RITS: een frank en vrij radio-programma
voor jongeren, nu vaste prik op zondagen
(die eigenlijk de Wet van Ferrell moet heten)
„DE VADER VAN HET WEERBERICHT"
WERD 150 JAAR GELEDEN GEBOREN
Geeti vrees voor
zuigkracht t.v.
ZATERDAG 7 OKTOBER 1967
Erbij
19
(Van onze correspondent)
HILVERSUM. Om nieuwe ideeën aan de praktijk
te toetsen gebruikt men bij de omroepverenigingen
graag de zomermaanden. Zo liet de AVRO-radio op
21 mei jl. een proefballonnetje op: het „open" pro
gramma Rits. De twintigjarige Ad 'sGravesande (loot
van de jeugdomroep Minjon, met conservatorium ach-
ter de rug) tekende voor samenstelling en produktie.
De ruim-denkende? nog altijd jong voelende Herman
Broekhuyzen hield als chef de vinger op de pols. Chris
van Hoorn en René in der Maur voltooiden het thema
dat eens een nieuw, fris radioprogrammaatje moest
worden volgens de formule: jeugdigen en in de jeugd
geïnteresseerden boeien!
Eigen plaats
Schandaal uit Amerika
Cijfers en letteren
Blunders
Af wij klingen
KNMI Ysnn start
Grote
Boerenvisite
Herman Croesen
„REEDS toen stond er veel voor
ons vast dat we misschien niet zo pre
cies konden formuleren, maar waar
bij voorop stond dat we ons program
ma niet moesten ophangen aan alles
wat „in" is. Dat we wel „jazzy"
konden zijn, maar de beat beslist ver
geten moesten. En dat we vooral
dingen moesten opzoeken die doodge
woon lijken, maar die we zelf fleur
en kleur konden geven".
WE MOESTEN, zo horen we verder
van de jonge samensteller, echt nog
onze weg zoeken, experimenteren en
uitproberen En al ijn we nu voor dit
seizoen op elke zondagavond geplaatst
omdat Rits inmiddels ether-waardig is
bevonden, we zijn nog niet aan het
einde van onze experimenten, want we
weten: er luisterden in de afgelopen
Ad 's Gravesande, twintig jaar,
eigen programma.
zomer zo'n 150.000 mensen naar Rits.
Dat is heel wat, omdat Rits allereerst
een wat „strijdlustig-informatief"
programma is. Naar het populaire
„Zomertoer" luisterden slechts twee
maal zoveel mensen!
RITS duurt een uur, maar valt uit
een in blokjes. „Eerst een halfuurtje
gesprekken en plaatjes, dan een kwar
tiertje jazz-discussie of wat klassieke
muziek (maar niet romantisch), en het
laatste kwartiertje óf „priem" (prik
ken in de pers) of „kelderen" (afda
len naar buitenissighéden).
Geen „bekende Nederlanders" in
dat eerste halfuur. Nee, vreemde lie
den zoals een man die van tomaten
houdt en er rustig uren over zou kun
nen praten. „Wij weten dat we vaak het
risico lopen dat de luisteraar er niets
aan vindt. Maar het gekke is dat er
ook lui zijn die dat juist aardig vin
den, We hadden ook eens een gesprek
met een tweeling van 86 jaar. In de
jazz-discussies praten we niet onder
„leiding" van een betweter, een al
weter of welke erkende deskundige dan
ook. Wel op niveau, maar erg „open".
In „kelderen" hebben we ook altijd
wat buitennissigs, b.v. een gesprekje
met een striptease-girl, een praatje
met een lesbische, een gesprekje met
die twee jongens uit Rotterdam, die
zogenaamd getrouwd waren. Wij pro
beren altijd onze vragen erg in
dringend te stellen.
JA, we zitten wel eens kantje-boord:
kan dat nog of gaat dat net een beet
je te ver? En nu is het vreemde van
de radio, en daar zijn we heel geluk
kig mee, dat we hier toch wat vrijer
kunnen doen; er zijn niet zoveel ta
boes als bij de televisie bijvoorbeeld.
In het begin dachten we, het „bete
re werk" van Minjon er tussendoor
te kunnen geven. Maar dat plannetje
sloeg toch niet zo erg aan. Het ging
eenvoudig niet. Rits kreeg zijn eigen
gezicht.
Ad 's Gravesande weet waarover hij
spreekt; hij heeft zo jong als hij is
al werk voor de televisie gedaan.
Wijlen „Rooster" presenteerde hij.
Toch kiest hij nu voor de radio. „Bij
de televisie is het echt wel fijn wer
ken, daar niet van. Maar wat je er
ook doet, je doet het met zovelen, dat
er van je zelf maar weinig overblijft.
Je hebt er iemand voor het licht, voor
de camera, iemand die de baas over
de vloer is, iemand in de regiekamer
iemand achter de knoppen. Het kan
niet anders, dat weet ik wel, maar
je struikelt gewoonweg over iedereen.
liss
Bij de radio is het knusser, je werkt
in kleine kring, je moriteert zelf, je
eigen inbreng is zoveel groter. Het
is meer je eigen werk".
EN NA die aanloopperiode in de zo
mermaanden heeft Rits nu zijn eigen
avond gekregen. De zondagavond nog
wel. Bang voor de zuigkracht van de
televisie? „Ach, er zijn nog zoveel
mensen, die niet kijken en liever wat
radio horen. Wij proberen het uurtje
zo klinkend te maken, dat men er de
televisie voor laat staan. Dat is die
avond dan onze sport
GLIMLACHENDE Mia Farrow is
een der hoofdrolspeelsters (Allison)
in de Amerikaanse t.v.-serie Peyton
Place, waarvan de AVRO dezer
dagen het eerste deel uitzond.
„Peyton Place", naar het gelijk
namige boek van Grace Metallious
(waarvan reeds 300.000 gebonden
exemplaren en een miljoen pockets
verkocht zijn) verwekte in de Ver
enigde Staten nogal wat opschud
ding. De schrijfster keek „achter de
gordijnen" van de burgerij in een
oerfatsoenlijk lijkend gefingeerd)
provinciestadje in New England, en
dat levert geen plezierige aanblik
op: vier verleidingen, twee abortus-
gevallen, een moord op een ver
krachter en wat dies meer zij. Of
de AVRO dit alles integraal zal uit
zenden zullen wij moeten af
wachten.
j
B.B. als jong hoogleraar in
natuur-, schei- en sterren
kunde.
MET DEZE „vuistregel" kan dus
iedereen zijn eigen weerprofeet spelen
en te weten komen uit welke hoek de
wind waait. Kinderlijk-eenvoudig dus,
maar Buys Ballot heeft het er knap
moeilijk mee gehad, jaren van stug
denkwerk en moeizame waarnemin
gen zijn eraan voorafgegaan voor hij
zijn wet kon opstellen. Kort daarop
ontdekte hij tot zijn afgrijzen, dat een
ander hem net voor geweest was. Die
ander, de Amerikaanse meteoroloog
Ferrell, had zij,n ontdekking echter
nog niet voldoende wereldkundig ge
maakt op het ogenblik dat Buys Ballot
tot dezelfde slotsom kwam. En dus is
die ontdekking ten onrechte als
de Wet van Buys Ballot de geschiede
nis ingegaan.
BUYS BALLOT (van voren Christo-
forus Henricus Didericus geheten,
maar dat mag u meteen vergeten)
werd 10 oktober 1817 in het Zeeuwse
dorpje Kloetinge bij Goes geboren. Zijn
vader was, als dorpspedikant, een even
rechtzinnig als conservatief man
dies stond van meet af aan vast, dat
zijn zoon zieleherder moest worden.
Henricus echtér had andere ambities,
voor cijfertjes vooral. Reeds als prille
kleuter kende hij geen groter genoe
gen dan het tellen en hèrtellen van
zijn speelgoedjes. Maar spelen ermee
deed hij nauwelijks. Als gymnasiast
telde hij later het aantal stappen van
huis naar school en dat waren er
heel wat, gezien het feit dat het ouder
lijk huis zich toen in het Betuwse Bra-
kel bevond, het gym jn het zes km
verder gelegen Zaltbommel. Henricus
liep dus elke schooldag trouw zijn
twaalf kilometers en dat heeft hij zes
jaar lang zonder morren volgehouden.
Een bijzonder kind.
Buys Ballot en zijn Wet,
WAT IS, ELKE DAG OPNIEUW, het belangrijkste nieuws? Vraag het een
willekeurig aantal mensen en het antwoord zal, in negen van de tien gevallen,
onveranderlijk luiden: het weerbericht. En daar is niets tegen in te brengen.
Zonder die paar regeltjes uit De Bilt zou alle scheepvaart problematisch, het
luchtverkeer onmogelijk zijn. De openluchttheaters konden wel sluiten. Om van
onze privé-problemen: de wasdag, het schoolreisje en de snipperdagenplanning
maar helemaal te zwijgen. Zo is de dagelijkse weersverwachting een onfeilbaar
orakel geworden waarnaar wij al ons doen en laten richten. Een stuk van ons
leven. Of toch niet helemaal onfeilbaar? Een hoogst enkele maal slaat De Bilt
de plank mis. Dat was dart die keer dat het zonnig droog weer voorspelde en u
uw regenjas thuisliet. Maar meestal klopt het als een bus, zelfs in ons grillige
klimaat. En dat is voor een groot deel te danken aan ene Buys Ballot, die 150 jaar
geleden het levenslicht aanschouwde. Zijn „Wet", aan middelbare scholieren niet
onbekend, vormt nog altijd de grondslag van ieder weerkaartje. Die Wet is
eigenlijk heel eenvoudig. Zij zegt: „Wie met zijn rug naar de wind gaat staan,
die heeft aan zijn linkerzijde een gebied van lage luchtdruk, en aan zijn"rechter
hand een „hoog'\ Althans op het noordelijk halfrond. Want ten zuiden van de
evenaar liggen hoog en laag net omgekeerd.
Opnieuw vele jaren later, als Bal
lot al veelvoudig hoogleraar wiskun
de, scheikunde, sterrenkunde) is, wordt
hij opgenomen in een eerbiedwaardig
college, de Academie van Wetenschap
pen te Amsterdam. Hij telt dan met
toewijding het aantal voetstappen,
langs allerlei straatjes en stegen, om
de kortste weg te ontdekken tussen
het Centraal Station en het Academie
gebouw
EEN GEBOREN cijferaar dus. Maar
als student koos hij niet de cijfers
maar de letters. Zeventien was Buys
Ballot toen hij in Utrecht college ging
lopen. Letteren en wijsbegeerte aller
eerst, maar al gauw ook chemie, geolo
gie, astronomie, natuurkunde. Daar
naast genoot hij met volle teugen van
het corpsleven, de disputen, de drink
gelagen. Dat alles werd op den duur
zelfs zijn ijzeren gestel te veel hij
verzuimde tentamens en begon slordig
werk te leveren. Na zijn kandidaats in
de letteren wierp hij zich definitief op
de exacte vakken, hoewel wiskunde
hem „een gruwel" was. Natuur- en
sterrenkunde waren zijn lievelingsvak
ken: in beide hoopte hij „nog grote
dingen te doen". En aldus geschiedde.
Reeds vóór zijn doctoraal (met een
opmerkelijke dissertatie) ontwierp hij
een geheel nieuwe theorie op het ter
rein der atoomkrachten, die hij in tal
van consequenties uitwerkte. Een in
drukwekkend stuk denkwerk, oordeel
den zijn leermeesters, maar toch voors
hands niet meer dan een theorie, waar
aan het sluitstuk de toetsing aan
de praktijk, door experimenten en
waarnemingen ontbreekt.
EN DAT WAS de spijker op zijn
kop. Buys Ballot koesterde een grote
eerzucht om nieuwe dingen en wet
matigheden te ontdekken, maar dan
vooral langs de weg der logica. En
dat kenmerkte heel zijn optreden als
wetenschapsman: de theorie fascineer
de hem, de rol van onderzoeker lag
hem niet. Prof. Van der Stok formu
leerde het later als volgt: „Buys Ballot
is eerder wijsgeer dan vorser. Het is
meer de hartstocht van het weten die
hem beheerst dan de liefde voor de
arbeid in het laboratorium der natuur.
Voor hem is de „rede" hoofdzaak, de
waarneming daarentegen feilbaar en
dus onbetrouwbaar."
DIE INSTELLING heeft Ballot meer
malen parten gespeeld, zelfs toen hij
reeds, als veelvoudig hoogleraar (schei
kunde, fysica, sterrenkunde) de top
van de Olympus der wetenschap be
reikt had. In zijn eerste jaren als di
recteur van het Meteorologisch Insti
tuut (dat zijn geesteskind was), be
ging hij b.v. de fout, de controle op
allerlei waarnemingen vrijwel geheel
aan ondergeschikt personeel over te la
ten met het gevolg dat die waarnemin
gen over êen periode van tien jaar
krioelden van de fouten, zodat zij on
bruikbaar waren voor de latere bewer
king van de z.g. „normalen" (grafie
ken en tabellen waarin, voor bepaalde
tijdstippen en gebieden, de gemiddel
de normale temperatuur- en lucht
drukwaarden zijn aangegeven).
BALLOT interesseerde zich trouwens
als meteoroloog minder voor de z.g.
„normalen" dan voor de afwijkingen
daarop, die ook hier naar zijn mening
„de regel zouden kunnen bevestigen. En
hoewel dat standpunt thans goeddeels
verleden tijd is, leidde zijn studie der
„afwijkingen" langs een omweg toch
tot verbetering en verfijning van de
techniek der weerkunde, waarvan wij
tot op de dag van vandaag de vruchten
plukken.
Toen Buys Ballot de meteorologie
omhelsde (min of meer „als een speel
pop" en „uit teleurstelling" omdat hij
als fysicus „te weinig gehoor vond"),
was dit nog een verguisd vak en zeker
geen „erkende" wetenschap. Het is
zijn verdienste, hierin verandering ge
bracht te hebben. Niet alleen door zijn
vermaarde wet van 1857, in de aanhef
van dit artikel genoemd, maar ook op
grond van zijn werk als baanbreker
van de „toegepaste" weerkunde ten ba
te van de landbouw, het scheepvaart
en luchtverkeer en de toeristenindus
trie.
EN DAARMEE zijn we dan beland
bij Buys Ballots levenswerk: het Ko
ninklijk Nederlands Meteorlogisch
Instituut. Voor zijn tijd, in de eerste
helft van de vorige eeuw, bestond er
al een soort weerdienst, met een groot
woord observatorium geheten en ge
huisvest in een schamele Utrechtse to
renkamer. De technische uitrusting
was navenant, het personeel van goe
den wil maar grotendeels onbekwaam.
Ballot ijverde voor een behoorlijk ge
outilleerd instituut onder bevoegde lei
ding voor het verrichten van systema
tische waarnemingen.
EN HIJ had succes. Toen eindelijk,
in januari 1853, de regering voor het
plan gewonnen was („na een bezoek
van minister Thorbecke aan ohs nede
rig Observatorium, waar Z.Exc. in een
kwartieruur begreep, dat de onderne
ming een toekomst had"), kwam er
schot in de zaak. En in 1854 ging het
Koninklijk Meteorologisch Instituut,
met een rijkscrediet van 4000 en met
Buys Ballot als hoofddirecteur, van
start, op de Sonnenborgh in Utrecht
(tegenwoordige sterrenwacht), van
waar het in 1897 naar De Bilt ver
huisde.
De eerste tijd was het improviseren
geblazen, maar Ballot en zijn helpers
bouwden steeds betere instrumenten en
verbeterden de bestaande technieken.
Op zijn instigatie werden er in diver
se uithoeken des lands „hulpwaarne
mingsstations" ingericht, terwijl ook
de schepen van de marine en vele koop
vaarders ingeschakeld werden voor het
verrichten van waarnemingen op zee.
En tenslotte kreeg men assistentie van
vrijwilligers, part-time amateurs, zoals
die ook thans nog, voor het KNMI,
temperatuur-, wind- en neerslagmetin
gen doen. Steeds nauwkeuriger werden
de weerkaarten en-rapporten, en van
jaar tot jaar werd de actieradius uit
gebreid (uitwisseling van waarnemin
gen met buitenlandse stations) en de
betrouwbaarheid der „voorspellingen"
groter. Geen wonder dan ook, dat Buys
Ballots werk overal ter wereld grote
waardering vond, waarvan een lange
lijst van hoge onderscheidingen (de
langste in de historie der vaderlandse
wetenschap) getuigenis aflegde. Hij
gaf, in 1878, ook de stoot tot de op
richting van het Internationaal Meteo
rologisch Comité en heeft vele vakcon
gressen gepresideerd.
TOT ZIJN DOOD in 1890 bleef hij
hoofddirecteur van het KNMI, en tot
zijn laatste ademtocht ook was hij de
■grote inspirator, altijd vol plannen en
revolutionaire theorieën, welker uitwer
king hij echter „maar al te gaarne"
aan anderen overliet. Hijzelf hield zich
slechts bezig met de grote lijnen
en niets hinderde hem meer dan met
detailkwesties lastig gevallen te wor
den. Een groot man, stellig, maar ook
een tamelijk zwakke natuur, wie' voor
al het leiding geven moeilijk viel. Te-
.en als bejaard hoofddirec
teur van het KNMI in Utrecht.
kortkomingen en fouten van onderge
schikten placht hij liever door de vin
gers te zien dan reprimandes en straf
fen uit te delen en dat is hem, zo
als hierboven gesignaleerd, wel eens
duur te staan gekomen. Geen wonder
dat zijn medewerkers en zijn personeel
hem op handen droegen.
BUYS BALLOT is zelfs op het top
punt van zijn roem een eenvoudig en
beminnelijk man gebleven. Soms trok
hij zich terug op een van zijn drie
landgoederen aan middelen schijnt het
hem nimmer ontbroken te hebben) om
zich in de pastorale rust van het plat
teland te verdiepen in een netelig vak
probleem. Een van die landgoederen,
De Delle bij Heerde, diende tevens als
vakantieverblijf voor het gezin en
daar werden vele vrienden ontvangen.
Maar ook de boeren uit de omtrek kwa
men vaak op visite. Soms nodigde Buys
Ballot hen op een avondbroodje
en als de duisternis gevallen was
mochten zij in de koepel van „het
huis", via de spiegelkijker, een ver
bijsterde blik slaan op de wonderen
des hemels. „Professor" zelf wees hen
dan de sterren, de rode oorlogspla
neet, de ringen van Saturnus. „Hier,
tussen goede vrienden en eenvoudige
landslieden, voelde ik mij volmaakt
gelukkig", schreef hij in zijn dagboek.