CARROSSA VOORZIET EEN WERELD VAN „ONDERMENSEN" De toekomst heeft geen toekomst Weergaloos breekfeest doet Eeuwige Stad trillen op haar grondvesten in de opruim-orgie van Avs -'O C - /éfk' ie Oudjaars - Erbij r (Van onze correspondent) ROME. De winterse feesten, die in alle noorde lijke landen de decembermaand wat minder grauw en grijs moeten maken, vallen in Rome (andere delen van Italië hebben weer andere gebruiken) samen met de kortste dagen en de koudste nachten van het jaar. De feestperiode begint zowat een week voor Kerst mis, heeft nieuwjaar als eigenaardig middelpunt en wordt besloten met driekoningen, de Epifania: een heks, of eigenlijk een stokoude maar goede fee stopt speelgoed en zoetigheid in de kousen en schoenen der kleintjes, of als zij dit niet verdienen een bezem en een zakje as. Vreemde Kerstmis Fluiten in de mis H eksen jacht Brokkenavotid ALTIJD ZIJN er schrijvers ge weest, die zich van „het herschep pen van het verleden" hebben af gekeerd, om een profetische blik op de dag van morgen, en het jaar van een komende eeuw te richten. Ze zeggen zelf dat ze geen waar zeggers zijn, en dat hun komend wereldbeeld berust op een voor de hand liggende ontwikkeling van de dingen om ons heen. TWEE MILJOEN ROMEINEN GAAN „SCHOON BEGINNEN" ONZE SINTERKLAAS, al heeft hij dan zijn rustplaats in Bari, is voor de Italianen niet de kindervriend (enkele plaatsen bij de Joegoslavische grens uitgezonderd) en de kerstman is een door de winkeliers ingevoerd Amerika nisme, waar de echte Romein geen boodschap aan heeft. Met die kerstmannen, die in de winkelstraten rondlopen en snoepgoed of hulsttakken verkopen, weet men eigenlijk geen raad. Het zijn vreemde eenden in de bijt, evengoed als de kerstbomen, die in Italië (o gruwel voor het noordelijk oog) met lak bespoten worden, zodat men kiezen moet uit rode, blauwe, paarse, gouden en zilveren kerstbomen, die weer eens onderstrepen hoe weinig contact dit volk heeft met de natuur. VAN DE VELE winterzonnewenden, die wij in Rome hebben beleefd, was er geen vreemder dan die van 1944- 1945. Rome was op 4 juni 1944 bevrijd. In Noord-Italië scheen de oorlog eindeloos door te gaan. Het geallieerde opperbevel had van Rome, de eerste werkelijk grote stad op de veldtocht van El Alamein naar Zuid-Italië, een ver lofcentrum gemaakt voor de moegestreden troepen. Het was een ongelooflijk internationaal gezelschap met als uitersten de door ieder bewonderde Polen van generaal Anders en de zeer gevreesde Marokkanen, die deel uitmaakten van De Gaulles bijdrage tot de bevrijding, doch aan wie mede op verzoek van het Vaticaan al gauw de toegang tot Rome werd ontzegd omdat zij er verschrikkelijk te keer gingen. DE HOTELS van de Via Veneto puilen uit van generaals en admiraals en in één van die hotels hadden wij (in een wat meer bescheiden functie) onze „mess". De Angelsak sische invloed overheerste en dus moest Kerstmis op Brits- Amerikaanse wijze worden gevierd. De hoge heren namen het Italiaanse adelboek ter hand en zonden aan alle voor name dames van Rome een uitnodiging om op kerstavond te komen dansen in de weelderige salons var „Excelsior", „Ambasciatori" en andere „palaces". „Tot half twaalf", vermeldde de invitatie. Daarna zouden de dames (er was verduistering en de straten waren 's avonds verre van vei lig) ofwel naar huis worden begeleid, of als zij dit verkozen naar de St. Pieterskerk, waar de paus voor het eerst na het jaar 800 de nachtmis zou opdragen. HET WERD een vreemde avond. Het zeer rijke kerst diner werd na lang wachten door de geüniformeerde man nen zonder damesgezelschap genoten, maar wegens de slechte luim begeleid door wat meer glaasjes. De avond verliep zonder dansen en zonder prinsessen. In de Sint Pieter was de plechtigheid wel heel indrukwekkend, maar ook nogal rumoerig, omdat curiekardinalen er. kanunniken er niets van begrepen toen de militairen geweldig begonnen te fluiten en ook omdat Pius XII, de aristocraat die ieder op een afstand hield, erg nerveus werd toen de fotografen voortdurend vlak voor zijn gezicht flitslampen (in die dagen veel minder gewoon dan thans) lieten knallen. Dat de Fran se ambassadeur bij de Heilige Stoel alle knopen plus een mouw van zijn gala-uniform verloor in het gedrang viel nauwelijks op: de diplomatentribune zat immers toch vol met tommies, die wanneer één der hoge heren zei: „Ik ben de ambassadeur van dit of dat", gemoedelijk antwoordden: „That's fine Jack. Just sit down!" OP EERSTE KERSTDAG was men een beetje verbijsterd. De paus herademde toen hem werd verklaard, dat fluiten ""lifer in Amerika het toppunt van verrukking en goedkeuring betekende en haastte zich dit gunstige bericht aan kardi nalen en kapittel te laten doorgeven. In de hotels durfde men weer het (Italiaanse) personeel onder ogen te komen, nadat een zeer pientere officier er achter was gekomen, dat men in Italië op kerstavond niet danst, dat Italiaanse dames geen uitnodiging aannemen wanneer niet tevens hun echtgenoten, vaders of broers worden meegevraagd en dat men in Italië op die avond geen kalkoen maar uitsluitend vis eet. Er was een kleine vergissing begaan. De enorme taart, die uitbeeldde hoe Newyorks vrijheidsbeeld de draak van het fascisme vertrapte en die triomfantelijk (enig licht punt in een totaal verduisterde stad) voor het hoekvenster van ons hotel had getroond, aangestaard door de brave Romeinen (aan wie op de bon als kerstgeschenk twee ons „pea-soup" meer was verstrekt), werd naar binnen ge haald. EN TOEN kwam nieuwjaar. Overtuigd, dat die vreemde zuiderlingen ook die nacht wel weer in een kerk zouden Tenzij er een Sint Januarius, de heiligste van alle, met een atoombom zou willen eren. ONZE ROMEINSE POLITIE is hardleers. Ieder jaar weer deelt zij een dag of twee voor nieuwjaar mee, hoeveel honderdduizenden kilo's springstof van allerlei soort, onder de sla en de appeltjes verstoken, weer in beslag is genomen. Op een wat bescheidener plaatsje in de krant kunnen we lezen hoeveel straathandelaars in „knalwerk" door on gelukjes met hun handel er het leven bij hebben inge schoten. En als we dat allemaal hebben gelezen, weten we ook, dat Rome weer een echte, ouderwetse oudejaarsnacht tegemoet gaat. De politie is evenwel overtuigd, dit jaar de overwinning te hebben behaald. "zitten en boete zouden doen door het eten van droog brood of zo iets, besloot het opperbevel niets te doen. De nacht van Sint Sylvester verliep aldus in de gewone, ietwat tries te sleur van dat weelderige bivak, waarin het hotel was veranderd. En toch: juist „oud en nieuw" wordt in Rome zeer uitbundig gevierd. Natuurlijk wel een beetje anders dan in andere hoofdsteden, maar in ieder geval luidruchtig genoeg x Het is een feest, dat al een aanloopje maakt tegen eind november. Dan beginnen de kranten berichten te publi ceren over het aantal tonnen verboden vuurwerk, dat de politie op de consulaire heirwegen, die naar Rome voeren, in beslag heeft genomen. Dat vuurwerk komt zou het anders kunnen? uit Napels, waar men om de andere dag een of andere heilige met knallen en ontploffingen moet eren. Daar elke rechtgeaarde heilige natuurlijk jaloers is, wanneer voor een collega in de godsvrucht meer lawaai wordt gemaakt dan voor hem, neemt de kracht van de knallen al sedert eeuwen gestadig toe. En zij zal niet af nemen, zolang er nog een rechtgeaard Napolitaan bestaat. WE DOEN DE ZAKEN hier goed of helemaal niet. Ge schenken met Kerstmis of Driekoningen moeten honderden guldens kosten en geen enkel praktisch nut hebben, anders zijn het immers geen „geschenken". Nieuwjaar betekent met een schone lei beginnen. Misschien bestaan er in onze contreien nog brave zielen, die dit geestelijk opvatten en dus op oudejaarsavond overdenken, wat zij in het ver streken jaar allemaal verkeerd hebben gedaan, zich heilig voornemen, dat alles voortaan beter zal worden en dan psalmenzingend de twaalf slagen afwachten om vrienden en magen welgemeend het allerbeste toe te wensen. In Rome neemt men dat „de oude mens afdoer" een beetje luchtiger op. Van het grootste belang is vóór alles, dat er geknald wordt, omdat men daarbij de heksen en boze gees ten schrik aanjaagt wier oeroude animistische invloed op de met een christelijk vernisje gladgestreken Italiaanse ziel nog overheersend is. „AL HET VERKEERDE" moet verdwijnen. Ook dat vat men heel letterlijk op. Verkeerd was dat het t.v.-toestel er plotseling de brui aan gaf, verkeerd is oma's schommelstoel die het eensklaps begaf, zodat de goede ziel een heup brak. Die dingen moeten gestraft worden. Weg er mee! Voor de heksen en boze geesten! En dus gaan precies om twaalf uur alle vensters en balkondeuren open en een ieder doet wat hij kan om het nieuwe jaar „schoon" te beginnen. Alles wat in de loop van het jaar kapot ging en ook alle flessen, die men op de feestelijke avond al heeft genoten, vliegen dt vensters uit. De straat ligt bezaaid met scherven, kapotte fauteuils en gammele badkuipen. HET IS streng verboden, dat wel. De manifesten die de burgemeester laat aanplakken, liegen er niet om. Maar zou een potkacheltje pathetisch blijven zweven, als door en gelenhanden gewiegd, wanneer er beneden op straat juist een politieman aan zijn potlood heeft gelikt om proces verbaal op te maken? Wij twijfelen eraan, vooral ook ge zien die heksenatmosfeer rondom het gehele breekfeest. En de politieman twijfelt ook en blijft het eerste uur van het nieuwe jaar maar liever veilig in één of ander cafeetje hokken. Straks ziet hij de scherven en brokken wel en prijst zich gelukkig, dat hij er niet onder stond. WIE DIT OEROUDE GEBRUIK niet kent en op oude jaarsavond in Rome mocht aankomen, zou, gesteld dat hij het kon overleven, de indruk mee naar huis nemen dat de stad na een zwaar bombardement (behalve het meest luid ruchtige vuurwerk komen er ook revolvers, geweren, vaak met scherp geladen, handgranaten en dergelijke aan te pas) totaal aan diggelen was gevallen. Men kan nog slechts over de straat strompelen, moeizaam over de bergen huisraad, aardewerk en oude bloempotten heen. Auto's rijden nooit voorzichtiger dan in die nacht, daar zij anders na enkele meters geen band meer heel hebben. Wie verstandig is, heeft zijn wagen trouwens op een veilige plaats verstopt, daar dat dunne blik nu eenmaal geen weerstand biedt tegen een linnenkast, die van de tiende verdieping omlaag komt. Na een half uur lawijt begint het echte feest, dat er niet anders uit ziet dan de oudejaarsviering in elke Europese stad. Men danst, werpt serpentines en gaat vrolijk het nieuwe jaar tegemoet. En wanneer eindelijk, tegen een uur of vijf, zes, de feestgangers verhit en voldaan huiswaarts keren, is een leger van straatvegers bezig, Rome weer toon baar te maken voor de dag van de officiële gelukwensen, die aan de einder gloort. MAAR JUIST in deze eenvoudige bekentenis schuilt een denkfout, want „de dingen om ons heen" bepalen de toekomst niet. Dat doen de mensen die deze dingen gebruiken. En mensen van morgen zullen dat weer anders doen dan hun ouders die in onze tijd van bliksemsnelle technische en psycholo gische veranderingen met een beetje heimwee aan het rustige „gisteren" denken. Natuurlijk niet aan de ellende van gisteren, maar aan al het goede. TELKENS als er zich tussen de ge neraties een verwijdering voordoet omdat het aanzien van de wereld vrij plotseling verandert, kan men rekenen op toekomstromans. Ze zijn altijd op timistischer of pessimistischer dan re delijk zou zijn, omdat romanciers zich niet interesseren voor een gewone technische of economische prognose. En als zij dat in enkele gevallen wel doen, kan het nageslacht zich amuse ren om het resultaat. ZO HEEFT Bellamy zich destijds met „Het jaar 2000" en „Gelijkheid voor allen" naar mijn mening aardig vergist. De komst van het socialisme heeft de vreemdste romans opgeleverd, waarbij de schrijvers absoluut geen rekening hielden met de natuur van de mens. Het aantal verhalen over een betere maatschappij was legio, en meestal werd die maatschappij gevon den op een zo juist ontdekt eiland of een met een luchtballon bereikbare planeet. Daar traden in het wit ge klede juffrouwen de aardse reizigers al zingend tegemoet. Maan- en Mars mensen stonden moreel en sociaal op de hoogste sport van de maatschap pelijke ladder die men zich in de bond van „Rein Leven" maar kon indenken. EEN ENKELE keer was de visie van de romancier duidelijker en hel der. Wie Bordewijks in 1931 versche nen „Blokken" (roman van een heil staat) nog eens naleest, huivert om de werkelijkheid in dit lugubere ver dichtsel. HEEL ANDERS ligt de belangstel ling in de ontwikkeling van de tech niek. Hier overheerst meestal de angst voor het technische monster dat ons als een niet meer te temmen krank zinnige zal vernietigen. Angst voor de atoomenergie, voor de computer, voor alles wat onze persoonlijkheid kan be dreigen, terwijl de jongsten onder ons zullen het bevestigen een com puter een bijzonder gemakkelijk hulp middel is om allerlei vervelend en langdurig werk snel op te knappen. JACOB CARROSSA (niet te ver warren met de Duitse dichter Caros- sa), is een mij onbekende auteur, die „De Naakten en de Speyers" heeft ge schreven, met als ondertitel: „Europa, augustus 2089". Het boek is als paper back verschenen bij L. J. Veen N.V. te Amsterdam. Deze schrijver heeft de toekomst, ONZE overgrootouders waren bang voor de fotografie („Je voelt dat er iets van je wordt afgenomen", zei een stevige boerin) en met uitzondering van Jules Verne zijn de science-fiction auteurs de schrijvers van moderne spookverhalen. Het merkwaardige is, dat sociale omstandigheden en technische ontwik keling in de meeste boeken over de toekomst los van elkaar staan. In ro mans als „1984", en in vele films en televisiespelen komt een zekere har monie nooit naar voren. Het gekke is, dat in al deze verhalen de mensen van morgen denken als de mensen van vandaag. En dat is misschien nog wel de grootste fout. alweer een beetje opgeschoven. Het eens zo ver verwijderde jaar 2000 staat al aan de horizon, dus Jacob Carrossa deed er voor alle zekerheid 89 jaar op. Hij had er ook hetzelfde aantal jaren af kunnen doen, en het Europese decor met een Chinees kunnen verwisselen, of hij had zijn verhaal kunnen situeren in de achterbuurten van het oude Ro me, want niets in deze roman geeft ons een beeld van de wereld, zoals wij ons die voorstellen aan het einde van de eenentwintigste eeuw. Een ding is duidelijk: Jacob Carrossa heeft niet gedroomd over een wereld die vrien delijk trilt van de behulpzame machi nes, en van mensen die in een zee van vrije tijd vredig aan het vissen zijn. HIJ TREKT de lijnen niet door naar maanjuffrouwen in Jugendstiljurken, maar zijn toekomstbeeld slaat over naar de andere kant, naar een verwil derd pauperdom. Het is zo ongeveer de toestand van een land, dat na een mislukte revolutie de regeerders uit de hand is gelopen. Het is een concentra tiekampsituatie. waarin het kamp voorgoed is afgesneden van de vrije wereld, omdat er geen vrije wereld meer bestaat. De machine speelt nau welijks meer een rol. Er zijn voedings tabletten en er is sprake van verwar mingstabletten, maar op een enkele telefoon en een moderne wc na, waant de lezer van dit boek zich in de mid deleeuwen. HET LIGT voor de hand dat Jacob Carrossa geen werkelijke toekomstro man heeft willen schrijven, maar dat hij een grote afstand heeft willen ne men van het heden, en dat zijn ge rechtvaardigde bedenkingen betreffen de wereld van vandaag en morgen hem de lijnen naar de diepte hebben doen doortrekken. Geen supermensen, maar „ondermensen": naakte wezens, soms in vodden, levend in krotten, overgeleverd aan de willekeur van ti ranniek tuig. Dat zijn de Speyers (de spugers) en de anderen zijn de Naak ten. ALS DE auteur zijn verhaal in het verleden had laten spelen, geloof ik zeker, dat ik er een onheilspellende toekomstroman in zou hebben ver moed, maar met de aanduiding van het jaar 2089 komt hij in botsing met mijn eigen vermoedens omtrent de toe komst, en ik meen dat het vele lezers zo zal vergaan. ALS WE aan het voorspellende ka rakter van deze roman voorbij kunnen zien, rest ons een bijzonder goed en vlot geschreven verhaal. De stijl is soepel en beeldend. Carrossa verveelt ons geen ogenblik omdat hij een reeks van gebeurtenissen in eikaars verleng de plaatst zonder de hoofdpersoon in zijn handelingen te laten verslappen. Dat het pauperdom ook een symbool is voor een geestelijke verpaupering, maakt de hele absurde geschiedenis alleen maar geloofwaardiger. TOCH MEEN ik dat Jacob Carrossa, na deze kroniek van onvrede te heb ben geschreven, ons rijper en waarde voller werk zal kunnen schenken. Zijn talent is groot genoeg, maar er zou een Kafka voor nodig zijn om de ver schrikkingen van de mens-van-morgen in zijn geestelijke armoede geloof waardig op te kunnen schrijven. Rico Bulthuis Jacob Carrossa. ,,l)e Naakten en de spey ers". Uitgave L. J. Veen N.V. te Amsterdam. Prijs 8.90.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1967 | | pagina 31