REGISSEUR PETER OOSTHOEK EEN HARTSTOCHT VOOR MODERN TONEEL Andreas Burniers tweede boek: bevestiging van een uniek talent TONEEL- Litteraire Kanttekeningen notities 1967 OKTOBER \TERDAG (Van onze kunstredacteur) PETER OOSTHOEK, toneelspeler en regisseur, maakt deel uit van de artistieke leiding van de Haarlemse toneelgroep Centrum. Hij opende het seizoen van dit gezelschap met Yvonnevan de Poolse auteur Witold Gombrowicz. Het is zijn derde jaar bij Centrum, maar een jaar lang was hij uit de roulatie door ziekte. Het is tevens het negende jaar van zijn toneelcarrière, die begon bij de Nederlandse Comedie (drie jaar) en werd voortgezet bij Studio, het experi menteel gerichte toneelgezelschap dat in Amsterdam De Brakke Grond bespeelt onder leiding van Kees van lersel (eveneens drie jaar). „Yvonne" zal zeker niet zijn meest opzienbarende regie zijn dit jaar. Hij staat op de bres voor het moderne toneel en vooral voor een moderne manier van regisseren. Hij mikt niet princi pieel op een groot publiek en verkiest naar hij met na druk stelt de weg van de meeste weerstand. Omdat mij in de regie van „Yvonne" bepaalde overeenkom- sten waren opgevallen met de modernste muziek, be sloot ik hem over zijn regie-opvattingen aan de tand te voelen. Vriendelijk, beslist en voortdurend blijk- gevend van een grote inzet voor wat het toneel zou kunnen en moeten zijn, stond hij mij te woord in zijn gezellig ingerichte grachtenhuis in Amsterdam. Hier bij het verslag van ons gesprek. Peter Oosthoek regisseert W. J. Lukkenaer ENKELE maanden geleden werd het romandebuut „Een tevreden lach" van Andreas Burnier bekroond met de Van der Hoogtprijs. De auteur verscheen, al toas het in een beperkte kring, in het openbaar om de prijs in ontvangst te nemen en men wéét het dus nu (voor zover men het al niet weten kon door de „signa tuur" van het eerste boek): het mannelijke pseudoniem is dat van een vrouw. Dat is geen mystificatie. Het klopt. De tweepoligheid van het mannelijk-vrouwelijke is essentieel voor dit schrijverschap en dus want wie het over „authenticiteit" wil hebben vindt deze hier, en onvoorwaardelijk voor dit werk, dit uitzonderlijke werk. De tweede publikatie van Andreas Burnier, de dezer dagen als Reuzensalamander bij Querido versche nen verhalenbundel „De verschrikkingen van het noor den", bevestigt de dualistische oorsprong van Andreas Burniers proza onmiskenbaar. Daardoor is het zo ge spannen, zo genuanceerd, uitgepuurd en helder. Strak èn ijl. Reëel èn poëtisch. Krachtig èn licht. C. J. E. Dinaux S. K. HOE regisseert U een stuk? „Mijn regie is er op gericht, dat alles in principe tot op de seconde vastligt. Het ritme van de voorstelling van beweging, belichting, tekst en muziek moet worden uitgekiend. Dat kan niet zonder een zekere mate van mathematiek. Ik vind dat je het best via het denken en in een Bijna wis kundige opbouw tot een gevoelsmatige regie komt. Als je andersom te werk gaat, begint vanuit je emoties, blijf je licht steken in de chaos. Ik streef naar een hechte vorm zonder uit te gaan van een vooroordeel, een dogma over hoe die vorm moet worden. Het du bieuze van het Living Theatre ligt voor mij in de gevoelsmatige benade ring. Soms komen ze tot een nieuwe vorm, een andere keer blijft het vor meloos. Wat ik wil kun je vergelijken met wat een filmregisseur doet. Dat alles is mijn ideaal, je bereikt het nooit helemaal, soms een keer tien mi nuten van een voorstelling waar je he lemaal tevreden over bent..." HOE reageren de spelers op die strakke spelopvatting? „Zij vinden het prettig. Ook als ze een keer niet gedisponeerd zijn zien ze er niet tegen op een voorstelling van mij te spelen. Ze kunnen leunen op de regie, het gaat allemaal bijna van zelf." Maar waar blijft de eigen inbreng van de akteurs? „Het is juist de kunst hun eigen kreativiteit niet te belemmeren. In een dwingende regie kunnen zij zich toch vrij voelen. Daarvoor moet je het dwingende uit de mensen zelf halen, de vorm zo kiezen dat die uit henzelf voortkomt, zodat ze er niet onder uit kunnen." OP HET OGENBLIK speelt U „Yvonne" van Gombrowicz in serie in de Amsterdamse Kleine Komedie. Hoe verklaart U dat het stuk niet zo is aan geslagen, hoewel de regie door de cri tici vrij algemeen werd geprezen? „Het is niet zo'n behagelijk stuk. Het thema van het hele moderne toneel is het gebrek aan persoonlijke communi catie. Technisch beschikken we over alle middelen om met elkaar in sociaal kontakt te treden, maar in het per soonlijke vlak ontbreekt dat kontakt. Daarom is in het toneel nu de tekst minder belangrijk dan de situatie. In Yvonne praten de spelers op een gege ven moment voor de zaal onverstaan baar door elkaar heen. De figuren zoe ken elkaar maar vinden elkaar niet. De tekst deelt dan alleen nog maar mee, dat ze elkaar niet vinden. In het sociale ritueel, geperst in het uniform, is de mens veilig, valt hij uit die so ciale rol, zoals in dit geval door toe doen van Yvonne, die het spelletje niet meespeelt, dan verandert hij in een wanhopig zoekend beest. Daarom wordt Yvonne uit de weg geruimd, waarna het spel wordt hervat." WIE beschouwt U in Nederland als Uw leermeesters? „Ton Lutz en Han Bentz van de Berg. Dat is de onbetwiste top van het Nederlands toneel. Voor hen heb ik een bijna absolute bewondering." EN wat betekenen voor U be langrijke buitenlandse regisseurs als Brecht en Stanislavski? „Het grote van Brecht als regisseur was, dat hij zijn akteurs beschouwde als mensen, mensen die hij laadde met het geloof van zijn overtuiging tot ze gevoelsmatig een ensemble vormden. Maar hij bekommerde zich minder om de totaliteit, de vorm van de voorstel ling dan om het effekt, dat zij op het publiek zou hebben. Zijn doel was de eigen oordeelsvorming van hét publiek. De situatie bij zijn voorstellingen was altijd: ik, Bertolt Brecht en mijn spe lers zeggen U dit. Wat is Uw mening daarover. Dat kon alleen als de men sen in de zaal alles wat er op het toneel gebeurde van een afstand beke ken. Ze moesten zich niet vereenzelvi gen met spel en spelers. De techniek die Brecht daarvoor gebruikte was die van de vervreemding. Eerst werd een scène gespeeld, een illusie opgebouwd, bijvoorbeeld dat een man van een vrouw houdt, daarna werd die illusie afgebroken door haar t e analyseren, bijvoorbeeld in een lied. De akteur liet daarmee duidelijk merken dat hij een rol speelde, dat hij de figuur die hij speelde niet was. Het toneel was voor Brecht een soort speakers corner. Een parabel voorzien van commentaar diende om een bepaalde overtuiging bekendheid te geven bij het publiek." „Stanislavski is Brechts tegenpool. Hij eiste de meest volstrekte inleving van zijn akteurs. De voorstelling moest tot het absurde toe echt zijn voor de spelers. Toen hij een koning ten tonele voerde, stonden er figuranten in livrei van het toneel tot aan de kleed kamer toe. Helaas was het publiek daar niet bij betrokken. Het doel van Stanislavski was een voor honderd per cent werkelijke situatie. De spelers moesten mediteren, zich inleven, van uit hart, gevoel en zintuigen hun rol opbouwen tot ze waren wie ze voorstel den." EEN NAAM die je veel hoort is die van Antonin Artaud. Hoe situeert U hem? „In de Stanislavski-richting. Het be langrijkste van Artaud is, dat hij het toneel heeft bevrijd van het esteticis- me, dat in andere kunstvormen al lang had afgedaan. Een hele skala van ge voelens kwam daardoor ook voor het toneel ter beschikking. Om een schoon heidsontroering te geven hoeft iets niet objektief mooi te zijn. Het hangt van de situatie af of een roos, een po of een granaat poëtisch zijn. Niet het ob- jekt maar de ontroering, al bestaat die ook uit huivering, staat bij hem cen traal. WELKE richting, die van Brecht of die van Stanislavski, heeft volgens U de toekomst? „Meer Brecht dan Stanislavski. Het denken als uitgangspunt, maar dan met meer aandacht voor de voorstel ling als geheel, als bijna muzikale kompositie." HOE denkt U over het Neder landse toneelpubliek? „Met toneel als kunst zitten we hier nergens. Als avondje vermaak is het toneel wel in tel, maar het publiek wil niet worstelen. Als je je spelers, los van iedere regie, maar een eind de zaal in laat schreeuwen krijg je aan de lopende band open doekjes. Het is maar al te duidelijk waar het publiek heen wil: terug naar 1911. Typerend voor het gebrek aan smaak is. dat klappen en opstaan aan het eind van de voorstelling geen uiting van waar dering is maar een konventie. Wil een stuk succes hebben, dan moet het zich houden aan de regels zoals die in het normale leven gelden en de schrijver moet bekend zijn. Dan kunnen ze niet schrikken. Er lijkt wel iets te veran deren. Toen we twee jaar geleden het stuk De Thuiskomst van Pinter speel den, werd het slecht ontvangen. Elke ■avond liepen er mensen geshockeerd weg. Nu hebben we het met veel suc ces herhaald. Niemand heeft de zaal voortijdig verlaten." WAAROM trekken concerten vaak volle zalen? „Woorden zijn gevaarlijker dan mu ziek, die vaak zonder inspanning, pas sief, geconsumeerd kan worden. Bo vendien betreft het dan concerten met programma's die geen kwaad kunnen. Een symfonie van Beethoven, wat die man er ook ooit aan beleefd mag heb ben, klinkt ons nu zo vertrouwd-har - monisch in de oren. Als je een „Beet hoven van het toneel" opvoert trek je ook volle zalen. Wat wil dat overigens helemaal zeggen? Dat vijf percent van het Nederlandse volk ooit een concert bezoekt, terwijl twee en half percent ooit een toneelvoorstelling heeft gezien. We zijn een ingekeerd volk. Littera tuur wil er altijd wel in, met eeh boek kun je lekker thuis blijven, maar voor een extraverte kunst als toneel bestaat een enorme drempelvrees. Dat komt voor een deel omdat helaas nog steeds wordt verondersteld dat je je ervoor opdoft, een overhemd met das aantrekt en zo. Het is een sociale gebeurtenis. Bij de bioscoop is dat heel anders. Wat is er heerlijker dan anoniem en onzichtbaar naar een film te kijken in een donkere zaal, met je jas aan. Dat is een geweldige voorsprong." „In andere landen is het wél anders. Ik ging een keer naar een matinee in Londen. Tot mijn ontzetting was die bijna uitverkocht. Voor me zat op plaatsen van tien gulden een moe der met drie kinderen. Dat was toch maar veertig gulden. Zoiets is hier on denkbaar." „Wat het publiek betreft heeft het beroepstoneel een grote achterstand bij 't studententoneel. Dat wordt hier nog teveel onderschat. In de Verenigde Sta ten is het een ernstige konkurrent. Ze hebben het grote voordeel van een pu bliek met een intelligentie hoger dan de gemiddelde. Alles kan, niets is te erg of te moeilijk." „Hier begint het studententoneel ook •aansluiting te zoeken bij het beroeps toneel. Lodewijk de Boer bijvoorbeeld gaat voor ons een stuk schrijven. En Marius Crans speelt bij Studio in het stuk van Arrabal. Wat het amateurto neel betreft zou ik daar niet vóór zijn. Bij het amateurisme of het nu to neelspelers, huismusici of naïeve schil ders betreft —is de bezigheid en het plezier belangrijker dan het resultaat. Als je de amateurs bewust maakt van speltechnieken en dergelijke, bederf je hun plezier. Wat dat betreft doet de Nederlandse Amateur. Toneel Unie, de NATU, naast veel goeds ook wel veel, dat niet anders dan funest genoemd kan worden." HOE ZIET U het toneelbestel in ons land? „Het is allemaal bijzonder weinig ef ficiënt. Het kost veel meer dan nodig is. Weet U dat de gezelschappen wei geren om de dure reklamecampagnes samen te organiseren, wat bij de bio scopen toch een heel gewone zaak is? Wat de overheid betreft vraag ik me wel eens af, of zij werkelijk zoveel be lang hecht aan het verspreiden van de cultuur als zij voorgeeft. Het gaat om enkele percenten van de bevolking, de overgrote meerderheid taalt er niet WAT IS dan de zin van de subsi dies die de overheid geeft? „Daar weet ik maar één antwoord op: cultuur is een recht van de min derheid." HAAR ROMAN was afwisselend in de eerste en derde persoonsvorm ge schreven. Dat was geen concessie aan het modernisme, maar kwam recht streeks voort uit het thema: Simone Baling, de hoofdfiguur uit „Een tevre den lach", was nog „ik". Ze bevond zich in een proces van zelfontdekking, van bewustwording, ze stond tussen de uitersten: manvrouw, ingetogen losbandig, verloren gered, ontnuch terd vervoerd, lijdzaam agres sief, vrij gebonden, rationeel in tuïtief. Pas aan het slot vond Simone Baling haar onontkoombare bestem ming: „het harde bestaan". Met één uitzondering het vierde verhaal „Giovanni en de heksen", dat mij door een teveel aan „tendens" het minst geslaagd lijkt staan de ver halen van deze tweede creatie in de ik-vorm geschreven. Terecht. De teer ling is geworpen: de biseksuele ambi valentie is in de vrouwelijke figuren (Ella, Andrea, Connie, Nicole, Lode) overwonnen door de lesbische liefde, die in elk van deze vertellingen dan ook centraal gesteld< werd: heel zuiver, in haar sociale kwetsbaarheid. Veel er in is terugblik, al of niet autobiogra fisch; het vaststellen van het nagela ten levensspoor, van de dwaalwegen, de speurtochten, de opgelopen kwetsu ren, de littekens, de verworpen schijn- waardigheden, de verworven inzich ten en van die inzichten deze als kern: dat „leven de moeite waard is aïs je alles op het spel zet". Waarvoor? Voor de ernst van de eerlijkheid, de onvervalstheid, de persoonlijkheid. Te zijn die men is, „het volstrekt per soonlijke, het unieke": dat is voor An dreas Burnier een levensgrondwet, een rechtvaardiging van dit bestaan. En omdat dit geen filosofietje is maar een uit veel angst en wanhoop en zelf strijd gekristalliseerde ervaring, is dit werk van Andreas Burnier strikt persoonlijk, sterk van structuur, heel dichtbij en toch ongrijpbaar, indrin gend-beeldend en toch van een ijle substantie, natuurlijk-eenvoudig en toch van een ongewoon rijke samen gesteldheid. Er wordt in deze verha len zoveel gezegd dat verzwegen blijft er spreekt zoveel in méé, dat ik geen formule zou kunnen vinden, die samen vattend alle schakeringen karakteri seerde. „ORDENEN", dat is het eerste woord van het eerste verhaal, „Nu ga ik verdwijnen": binnen de kring van het bewustzijn brengen dus, doorzien, onschadelijk maken, integreren. Kin- der jaren, angst voor het onvatbare, eenzaamheid, verlangen naar veilig-- heid, confrontatie met éen vijandige realiteit (de oorlog, steeds weer de oor log, de onderduikervaring van een joods meisje van gemengde nationali teit, weinig daarover, maar in dat weinige het wezenlijke van een af schuw), de lesbische ontwaking, de ontdekking van de vervlogen Griekse harmonie uit de eeuwen vóór de zonde val, de schuld, de zelfverachting al deze motieven, die de kern van dit schrijverschap vormen, worden in deze eerste vertelling „geordend" en klinken in variaties mee in de andere verhalen. De volwassenheid laat geen keuze meer: de reis gaat van geboor te naar dood, van zuidelijke warmte naar noordelijk-koele helderheid, van het onbewust-impulsieve naar het bewust-beheersende, vormge vende klarende. „De verschrikkingen van het noor den" de titel van deze bundel, die ontleend is aan het derde verhaal betekenen- voor de schrijfster „alle dingen die een mens overkomen als hij eenmaal volwassen is." Verschrik kingen: de ontgoocheling in de lief desverhoudingen; niet de eenzaam heid maar het fundamentele bewust zijn ervan; de voortdurende bedrei ging van het troebele, liefde-onwaardi ge; het verraad aan de zuiverheid; de noodzaak van een herhaald afscheid; de heksensabbat van de begeerten, tijdens eenverblijf in Kopenhagen worden die ervaringen tot een ver schrikking. Vandaar het motto van deze bundel, een citaat uit Luceberts werk: „en het paard slaat/radeloos/ dit alles gade". Ook dit derde verhaal is een „orde nen", een bezwering van de belagin gen, soms geschreven in koel-distanti- erende zinnen met veelzeggende stilten ertussen, soms in een snelle gedreven wenteling, hier in het verleden en daar in de tegenwoordige tijd, dit laatste met een scherp actualiserend effect, waar een kardinale gebeurtenis moet worden vastgelegd. ALS TEGENPOOL van dit noorden: Griekenland. Eén van Andreas Bur niers vrouwenfiguren zit voor de Akro- polis op een steen onder een zodanige hoek voor zich uitziend dat zelfs de Propylaeën ongenaakbaar en over weldigend schijnen: „het meest opval lend was de absolute zekerheid, het hoge besef van goddelijk gelijk, van waar uit deze godenburcht was ge bouwd. Het Romeinse pathos verraadt steeds een kiem van twijfel aan zich zelf, men moet ergens bang voor zijn om een Colosseum te willen bouwen. De Griekse elegantie en luchtige kracht daartegen zijn onverbidde lijk, rustend in het eigen wezen". En iets -verder noemt ze de Griekse cul tuur „gestold licht"; volmaakt in zich zelf, volmaakt zichzelf. Dat is de har monie die voor Andreas Burnier het hoogste is: geometrische evenmaat, natuurlijk-geordende klaarte, waar- van de hedendaagse wereld de onont koombare nachtzijde is. Vandaar An dreas Burnier in haar gedicht, .dat het tweede verhaal „Gesprek in de nacht" inleidt, „de wanhoop in het hart", die in zoveel passages beslissend achter de woorden schuilgaat, openlijk uit spreekt. „Het gesprek" is maar kort. Het gaat over de oorlog: „wat zou dat mooi zijn, als het vrede was". Veel meer hoeft er niet over gezegd te wor den als men het leest tegen de achter grond van de rest van het verhaal over een Parijse „kelderclub". HET VIJFDE verhaal, „Volgend jaar in Jeruzalem", geeft heel wat aanwijzingen voor het bewustzijnspro ces dat Andreas Burnier doormaakte: levensmogelijkheden en gezindheden aftasten, pogingen tot identificatie met het een en het ander, de ene en de andere, confrontatie van het manne lijke in het Vrouwelijke, en dit alles geschreven in een vanzelfsprekende verteltrant alsof er gesproken werd en niet geschreven. Zó ziet de hoofdper soon Nicole haar „image" in dit ver haal: „joodse man van in de veertig, op een huurkamer in wereldstad. Van herkomst bijvoorbeeld Oosteuropees, van opvoeding Engels, van nationali teit Amerikaans, van verblijfplaats West-Europees. Spreekt zeven talen met zeven accénten. Bezit twee pak ken, en onder zijn bed een doos met familiepapieren en een medaillon van zijn half-Roemeense grootmoeder. Kan nergens over praten, omdat zijn her inneringen en ervaringen onbegrijpe lijk zijn in de landen waar hij nu is". Zo'n passage moet men enkele malen lezen om de achtergronden van An dreas Burniers. schrijverschap te ont dekken. HET SLOTVERHAAL „Onderzoe kingen op het terras" zie ik als kroonstuk van deze bündel: feilloos ge componeerd met strakke raaklijnen, uitgebalanceerde vlakverdelingen in de verhouding tussen een vijftal mensen, die op een tuinterras samenzijn zonder bijeen te zijn. In deze vertelling staat de sleutelzin waarop ik al eerder doel de: „de essentie van het leven is de individualiteit, het volstrekt persoon lijke, het unieke". En wat is het levensbewust zijn dat met dit unieke correspondeert? Fundamentele een zaamheid, waaruit Andreas Burnier een kristallen beslotenheid compo neert. Men kan de inzet van zijn leven en zijn schrijverschap moeilijk hoger stellen. DE ZWITSERSE toneelschrijver Max Frisch (auteur van „Andorra", „Biedermann und die Brandstifter", enz.), heeft na een pauze van zes jaar een nieuw stuk geschreven, dat „Biografie: Ein Spiel" heet. De première zou dezer dagen in het Schauspielhaus te Zürich worden gegeven, maar is wegens menings verschillen tussen de schrijver en de regisseur, Rudolf Noelte, voor onbepaalde tijd uitgesteld. DE VOLGENDE week heeft in de Freie Volksbühne te Berlijn de wereldpremière plaats van Rolf Hochhuths nieuwe toneelstuk „Die Soldaten", waarover Sir Laurence Olivier onlangs in conflict is ge raakt met de Engelse censuur. De regie wordt gevoerd door Hansjörg Utzerath, die begin van dit jaar Erwin Piscator opvolgde als inten dant van de Volksbühne. De eerste opvoering van het stuk buiten Duitsland zal nu niet in Londen, maar in het Stadttheater van Bern plaatshebben. IN STOCKHOLM is een Zweeds- Duitse toneelweek gehouden, die gewijd was aan discussies door Zweedse en Duitse toneel- en litte ratuurdeskundigen over onderwer pen als „toneel en politiek", „mo derne opvoeringen van klassieke werken" enzovoorts. Er werden ook verscheidene interessante voorstel lingen gegeven. De meest sensatio nele daarvan was een opvoering van Shakespeare's „Troilus and Cressida" onder regie van de Zweed Alf Sjöberg, waarin de Grieken als Amerikaanse soldaten en de Tro- janen als Vietnamezen waren ge- kleed. Achilles liep in een gele bad- „as rond, Hector in een doktersjas en Odysseus met een wandelstok en een pijp. De deskundigen von den het niet mooi, evenmin als de andere toeschouwers. DE ANGLO-AMERIKAANSE rage om van alles en nog wat tot musicals te bewerken duurt nog al tijd onverminderd voort. De nieuw ste aankondigingen op dit gebied betreffen een musical naar het to neelspel „Billy Liar" („Een gebo ren leugenaar") van Keith Water- house en Willis Hall, die nog dit seizoen op Broadway zal worden gespeeld; een musical naar het oude blijspel „Peg o' my heart" („Peggy m'n kind"), waarin Eartha Kitt in New York zal optreden: een musi cal gebaseerd op het leven van Mata Hari, waarvoor de Ameri kaanse regisseur Vincente Minnelli een titelrolspeelster aan het zoeken is; een musical naar de filmversie van de klassieke draak „The hunch back of Notre Dame", die dit na jaar in Londen zal gaan, wellicht met José Ferrer als de gebochelde; en nee, officieel geen musical maar toch wel een „rhythm and blues versie" vanShake speare's „Othello", waarmee Los Angeles binnenkort het publiek gaat verblijden. Intussen komt Lon den nog met een musical naar Os car Wilde's „Picture of Dorian Gray", met Ray Milland in de hoofdrol. En dat is voor deze keer dan alles. HET GEZELSCHAP van het Wie ner Burgtheater gaat dit seizoen verscheidene grote internationale tournees maken. Behalve series gastvoorstellingen in Parijs en Lon den staan er reizen naar Israel, de Verenigde Staten en Japan op het programma. Op deze tournees zul len verscheidene bekende stukken uit het Burgtheater-repertoire wor den gespeeld en één noviteit: „Jo hann Wolfgang", een door Louek Husman samengestelde dramatise ring van brieven en aantekeningen van Goethe. .-•*>- LONDEN heeft een permanente schouwburg voor kinderen en tie ners gekregen, het Unicom Theatre, Hij is gevestigd in het gebouw van de Arts Theatre Club bij Charing Cross en staat onder leiding van Caryl Jenner, die achttien jaar lang met toneelvoorstellingen voor kin deren door Engeland heeft rond gereisd. Haar Unicom Theatre krijgt een regeringsubsidie van honderdduizend gulden per jaar. „DER BEFEHL", een televisie spel van de Oostenrijkse schrijver Fritz Hochwalder dat verleden jaar tot heftige controversen heeft ge leid, zal dit seizoen als toneelspel in Wenen worden opgevoerd. Hoch- walders bekendste stuk, „Das heili ge Experiment", is ook in ons land met succes gespeeld. DE TSJECHISCHE auteur Pavel Kohout (wiens dramatisering van Jules Verne's „Reis om de wereld in 80 dagen" het vorige seizoen door de Toneelgroep Centrum werd vertoond) heeft een nieuwe toneel bewerking de derde gemaakt van Jaroslav Haseks roman „De brave soldaat Schwejk". Zijn stuk heet „Josef Schwejk oder „Sie ha- ben uns also den Ferdinand er- schlagen", met de ondertitel „Een spoedcursus in de kunst der zelf-r verdediging zonder wapens". De eerste opvoering buiten Tsjechoslo- wakije heeft onlangs, onder regie van de schrijver, in Hamburg plaatsgehad. IBSENS historisch drama over het dertiende-eeuwse Noorwegen, „Mededingers naar de kroon", zal binnenkort door het Londense Na tional Theatre worden opgevoerd met Laurence Olivier en John Giel- gud als de twee troonpretendenten. De toneelschrijver Robert Bolt heeft voor deze gelegenheid een nieuwe bewerking van het stuk ge maakt. De Engelse titel is „The pretenders".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1967 | | pagina 17