Reerug en everzwijn
op België's feestdis
KERSTMIS IN DE ARDENNEN
IN DEN BEGINNE
Kerst - ErbtJ
sonneurs
geven
présence in hun kleurige jacht-
rokken.
De meester van het woud: een
trotse hertebok overziet zijn
revier.
Im+m,
STORM EN REGEN hebben de
felle herfstbrand in de Ardennen
geblust. Roerloos staan de bomen
in het geheimzinnige woud van
St. Hubert, waar het in dit jaar
getijde nauwelijks licht wordt. De
eik heft als in een wanhopig ge
baar zijn grillig gevormde takken
naar het grijs van de hemel, de
tere berk treurt in zijn zilveren
bast om het verlies van zijn gou
den krans. Alleen de „evergreens"
als den en spar geven nog kleur
aan het verlaten bos, waar het stil
ler is dan ooit.
Maar plotseling wordt die stilte ver
broken door juichend jachthoornge-
schal en komt een kleurige groep ja
gers in aktie. Paarden en honden hef
fen trillend en snuivend de kop, als
hebben zij op dit sein gewacht. De rui
ters drukken hun cap stevig op het
hoofd, buigen de rug en leggen de teu
gels aan. Daar maakt de master of
hunt' zich als eerste los van de groep,
gevolgd door de jankende meute. Met
hun staarten strijdvaardig in de lucht,
rennen de honden snuffelend langs de
vochtige aarde, tot dat zij het spoor
van een hert of zwijn hebben gero
ken. Dan begint de klopjacht eerst
goed en van de ruiters wordt heel wat
concentratie en behendigheid gevergd.
Steeds sneller gaan ook de paarden en
menigmaal moet een obstakel in de
vorm van greppel of hek worden geno
men. Schoten weerklinken door de ijle
winterlucht en een hert, verrast door
de jagers wordt dodelijk getroffen.
HET IS AL schemerig als de troep
terugkeert bij de kill, waar de meute
zich als één kluwen op de beloning
stort. Dampend en hijgend komen ook
de paarden tot stilstand en stappen de
jagers vermoeid maar voldaan uit de
beugels. Straks zullen zij aanzitten aan
een feestelijk jagersmaal bij de grote
open schouw, waar de blokken knis
peren, en aan de balken, de worsten
en hammen hangen. Er zal van de
sterke meidrank worden genoten en
spoedig zullen de verkleumende bot
ten weer gloeien. Maar eerst moeten
de paarden worden drooggewreven in
de warme stal, waar hooi en bieten
wachten. Buiten wordt door de hoorn
blazers yan de Royal Forêt" een con
cert gegeven. Tot ver reikt het jui
chend geschal, dat de .sonneurs' aan
hun oude instrumenten ontlokken. Bij
ieder jachtfestijn in Belgisch Luxem
burg geven de mannen, gestoken
in felrode jas, witte rijbroek, zwarte
cap en dito laarzen, acte de présence.
Menigmaal zijn ze te zien op de Place
du Marché voor de basiliek van St.
Hubert, waar het lichaam van Hu-
bertus, beschermheilige van de jagers,
begraven moet liggen.
ALS DE JAGERS rond het vlammen
spel bij de open haard zijn gezeten,
doen de verhalen over het geheimzin
nige woud van St. Hubertus weer de
ronde. De meest fascinerende legende
is die van de jager Hubertus, zoon van
Bertrandus en hertog van Aquitanië.
Dagen zwierf hij met zijn vlugge haze
winden en zijn paard door de uitge
strekte bossen op zoek naar wolven
en zwijnen, om pas 's avonds na het
invallen van de duisternis naar zijn
kasteel terug te keren. Als rijke jonge
ling had hij niet veel anders te doen
dan zich te vermaken met bijl en
zwaard en het africhten van zijn Maas-
landse giervalken. Menig dier had hij
met vaste hand gedood, alleen het
zeldzaam voorkomend witte hert had
Met een mes kregen zij een snede
in het voorhoofd, waarin een draad
uit het opperkleed werd gelegd en al
dus zouden zij genezing Wbben gevon
den.
MET DE opening van het jachtsei
zoen verschijnen in de Ardennen de
heerlijkste wildgerechten op tafel. Ree
bok en hertevlees worden in pikante
sausjes en vergezeld van vossebessen
opgediend, terwijl ook overal gerech
ten met zwijnevlees, haas en fazant op
de menukaart prijken. En dan zijn er
natuurlijk de andere Ardeense specia
liteiten, zoals de ham, die boven een
vuur van jeneverbessenhout wordt ge
rookt en daaraan haar smaak dankt.
MET KERSTMIS beleven de hotel»
een gouden tijd, want de Belgen houden
van lekker eten buiten de deur. Sfeer
vol is het in de knusse restaurant»
bij open haard of typisch Ardeense
etagekachel, die het ene houtblok na
het andere verslindt. Dat hout is even
min een probleem als het wild, want
beide zijn in de Ardennen volop voor
radig, met name in Belgisch Luxem
burg.
In Nassogne, een van de oudste dorp
jes in woud van St Hubertus, stookt
men zelfs het gehele jaar dennehout.
De gehele winter gaat men op klop-
of loerjacht en bij de bekendste res
taurants wordt de geschoten buit voor
de deur gedeponeerd. Konijnen, hazen
en fazanten hangen er onder de lui
fel op het terras, terwijl een gescho
ten everzwijn of hert van zwaar ge
wicht, op de stoep wordt neergevlijd.
Houden wij ons met Kerstmis aan kip
en kalkoen, in de Ardennen is dat
anders.
Susan Plas
het hert. Reeds trad hij toe op de
uitdagend witte borst van de rijzige
tienender, maar deze verdween in de
sneeuw die was begonnen te 'vallen.
Uren en uren zat Hubertus het ach
terna; aangekomen in het bos van
Champion, stond het hert soms stil
en draaide zich om. Tussen het gewel
dige gewei lichtte een kruis en er klonk
een stem vanuit de verte, die hem beval
naar Maastricht te gaan, waar Lam-
bertus als bisschop regeerde. Deze ont
ving hem met vreugde en gaf hem,
nadat hij zijn zegen over hem had
uitgesproken, opdracht, om als kluize
naar in de wouden van Champion bij
St. Hubert te gaan leven. Zeven jaar
verbleef hij daar in overpeinzing en
gebed, gekleed in een ruwe maliënkol
der die hij op het blote lichaam droeg.
Toen Lambertus gestorven was kreeg
hij zijn stola, waarmee later zoveel
wonderen werden verricht, van een en
gel die aan hem verscheen. Op de plek
waar hij de merkwaardige ontmoeting
met het witte hert had, werd een ka
pelletje opgericht. Het bevindt zich aan
de weg in het gehuchtje La Converse-
rie, vlakbij het landgoed van prinses
Réthy, die daar haar jachtdomeinen
heeft.
JAARLIJKS komen er in november
van heinde en verre bedevaartgangers
naar de kerk van St. Hubertus, om er
hun kaarsen te zetten bij het zijaltaar
waar zich de relikwieën van St. Hu
bertus bevinden. Met uitzondering ech
ter van zijn stola, die in een zijkapel
wordt bewaard en waaruit heel wat
draden missen. In België wordt Hu
bertus ook aangeroepen bij hondsdol
heid en vroeger werden de mensen die
aan deze gevaarlijke ziekte leden, in
de basiliek aan ijzeren ringen geketend.
Kaarsen bij de relikwieën in de St. Hubertuskerk.
hij nog niet mogen ontmoeten. Volgens
Ardeens gebruik, dat van vader op
zoon overging, mocht de jager die zo'n
wit hert het zwijgen had opgelegd, de
liefste maagd die hij maar vinden kon,
een kus op de lippen drukken. Hertog
Hubertus echter was een hartstoch
telijk jager en alleen het vinden van
het fraaie dier zou hem voldoening
kunnen geven. Na eindeloze tochten
door de mistige wouden, stond hij op
Kerstdag plotseling oog in oog met
IN DEN BEGINNE Met deze woorden begint
het bijbels scheppingsverhaal. In den beginne schiep
God hemel en aarde Er is over dit verhaal heel
wat gedacht en getwist, maar ik geloof niet dat het
daarvoor geschreven is. Het verhaal is een lied („het
lied der zeven dagen"), dat door de priester op de
feestdag werd gereciteerd; en het had geen andere
bedoeling dan om te zeggen en te zingen, dat het leven
op aarde een goede schepping van God is. „God zag
dat het goed (tof) was". Is dat zo? Men is soms ge
neigd te denken, dat Genesis 1 nog niets van de moei
lijkheden van het leven af weet. Het staat immers
op de eerste bladzij van de bijbel en dus aan het begin
van alles. Toen moesten donker en leed nog komen.
Maar dat is een vergissing. Genesis 1 staat wel voor
aan in de bijbel, maar er zijn eeuwen voorbijgegaan
voor dit „lied der zeven dagen" te boek is gesteld.
Er is dus heel wat ervaring in verwerkt; en wie zich
enigszins in de geschiedenis van het volk Israel ver
diept heeft, hoef ik weinig te zeggen. Het is een volk
dat de „bittere kruiden" gegeten heeft. Zijn geschie
denis is een bewogen epos, een verhaal van strijd en
nederlaag, van uitredding en ondergang. En het gaat
door tot op de dag van vandaag, door Auschwitz heen.
Het kan niemand verbazen, dat in de litteratuur van
dit volk al deze ervaringen hun weerslag hebben ge
vonden.
Telkens klinkt door aan welke gevaren men heeft
blootgestaan, welke machten het volksbestaan hebben
bedreigd. „Wee, een rumoer van vele volken, die ru
moer maken, rumoerige zeeën, en een gebruis van
natiën, die bruisen zoals geweldige wateren brui
sen (Jesaja 17 12 v.).
„Watervloed roept tot watervloed bij het gebruis
uwer stromen; al uw baren en golven slaan over
mij heen" (Ps. 42 8).
Vooral het water is voor Israel het beeld geworden
van de vernietigende chaos-macht; en wij uit de lage
landen bij de zee kunnen dit begrijpen.
Bij de doortocht door de Rode Zee zowel als bij die
door de Jordaan is telkens het water de dreigende
doodsmacht.
HET MEEST wonderlijke, dat men van Israel zeg
gen kan, is dat het toch alle eeuwen door „pesach"
heeft gevierd, de lendenen omgord, bereid tot telkens
nieuwe uittocht. Dit pesach (oftewel paasfeest) houdt
het geloof levend, dat Jahweh, de Redder, als de grote
Bondgenoot meetrekt en meevecht tegen alle be
dreigingen in.
Pesach is de bevrijding uit de knechtschap, de uit
tocht in de vrijheid, de opstanding uit de dood.
Wanneer Israel zijn liederen van bevrijding zong,
was het niet omdat ze geen notie hadden van druk
en duisternis. Integendeel. Ieder lied zong tegen de
klippen van het leed en de ondergang op.
Ik noem slechts een voorbeeld, psalm 93 3:
Geweldiger dan water en wind
is in de hoogte God die overwint
Geweldig is de Here die zijn voet
plant op de nek van de watervloed.
Meestal gaat de uitbeelding van die strijd heel
dramatisch toe. Die voet van God, geplant op de nek
van de watervloed is trouwens kostelijk-beeldend.
Als het u interesseert noem ik een paar teksten;
u kunt daarin zien hoe de strijd met de chaos en de
machten van de duisternis een zaak is van bloed en
zweet, bij God en de mensen. Het is de strijd, zoals
Israel die zelf heeft moeten voeren, (bijvoorbeeld
Ps. 74 13; 89 10, 11; Job 3 8; 7 12; Jer. 4 23-29;
Jes. 34 11 etc.).
TOT OP EEN DAG dit scheppingsverhaal is ge
schreven en verteld. Al die ervaringen zijn achter de
rug; men wist van het zware gevecht om te léven.
Dat is nu het indrukwekkende dat in dit lied alles is
stil geworden; je hoort van het bruisen der wateren
haast niets meer. De chaos is er wel, maar hij is van
meet af aan getemd en stil gelegd; de tranen worden
van de ogen afgewist.
De Bondgenoot-Redder is zo nabij en overmachtig
in zijn scheppend spreken, dat Hij eigenlijk aan al
die machten geen kind heeft.
Een volk mag, na eeuwen van stormen, hier in de
stilte wonen; het vindt de woorden om de goede
schepping te bezingen; er is niets tragisch meer bij.
Israel viert zijn bevrijding temidden van het geweld.
Alles is goed, tof; dat is niet „mooi", maar gered,
menselijk gemaakt, je kunt er léven.
De profeet Jesaja zegt: „Niet tot een baaierd heeft
Hij de aarde geschapen, maar ter bewoning heeft Hij
haar geformeerd" (45 18).
In de praktijk van alle dag en als je de krant leest
zou je het niet zeggen. Maar er is een plek gevonden,
waar zulke woorden waar zijn en de Redder wordt
geprezen, „die uit het diensthuis heeft geleid". Toen
ik hierover nadacht, zag ik een foto. Een Vietnamees
soldaat zat voorover gebogen; zijn geweer stond naast
hem; en voor hem lagen gesneuvelden, met zeil be
dekt.
Kun je daarbij het lied van de zeven dagen zingen?
Kun je het Licht prijzen in zoveel donker? Is alles
„goed"? Het zijn vragen, die ook op de kerstdag niet
misstaan. Neem me niet kwalijk, wanneer ik zeg, dat
de scheppingsweek nog niet helemaal ten einde is (of
helemaal niet). Soms zitten we weer midden in de
tehoom, in het „woest en ledig" van Genesis 1; zie
het in Jes. 34 11 of Jeremia 4 23-29: „Ik zag de
aarde en zie zij was woest en ledig; ik zag naar de
hemel en zijn licht was er niet. Neen, het lied van de
zeven dagen is nog niet uit. God heeft nog dagwerk
met zijn woord, dat in het duister om het licht roept.
WE ZIJN ONDERWEG naar de zevende dag en
het lijkt me niet wijs om te doen alsof we er al zijn.
„Von jeder Bombe springt ein Stück in die Schöp-
fungswoche zurück", zegt Elias Canetti (Die
Blendung).
Wie in de schepping gelooft, weet dat de aarde ons
ter bewoning is gegeven. Niet om er genocide mee te
plegen. Schepping wil zeggen: het is heilzaam, goed
en lééfbaar. De naam Schepper heeft dezelfde klank
als de naam Heiland.
Wie in de Schepping gelooft, zegt de horigheid op
aan alles wat stuk maakt. De Schepper is geen kapot-
maker, Hij vindt geen atoombommen uit.
Hij hunkert creatief naar de plek grond, waar men
sen wonen (leven) kunnen.
WIE HET SCHEPPINGSVERHAAL hoort, wordt
weggeroepen uit de wereld, die we geërfd hebben, en
gericht op een wereld, die „goed" is en die we zo
dringend mogen helpen maken.
DS. J. VAN DER WIEL