel. Dat wordt hier nog
teveel onderschat. In de Verenigde Sta
ten is het een ernstige konkurrent. Ze
hebben het grote voordeel van een pu
bliek met een intelligentie hoger dan de
gemiddelde. Alles kan, niets is te erg
of te moeilijk."
„Hier begint het studententoneel ook
•aansluiting te zoeken bij het beroeps
toneel. Lodewijk de Boer bijvoorbeeld
gaat voor ons een stuk schrijven. En
Marius Crans speelt bij Studio in het
stuk van Arrabal. Wat het amateurto
neel betreft zou ik daar niet vóór zijn.
Bij het amateurisme of het nu to
neelspelers, huismusici of naïeve schil
ders betreft —is de bezigheid en het
plezier belangrijker dan het resultaat.
Als je de amateurs bewust maakt van
speltechnieken en dergelijke, bederf je
hun plezier. Wat dat betreft doet de
Nederlandse Amateur. Toneel Unie, de
NATU, naast veel goeds ook wel veel,
dat niet anders dan funest genoemd
kan worden."
HOE ZIET U het toneelbestel in
ons land?
„Het is allemaal bijzonder weinig ef
ficiënt. Het kost veel meer dan nodig
is. Weet U dat de gezelschappen wei
geren om de dure reklamecampagnes
samen te organiseren, wat bij de bio
scopen toch een heel gewone zaak is?
Wat de overheid betreft vraag ik me
wel eens af, of zij werkelijk zoveel be
lang hecht aan het verspreiden van de
cultuur als zij voorgeeft. Het gaat om
enkele percenten van de bevolking, de
overgrote meerderheid taalt er niet
WAT IS dan de zin van de subsi
dies die de overheid geeft?
„Daar weet ik maar één antwoord
op: cultuur is een recht van de min
derheid."
HAAR ROMAN was afwisselend in
de eerste en derde persoonsvorm ge
schreven. Dat was geen concessie aan
het modernisme, maar kwam recht
streeks voort uit het thema: Simone
Baling, de hoofdfiguur uit „Een tevre
den lach", was nog „ik". Ze bevond
zich in een proces van zelfontdekking,
van bewustwording, ze stond tussen de
uitersten: manvrouw, ingetogen
losbandig, verloren gered, ontnuch
terd vervoerd, lijdzaam agres
sief, vrij gebonden, rationeel in
tuïtief. Pas aan het slot vond Simone
Baling haar onontkoombare bestem
ming: „het harde bestaan".
Met één uitzondering het vierde
verhaal „Giovanni en de heksen", dat
mij door een teveel aan „tendens" het
minst geslaagd lijkt staan de ver
halen van deze tweede creatie in de
ik-vorm geschreven. Terecht. De teer
ling is geworpen: de biseksuele ambi
valentie is in de vrouwelijke figuren
(Ella, Andrea, Connie, Nicole, Lode)
overwonnen door de lesbische liefde,
die in elk van deze vertellingen dan ook
centraal gesteld< werd: heel zuiver, in
haar sociale kwetsbaarheid. Veel er
in is terugblik, al of niet autobiogra
fisch; het vaststellen van het nagela
ten levensspoor, van de dwaalwegen,
de speurtochten, de opgelopen kwetsu
ren, de littekens, de verworpen schijn-
waardigheden, de verworven inzich
ten en van die inzichten deze als kern:
dat „leven de moeite waard is aïs je
alles op het spel zet". Waarvoor?
Voor de ernst van de eerlijkheid, de
onvervalstheid, de persoonlijkheid.
Te zijn die men is, „het volstrekt per
soonlijke, het unieke": dat is voor An
dreas Burnier een levensgrondwet,
een rechtvaardiging van dit bestaan.
En omdat dit geen filosofietje is maar
een uit veel angst en wanhoop en zelf
strijd gekristalliseerde ervaring, is
dit werk van Andreas Burnier strikt
persoonlijk, sterk van structuur, heel
dichtbij en toch ongrijpbaar, indrin
gend-beeldend en toch van een ijle
substantie, natuurlijk-eenvoudig en
toch van een ongewoon rijke samen
gesteldheid. Er wordt in deze verha
len zoveel gezegd dat verzwegen blijft
er spreekt zoveel in méé, dat ik geen
formule zou kunnen vinden, die samen
vattend alle schakeringen karakteri
seerde.
„ORDENEN", dat is het eerste
woord van het eerste verhaal, „Nu ga
ik verdwijnen": binnen de kring van
het bewustzijn brengen dus, doorzien,
onschadelijk maken, integreren. Kin-
der jaren, angst voor het onvatbare,
eenzaamheid, verlangen naar veilig--
heid, confrontatie met éen vijandige
realiteit (de oorlog, steeds weer de oor
log, de onderduikervaring van een
joods meisje van gemengde nationali
teit, weinig daarover, maar in dat
weinige het wezenlijke van een af
schuw), de lesbische ontwaking, de
ontdekking van de vervlogen Griekse
harmonie uit de eeuwen vóór de zonde
val, de schuld, de zelfverachting al
deze motieven, die de kern van dit
schrijverschap vormen, worden in
deze eerste vertelling „geordend" en
klinken in variaties mee in de andere
verhalen. De volwassenheid laat geen
keuze meer: de reis gaat van geboor
te naar dood, van zuidelijke warmte
naar noordelijk-koele helderheid,
van het onbewust-impulsieve naar
het bewust-beheersende, vormge
vende klarende.
„De verschrikkingen van het noor
den" de titel van deze bundel, die
ontleend is aan het derde verhaal
betekenen- voor de schrijfster „alle
dingen die een mens overkomen als
hij eenmaal volwassen is." Verschrik
kingen: de ontgoocheling in de lief
desverhoudingen; niet de eenzaam
heid maar het fundamentele bewust
zijn ervan; de voortdurende bedrei
ging van het troebele, liefde-onwaardi
ge; het verraad aan de zuiverheid; de
noodzaak van een herhaald afscheid;
de heksensabbat van de begeerten,
tijdens eenverblijf in Kopenhagen
worden die ervaringen tot een ver
schrikking. Vandaar het motto van
deze bundel, een citaat uit Luceberts
werk: „en het paard slaat/radeloos/
dit alles gade".
Ook dit derde verhaal is een „orde
nen", een bezwering van de belagin
gen, soms geschreven in koel-distanti-
erende zinnen met veelzeggende stilten
ertussen, soms in een snelle gedreven
wenteling, hier in het verleden en daar
in de tegenwoordige tijd, dit laatste
met een scherp actualiserend effect,
waar een kardinale gebeurtenis moet
worden vastgelegd.
ALS TEGENPOOL van dit noorden:
Griekenland. Eén van Andreas Bur
niers vrouwenfiguren zit voor de Akro-
polis op een steen onder een zodanige
hoek voor zich uitziend dat zelfs de
Propylaeën ongenaakbaar en over
weldigend schijnen: „het meest opval
lend was de absolute zekerheid, het
hoge besef van goddelijk gelijk, van
waar uit deze godenburcht was ge
bouwd. Het Romeinse pathos verraadt
steeds een kiem van twijfel aan zich
zelf, men moet ergens bang voor zijn
om een Colosseum te willen bouwen.
De Griekse elegantie en luchtige
kracht daartegen zijn onverbidde
lijk, rustend in het eigen wezen". En
iets -verder noemt ze de Griekse cul
tuur „gestold licht"; volmaakt in zich
zelf, volmaakt zichzelf. Dat is de har
monie die voor Andreas Burnier het
hoogste is: geometrische evenmaat,
natuurlijk-geordende klaarte, waar-
van de hedendaagse wereld de onont
koombare nachtzijde is. Vandaar An
dreas Burnier in haar gedicht, .dat het
tweede verhaal „Gesprek in de nacht"
inleidt, „de wanhoop in het hart", die
in zoveel passages beslissend achter
de woorden schuilgaat, openlijk uit
spreekt. „Het gesprek" is maar kort.
Het gaat over de oorlog: „wat zou dat
mooi zijn, als het vrede was". Veel
meer hoeft er niet over gezegd te wor
den als men het leest tegen de achter
grond van de rest van het verhaal over
een Parijse „kelderclub".
HET VIJFDE verhaal, „Volgend
jaar in Jeruzalem", geeft heel wat
aanwijzingen voor het bewustzijnspro
ces dat Andreas Burnier doormaakte:
levensmogelijkheden en gezindheden
aftasten, pogingen tot identificatie met
het een en het ander, de ene en de
andere, confrontatie van het manne
lijke in het Vrouwelijke, en dit alles
geschreven in een vanzelfsprekende
verteltrant alsof er gesproken werd en
niet geschreven. Zó ziet de hoofdper
soon Nicole haar „image" in dit ver
haal: „joodse man van in de veertig,
op een huurkamer in wereldstad. Van
herkomst bijvoorbeeld Oosteuropees,
van opvoeding Engels, van nationali
teit Amerikaans, van verblijfplaats
West-Europees. Spreekt zeven talen
met zeven accénten. Bezit twee pak
ken, en onder zijn bed een doos met
familiepapieren en een medaillon van
zijn half-Roemeense grootmoeder. Kan
nergens over praten, omdat zijn her
inneringen en ervaringen onbegrijpe
lijk zijn in de landen waar hij nu is".
Zo'n passage moet men enkele malen
lezen om de achtergronden van An
dreas Burniers. schrijverschap te ont
dekken.
HET SLOTVERHAAL „Onderzoe
kingen op het terras" zie ik als
kroonstuk van deze bündel: feilloos ge
componeerd met strakke raaklijnen,
uitgebalanceerde vlakverdelingen in de
verhouding tussen een vijftal mensen,
die op een tuinterras samenzijn zonder
bijeen te zijn. In deze vertelling staat
de sleutelzin waarop ik al eerder doel
de: „de essentie van het leven is de
individualiteit, het volstrekt persoon
lijke, het unieke". En wat is het
levensbewust zijn dat met dit unieke
correspondeert? Fundamentele een
zaamheid, waaruit Andreas Burnier
een kristallen beslotenheid compo
neert. Men kan de inzet van zijn leven
en zijn schrijverschap moeilijk hoger
stellen.
DE ZWITSERSE toneelschrijver
Max Frisch (auteur van „Andorra",
„Biedermann und die Brandstifter",
enz.), heeft na een pauze van zes
jaar een nieuw stuk geschreven,
dat „Biografie: Ein Spiel" heet. De
première zou dezer dagen in het
Schauspielhaus te Zürich worden
gegeven, maar is wegens menings
verschillen tussen de schrijver en
de regisseur, Rudolf Noelte, voor
onbepaalde tijd uitgesteld.
DE VOLGENDE week heeft in
de Freie Volksbühne te Berlijn de
wereldpremière plaats van Rolf
Hochhuths nieuwe toneelstuk „Die
Soldaten", waarover Sir Laurence
Olivier onlangs in conflict is ge
raakt met de Engelse censuur. De
regie wordt gevoerd door Hansjörg
Utzerath, die begin van dit jaar
Erwin Piscator opvolgde als inten
dant van de Volksbühne. De eerste
opvoering van het stuk buiten
Duitsland zal nu niet in Londen,
maar in het Stadttheater van Bern
plaatshebben.
IN STOCKHOLM is een Zweeds-
Duitse toneelweek gehouden, die
gewijd was aan discussies door
Zweedse en Duitse toneel- en litte
ratuurdeskundigen over onderwer
pen als „toneel en politiek", „mo
derne opvoeringen van klassieke
werken" enzovoorts. Er werden ook
verscheidene interessante voorstel
lingen gegeven. De meest sensatio
nele daarvan was een opvoering
van Shakespeare's „Troilus and
Cressida" onder regie van de Zweed
Alf Sjöberg, waarin de Grieken als
Amerikaanse soldaten en de Tro-
janen als Vietnamezen waren ge-
kleed. Achilles liep in een gele bad-
„as rond, Hector in een doktersjas
en Odysseus met een wandelstok
en een pijp. De deskundigen von
den het niet mooi, evenmin als de
andere toeschouwers.
DE ANGLO-AMERIKAANSE
rage om van alles en nog wat tot
musicals te bewerken duurt nog al
tijd onverminderd voort. De nieuw
ste aankondigingen op dit gebied
betreffen een musical naar het to
neelspel „Billy Liar" („Een gebo
ren leugenaar") van Keith Water-
house en Willis Hall, die nog dit
seizoen op Broadway zal worden
gespeeld; een musical naar het oude
blijspel „Peg o' my heart" („Peggy
m'n kind"), waarin Eartha Kitt in
New York zal optreden: een musi
cal gebaseerd op het leven van
Mata Hari, waarvoor de Ameri
kaanse regisseur Vincente Minnelli
een titelrolspeelster aan het zoeken
is; een musical naar de filmversie
van de klassieke draak „The hunch
back of Notre Dame", die dit na
jaar in Londen zal gaan, wellicht
met José Ferrer als de gebochelde;
en nee, officieel geen musical
maar toch wel een „rhythm and
blues versie" vanShake
speare's „Othello", waarmee Los
Angeles binnenkort het publiek
gaat verblijden. Intussen komt Lon
den nog met een musical naar Os
car Wilde's „Picture of Dorian
Gray", met Ray Milland in de
hoofdrol. En dat is voor deze keer
dan alles.
HET GEZELSCHAP van het Wie
ner Burgtheater gaat dit seizoen
verscheidene grote internationale
tournees maken. Behalve series
gastvoorstellingen in Parijs en Lon
den staan er reizen naar Israel, de
Verenigde Staten en Japan op het
programma. Op deze tournees zul
len verscheidene bekende stukken
uit het Burgtheater-repertoire wor
den gespeeld en één noviteit: „Jo
hann Wolfgang", een door Louek
Husman samengestelde dramatise
ring van brieven en aantekeningen
van Goethe.
.-•*>-
LONDEN heeft een permanente
schouwburg voor kinderen en tie
ners gekregen, het Unicom Theatre,
Hij is gevestigd in het gebouw van
de Arts Theatre Club bij Charing
Cross en staat onder leiding van
Caryl Jenner, die achttien jaar lang
met toneelvoorstellingen voor kin
deren door Engeland heeft rond
gereisd. Haar Unicom Theatre
krijgt een regeringsubsidie van
honderdduizend gulden per jaar.
„DER BEFEHL", een televisie
spel van de Oostenrijkse schrijver
Fritz Hochwalder dat verleden jaar
tot heftige controversen heeft ge
leid, zal dit seizoen als toneelspel
in Wenen worden opgevoerd. Hoch-
walders bekendste stuk, „Das heili
ge Experiment", is ook in ons land
met succes gespeeld.
DE TSJECHISCHE auteur Pavel
Kohout (wiens dramatisering van
Jules Verne's „Reis om de wereld
in 80 dagen" het vorige seizoen
door de Toneelgroep Centrum werd
vertoond) heeft een nieuwe toneel
bewerking de derde gemaakt
van Jaroslav Haseks roman „De
brave soldaat Schwejk". Zijn stuk
heet „Josef Schwejk oder „Sie ha-
ben uns also den Ferdinand er-
schlagen", met de ondertitel „Een
spoedcursus in de kunst der zelf-r
verdediging zonder wapens". De
eerste opvoering buiten Tsjechoslo-
wakije heeft onlangs, onder regie
van de schrijver, in Hamburg
plaatsgehad.
IBSENS historisch drama over
het dertiende-eeuwse Noorwegen,
„Mededingers naar de kroon", zal
binnenkort door het Londense Na
tional Theatre worden opgevoerd
met Laurence Olivier en John Giel-
gud als de twee troonpretendenten.
De toneelschrijver Robert Bolt
heeft voor deze gelegenheid een
nieuwe bewerking van het stuk ge
maakt. De Engelse titel is „The
pretenders".