t De Moedige historie pan het geslacht Ibn Saoed 15 ZATERDAG 13 JANUARI 1968 Erbij Aan de oever van de droge „oued" liggen de reusachtige resten van de oude stad El- Dir'iya. Straatje in het nieuwe dorpje El-Dir'iya, niet ver van de ruïnes van de oude stad. Renaissance Godsdienstoorlog Bloei Turkse invasie Het enorme lemen fort in de hoofdstad, waar de opgang van het koningshuis Ibn-Saoed begon. Krijgslist Slachting Bob Tadema Sporry DE RUINES VAN DE STAD El-Dir'iya in het hart van het koninkrijk Saoedi-Arahië, eens de voorvaderlijke hoofdstad van het illustere geslacht Saoed, zijn imposant. Over een groot oppervlak reiken er de gele en goudbruine resten van huizen en paleizen naar de blauwe Arabische hemel. De paden en nauwe straatjes zijn overdekt met losse stenen en puin. De verwoesting van El-Dir'iya in 1819 had niet grondiger kunnen zijn. Ner- gens is ook maar éen gaaf huis te vinden. Hier en daar is nog een zaal te zien die, bestaande uit heel zware muren met diepe poortdoorgangen, nog even een glimp toont van wat hier eenmaal te vinden was: het stamhuis der Saoeds. DE SPEER IN DE DEUR EL-DIR'IYA heeft een sfeer van tragedie, sterker dan de doorsnee ruïne. Komt dat omdat men wel kan gissen wat voor wreedheden hier be gaan zijn? Hoeveel mensen over de kling werden gejaagd, hoeveel kinde ren doodgeslagen, hoeveel slaven over de muren geworpen om te pletter te vallen in de afgrond diep onder de berg, waarop de stad ligt in de droge rivierbedding? De verwoesting van El Dir'iya moet dagen geduurd hebben, want niet alleen slechtte men de wal len en haalde men de wachttorens om, maar zelfs de allerkleinste huisjes werden met de grond gelijk gemaakt. Hier werd de bloedigste van de tal loze stammenoorlogen van Arabië uit gevochten. De wortels van die strijd reikten terug in een duister verleden. Het huis Saoed was zeer machtig, maar dat waren andere vorstenhuizen ook. De strijd ging echter niet om macht en grondbezit alleen, het was vooral een religieuze oorlog: feller, verbetener en genadelozer dan welke andere oorlog ook. IN HET MIDDEN van de achttiende eeuw ontstond er in Arabië een gods dienstige renaissance. De islam was langzamerhand verzand in een massa wetten en wetjes en in een vreemd soort mystiek, die niets meer te maken had met de in het algemeen klaar-nuchtere religie van Moham med. In het begin van de achttiende eeuw leefde er in de oase El-Ryaad een jongen van een jaar of tien, die reeds de hele koran uit zijn hoofd ken de en begreep. Dit was overigens geen wonder want hij stamde uit een fami lie van grote geleerren en juristen. Deze Mohammed ibn Abdel-Wahhab werd later een van de grootste gods dienstige leiders van Arabië. Hij preekte de terugkeer tot het simpele geloof van de voorvaderen en de aan eensluiting van de talloze Arabische vorstendommen tot één sterk geheel. De vorsten van die staten en staatjes leefden, als bittere vijanden, in zwaar versterkte vestingen of ze waren aan voerders van Bedoeïenenstammen, al tijd erop uit om meer macht te verkrij - gen of om het vege lijf te redden als een ander de baas werd. Sjeik Moham med, zoals hij later genoemd werd, was weinig populair bij zijn landgeno ten en werd zelfs verdreven uit zijn eigen stad. Hij vond een gastvrij on derdak in El-Dir'iya, waar de toenma lige vorst Moharnmed ibn-Saoed zijn sterkste steunpilaar was. Het geslacht Saoed woonde reeds vele generaties in de mooie, sterke en schatrijke stad in de vruchtbare oase, gelegen aan weers zijden van een kronkelende droge ri vier. Maar zo droog kon die rivier niet zijn of er kwam van tijd tot tijd toch een woeste overstroming die alles wat los en vast was meespoelde en dat ge beurt nu nóg! DE STAD El-Dir'iya echter lag hoog en veilig op de rotsen en hoefde het water dus niet te vrezen, tenzij er hon gersnoden kwamen doordat alle be groeiing was weggespoeld. Maar steeds slaagde de bevolking erin de tuinen weer te beplanten en steeds herleefde El-Dir'iya in alle glorie. Het religieuze fanatisme der bewo ners van El-Dir'iya maakte hen tot felle aanhangers van Sjeik Moham med, wiens ideeën over soberheid en strengheid hun sterk aanspraken. De woestijnbewoner is over het algemeen iemand die lijnrecht denkt en de din gen alleen maar zwart-wit ziet. De Saoeds waren niet anders en daar Sjeik Mohammed een begaafd rede naar was, maakte hij talloze aanhan gers in de landstreek Nadsj, waarin ook de oase en de stad van El-Ryaad gelegen waren. Op den duur omhels den ook de bewoners van de stad waaruit hij eens had moeten vluchten, zijn leerstellingen. Zij noemden zich de Wahabieten. MAAR DE STAD El-Ryaad dacht er anders over. Daar beschouwde men Sjeik Mohammed als een ketter die te vuur en te zwaard bestreden moest worden. Van zijn kant was vorst Sa oed van mening dat de stad, die zo af wijzend stond tegenover dit nieuwe strenge geloof, dan maar eens een ge voelige straf moest hebben. De ver overing van El-Ryaad was het doel van de bloedige strijd om de hoofdstad van Nadsj. Maar de wallen waren hoog en de poorten zwaar versterkt, en zo duurde het tot 1773 eer de stad viel voor de legers van de zoon van vorst Saoed. Dit was het begin van de geweldige machtsontplooiing van dit vorstenhuis, dat nu nog altijd, in de fi guur van Faisal ibn-Saoed, de macht vast in handen heeft, een macht die gegrondvest is op de oliehoudende rot sen, die zijn onuitputtelijke schatkisten zijn. Met de val van El-Ryaad begon de bloei van de Saoed-dynastie. Heel Nadsj viel in hun handen. Bovendien besloot het geslacht Saoed na de dood van Sjeik Mohammed die negenen tachtig jaar werd diens leerstellin gen verder uit te dragen. Dit ging ge paard met een reusachtige machtsuit breiding van de Saoeds zelf. Hun le gers bleken onoverwinlijk en aan het begin van de negentiende eeuw had den ze praktisch heel Arabië in hun bezit. In 1802 kwamen zelfs de heilige steden Mekka en Medina onder hun be heer. In 1811 waren de Saoeds zo machtig dat ze tot ver in Syrië kon den doordringen en zelfs een oorlog te gen Bagdad begonnen. MAAR DIT bleek te hoog gemikt, want in die tijd was het Turkse rijk nog zeer machtig en het strekte zich uit over grote delen van Azië, Afrika en Europa. De Turkse sultan zocht een man die de Wahhabieten uit de Ara bische woestijn flink tot de orde zou kunnen roepen. Uiteindelijk werd dat de Egyptenaar Mohammed Ali, 1769- 1849), de beroemde gouverneur van dat land, die later een prachtige mos kee bouwde in Cairo. Met een zeer sterk leger drong Mohammed Ali Ara bië binnen, (1813), slaagde er zelfs in Mekka (1816), te veroveren, maar werd daarna zelf verpletterend versla gen. Hij trok zich terug om zijn legers te hergroeperen en waagde een nieu we aanval die evenmin gelukte. In 1816 gaf Mohammed Ali het op perbevel in handen van zijn zoon Ibra him. (1789-1848). Deze talentvolle ge neraal slaagde er tenslotte in, de Sa- oedi's steeds verder achteruit te drij- vén en op te trekken naar El-Dir'iya. Hij sloeg het beleg rond de stad, hon gerde haar uit en slaagde er aldus in de stad te bezetten. Hij liet haar vol komen verwoesten. Het toen heersen de lid van de familie Saoed werd naar Istanboel gevoerd en daar plechtig in het openbaar onthoofd. MAAR HET HUIS Saoed bleek toch machtiger dan de Turken hadden aan genomen. Met man en macht vielen de Arabieren weer aan. Zij bezetten gro te delen van het land, maar aan de oorlog kwam geen einde tot, ver in de negentiende eeuw, het geslacht Sa oed er eindelijk in slaagde, weer heer en meester te worden in Arabië. De ruïnes van El-Dir'iya echter bleven verlaten. Wel bouwde men een nieuw dorp langs de rivier waar nog altijd een handjevol mensen woont aan de rand van de verwoeste stad op de rot sen. Een echte stad werd het echter nooit meer. Inplaats van El-Dir'iya kozen de Saoeds El-Ryaad tot hun hoofdstad. Koeweit heerste in die tijd een ge vreesde, gehate figuur, die Moebarak heette. Bij hem hadden de Saoeds ech ter gastvrijheid genoten. Toen El- Ryaad in handen viel van een vijand van Moebarak meende Abd el-Aziz zijn dankbaarheid te moeten tonen door met een klein leger naar de stad op te rukken. Hij werd echter versla gen en moest terugtrekken. De onge lukkige bewoners van El-Ryaad, die op Saoeds zege gehoopt hadden, moes ten bloedig boeten voor hun verkeerde oordeel. MAAR Ad el-Aziz gaf het niet op. Hij moest en zou de geliefde stad El- Ryaad weer in handen krijgen. Moe- DE GRONDLEGGER van het huidi ge koninkrijk Saoedi-Arabië de Saoeds waren aanvankelijk nog geen koningen was Abd el-Aziz ibn Abd el-Rahman el Faisal el Saoed, die de geschiedenis ingegaan is als de Ibn- Saoed, een naam die de onlangs afge treden koning ook had. (Om die twee uit elkaar te houden, noemt men de eerste koning Abd el-Aziz). Hij kreeg een strenge opvoeding zoals dat een vorstelijke Wahhabiet paste. Niet al leen moest hij de koran uit het hoofd kennen, hij kreeg ook een grondige militaire opleiding aangezien de macht der Saoeds nog te kort gevestigd was om helemaal veilig te zijn. Reeds als kind moest hij van zijn vader diverse oorlogsexpedities meemaken. Toen de krijgskansen keerden, moest de hele familie Saoed vluchten uit haar lemen paleizen in El-Ryaad en haar toevlucht zoeken bij rondzwervende bedoeïenen uit de Rab el-Khali, de meest onher bergzame van alle woestijnen. Van daar trokken ze naar Qatar, naar Bahrain en eindelijk naar Koeweit, waar ze tien jaar verbleven. In Koeweit maakte Abd el-Aziz ken nis met de Engelsen, die er geregeld overhoop lagen met de Duitsers, de Turken en de Russen, die elkaar de Perzische Golf betwistten. Toen Abd el-Aziz twintig was, leid de een aantal fortuinlijke sterfgeval len in de familie tot nieuwe perspec tieven. Er leek weer een kans dat de Saoeds de stad El-Ryaad opnieuw in handen zouden kunnen krijgen. In barak leek het wel vermakelijk te vin den. Hij leende zijn jonge vriend een paar kamelen, voedsel, wapens en sla ven en wenste hem het beste. En zo begon Abd el-Aziz zijn veldtocht naar de stad, die hij inderdaad door een list veroverde, een wapenfeit dat zijn gelijke niet had aan drieste overmoed. DEZE VEROVERING van El-Ryaad is aanleiding geworden tot 'talloze volksliederen en heldenzangen. Abd el-Aziz trok met zestig man en een tiental kamelen naar de oase bij El- Ryaad. Op anderhalf uur van de stad liet hij twintig man met de kamelen achter, met het bevel onverwijld naar Koeweit te trekken een afstand van vele honderden kilometers als ze binnen vierentwintig uur geen bericht kregen van hun kleine voorhoede. Abd el-Aziz trok met de rest van zijn „le ger" naar de stad maar bleef op enige afstand van de zeer uitgestrekte pal mentuinen. Daar liet hij zijn broer Mohammed achter met drieëndertig mannen en met zes getrouwen begon daarop Aziz de inneming van El-Ryaad een stad met tienduizend inwoners! Midden in de stad ligt een geweldig lemen fort dat nog tot de bezienswaar digheden behoort Het is omgeven door een hoge, zware muur met torens op de hoeken. De gekartelde bovenlijnen van deze muur en de torens steken ver boven de stad uit en zijn al van verre te zien. Wel rijzen er nu de be tonnen wolkenkrabbers op, zodat dit wel spoedig tot het verleden zal beho ren. Maar in die duistere nacht dat Abd el-Aziz en zijn zes mannen die torenhoge lemen wal van onderaf be keken zag het fort er formidabel ge noeg uit om hen zich te doen afvra gen: „Hoe zullen we dal; aanpakken?" want daar hadden ze nog helemaal niet aan gedacht. Abdel-Aziz was jong en impulsief. Hij handelde naar het hem op het moment het beste voor kwam. NU HAD de gouverneur van El-Ry- aad de verstandige gewoonte om 's nachts in het fort te gaan slapen. Dat was veilig voor hemzelf en goed voor het moreel van het leger. Maar Abd el-Aziz was niet met die gewoonte op de hoogte. Hij sloop naar het huis van de gouverneur met de bedoeling deze gevangen te nemen of te doden. Maar eerst zou hij mee moeten naar het fort om dat te ontsluiten. Maar om het woonhuis van de gouverneur te kunnen binnendringen had men een krijgslist nodig. Naast de gouverneur woonde een schatrijke veekoper en hier brak Abd el-Aziz in om via diens dak op dat van de gouverneur tê komen. Maar he laas werden de dochters van de veeko per wakker en ze herkenden in de in breker de jonge vorst die ze wel eens op straat hadden gezien. Ze hieven een ontzaglijk geschreeuw aan en voor de zeven mannen zat er niet anders op dan hen tot zwijgen te brengen en op te sluiten. De veekoper zelf was de straat opgevlucht. Abd el-Aziz klom met zijn mannen op het dak maar daar wacht te hen een teleurstelling. Ze konden niet op het dak van het gouverneurs- huis komen omdat er nog een huis onzichtbaar van buitenaf tussen lag. Alle zeven waagden de sprong naar beneden en alle zeven struikelden over een man en een vrouw die in de war me nacht op het dak lagen te slapen. Maar eer ze om hulp konden schreeu wen hadden de zeven hen in hun eigen dekens en matten gerold en geluiddicht vastgesnoerd. Nu klommen ze op het dak van de gouverneurswoning en drongen er naar binnen nadat een van hen terug was geslopen om Mohammed en zijn mannen te halen die nu moes ten helpen. In het huis van de gouverneur kne velden ze de slapende wachters en sla ven. Maar toen ze in de slaapkamer van de gouverneur kwamen vonden zij alleen diens vrouw. Deze dame werd tot spreken gedwongen en zo kwa men ze er achter dat de gouverneur in het fort sliep. Dat was een lelijke kink in de kabel. Daar moest terdege over worden nagedacht. Ze hadden wel de tijd tot de dag zou aanbreken, een paar uur, maar meer ook niet. Ze zetten dus eerst koffie, dachten na, en kwamen op een lumineus idee. Ze zouden de gouverneur pakken als hij 's morgens zijn eigen huis binnenging. Een van hen verkleedde zich in de kle ren van de slavin die 's morgens altijd de deur ontsloot. Maar toen de deur van het fort dichtbij het huis van de gouverneur opendraaide sloeg de schrik hen om het hart. De gouverneur was niet alleen. Tien gewapende mannen van zijn lijfwacht kwamen met hem mee. Er zat niet anders op dan een regel rechte aanval. Aan het hoofd van zijn mannen vloog Abd el-Aziz naar buiten en op de gouverneur af. Diens lijfwacht bleek niet uit helden te bestaan. Ze hol den terug naar het fort en lieten de gouverneur aan zijn lot over, als enige tegenover zijn aanvallers, met het zwaard in de hand, want de gouver neur was geen lafaard. Een van Sa oeds mannen wierp zijn speer naar de gouverneur maar miste hem op een haar na. Met een klap drong de zware ijzeren punt in de deur van het fort en die zit er vandaag de dag nog! Het enige monument van de strijd van een brutale jonge prins om zijn stad. LATEN WE nu het woord geven aan Abd el Aziz zelf: „Hij viel mij aan met zijn zwaard maar dat was niet scherp genoeg geslepen. Ik bedekte mijn gelaat en schoot op hem met mijn geweer. Ik hoorde het zwaard met een slag op de grond vallen en ik wist dat ik de Adsjlan (gouverneur) had ge raakt. Gewond rende deze naar het kleine deurtje in de grote poort, maar ik greep hem nog net bij zijn benen. De mannen binnen grepen zijn armen terwijl ik me aan zijn benen vastklem de. Zijn mannen schoten op ons en gooiden met stenen. De Adsjlan gaf mij een geweldige trap in mijn zij zo dat ik bijna bezwijmde. Ik liet zijn benen los en zo kon hij in het fort ver dwijnen". Ik wilde hem achterna gaan maar mijn mannen lieten dat niet toe. Toen drong mijn dappere Abdallah ibn-Dji- loewi onder een regen van kogels naar binnen en na hem tien anderen. Geluk kig was Mohammed met zijn mannen net op tijd aangekomen. Wij smeten de poort open en renden naar binnen. Wij waren nu met veertig man; zij met tachtig. We doodden de helft van hen. Vier vielen van de wallen en wer den verpletterd. De rest viel in een hin derlaag in een toren; we schonken hun een vrijgeleide en ze konden naar be neden gaan. Wat de Adsjlan betreft, Ibn Djiloewi maakte hem voor mij af". DIT WERD het begin van de dynas tie der Saoeds, het begin van het ko ninkrijk Saoedi-Arabië, een van de rijkste landen van de wereld. Een speerpunt in een scheefhangende deur is alles wat er nog getuigt van die vreemde geschiedenis die alleen in een land als Arabië mogelijk is. In een paar uur tijd nam een handvol man nen een stad met tienduizenden men sen in, overigens tot groot genoegen van die mensen die nu eindelijk uiting konden geven aan hun gevoelens ten opzichte van het aloude geslacht Saoed. Overigens heeft dit geslacht zich nu ontzaglijk uitgebreid, niet het minst door de ruim driehonderd huwelijken vaak uit politieke redenen van de voormalige koning Ibn-Saoed, die volgens alle Arabieren dol is op kin deren, rozen en vrouwen, in die volg orde! W

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1968 | | pagina 15