Nog steeds geen uitspraak van de paus
over geboortebeperkingsvraagstuk
CUBA 1968: indrukken uit een land van revolutionairen
WARM KNIELEN
Hulpmiddelen bij de bijbe
Progressieve krachten' krijgen in
het Vaticaan de overhand
ma
ZATERDAG 13 JANUARI 1968
Erbij
14
Overijling
Omslachtigheid
Nieuwe commissie
Concentratiekampen
Revolutionair
Anders
De weg
(Van onze correspondent)
ROME In Italië is het vooral de paus, die in de
laatste tijd alle aandacht op zich heeft gevestigd zijn
rede tot het Heilige College, het bezoek van Johnson,
de nieuwe, naar het schijnt goed voorbereide poging
om tot vredesonderhandelingen te komen in Vietnam,
de „dag van de wereldvrede" op,één januari, het zijn
alles dingen waar een ieder, zij het soms niet zonder
critiek, kennis van heeft genomen. Maar er is één
ding, dat we bij al deze Vatikaanse bedrijvigheid
schromelijk missen. Men mag toch wel als vaststaand
aannemen dat één der voornaamste oorzaken van de
onrust in de wereld gelegen is in de toenemende
overbevolking. Het Vaticaans concilie heeft, zij het op
hoogst onvoldoende wijze, dit onderwerp aangeroerd,
maar de uiteindelijke beslissing ligt bij de paus. En
dat is geen eenvoudige beslissing.
Vrijwel ieder in Italië en velen
daarbuiten hadden verwacht dat de
paus in zijn kersttoespraak zou heb
ben gezinspeeld op zijn beslissing in
deze zaak. Voor vele miljoenen katho
lieke gezinnen over de gehele wereld
is die pauselijke beslissing een zaak
van het allereerste belang. Maar voor
de paus niet minder! Volgens de over
geleverde theologische opvattingen zou
erkenning van het recht voorbehoed
middelen te gebruiken tegen zwanger
schap neerkomen op een algehele ver
guizing van de oude katholieke mo
raaltheologie. Daartegenover staan
nieuwe opvattingen, gehuldigd door
katholieke godgeleerden van onze tijd.
Er is dus een botsing der meningen
en de paus heeft zicht zeer uitdruk
kelijk de uiteindelijke beslissing voor
behouden.
Hoe staan de zaken aangaande dit
uiterst belangrijke onderwerp er op
dit ogenblik voor? In de eerste plaats
dient te worden gezegd dat de paus
wel degelijk begrip heeft voor het be
lang van de zaak en dat het alleen
aan zijn weifelend karakter, zijn grote
bezorgdheid door overijling ergens een
fout te begaan moet worden toege
schreven dat we nog altijd in het duis
ter tasten.
Nauwelijks van zijn ziekte hersteld
heeft hij opnieuw een kleine studie-
groep bijeengeroepen, onder voorzit
terschap van monseigneur Colombo,
die bekend staat als „de theologische
raadgever van de paus", om aan de
hand van het zeer rijke studiemate
riaal, door vroegere commissies bij
eengebracht, het onderwerp opnieuw
onder ogen te zien.
Die commissie heeft reeds een rap
port uitgebracht en ook al is daar offi
cieel niets over bekendgemaakt, toch
is uitgelekt, dat dit rapport gunstig
luidt, voor zover het de nieuwe voor
behoedsmiddelen, de ,pil" betreft.
Deze zou alleen door wettelijk en
kerkelijk gehuwde echtparen mogen
worden gebruikt, wanneer verdere
kinderzegen ernstige fysieke of econo
mische gevolgen zou hebben.
De houding in Vaticaanse kringen is
naar het ons wil voorkomen na de
bisschoppensynode en na het gelijk
tijdig te Rome gehouden wereldcon
gres van het lekenapostolaat minder
afwijzend geworden. De bisschoppen
synode heeft in haar zittingen dat on
derwerp wel niet te berde gebracht,
maar kardinaal Suenens, aartsbisschop
van Mechelen en Brussel, heeft in die
dagen een uiteenzetting aan de paus
doen toekomen, waarin hij zich uit
spreekt ten gunste van een vernieu
wing der overgeleverde opvattingen.
Een andere kardinaal, aartsbisschop
Heenan van Westminster, die tijdens
het Vaticaans concilie een fel tegen
stander was van geboortenregeling, liet
de paus weten dat hij thans van me
ning is veranderd en dit onder invloed
van de geschriften van de econome
Barbara Wood, een vooraanstaande
persoonlijkheid in de pauselijke com
missie voor recht en vrede.
Bovendien hebben tal van andere
kardinalen en bisschoppen hun mening
aap de paus kenbaar gemaakt (het
geen dus tijdens hei concilie niet was
gebeurd) nadat de voorzitter van de
synode, kardinaal Villot, had gevraagd
of de paus er prijs op stelde van der
gelijke persoonlijke meningen der bis
schoppen op de hoogte te worden ge
bracht.
Wij beseffen ten volle dat al deze
omslachtigheid bevreemdend zal zijn
voor wie niet gewend is aan de wijze
waarop de Vaticaanse curie werkt.
Maar als men bedenkt dat het hier
gaat om een besluit dat naar de me
ning van heel wat vooraanstaande cu
rieleden een totale ommekeer betekent
van de oude leer der kerk, dan zal
men die voorzichtigheid begrijpen.
De synode is dus, zonder dat ter
vergadering het onderwerp werd aan
geroerd, een keerpunt geweest: voor
het eerst hebben de gekozen vertegen
woordigers van het wereldepiscopaat
over dit punt rechtstreeks hun mening
gezegd aan de hoogste gezagsdrager, de
mening van onverschillig welke com
missie, hetzij van theologen, hetzij van
medici.
Dat er iets is veranderd bleek al
gauw. Nog kort voor de bisschoppen
synode had de paus, na kennis te heb
ben genomen van het meerderheids
rapport (pro-geboortenbeperking) en
van het minderheidsrapport (anfi) uit
gebracht door de grote studiecommis
sie die hij nog tijdens het concilie in
het leven had geroepen, de zaak voor
gelegd aan een nieuwe, kleine com
missie van deskundigen, bijeengeroe
pen en voorgezeten door kardinaal
Ottaviani, prefect van de congregatie
voor de geloofsleer.
Deze commissie bepleitte strikte
handhaving van de vanouds be
staande voorschriften, met verwij
zing vooral naar uitspraken van Pius
XII inzake de methode Ogino-Knaus.
Als waarnemer werden de werkzaam
heden van die kleine commissie ge
volgd door mgr. Carlo Colombo, die
als gezegd na de synode een commisie
voorzat, welke tot gans andere resul
taten kwam.
Eveneens vrij kort na de synode
verscheen er een nogal opzienbarend
artikel in de „Civavilta Cattolica", het
uiterst invloedrijke maandblad der
jezuïetenorde. In dat artikel maakte
pater Perico voor het eerst verschil
tussen de naar zijn mening aanvaard
bare pil van Pincus en verwerpelijke
„pillen voor de volgende dag of de
volgende maand, wier gebruik duide
lijk wijst op voorbedachte vruchtaf
drijving, daar die pillen mogelijk of
zelfs waarschijnlijk een aanslag bete
kenen op een leven, dat reeds aan het
ontkiemen is, terwijl de pil van Pincus
niet anders doet dan een tijdelijke
onvruchtbaarheid verwekken, geheel
volgens in de natuur geldende regels,
zodat die pil beslist niet mag worden
verward met die middelen, welke
vruchtvorming verhinderen".
Ook de petitie, ingediend door het
congres van het lekenapostolaat, zal
wel enige invloed hebben gehad, hoe
wel die petitie in het Vatikaan op ze
kere weerstand stuitte, omdat het con
gres van de kerk alleen maar een uit
spraak vroeg, gebaseerd „op de zede
lijke en geestelijke zijde van het
vraagstuk".
Wat de „keuze der wetenschappelij
ke of technische middelen om te ge
raken tot een verantwoord ouderschap
betreft", zo meende de petitie, deze
kon rustig worden overgelaten aan de
christelijke ouders zelve. Dergelijke
heetgebakerde uitspraken tonen duide
lijk aan, dat in het congres de perso
nen met enige ervaring wat de men
taliteit van het Vaticaan betreft een
minderheid vormden
Er kwam dan ook al gauw een koele
reactie in de vorm van een artikel in
de „Osservatore Romano", waarin zon
der doekjes erom te winden werd ge
zegd, dat „bij de keuze der middelen
de ouders zich in ieder geval zullen
hebben te schikken naar de voorschrif
ten van het christelijk geloof, toege
licht door het leergezag der apostoli
sche kerk".
En thans wacht de rooms-katholieke
wereld meer dan ooit met ongeduld op
het woord van de paus. De bevindin
gen van de kleine commissie, bestaan
de uit twaalf geestelijken van verschil
lende nationaliteiten, en voorgezeten
door mgr. Carlo Colombo, zal naar
alle waarschijnlijkheid de basis vor
men voor de beslissing van paus Pau-
lus. En lang zal die beslissing wel niet
meer op zich laten wachten.
Een Franse uitvinder, David
Avital, heeft een knielbank ge
creëerd, die zijn nut kan bewij
zen in koude kerkgebouwen. Als
men een franc in de gleuf werpt
is de bank gedurende een uur
heerlijk verwarmd. De foto is ge
nomen in een kerk in Lille.
Voor het eerst zijn de Bijbel Kiosk
Vereniging en het Nederlands Bijbel
genootschap gezamenlijk als uitgevers
opgetreden van een tweetal hulpmid
delen bjj het gebruiken van de Bijbel.
Er staan nog meer gezamenlijke uit
gaven op stapel. De eerste twee be
treffen radiolezingen, die kortgeleden
voor de N.C.R.V.-microfoon gehouden
zijn onder de titels: „Zelf leren bijbel
lezen" en „Geef de Bijbel een eerlijke
kans".
Vele mensen zitten niet alleen met
de vraag welk bijbelgedeelte ze dage
lijks zullen lezen, maar vooral ook hoe
ze dit moeten verstaan. De N.C.R.V.
heeft' hieraan twee reeksen radiolezin
gen gewijd in samenwerking met het
N.B.G., dat inkomende vragen behan-
delde. De geboden stof is thans in
druk verschenen in deze twee gemeen
schappelijke uitgaven van B.K.V. en
N.B.G.
De eerste is als brochure uitgeko
men: „Zelf leren bijbellezen" waarin
de zes avondoverdenkingen zijn opge
nomen, die zijn verzorgd door ds. J.
F. van Woerden. De uiteenzettingen
over verschillende bijbelgedeelten moe
ten zowel individuele lezers helpen als
ook de groepsdiscussies stimuleren.
De tweede serie van tien lezingen is
bijeengebracht in een fleurige pocket
van 128 pagina's onder de titel, die de
reeks ook droeg: „Geef de Bijbel een
eerlijke kans". Daaraan zijn toege
voegd de vier zondagavondlezingen,
die Prof. Dr. S. van der Linde, hoog
leraar aan de Rijksuniversiteit te
Utrecht in augustus voor de N.C.R.V.-
microfoon hield over „Omgaan met de
Bijbel".
De vier andere medewerkers, van
wie met behoud van hun verant
woordelijkheid de lezingen zijn op
genomen, zijn:
Dr. Th. C. Frederikse, hervormd
predikant te Wassenaar, over: „De
Bijbel is gemakkelijker dan u denkt.
Ds. S. Meyers, hervormd predikant
te Ermelo, over: „Onze leesbril meer
beslagen dan u denkt.
Dr. J. M. Vlijm, gereformeerd stu
dentenpredikant te Leiden, over: „De
sleutels liggen dichterbij dan u denkt.
Prof Dr. G. van Leeuwen, hoogleraar
aan de Prot. Theol. Faculteit te Brussel
over: „De Bijbel is toch moeilijker
dan u denkt.
De lezingen hadden als achtergrond
„Klare Wijn", het geschrift van de
Hervormde Synode, waarin rekenschap
wordt gegeven over geschiedenis, ge
heim en gezag van de Bijbel.
Brochure en pocket zijn verkrijgbaar
bij de boekhandel of bij de uitgevers:
B.K.V., Keizersgracht 756, Amsterdam
en N.B.G., Postbus 620, Haarlem.
„Het Christendom betekent niets meer voor mij. Tot
mijn twintigste liep ik braaf met mijn Braziliaanse,
katholieke ouders mee naar de kerk, ja ik geloofde
zelfs dat de kerk wonderen op aarde verrichtte. Maar
zeg me, wat heeft de kerk in het verleden gedaan om
de hongerenden en verdrukten te bevrijden uit de mee
dogenloze, uitzichtloze spiraal van het dagelijkse leven,
een spiraal die eindigt met het opgeven van alle hoop?
En zeg me, wat doet de kerk nu? Je wilt me toch niet
zeggen dat de Boodschap werkelijk wortel schiet in
een hongerend, uitgeteerd lichaam. Heb je wel eens
écht honger gehad? Kan je je voorstellen hoe je je zo
ongeveer voelt als de honger al je energie uit je
lichaam heeft weggeknaagd en je ook nog de weten
schap hebt dat die honger zal voortduren, wellicht tot
je er eens bij neervalt?"
Ik zei niets. Ik voelde alleen heel sterk dat ik in twee
werelden leef: met mijn ene been sta ik in het welvarende
Holland, waar je geestelijk, noch lichamelijk iets behoeft
tekort te komen, waar mijn levensbasis werd gebouwd, waar
ik zeker geestelijk met handen en voeten aan gebonden
ben, met mijn andere been sta ik sinds een jaar in
Latijns Amerika, in ontwikkeling zoals dat heet, maar waar
voor de definiëring van het einddoel onherroepelijk opheffen
van honger en armoe zal moeten omvatten.
Zij was een Braziliaanse van een jaar of vijfendertig en
het was het vierde gesprek dat we hadden, tevens het meest
felle. Ze was revolutionaire in hart en nieren, maar anders
dan ik me had voorgesteld. Ze had ze gezien in Brazilië, de
verdoemden, duizenden, tienduizenden, zittend voor hun hut
jes, met holle ogen, lamgeslagen, wachtend op de dag van
morgen of de dood. Het waren die mensen waarvan een
Braziliaans staatsman eens zei: „Het behoort onze hoofdtaak
te zijn hen bij te brengen dat ze nog steeds menselijke we
zens zijn".
De kerk kan het (natuurlijk) niet aan daar, zeker niet
onder de gegeven omstandigheden van beperkte en (zeer)
beperkte mankracht. Ze was naar Cuba gekomen om de
revolutie te bestuderen, als zijnde naar haar stellige
overtuiging de enige uitweg uit deze hel van armoe, hon
ger én uitzichtloosheid. Toen ik op het vliegveld bij Havana
landde, viel me al meteen op: slechts een paar soldaten, niet
meer dan op Schiphol marechaussees te vinden zijn, eerder
minder.
Toen ik, nog wat in spanning, over het platform het sta
tionsgebouw binnen liep, vielen me de vrolijkheid op en de
ongecompliceerde wijze waarop zwart, bruin en blank met
elkaar omgingen. (Later werd me verteld dat Cuba ook vóór
de revolutie eigenlijk geen raciale problemen heeft gekend).
Binnen drie minuten was ik „door de douane" en ver
wachtte aan de andere zijde van het gebouw de kluwen dra
gers en taxichauffeurs: dragers waren er niet, de taxichauf
feurs waren in een discussie verwikkeld en het duurde even
voor één mij zijn taxi wees.
De verklaring lag voor de hand: er is geen onderlinge con
currentie, iedereen werkt voor de staat, wordt betaald door
de staat. Op de tamelijk lange weg naar de stad, (zo'n twin
tig kilometer, waarvoor hij mij vijf Cubaanse pesos 5 U.S.
dollar vroeg) door een vriendelijk, groen, zachtglooiend
landschap, beantwoordde hij mijn vele vragen zonder terug
houdendheid: het dagelijkse leven op Cuba is niet gemakke
lijk, veel levensmiddelen zijn duur en soms schaars maar het
totaalbeeld wordt eerder gekenmerkt door een op de gezich
ten af te lezen genieten van een niet'eerder gekende vrijheid.
Ik vroeg hem naar die vrijheid. Hij wees me op de gevan
genis die we net passeerden: „Een museum senor, u kunt
uzelf overtuigen, er zit geen mens in. We hebben harde wet
ten; een moordenaar wordt zonder pardon gefusilleerd en
hetzelfde gebeurt met infiltranten. Iedereen ként nu deze
harde wetten en het gevolg is dat er in de laatste drie jaar
géén moord meer heeft plaats gevonden op Cuba".
Ik dacht aan de vele moorden die er in Nederland plaats
vinden en overwoog de voordelen van deze harde wetten.
Ik vroeg hem naar de concentratiekampen die volgens ge
ruchten moesten bestaan op Cuba: „Die bestaan inderdaad,
of laten we zeggen er bestaan er twee: één staatsboerderij
voor mannen, waar dieven en andere delinquenten worden
tewerk gesteld en een andere boerderij waar prostituees en
vrouwelijke dieveggen moeten werken tótdat ze weer ri.jp
zijn voor de maatschappij. Straftijd loopt van enige weken
tot enige jaren, maar er is steeds mogelijkheid tot verminde
ring van de straftijd als blijkt dat de gestrafte van goede
wil is. Na afloop van de straftijd moet de gestrafte wekelijks
een bewijs van goed gedrag bij de politie halen".
Inmiddels waren we Havana binnengereden. Ik had politie
of wapengekletter verwacht maar zag niet één politieman,
geen geweer of pistool. Later hoorde ik dat iedereen ge
diend had, en waarom politie, soldaten of wapens als je
van binnenuit geen moeilijkheden verwacht? Politieagenten
bleken er alleen voor de verkeersregeling te zijn. Ik had be
paald niet de indruk dat er een geheime politie bestond, wél
dat het volk de revolutie gemaakt had en nu met elkaar
regeerde.
De stad hing vol met foto's van Che Guevara, wiens dood
diep betreurd werd. De Cubanen houden van hun leiders, die
zo uitdrukkelijk de strijd aanbonden met honger, armoede en
verdrukking. Che en Camilo zijn nu dood en het gemis wordt
sterk gevoeld. Zij waren steeds tussen het volk te vinden,
werkten in fabrieken en inspireerden het volk tot de vrij
willige arbeid, die ook vandaag een belangrijke steunpilaar
is van de Cubaanse economie.
Fidel Castro houdt van Cuba en is van goede wil, daar is een
ieder van overtuigd die wat dichter bij dit eiland leeft. Vol
gens een Nederlands onderdaan, met al heel wat Cubaanse
ervaring, komt hij intellectueel niet ver boven het gemiddel
de uit, is hij echter een brillant redenaar en heeft hij een
fabelachtig geheugen. Fidel werkt naar een nationale pro-
duktie van de meest elementaire levensbehoeften, een pro-
duktie die aan het einde van 1968 aan de nationale vraag
moet kunnen voldoen. Voorlopig is hij echter nog voor een
belangrijk deel aangewezen op toelevering van deze goede
ren uit Rusland en andere Oosteuropese landen. Iiets dat
nogal wat wrevel wekt bij de Cubaan, deze afhankelijkheid.
Het werd zelfs openlijk 'gezegd dat als de Verenigde Staten
niet hun economische blokkade tegen Cuba waren begonnen
(daarbij gesteund door min of meer alle Latijns Amerikaan
se landen), Cuba nooit in het communistische blok terecht
zou zijn gekomen.
Een feit is dat de Cubaan zich revolutionair noemt, en niet
communist. Een feit is ook dat het economische systeem
weliswaar het ontbreken van particuliere ondernemingen
met het communisme gemeen heeft, maar dat er een sala
riëring is overeenkomstig capaciteit en verantwoordelijkheid,
echter met minder spreiding dan dat in kapitalistische landen
het geval is.
Op de man af gevraagd ontkent de Cubaan dat er een haat
is tegen de Noordamerikaan. „Als zij ons met rust laten is er
veel dat ons bindt. Wij hebben ons echter losgemaakt van
VS.-besturing en willen niet dat ons eiland ooit weer tërug-
keert in zijn oude gedaante: het week-end eiland voor rijke
Noordamerikanen die van Cuba een centrum van corruptie,
hoerderij en goklust maakten".
Dat is allemaal veranderd op Cuba, het leven maakt een
uitgesproken gedisciulineerde indruk, zonder dat van enige
pressie sprake is. Er wordt niet gedrongen bij de soms over
volle (Leyland) bussen, iedereen betaalt zijn rit door een
vijf centavos muntstuk in een bakje te werpen, er wordt geen
geld gewisseld, er worden geen kaartjes afgegeven.
De huizen zijn weliswaar verveloos (en vele oud-koloniale
huizen onbewoond), maar de straten zijn schoon, het verkeer
ordelijk. Men rijdt rustig en op straat wil iedereen je wel
de weg wijzen, óók als men nog veronderstelt dat je Noord
amerikaan bent.
Cuba was inderdaad anders dan ik me had voorgesteld,
anders dan zoveel Westers nieuws ons doet geloven. Natuur
lijk blijft er voor mij óók de onopgeloste kwestie van de
raketten, door Kroesjtsjev naar Cuba verscheept en door
Kennedy ontmanteld. Uit alles blijkt echter dat de Cubaan
uit het oogpunt van verdediging van de revolutie (men zou
het ook zelfverdediging kunnen noemen) alle middelen
rechtvaardigt, inclusief de installatie van raketten, die der
wellicht door Rusland met andere bedoelingen werden neer
gezet. Natuurlijk is er ook het probleem van de „export van
de revolutie", ofwel het daarwerkelijk stimuleren van guerril
lahandelingen in de diverse Latijns-Amerikaanse landen, tij
dens welke acties Che zijn dood vond.
„Is dat de weg?" vroeg ik mijn Braziliaanse gesprekspart
ner. „Weet je een andere?" kaatste ze hard terug. „Ook dat is
een wijze van zelfverdediging voor dé hongerenden, óf de
wapens óf het uitzicht op een uitzichtloos bestaan. Je moet
het zien als een verzet tegen hun naderende dood, geestelijk
of lichamelijk. Zijn dan wapens niet gerechtvaardigd?"
Bij alle tegenargumenten die mij te binnen schoten, stond
mij echter steeds weer voor ogen hoe vreselijk veel gelijk ze
had. Wat zijn dan die andere wegen? De kerk is niet bij
machte ingrijpend te helpen. Daarbij: hoe vaak verdrinkt ze
niet in goede wil, maar verdroogt ze door zelfgenoegzaam
heid' Hoe vér gaat immers ons offer? Toch niet veel verder
dan een gift die ons dagelijks leven niet raakt?
De hulpprogramma's van de globaal vijftien rijkste landen
ter wereld waaronder Nederland (deze landen, die het
niet opbrengen om 1% van het nationale inkomen voor ont
wikkelingshulp te reserveren; Nederland brengt het tot
en dat terwijl professor Linneman eens becijferde dat 1% van
het nationale inkomen in onze consumptiesector niet of
nauwelijks te merken zou zijn), resultaten in een stevige
return voor de donorlanden, veelal een veelvoud van het oor
spronkelijke „offer".
En dan onze nationale politieken (Nederland mag daarbij
een gunstige uitzondering genoemd worden) die zo vaak
wérkelijk niet verder gaan dan de eigen grenzen: daarom
was de recente, zeer openhartige rede van Mexico's president
in de senaat en het huis van afgevaardigden van de Verenig
de Staten zo'n ware vertolking van wat zovelen hier in La
tijns Amerika voelen: „Laten de Verenigde Staten in hun
pogingen om hun industrie te beschermen, vooral niet verge
ten dat Latijns Amerika óók tot het Amerikaanse continent
behoort".
Wij (rijke?) westerlingen zijn, wellicht zonder dat we het
bewust willen, zo moeilijk in staat ons eigen belang opzij
te zetten voor zaken van grotere importantie. Professor Tin
bergen zei eens: „Als wij niet in staat zijn de wereldpolitieke
situatie te stabiliseren middels onze hulpprogramma's, zal
honger de oorzaak zijn van een nieuwe wereldbrand". Hij
achtte 2% van het nationale inkomen van de rijke landen
een zekere stap naar een definitieve oplossing van de meest
urgente wereldproblemen.
Een andere weg is de revolutie. Cuba is die weg gegaan.
En wij behoren ons wél af te vragen of wij met schrik
de komende revoluties willen gadeslaan, dan wel met meer
begrip en meer inzet de weg van de medemenselijkheid wil
len gaan. De Cubaan schrijft met een brede lach boven aan
zijn brieven: „Havana-Cuba, territorio libre de América".
J. M. HEERING