m Fantastische concepties NIEUWE STADSWIJKEN, TUINSTEDEN EN SATELLIETSTEDEN RIJZEN ALS PADDE- STOELEN UIT DE GROND. DAT IS FIJN VOOR DE WONINGZOEKENDEN. MAAR EIGENLIJK IS NIEMAND ERG GELUKKIG MET AL DIE UIT DE GROND GESTAMPTE HUIZENBLOK- KEN EN TORENFLATS DIE IN HUN SAAIE EENVORMIGHEID KILLE WOONMACHINES BLIJVEN ZONDER EIGEN KARAKTER EN ZONDER „HART" VOORAL, WAARDOOR MEN ZICH ER EVEN EENZAAM EN „OPGEHOKT" VOELT ALS KIPPEN IN EEN LEGBATTERIJ. ZOWEL IN ONS LAND als in het buitenland worden op het ogenblik allerlei plannen op stedebouwkundig en architectonisch gebied gemaakt, die zo nu en dan aan science-fiction doen denken. Hiervoor zijn ver schillende redenen aan te voeren. In de eerste plaats ontwikkelt zich op het gebied van de bouwtechniek de neiging om van allerlei vindingen op ander gebied ge bruik te maken: men denkt aan de toepassing van al lerlei nieuwe materialen, plastic en daarmee verwante stoffen, om deze te gebruiken bij het bouwen. Boven dien meent men systeembouw in ruimere mate te kun nen bezigen, waardoor als het ware in de fabriek ge maakte eengezinshuizen, etagebouw en zelfs hoge woongebouwen kunnen ontstaan. Pakhiiisneurose Niveauscheiding DOOR R. BLIJSTRA Pioniers Bregstod X Bouwstructuren op een weef sel van zeshoeken: het woon torens-project van de archi tecten Brinkman en Van Ar- denne voor de-stad-van- morgen. DE STAD DER TOEKOMST HET PLASTIC eengezinshuis be hoort al tot de mogelijkheden in de nabije toekomst en vele planologen vrezen dan ook dat zulke, in een hui- zenfabriek vervaardigde, woningen het landschap danig zullen bederven als daar niet gauw maatregelen tegen worden genomen. BEHALVE de verbetering van de bouwtechniek en de toepassing van nieuwe materialen zijn er ook bepaal de overwegingen die de jonge archi tecten ertoe brengen zowel op archi tectonisch als stedebouwkundig gebied iets nieuws te verzinnen. Zo is men onder de jongeren niet tevreden over de tegenwoordige tuinsteden. Tot één van de meest in het oog springende gebreken van deze tuinsteden, vooral als er een overmaat van eengezins huizen is gebouwd, kan men de een tonigheid van de straten rekenen. Door de eenvormigheid van de architectuur is bovendien de oriëntering in de tuin steden moeilijk en voelt men zich als het ware opgeborgen in een enorm pakhuis. Dit was vroeger reeds het geval: de negentiende-eeuwse wijken waren nog eentoniger en nog droevi ger, maar de „vooruitgang" is toch niet dusdanig dat men tevreden kan zijn met de bereikte resultaten. Van daar, dat de jonge architecten naar andere woonvormen zoeken en naar een andere meer stedelijke vorm van de stadsuitbreidingen, waar men zich minder „verloren" zal voelen. EEN DERDE oorzaak van de wens om nieuwe wegen te vinden, is de te genstelling tussen het verkeer voor auto's en dat voor voetgangers. De laatste komen in de knel, zijn eigen lijk al in de knel gekomen. Onze stadpleinen, vroeger ontmoetingsplaat sen, zijn bijna alle verkeerspleinen ge worden. Wel tracht de overheid door voetgangersdomeinen hierin verbete ring te brengen, maar de pogingen zijn nog schuchter en de resultaten vrij pover. Een scherpe scheiding van voetganger en rijdend verkeer schijnt de aangewezen oplossing om onze bin nensteden zowel voor de auto als voor de voetganger „begaanbaar" te maken. Men heeft hier te doen met een oud probleem. In het begin van deze eeuw heeft men reeds getracht door middel van ondergrondse of bovengrondse passages de voetganger een eigen ter rein te geven. En dat waren niet eens de eerste pogingen. Leonardo da Vinei heeft al eens een stadsfragment gete kend waarin verschillende straten bo ven elkaar waren aangelegd. IN ONZE TIJD is men zowel in Pa rijs (région de la Défense) als in Londen (Barbican Plan) bezig nieuwe wijken aan te leggen op verschillend niveau. In Stockholm heeft men het centrum al in die zin veranderd; in Leicester, Sheffield en verschillende andere Engelse steden bestaan verre gaande plannen evenals in Philadel phia. In Nederland heeft men in Utrecht het plan „Hoog-Catharijne" en in Rotterdam het plan voor „Centrum- Zuid". In Toulouse zijn plannen door Candilis, Josic en Woods gemaakt voor een stedelijk agglomeraat, dat ook op het principe berust de voetganger en de auto van elkaar gescheiden te houden. NAAST DE PLANNEN die reeds uitgevoerd zijn of in een verregaand stadium van voorbereiding verkeren en die ons een geheel nieuwe stad laten zien, zijn de jongere architecten bezig met ontwerpen die nog veel ver der gaan. Hiervan zijn al zoveel voor beelden te vinden, dat het onmogelijk is om ook maar op bescheiden wijze naar volledigheid te streven. In Frank rijk heeft men reeds een vereniging van jonge stedebouwkundigen, die naar een nieuwe vorm voor de stad zoeken. Van het werk van deze bui tenlandse pioniers is nog weinig in ons land doorgedrongen. Namen als die van ~-ul Maymont, Yona Friedman, Walter Jonas, Nicolas Schöffer, Jean Claude Bernard, Eckhard Schulze-Fie- litz, Frei Otto zijn hier vrijwel onbe- Plan voor een moderne stad van de in de eerste wereldoorlog gesneuvelde architect Sant' Elia. Het in 1914 ontstane plan greep terug op een soortgelijke in een populair tijdschrift gepubliceerde „toekomst visie". kend, zeker bij het grote publiek. Ook voor het werk van de Neder landse jongeren toont men echter zo goed als geen belangstelling. En al zijn de Nederlandse ontwerpen dan wel licht niet zo fantastisch als die welke men in het buitenland laat zien, veel ervan heeft het voordeel, dat het ook gerealiseerd kan worden. Een ander deel moet men als voorstudies be schouwen: op het ogenblik mogen ze nog utopieën lijken, wij zien immers, dat de studies van Leonardo da Vinei en Sant Elia, de schetsen voor Chica go en die in de magazines van het begin dezer eeuw, veel minder fantas tisch waren dan men destijds dacht. HET LIJKT niet waarschijnlijk, dat alle ontwerpen van de jongere archi tecten levensvatbaar zijn, maar veel ervan kan een inspiratie vormen voor uitvoerbare projecten. Zo heeft Eck hard Schulze Fielitz een „brugstad" ontworpen over Het Kanaal, een va riant van een plan dat door Franse ingenieurs is gemaakt. Het architectonische blad „Reflex" deelt mede, dat het in samenwerking met Yona Friedman tot stand kwam in 1962-1963. In de toenmalige discus sie over brug of tunnel waren de spoorwegen van mening, dat de bouw van een tunnel de voorkeur verdiende. Een brug heeft echter ook zijn voor delen. Bij de meest logische construc tie van een brug komt een zekere ruimte in de overspanningen vrij, waarvan slechts een deel voor de we gen en de spoorwegen gebruikt behoeft te worden. Met name de bovenzijde en de zijkanten van deze overspan ningen, kunnen met gebruiksruimten worden gevuld. Het is waarschijnlijk dat op de kruising van weg en spoor weg, die 50 miljoen Engelsen met het vasteland verbinden, met de scheep- vaarroutes door het Kanaal een ha vengebied zal ontstaan, dat zowel Lon den als Parijs kan verzorgen. DE ARCHITECT Eckhard Schulze Fielitz is van mening, dat onder de brug havenbekkens kunnen komen; on der in de brug kunnen haveninstallaties geplaatst worden voor de verticale goe- Het plan Centrum-Zuid voor Rotterdam in maquette. -k

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1967 | | pagina 16