VAN CONSERVATORIUM TOT JORDAAN-HIT
LOUIS NOIRET: „ik kan
't schrijven maar niet laten
I
I
win
mÊÊÊÊÊÊÊÊÈÊÊÊÊÊm
WÊÊÊ
mm
i
FILMNIEUWTJES
ZATERDAG 11 NOVEMBER 1967
Erbij
15
V&h&'.v:
■p
m
m
r1
V
W. J. Lukkenaer
Verzet
Regisseur
Houwer
Shaw
Fiddler
pw
"0" '4$ ".'fit t
In zijn Kobus Kuch-creatie.
„ERNSTIGE MUZIEK, daar houd ik
nog steeds eigenlijk het meeste van.
Ik heb nog pas een pianosolo van
negentien minuten geschreven, semi-
klassiek, dat doe ik om het niet hele
maal te verleren, maar ik heb het de
laatste tijd zo razend druk, dat ik nog
geen kans heb gezien de orkestratie
te maken. Overigens, ze zeggen wel:
je schrijft smartlappen, maar Manuel
van Loggem, die me laatst interview
de, dat is toch een psycholoog ook, die
zei dat hij er grote bewondering voor
had, dat hij wilde dat hij het kon.
Ik zeg dan, als het volk het neemt,
dan zit er een waarde aan. Het Neder
landse volk ts niet gek".
„Die platenmaatschappijen, dat is
keiharde business. Daar heb ik nog
niet zo lang geleden een van de groot
ste desillusies van mijn leven mee be
leefd. Zie je, ik ben te goed van ver
trouwen, ze zeggen wel, door schade
en schande, maar bij mij wil dat niet
lukken. Het ergste is wat ze met die
tienersterretjes doen. Ook de kranten
gaan daarin niet vrijuit. Ze worden
maar naar voren gehaald meteen, een
vak leren ze niet, ze zijn meteen ar
tiest".
-Wat vind u van Ramses Shaffy?
„Dat is wat anders dat is klasse.
Eén ding moet ik wel zeggen. Ik ben
er tegen dat in de teksten van de lied
jes schuttingwoorden worden gebruikt.
Ik ben niet zozeer tegen die teksten,
dat vind ik niet erg. Onze voorouders
waren ook niet bepaald preuts. Maar
met die massa-communicatiemiddelen
wordt het zo maar ruwweg aan mil
joenen kijkers opgedist. Zoals de tele
visie met „Hoepla", dat was echt te
gek. Het kind bij de naam noemen,
zeggen ze dan. Het doet cru aan, ik
persoonlijk houd daar niet van. Laat
ze het in besloten kring doen, als ca
baret, dan kan iedereen er heen gaan
als hij dat zelf wil. Ze zeggen wel, draai
dan de knop om, maar dan is het al
gebeurd, dan heb je het al gehoord. Ze
zeggen ook: de jeugd moet voorgelicht
worden, laat ze het toch horen. Maar
je weet niet waar het heengaat. Nu
zeggen ze het alleen nog maar, straks
laten ze het zien, dan wordt die voor
lichting demonstratie, laten ze zién hoe
je het doen moet. Iedereen is vrij om
te schrijven wat hij wil natuurlijk!"
-Vind u het in boeken niet erg?
„Ik vind het in boeken ook gevaar
lijk. Ik hou niet van Jan Cremer, Har
ry Mulisch, Van het Reve. Ik lees
het niet uit, het interesseert me niet.
Mijn kinderen ik heb vijf dochters
tussen de achttien en de zesendertig
mogen het wel lezen, ik weet dat het
geen indruk op ze maakt. Ze kopen
er geen tweede van. Maar ik vind wel,
het geeft verruwing, de jeugd wordt
brutaal, heeft geen respect meer. Ik
weet wel, vroeger was het ook niet
goed, maar nu gaat het teveel de an
dere kant op. Die soort jeugd, die LSD
gebruikt en dat soort dingen, dat is me
de daardoor ontstaan, het einde is er
niet van te zien. Ze hebben geen ide
aal meer. Ze willen alleen maar zo
veel mogelijk geld voor zo weinig mo
gelijk werk. Liefde voor een vak, en
dat goed leren, dat kom je niet meer
tegen. Ze vragen alleen maar: is het
nog geen vijf uur, en stappen op hun
brommertjes.
Ziet u iets in beatmuziek?
„De beatmusici, dat zijn eigenlijk
geen muzikanten vaak. De Beatles,
dat is wat anders, die hebben ver
schillende heel goede dingen gemaakt.
Maar beat, het is vaak allemaal het
zelfde, één dreun en dan alsmaar de
zelfde akkoorden. Er is hiernaast een
parochiehuis, op zaterdagavond, dan
zitten ze maar op dat slagwerk te
slaan. Als je dat eens vergelijkt met
beroemde Amerikaanse slagwerkers."
U houdt wel van jazz?
„Dat is heel wat anders. De goede
jazzmusici zijn geschoold, die kennen
hun vak."
„Ik heb een klassieke opleiding. Pi
ano, compositie, orgel. Ik speelde ook
in de kerk vroeger, maar dan zei de
pastoor, nu moet je even stil zijn. Hij
luisterde zelf naar wat ik speelde. En
ik fantaseerde nogal veel. Nu is dat
allemaal makkelijk, maar toen kon dat
nog niet. In diezelfde tijd, na het con
servatorium, was ik pianist bij Cine
ma Parisien op de Nieuwendijk in
Amsterdam. Met een explicateur, u
weet zeker wel hoe dat ging. Daardoor
ben ik eigenlijk in de lichte muziek te
rechtgekomen. Ik leerde Ferry kennen,
de lijfauteur van Willy Derby en ook
van Lou Bandy. Derby hield van
smartlappen. Later heb ik met hem
piano vierhandig gespeeld, toen
schreef ik zijn liedjes als Moeder en
Kerstliedje. Maar na mijn bioscooptijd
werd ik eerst kapelmeester bij de
Wiener Operette, dat was direkt na
de eerste wereldoorlog. Ik ben ook een
tijd met Pisuisse rondgetrokken, die
had wel een eigen pianist, maar zijn
ensemble mocht die niet begelei
den, dat deed ik dan. Vier jaar maakte
ik deel uit van het reizende variété
gezelschap Faveur. Tussendoor schreef
ik revues voor Nap de la Mar en na
die revues een paar operettes. Door
de Wiener Operette kende ik de vorm,
het was voor mij gesneden koek, eten
en drinken om daarin te rollen!"
„Toen ben ik een paar jaar naar
Engeland en Skandinavië geweest als
kapelmeester. Daar heb ik veel van ge
leerd, reizen verruimt je blik. In Enge-
IN EEN GROOT HUIS aan de Chasséstraat in Amsterdam-West woont
tekstschrijver Louis Noiret. Sinds de eerste wereldoorlog zingt hij, diri
geert hij, componeert hij. Een amusementsman in hart en nieren, show
is zijn leven, hij zal er mooit mee ophouden, hij kan er eenvoudig niet
buiten. „Ik moet gewoon schrijven. Het kan me niet schelen of ik er iets
mee verdien al ben ik er niet tegen om er iets mee te verdienen
maar ook als het me niets oplevert kan ik het niet laten". De laatste
jaren staat hij niet zoveel meer op de planken, en omdat in Nederland
nu eenmaal nooit wordt gezegd: „Dat is een liedje van die en die schrij
ver", maar altijd de naam van de man die het zingt op de voorgrond
wordt geschoven, verdween Louis Noiret wat uit de publiciteit. Dat was
eigenlijk al zo in de tijd van de Johnny Jordaan-rage: „Bij ons in de Jor-
daan" werd beschouwd als een liedje van Johnny zelf; de maker en
dat was Louis Noiret bleef in de schaduw.
/VTï
sa,
KfiiiiI
v-/"- •-
j*C6
vmnim/m.
in zyn Amsterdamse
werkkamer.
land dirigeerde ik het Lyons' Orkest.
We speelden in Lyons' Corner, maar
vooral in Trocadero. Ik kreeg er ook
nog de gelegenheid om te schrijven en
te publiceren. En daarna anderhalf
jaar kapelmeester van het Ernst Rolf
Theater, het grote Scandinavische rei
zende revuegezelschap. Dat was niet
min. Ik leidde het orkest van twee en
dertig man en er waren vijftig ballet
meisjes. Ik deed iets wat heel onge
woon was, ik zong als dirigent. Na de
ouverture dat was toen nog een
soort potpourri van alle melodieën uit
de revue draaide ik mij om en be
gon te zingen. Daar hebben stukken
over in de krant gestaan!".
„Maar ik ging terug naar Nederland
wilde daar zelf de Bühne weer op. In
Den Haag kwam ik bij het ensemble
van Adolf en Louis Bouwmeester. Daar
heb ik een paar jaar toneellessen ge
had, want je moest alles kunnen, het
ensemble was maar vier man sterk.
Revue, operette, cabaret, variété al
les heb ik meegemaakt. Tussendoor
schreef ik teksten voor de humorist
Kees Pruis, die ik daar leerde kennen".
„In de dertiger jaren begon ik met
mijn vrouw een eigen ensemble. Zij is
ook klassiek geschoold, had een mooie
stem, dus deden we avonden voor het
Nut,: voor de pauze klassiek, Schu-
bertliederen bijvoorbeeld, na de pauze
populair daar kwamen de mensen
voor. Eenmansshows, daar wordt nu
veel ophef over gemaakt. Ik had al
ver voor de oorlog zoiets. Anderhalf
uur voor de pauze, anderhalf uur er
na, met mijn vrouw samen, en als ze
ziek was deed ik het alleen."
„In de mobilisatie was ik Kobus
Kuch. In uniform. Elke veertien dagen
kwam het op de radio, een jaar lang.
En dan natuurlijk de legeravonden.
Met de oorlog was dat afgelopen. Eerst
ben ik nog wel doorgegaan, illegaal,
voor mijn oude publiek. We besloten
nog altijd met het Wilhelmus. Maar
dat kwam in Volk en Vaderland. Ik
moest er maar liever mee ophouden,
anders kon ik ook wel eens in Duits
land geïnterneerd worden. In tegen
stelling tot de meeste collega's heb ik
toen niet meer gepubliceerd of ge
speeld. Ik was het er niet mee eens.
Er zijn er veel geweest, die in de oor
log hun kans juist schoon zagen. Die
■Vf.-
In duo met Willy Derby (rechts).
grepen die kans uit ontevredenheid".
Wat denkt u van een man als Men
gelberg, die doorspeelde?
„Ik kan het hem niet kwalijk ne-
Gezellig met Lou Bandy.
,V.<WstvVW<<N
men. Die had niet de minste belang
stelling voor politiek. Hij redeneerde:
het kan me niet schelen wie er in de
zaal zitten, maar ik blijf muziekmaken"
Hij heeft wel een klap gekregen na
de oorlog.
„Ik vind het schandalig dat dat toen
gebeurd is. Hij was de grootste die
we toen hadden. Ik geloof niet dat we
nog ooit iemand zullen krijgen die zo
groot was als hij".
En na de oorlog Johnny Jordaan.
Hoe kwam dat, kende u hem?
„Dat is een heel verhaal. Er was
toen ook al het comité dat het jaar
lijkse Jordaanfestival organiseerde. Ik
schreef op verzoek een paar liedjes er
voor, die toen door anderen werden ge
zongen. Ze hadden veel succes, maar
na het festival kon ik ze niet op de
plaat krijgen. „Dat is goed voor de
Jordaan", reageerden de maatschap
pijen. Vrienden hebben me toen ge
zegd: jij bent zo goed in stunts, verzin
hier nou eens iets op. Ik ging toen de
beste stemmen uit de Jordaan zoeken.
De krant kreeg er de lucht van, ik
hing daar wat te vaak rond naar hun
idee, en ze gingen er over schrijven.
Toen besloot ik een wedstrijd ervan te
maken. Een jury zou de zangers be
oordelen. Intussen zong Johnny mijn
liedjes al in zijn café „De Kuil". Hij
en Tante Leen wonnen de competitie
met algemene stemmen".
Is Johnny uitgezongen?
„Ik weet het niet. Voor mij is hij
een echte artiest. Maar hij had Jor-
daantroubadour moeten blijven, geen
Sinatraliedjes zingen en zeker geen
Italiaans: dat is de waanzin nabij. Hij
moest uitsluitend over de Jordaan
kwelen. Maar hij heeft mijn raad in
de wind geslagen. Er kwam te veel van
hem op de markt, het ene liedje na
het andere. Dat neemt het publiek niet.
Toch is het niet dood, de Jordaan.
Willy Alberti heeft er weer over ge
zongen, de Belgische omroep heeft op
namen gemaakt, en de VARA gaat van
de winter de Jordaantrilogie van Is.
Querido uitzenden. Het publiek vraagt
niet waar iets vandaan komt. Kan niet
schelen, uit de Jordaan, uit het Vondel
park, uit Katendrecht, als het ze maar
treft".
DE TWEEDE Wereldoorlog blijft ook
de Franse filmmakers boeien. Na films
als „Paris, brüle-t-il?" en de komische
film met hetzelfde onderwerp „La
Grande Vadrouille" (Samen uit, samen
thuis) staat nu een derde Franse film
op stapel die het Franse verzet in de
tweede wereldoorlog tegen de Duitse
bezetters tot onderwerp heeft. De
Franse regisseur Claude Autant-Lara is
deze maand met de opnamen begon
nen van „Le Franciscain de Bourges".
Het (authentieke) verhaal gaat over
de Duitse geestelijke Alfred Stanke
gespeeld door de Duitse acteur Hardy
Kruger die in 1944 als ziekenoppas
ser de wrede methodes van de nazi's
van nabij in Bourges meemaakt. Hij
komt hiertegen in opstand en helpt
vele Franse verzetslieden te ontsnap
pen.
DE 30-JARIGE Franse toneelregis
seur Gérard Vergez, die onder andere
de regie voerde van „La familie écar-
late" Pierre Brasseur, is op Mont-
martre begonnen met de opnamen van
„Ballade pour un chien", zijn eerste
hoofdfilm. Bij het schrijven van het
scenario werd hij geholpen door Mau
rice Cury.
DE DUITSE actrice Gila von Wei-
tershausen, hoofdrolspeelster in de re
cente Rob Houwer-produktie „Unter-
nehmen Engelchen oder die Jungfrau
von Bamberg" is door de Nederlands-
Duitse filmproducent Houwer voor drie
jaar onder een exclusief contract ge
nomen. Volgend jaar zal zij een rol
spelen in een vervolg op „Unternehmen
Engelchen". Nu is Rob Houwer nog
bezig met de Nederlands-Duitse co-pro-
duktie „Professor Columbus", onder
regie van de 33-jarige Rainier Erler.
ROBERT SHAW Koning Hendrik
VIII in de met zes Oscars bekroonde
film van Fred Zinnemann, „A man for
all seasons" gaat een hoofdrol
spelen in de filmversie van Harold
Pinter's toneelstuk „The birthday
party", dat momenteel met veel succes
op Broadway loopt. De film wordt ge
regisseerd door William Friedkin naar
een scenario van Pinter zelf. Robert
Shaw en Harold Pinter hebben al eer
der samengewerkt. Harold Pinter re
gisseerde immers „The man in a glass
booth" naar het gelijknamige boek van
Robert Shaw.
ISRAEL heeft de Duitse acteurs
Peter van Eyck en Robert Hoffmann
gecontracteerd voor de belangrijkste
rollen in de nieuwe Israëlische film
„Fiddler on the roof". Na een onge
kend succes in Amerika werd deze
musical ook in ons land ondei de
titel „Anatevka" op de planken ge
bracht.