ADELLIJK WILD, DE HOOGSTE VERRUKKING VOOR DE FIJNPROEVER 19 Marinade Hagel Wiimean ZATERDAG 9 DECEMBER 1967 Erbij Willem Cross OP 15 OKTOBER werd de wapenstilstand tussen wild en jager ver broken. Na een rust van negeneneenhalve maand worden de dieren des velds weer bedreigd door de mannen (soms ook wel vrouwen), die in de jacht een eeuwenoud sportief vermaak vinden. Zoals de schaatsers bij vrie zend weer hun ijzers uit het vet halen, zo poetsen de jagers bij het vallen van de bladeren hun geweren schoon en halen hun speciale kleding uit de kast. Zij verlaten stad, dorp of boerderij en trekken lopend door de bossen en velden. Niet iedereen deelt het enthousiasme van de jagers. De ongelijke strijd tussen mens en dier is voor dierenliefhebbers aanleiding om een lans te breken voor een vredelievender naast elkaar bestaan van twee- en viervoeters. Het zal bij protesteren blijven, want zolang de mens bestaat, bestaat de jacht. Gelukkig is deze aan banden gelegd door water dichte wetten. Bovendien moet de mens soms regelend optreden in de na tuur. Ofschoon hij het wild niet meer nodig heeft om in leven te blijven, vormt het toch wel een aangename afwisseling op het menu. In verge lijking met het vlees van rund of varken wordt wild maar weinig gegeten. Als er geen kippen zouden bestaan had een poelier een karig bestaan. De huisvrouw doet om begrijpelijke redenen zelden een reerug of een fazant in de pan. Zoiets hoort bij de haute-cuisine, waar een konijn een lapin, een fazant faisan is, en een ree chevreuil. In de haute-cuisine zijn meesters en grootmeesters. Over hen, de koks, gaat dit verhaal. Het gunt een kijkje in het zwaar bewaakte domein van een der grootmeesters. En de handige keukenprinses kan wellicht van dit verhaal iets opsteken. J achtseizoen hoogtij der DE KOK IS thans in feeststemming. Hij kan zich uitleven in gastrono mische werkstukjes, die elk be doeld zijn de meest verwende tong te strelen. De keus is groot. Hoewel alle eetbare dieren, die in het wild leven, bij wijze van spreken voor consumptie in aanmerking komen, beperkt men zich tot enige soorten uit de verzamel- groepen haar- en vederwild. En dan nog blijft er voldoende over om de gas ten weken achtereen elke dag wat an ders voor te schotelen. Koning van het wild is het hert. In alle bossen van Europa wel aanwezig. Aangezien Nederland dun bezaaid is met bos is de hertenstand naar ver houding gering. Het afschot van deze dieren is onvoldoende om de restau rantkeukens van constante aanvoer te voorzien. Een druppel op een gloei ende plaat. Er wordt dan ook op uit gebreide schaal geïmporteerd. De Poolse wouden zijn de grootste leve ranciers. Zo groot, dat het gehele jaar diepvries-ree te krijgen is. Het ree vlees wordt voor de consumptie als de absolute winnaar beschouwd. Het is mals en heeft een verfijnde wildsmaak. Een restaurant zal zelden een gehele ree aanschaffen. Een specialiteiten restaurant neemt wel eens een heel dier. Het slachten gebeurt bijn? op de zelfde wijze als bij de koe of het schaap. Haarwild wordt verdeeld in bouten, rug, carré. Deze zijn geschikt voor di verse bereidingswijzen. De overblij vende delen nek, borst, schouders worden gebruikt in ragouts, omdat het vlees nogal „spierig" is. Dat geldt voor al het haarwild. IN VAKKRINGEN wordt het restau rant, dat op 15 of 16 oktober met wild op tafel komt, met lichte spot bekeken. Dat kan nooit vlees zijn van een eer lijke jachtpartijOf de stroper moet een maaltje hebben afgeleverd, of de diepvriesleverancier is aan de deur geweest. Wild moet tenminste twee dagen „besterven", nadat het ge schoten is. Op het moment dat de jager voor het eerst de wei of het bos intrekt, is de kok reeds klaar met zijn eerste meesterwerkje. De marinade. Deze is de basis van elke jachtmaaltijd en beslist over welslagen of mislukken van het gerecht. Wie geen marinade gebruikt kan beter een biefstukje bak ken. Kostbaar is het wel. Marinade be staat uit rode wijn, wortelen, uien, sja lotten, gestampte peper, kruidnagelen peterselie, tijm, laurier, azijn en jene verbessen. In elke restaurantkeuken worden deze ingrediënten gebruikt. De meester-kok komt hierna pas goed los. Dan put hij uit eigen ervaringen, uit de recepten van voorvaderen of uit het recept van het huis. Vraag hem niet wat hij toevoegt aan de basismarina de. Zijn produkt is even mysterieus als de geheimen van het Pentagon. In wildrestaurants wordt veel werk gemaakt van de aankleding der dinerzalen. Een jachttafel met opgezet wild. haute cuisine bereid. Hoe beter de marinade is hoe fijner ook de saus. DE JACHT op het waterwild begint op 24 juli. De wilde eend moet dan op zijn tellen passen. Hij kan alvast de taling en de watersnip waarschuwen, want deze komen op 18 augustus aan de beurt. Pas op 31 januari van het volgend jaar hebben de watervogels niets meer te vrezen en kunnen zij zich gereedmaken voor het broeden. Het is de laatste jaren een goed gebruik dat bij streng vriezend weer de mens de watervogel niet schiet, maar helpt in zijn harde strijd om het bestaan. Op 1 september betreedt de jager het veld om een patrijs te verschal ken, veertien dagen later wordt ook de stormbal gehesen in de kolonies van hazen, fazanten en houtsnippen. De fa zant is bij de Nederlandse eter favo riet. Een Fransman kan bijvoorbeeld ook een lijster laten opdienen. In Ne derland is de jacht op deze vogel ver boden. KIP EN KALKOEN behoren niet t,ot het wild. Daarvoor koos men de naam gevogelte. De laatste jaren valt in de ze categorie de parelhoender zeer in de smaak. Behalve de vogels, die werden ge noemd in de opsomming van de jacht- perioden, verschijnen ook de volgende soorten op de dis. Waterwild: water hoentjes en ganzen; veldkwartel en hazelhoen; bos: sneeuwhoen. Ook het vederwild wordt gemari neerd, in tegenstelling tot het gevogel te. Daaraan zou je door een marina de-bad meer afbreuk dan goed doen. De jachttijd is voor de keukenbriga de niet de gemakkelijkste. Maar na de „stille" etensmaanden in augustus en september, wanneer maar weinig ex clusiefs op de markt verschijnt, heeft iedereen er weer zin in. DE KEUKENKUNSTENAARS zijn van vroeg tot laat bezig. Elk opgege ven gerecht vraagt een „persoonlijke" behandeling. Vederwild is bijvoorbeeld op drie manier te bereiden: gebraden, gebraseerd of aan het spit. Om het vlees lekker sappig te houden wordt de vogel gebardeerd. Om de borst wordt een lapje vers spek gebonden. Bij reerug noemt men dit larderen. Dan wordt het spek in het vlees ge stoken. WILD ETEN is even gemakkelijk als het verorberen van een entrecóte. Men hoeft niet op te zien tegen' het ge- manipuleer met messen en vorken om het vlees op een beschaafde manier van bot naar mond te krijgen. In vele restaurants wordt elk jaar een genera le repetitie gehouden. Obers en keuken personeel zijn dan een avondje voor elkaar in de weer. De ober-kelner of de chef-kok leidt de séance. Hij de monstreert hoe elk dier „gedecoupeerd" gesneden en ontleed moet worden. Het is een kwestie van handigheid. Elke kelner is wel verplicht om dit goed onder de knie te krijgen, want geen en kele gast zal goedkeurend mompelen als een fiijne reerug die zo mooi op de binnengebrachte schaal lag te glan zen in stukjes en beetjes op zijn bord terechtkomt. NIET ZO LEUK is de vangst van een stukje hagel in het gebraden vlees. EEN PAAR dagen na het begin van de jachttijd komt het eerste wild aan. Mondjesmaat: vaak wordt het vlees gedistribueerd, omdat het aanbod nog te gering is. Het vlees is dan adellijk geworden. Een begrip waarover tal van misverstanden bestaan. „Het vlees laten ze verrotten", zegt men wel. Dat is niet juist, want het pas ge schoten wild wordt enige tijd in een gekoelde ruimte gelegd om af te ster ven. De spieren gaan zich ontspannen, DE BEREIDING van wild is zo oud als de weg naar Rome. (Ook daar be stonden in de oudheid uitmuntende koks). In de loop der eeuwen, waarin koken zich tot een kunst ontwikkelde, zijn honderden bereidingswijzen ont staan. Vele zijn samengebracht in dik ke boeken. Men noemt dit de garni tuurnamen. Vaak weet men niet waar de specifieke namen hun oorsprong vonden. Of de kok verleende zijn naam eraan of als aardigheidje ten opzichte ER ZIT een gevaar in deze vaste garnituurnamen, want de klant gaat vergelijken. Meestal worden dan ook in de restaurants fantasienamen ge bruikt. Klassieke namen zijn Selle de Chevreuil Grand Veneur (gebraden reerug), Canard d l'Orange (gebraden eend in een saus waarin onder andere sinaasappel en opgediend met manda- rijnencompöte) en Faisan a l'Alsa- BIJ WILD hoort wijn, als de Eif- feltoren bij Parijs. Een zware, behoor lijk dominerende wijn wordt geschon ken bij viervoetig wild. Zwaar, om dat het vlees karaktervol is. Een mooie Bourgogne, die helemaal niet duur in prijs hoeft te zijn, vormt een ideale combinatie. Bij het vederwild, de eend uitgezonderd, wordt het glas gevuld met een lichte Bordeaux-wijn. Het vlees komt beter tot zijn recht door deze elegante wijn, die een fluwelig karakter heeft. De wijn mag het vlees in smaak niet overheersen. De eend wordt begeleid door een niet te zware Bourgogne. Een halve fazant of een hazebout op het bord is voor elke gourmet een traktatie. Hij zal al smul lend weinig gedachten wijden aan het parmantige haasje, dat een paar da gen tevoren onvriendelijk door de ja ger in het groene knollenland werd „aangesproken". het vlees krijgt zijn specifieke geur, het wordt adellijk. Zodra het adellijk vlees de keuken van het restaurant wordt binnenge bracht wordt het in de marinade ge legd. Daarin blijft het drie dagen rus ten. De marinade dringt in het vlees door en verleent er een boeket van geuren en smaken aan. Voor het braden van het vlees be staan enkele methoden die elk eigen charme hebben. In de Hollandse keu ken, die volgens de Franse riten werkt worden de Franse benamingen aange houden: róti, braisé, a la brochette (aan het spit). van eregasten werden hun namen aan een gerecht verleend. Talrijke garni turen zijn op deze manieren ontstaan. Een bekende kok winnaar van et telijke prijzen voegt hieraan toe: „Vaak vindt een gast namen op de menukaart, die hij ook in een ander restaurant heeft aangetroffen. Hij moet niet vreemd opkijken als de smaak van een gerecht, dat hij in res taurant B gebruikt, niet dezelfde als in restaurant A, waar hij de vorige week heeft gegeten. Het is een kwes tie van de persoonlijke smaak van de kok". cienne (fazant met saucijzen en zuur kool)" Nog steeds wordt gedokterd aan nie- we combinaties. De goede kok voelt zich een pionier en is niet tevreden met de klassiek geworden combinaties. Hij is ijdel, trots op elk waarderend woord uit de mond van een tevreden gast en helemaal in zijn nopjes als een door hem uitgevonden gerecht wordt toegevoegd aan de erelijst van opmerkelijke resultaten. Van de marinade wordt ook de saus WILD SMAAKT het lekkerst als het rosé gebraden is. Deze vakuitdrukking betekent: niet helemaal doorgebraden. Het vlees bij de beenderen is dan licht rood van kleur. De sappen echter geen bloed blijven beter bewaard, het geen de smaak ten goede komt. Geeft men de voorkeur aan niet-rosé vlees, dan dient men dat tegen de kelner te zeggen. Een raadgeving voor de kip- bradende keukenprinsessen. Ook de kip wint aan smaak als dit gevogelte rosé wordt gebraden. Een kunstje dat men moet leren. Wild eet men niet, men savoueert het. Meen niet dat de ze uitdrukking een typische vorm van snobisme is. O neen. Waardering voor de karaktervolle smaak van haar- en vederwild ligt er aan ten grondslag en geen valse daftigheid. De Hollandse biefstuk en de Franse entrecóte win nen het bij de gemiddelde Nederland se eter op hun slofjes van haas en fazant. Toch krijgt het wild meer po pulariteit. De mond-tot-reclame doet de laatste jaren uitstekend haar best. De chef instrueert het personeel in het voorsnijden. Bij voorbaat biedt elke restaurateur zijn verontschuldigingen aan. Wil men alle hagel uit het dier verwijderen dan zal het vlees zo ontleed moeten worden dat van de oorspronkelijke vorm wei nig overblijft. Wie veel waarde hecht aan zijn gebit, en daarvoor een verruk kelijk gebraden fazant zijn neus voor bij laat gaan, moet geen vederwild be stellen. Het grote wild wordt met d« kogel geschoten. Dit lood is eenvoudi ger te verwijderen. „Wie hagel in het vlees vindt is in ieder geval zeker dat het dier geschoten is en niet gestroopt", is het laconieke commentaar uit horeca- hoek. Flamberen is een in zwang geko men shownummer van de ober. Flambe ren is noodzakelijk. Het verleent een extra verfijning aan het vlees. Hoort dan die grote vlam erbij? vragen zich bezorgde dinergangers zich af, als zij voor hun ogen een kostelijk stuk wild braad in 'n baaierd van blauwe vlam men zien liggen. Het is niet nodig. Al lemaal show. Een trucje.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1967 | | pagina 19