Dromen doet ieder mens, ja, zelfs de dierenMaar waarom wij dromen, dat is nog een duistere zaak Proef dromers In slaaplaboratoria helpen het raadsel ontsluieren Wilhelm II beraamde in Amerongen een terugkeer op de Duitse troon PIKANTE ONTHULLINGEN UIT HET DAGBOEK VAN EEN ADJUDANT w T^tk HÜ 17 ZATERDAG 13 JANUARI 1968 Erbij m iWPmfr - Knipogen ■4»-»» ,v «fin Vier fasen Droomritmiek Technicolor W. E. Oranjevan Rij l<>lt<tll#>,UWWI<lll#Mt,ll>WIMW><WWI'w"|WIWIIWIIWIIWWIWfllWIII«WIIWIIIIIIWVWIIWWIIIWA»IIWW»WIA<%A<in#l<UMÜWIII^^ m-m - WIWIiyilWWMIlWlillllWIIWIIIIIillllllWlllfyWIIIIIIIIWMIIIIIIIIWMIIIIIIWWWWWWIAIIIWIIWWIIIIIIWIII^ I DROMEN, dat is leven in een andere wereld, een wereld met een vreemde aantrekkingskracht. Ik herinner me hoe én mijn va der én mijn oudste broer konden opsnijden over hun vliegdromen. Mijn broer vloog met gemak van af de nok van een oud grachte huis naar de andere kant van het water, mijn vader koos zich een honderd meter hoge toren als uit gangspunt. Bij zulke verhalen verbleekten mijn eigen simpele belevenissen. Want er valt nau welijks een moedige, heroïsche geest te vermoeden achter een droom over een slaatje waaraan de tomaat ontbreekt Het verschijnsel dromen is in teressant genoeg, getuige de vele droomuitleggers in de oudheid. Maar tot voor kort heeft de me dische wetenschap aan de licha melijke kant van het dromen be trekkelijk weinig aandacht be steed. Voor de meeste artsen, die aan concrete problemen gewend zijn, was het vage, ongrijpbare verschijnsel van de droom nu niet bepaald een uitdaging tot diep gaand onderzoek. HET WAS de jonge Amerikaanse arts Eugene Aserinskv die 14 jaar geleden min of meer toevallig een ontdekking deed, die over de Hele wereld het slaaponderzoek op gang bracht. Toen hij bezig was met een onder-, zoek naar bepaalde lichamelijke ver schijnselen tijdens het fclapen van kinderen, viel het hem op dat gedu rende bepaalde perioden van de nacht hun ogen en oogleden erg druk in beweging waren, om daarna weer volledig tot rust te komen. Geboeid door dit verschijnsel, sprak hij erover met Nathaniel Kleit- man, een pionier op het gebied van de slaap, en die moedigde hem aan om verder te gaan. Samen zetten Aserinsky en Kleitman, een syste matisch onderzoek op touw, waarin ook volwassen proefpersonen werden betrokken. Na vele uren van nachte lijk observeren en tellen van de oog bewegingen kwamen ze tot de slot som, dat alle slapende mensen, zowel kinderen als volwassenen, deze snel le oogbeweging (rapid eye move ment. afgekort: REM) vertonen. Behalve de oogbewegingen werden ook andere lichaamsfuncties geregi streerd en het bleek, dat de actieve perioden samenvielen met karak- sagpg teristieke veranderingen in de her sengolfpatronen. (ritmische signalen die worden uitgezonden door groepen zenuwcellen). Er was blijkbaar iets bijzonders aan de hand. Wat voor bijzonders? „Dromen misschien!" veronder stelden Aserinsky en Kleitman. En ze breidden hun onderzoek uit. Sla pende proefpersonen werden wakker- gemaakt korte tijd nadat hun ogen snelle bewegingen begonnen te ma ken en moesten dan opbiechten of. en waarover ze zojuist hadden ge droomd. Drie van de vier gewekte vrijwilligers vertelden met slaperige stem dat ze inderdaad in een droom waren gestoord en ze waren tege lijkertijd in staat om hun dromen tot in details na te vertellen: een bas- het bed van de proefslaper naar het „eindstation" aan zijn hoofdeinde, en vandaar naar de waarnemer, die vanuit de verte zijn werk doet. De elektro-encefalograaf heeft de slaapspecialisten 4 hersengolfpatro nen onthuld die karakteristiek bleken te zijn voor verschillende fasen van onze slaap. De kenmerken daarvan zien er als volgt uit: Fase I (slaperigheid) de herse nen geven snelle, onregelmatige golf jes te zien van lage spanning. Fase II (lichte slaap) in de her senen ontstaan kleine uitbarstingen van activiteit, 12 tot 14 per seconde. Grafisch weergegeven hebben ze de vorm van spoelen garens uit een spinnerij. droomperioden per nacht te hebben. Ze nemen 20 tot 25 percent van de slaaptijd in beslag, of ongeveer an derhalf uur op een totaal van zeven acht uur. Volgens slaapspecialist Frederick Snyder treden de fasen op met een opmerkelijke regelmaat: met een tussenpoos van 60 tot 90 minuten van het begin van de ene periode tot het begin van de volgende. We dro men dus bepaald niet de hele nacht, zelfs al hebben we die indruk. Gelukkig maar, want het onderzoek heeft de mening bevestigd dat, hoe veel rust de andere stukken van de nacht ons ook geven, dit met de droomperioden niet het geval is. De droomperiode eist veel energie: we woelen (dat weten we dan ook weer) we vertonen snelle oogbewegingen ketbalwedstrijd; een tentamen, een dwaaltocht door een groot gebouw, een feestje. Werden de slapers daar entegen gewekt terwijl hun ogen in rust waren, dan was in 90 percent van de gevallen het resultaat nega tief: er werd niet .gedroomd. Die eerste slaap-droom-ohservat.ies zijn tot dusver door op zijn minst '10.000 waarnemingsnachten gevolgd, wgapbij ongeveer 4000 mensen waren betrokken In Amerika en in Japan, maar ook in Rusland en in Frank rijk wordt 's nachts de wacht betrok ken bij slapende proefpersonen en ook bij slapende katten, want die blijken net zo goed te dromen. Het nog zo jonge begrip slaaplaborato- rium is verbonden met een steeds groeiende oogst aan frappante waar nemingsresultaten. EEN ONMISBAAR hulpmiddel bij dit onderzoek tijdens de slaap is de elektro-encefalograaf. een apparaat dat zonder onderbreken de hersengol ven registreert. Tegelijkertijd wordt de .geringste oogbeweging verraden door metalen contacten, die zijn vast geplakt aan ooghoeken en neusrug. Verder worden lichaamstemperatuur, ademhaling,, spierspanning en pols slag op een papierstrook vastgelegd. En zo leidt een menigte draden van Fase III (matig diepe slaap) er verschijnen grote, langzame golven van hoge spanning. Fas IV (diepe slaap) grote, tra ge golven. Begint de slapende proefpersoon vanuit diepe slaap terug te keren naar fase I, dan constateert de waar nemer in het lahorafOriutn dat de zelfde fasen nu in omgekeerde volg orde worden doorlopen. Eerst verto nen zich de grote golven, dan neemt het aantal grote golven af. vervolgens is er sprake van een snel toe- en af nemen van energie en tenslotte teke nen zich de snelle golfjes van fase I af op de langzaam bewegende strook papier van het regjstreerapparaat. Dit is het kritieke punt, het begin van de periode waarin mogelijk dro men een rol zullen gaan spelen de periode dus van het REM-effect. En tegelijkertijd het moment dat de sla pers onverbiddelijk uit hun dromen worden gewekt, niet eenmaal, maar verschillende keren op een nacht HET BESTUDEREN van het gedrag van grote aantallen slaapvrijwilligers heeft een interessant grondpatroon voor het dromen aan het licht ge bracht: u en ik blijken vier of vijf (REM), onze bloeddruk stijgt, adem haling en hartslag worden onregel matiger. Tegelijkertijd neemt de span ning in onze reeds ontspannen spie ren af tot een minimum, waardoor er een merkwaardige tegenstelling ontstaat tussen actieve geest en pas sief lichaam. Deze „REM"-toestand, sommige geleerden spreken van de „derde biologische toestand" ver schilt dus op belangrijke punten zowel van slapen als van waken. De Amerikaanse artsen Howard Roffnarg, William Dement en Char les Fisher hebben aangetoond dat er een duidelijke samenhang bestaat tus sen wjat er gebeurt in een droom en de manier waarop onze ogen be wegen. Zo werd tijdens hun slaap- en droomonderzoek een vrijwilligster eens gewekt uit een droom, waarin ze met een kat in haar armen de trap opliep van een oud huis. „Ik liep naar boven zoals een danser dat zou doen", rapporteerde ze onmiddellijk nadat ze wakker iVas gemaakt, „met mijn hoofd rechtop en bij elke stap die ik deed keek ik even omhoog". „Hoeveel treden waren er?" vroeg de waarnemer. „Vijf of zes". Het klimmen was een episode vlak voor het eind van de droom. Een snelle blik op de papierstrook van de oog bewegingen die overeenkwamen met de tijd vlak voor de slaapster werd gewekt toonde de verraste waarne mer, dat zij haar ogen precies vijf maal had opgeslagen tijdens het denkbeeldig beklimmen van de trap. HET NAVRAGEN naar dromen heeft al verschillende interessante bijzonderheden aan het licht ge bracht. Terwijl men vroeger meen de dat de meeste dromen zich afspe len in zwart-wit, denkt men er nu anders over. Nauwkeurig navragen van juist-gewekte proefslapers heeft aangetoond dat in meer dan vier van de vijf dromen enkele voorwer pen worden „gezien" in hun natuur lijke kleurschakeringen. Wij dromen echter slechts zelden volledig „in kleur". Over de inhoud van onze dro men al sinds eeuwen in de belang stelling! raakt eveneens meer bekend. Soms omvatten ze sex, ge weld, gruwelen en onaangename si tuaties Maar als regel behoren ze tot de weinig opwindende toen-zei- hij-en-toen-zei-ik categorie. Vrouwen schijnen hoofdzakelijk te dromen over mensen die ze kennen, over kleren en over hun huis; mannen hebben hun eigen, wereld als onder werp: belevenissen op hun werk, sport. Recente onderzoekingen bevestigen de stelling dat iedereen droomt, óók de mensen die zeggen dat ze nooit dromen. Ze dromen alleen minder vaak dan de meeste mensen. Psy chologische tests wijzen in de rich ting dat de niet-of-weinig-dromers tot het in zichzelf gekeerde type mensen behoren. KENNIS van slapen en dromen kan van belang zijn om theoretische en om praktische redenen, bijvoor beeld voor de therapie van psychisch gestoorde patiënten die een totaal andere verhouding tussen droom- en slaaptijd hebben dan gemiddeld. Een andere praktische kwestie be treft de nachtrust van bepaalde zie ken. Wanneer wij het dromen mo gen beschouwen als een vorm van ongecontroleerde inspanning, zou het misschien van belang kunnen zijn dit dromen voor bijvoorbeeld hart patiënten rpin of meer onder con trole te brengen door medicijnen of anderszins. AAN DE andere kant zou het niet verstandig zijn om droomperioden teveel te onderdrukken. Want het dromen blijkt, in tegenstelling tot wat men wel eens denkt, niet louter verspilling van activiteit te zijn, geen soort interessante, maar in wezen onbeduidende vrijetijdsbesteding" van de hersenen. Dromen is een es sentieel en noodzakelijk biologisch verschijnsel, zoals onder meer is aangetoond door de eerder genoem de specialisten Dement en Fisher. In een reeks proefnemingen lieten zij slaapvrijwilligers wreed van hun dromen beroven door hen de hele nacht door op precies die ogenblik ken wakker te maken dat de droom perioden juist begonnen, dus bij het eerste teken van snelle oogbewegin gen. Ten gevolge daarvan brachten de vrijwilligers praktisch de hele nacht door in een zo droomloze slaap als voordien wellicht nog nooit werd bereikt. Tenminste, zo ging het de eerste nacht. In volgende nachten werd het steeds moeilijker om het dromen te onderdrukken. De droom perioden kondigden zich steeds va ker aan, wat betekende dat de vrij willigers steeds vaker moesten wor den gewekt. Het was alsof de herse nen een steeds krachtiger poging in het werk stelden om de gemiste perio den van dromen in te halen. Een van zulke episoden is door de onderzoekers als volgt beschreven: „Het was absoluut onmogelijk ge worden om de proefpersoon te wek ken en de droomperioden te onder breken. Oogbewegingen konden tijde lijk tot stilstand worden gebracht door met de slaper te vechten, door hem overeind te hijsen of in zijn oor te schreeuwen, maar zodra de prikkel achterwege bleef, begonnen de oogbewegingen (en dus het dro men) weer opnieuw." DEZE WAARNEMINGEN wijzen erop dat wij het dromen op de een of ander manier nodig hebben in ons leven. De vraag is alleen maar, welke rol het dromen speelt in het menselijk bestaan. Uitsluitend nauw keurige observatie van dromende mensen en van dieren kan ons brengen in de buurt van het „waar om" van de droom, die merkwaardi ge periode waarin onze geest inten sief bezig is, terwijl onze spieren maximaal ontspannen zijn. innnnrwnrwinmnrnn'if""" ■----^r^-/yv^,rvww>nnfvinnnnnfinnnnnnnnnnnf>nAnnf>nnnnnj (Van een medewerker) KEIZER WILHELM II heeft in de eerste tijd van zijn ballingschap in Nederland plannen be raamd voor een vlucht uit „Heim ins Reich aldus onthult het vorige maand in Miinchen uit gegeven dagboek van 's keizers „vleugeladjudant Sigurd von Ilsemann. De omlijsting van het ta feree) wordt gevormd door het winterse ge boomte van kasteel Amerongen, eind 1918, begin 1919. In het kasteel wordt geheimzinnig beraad slaagd over de vraag, wat er moet gebeuren als de „Entente" straks van Nederland de uitlevering eist van de bij de ineenstorting van de Duitse legers in november 1918 over onze grens ge vluchte keizer. „Teeda" is het codewoord voor de eventuele vlucht naar het Duitse stadje Anholt, even over de grens bij Gendringen en Isselbutg. De keizer zou slechts door een heer begeleid kunnen wor den. Dat zou de dagboekschrijver zelf zijn, ge kleed als koopman. Deze schrijft: „heel wat moei lijker was de vèrmomming van de keizer. Ik was voor het afscheren van zijn snorrebaard en van een deel van het haar. De rest moest geverfd worden. Deze verandering van de keizer, met een lorgnet eraan toegevoegd, is naar mijn mening voldoende voor een vermomming. De fiere snor wil de keizer alleen wat bijgeknipt naar onderen draaien en dan het lorgnet opzetten. Een foto in die geest, met reismuts op het hoofd, heeft de keizerin algenomen". Men vond echter geen waterdichte manier om uit het kasteel te ontkomen. De vraag naar het hoe van de tocht naar de grens moest men eveneens „voorlopig open laten". DE EERSTE HELFT van het boek chetst de onwikkeling van de vlucht- ilannen. Zo werd de afspraak gemaakt lat de keizer moest veinzen, te lijden an een oorkwaal. Kwam uitleverings- ïood aan de man, dan zou opname in een ziekenhuis kunnen worden voor geschreven. Uit een ziekenhuis zou makkelijker te ontkomen zijn dan uit het Amerongse slot. Pas op 18 januari 1920 ontving de Nederlandse regering van de Entente (Engeland, Frankrijk en Italië) de eis, de keizer uit te leveren. „Op de 22ste januari was ex-minister Kan in Ame rongen om in naam van de regering mee te delen „dat Holland zal weige ren" Tevoren was trouwens al geble ken „dat Holland onder alle omstan digheden energiek de uitlevering zou weigeren". „De koningin zou zelfs ge zegd hebben: „alleen over mijn lijk komt de keizer in handen van de En tente" „DE KEIZER werd bij zijn aankomst in 1918 niet bepaald toegejuicht. Op alle stations die de keizerlijke eetwa- gen aandeed tussen Eysden en Maarn klonk gejoel en gefluit en zag men dreigende vuisten en gebaren waaruit bleek dat men de keizer toewenste dat hem de keel zou worden afgesneden. In de omgeving van kasteel Amerongen werd echter hier en daar hoera ge roepen". Dagboekschrijver Von Ilse mann toonde zich zeer begaan met het lot van, zijn heer. Men komt nogal eens een ontboezeming tegen als deze: „het Slot Amerongen, waar de keizer lijke balling zijn snode plan beraamde. was ronduit weerzinwekkend. Waarom kon men de keizer dat niet besparen?" MAAR OOK kritische noten ontbre ken niet helemaal Vooral gold dit de door de keizer telkens in grove be woordingen geuite aspiratie, als heer- ser naar Duitsland terug te keren. „De keizer riep eens uit: „als ik eens weer thuis ben, dan vliegen de hoofden". Bij een andere gelegenheid: „in Duitsland zijn ze allemaal slap. Er moet een dic tator komen, die het leger oproept, de vijandelijke commissies eruit gooit en de Ententegroepen uit het bezette ge bied verjaagt. Heer in eigen huis, weg met de vreemdelingen". In 1920 schreef hij aan de vroegere legeraan voerders Ludendorff, Falkenhayn en Mackensen: „als u mij nodig hebt, roept mij dan. Ik ben te allen tijde be reid te komen". Hij kreeg geen ant woord. De keizer wisselde momenten van neerslachtigheid af met het zwelgen in illusies. En het kostte de schrijver van dit dagboek grote moeite en tact, hem telkens weer in zijn verwachtin gen te matigen." VON ILSEMANN heeft zijn dagboek nooit aan iemand laten lezen. Voor de inval van Hitiers horden in mei 1940 liet hij het inmetselen in een der mu ren van kasteel Amerongen. Dat kon, omdat hij getrouwd was met een doch ter van de kasteelheer graaf Ben- tinck. De weduwe van de schrijver, mevrouw Von Ilsemann, geboren gra vin Van Aidenburg-Bentinck, heeft 25 jaar na de dood van de keizer (hij stierf in 1941) toestemming tot publi- katie gegeven. Harold von Köningswald heeft het boek thans uitgegeven bij Biederstein Verlag in Miinchen. MEN KAN zich voorstellen dat „Der Kaiser in Holland" voor Duitsers pijnlijke lectuur is. In het bijzonder geldt dat voor 's keizers ontboezeming: „Ik voel me bevrijd Eindelijk weet ik, welke toekomst wij Duitsers hebben. Al die jaren na de revolutie heb ik erover gepeinsd, maar nu eindelijk weet ik het: wij worden de leiders van het oosten tegen het westen Mijn beeld „volken van Europa" moet ik nu veranderen. Wij behoren immers aan de andere kant. Als wij de Duitsers maar eenmaal bijgebracht hebben dat Fransen en Engelsen helemaal geen blanken, maar zwarten de Fransen bij voorbeeld hamieten zijn, dan zullen zij wel tegen die bende optre den." i

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1968 | | pagina 17