VAN ZELFPORTRET
TOT PERSOONSBEWIJS
UNIEKE POPPENTENTOONSTELLING
IN HAAGSE GEMEENTEMUSEUM
Litteraire
Kanttekeningen
19
Hella Haasse over eigen werk en leven
ZATERDAG 13 JANUARI 196 8
Erbij
Beweging
Wonderwezens
Evolutie
Gesel
Ontpopping
Integer
dan een overzicht van een oeroude
volkskunst, die zich uit de kermissfeer
heeft opgewerkt tot het niveau van
kleinkunst.
WE DWALEN direct al naar de te
genstellingen die het poppenspel zo
boeiend maken. Dat fantasie en poëzie
overheersen is duidelijk. Soms lijkt
deze bonte wereld in het leven te zijn
geroepen om een aanval te onderne
men op de technisch ingestelde wereld
om ons heen. Maar naast een klein
theater, waarin ijle sprookjesfiguren
Ons dromerig en doodstil aanstaren
werpt een grillig wezen van koperdraad
en veren de schaduw van zijn grieze
lig geraamte op de wand.
ER IS een lobbes van een leeuw die
uit gevlochten riet bestaat. Er zijn ver
gulde ridders aan ijzeren staven en fi
guren die niet bestaan, maar die hier
een geheel nieuwe vormenwereld verte
genwoordigen. Een wereld niet alleen
van licht en kleur, maar bovenal van
beweging.
Het materiaal van Duitse theaters is
in de meerderheid. Voor de liefhebber
van het poppenspel is dit een soort para
dijs. De marionetten van Paul Brann,
die dertig jaar geleden in Den Haag
het spel opvoerde over Goethe die op
zijn eigen geschriften examen moest
doen en jammerlijk zakte, zien we hier
weer in het schoollokaal staan, omge
ven door dikke boeken en dikke Duitse
professoren.
ER zijn alleraardigste handpoppen
van Max Pokorny en Tilly Gaismaier,
vervaardigd in 1925. Er is een oude
Jan Klaassen uit de Nederlandse ver
zameling van Guido van Deth, en van
uit een klein toneel ljjken drie nonne
tjes op ons toe te wandelen. Bjj nadere
beschouwing zijn ze door het Haarlem
se poppenspel-echtpaar Rien en Maaike
Baartmans van drie houten ballen en
witte en zwarte lapjes in elkaar gezet.
FRANK KOOMAN heeft zijn schuim
rubber nozems tijdelijk naar deze ex
positie gestuurd en het is dr. G. Böh-
mer, die de tentoonstelling inrichtte,
gelukt om twee wonderwezens uit de
Weense .Figurenspiegel' van Richard
Teschner naar Den Haag te krijgen.
Het is niet moeilijk een paar uur lang
geboeid op deze expositie rond te wan
delen. Enerzijds zien we een verkleinde
werkelijkheid uit twee eeuwen, ander
zijds gaat realisme over in surrealis
me. Het figurenspel is nog niet zo
lang geleden uit een lieftallige, maar
conventionele verstarring losgekomen.
Die doorbraak doet zich ook gelden
in de manier waarop het publiek bij
de expositie wordt betrokken. Op de
,brug' van een klein marionettenthe
ater kunnen bezoekers, boven de acht
tien jaar, zelf het speelhout ter hand
nemen en kennis nemen van de tech
niek. Wie op woensdag-, zaterdag- of
zondagmiddag het museum bezoekt,
kan om half drie en half vier een de
monstratie meemaken van Ly en Don
Vermeire.
ELKE innerlijke verandering, elk
nieuw levensstadium noodzaakte, zo
dra daaraan vorm gegeven moest
worden, Hella Haasse tot een gewijzig
de compositiewijze. De roman als litte
rair genre is geen constante. Hij evo
lueert met de tijd, met de verschui
vingen in het wereldbeeld, met de om
wentelingen in de sociale structuur,
in het levensinzicht, in de verhouding
van de mens tot het leven, van het
individu tot de samenleving. Maar ook
binnen het bestek van een gegeven pe
riode, van een schrijversleven, is de
vorm afhankelijk van de innerlijke
werkelijkheid en waarheid dit tot uit
drukking moet worden gebracht, wordt
het „hoe" bepaald door het „wat".
Er is, sinds de traditie van de vertel-
roman werd doorbroken, veel geëxperi
menteerd om der wille van het experi
ment.
Hella Haasse heeft haar creatieve
kracht nooit verspild aan proefnemin
gen die tot niets verplichten. In tegen
deel: diep overtuigd van haar verant
woordelijkheid voor de eerlijkheid van
haar schrijverschap heeft zij zich
steeds opnieuw rekenschap gegeven
van de compositorische eisen die een
onder handen zijnd werk stelde. Ook
zij heeft de chronologische verteltrant
verlaten, zich bediend van flashbacks,
van de zich in het verhaal wijzigende
gezichtshoek van de verteller, met
andere woorden van de veranderlijke
visie van de éne romanfiguur op een
andere. Als men haar oeuvre van „De
scharlaken stad" af overziet, doorziet,
is er geloof ik geen „modern" expres-
bepaalbare „Mitgift" bij de geboorte
vanwaar kwam ik? Ze confronteert
zichzelf met degene die uit al
deze precedenten en antecedenten
geworden, gegroeid is wie ben
ik? Ze toetst dit wordingsproces aan
haar werken, ze preciseert de ach
tergronden ervan, waarvan ze zich vaak
achteraf bewust is geworden. Ze ver
klaart haar deelname aan de activi
teiten van het zogenaamde literaire
leven: aan openbare discussies, jury's,
enquêtes. En met alle bescheidenheid
natuurlijkheid en eerlijkheid, die haar
deden schrijven zoals ze schrijft, laat
ze geen twijfel aan de strijd met zich-
HOE VERSCHILLEND de motieven ook zijn, die
auteurs er toe kunnen brengen hun autobiografie te
•chrijven, in het geval van Hella Haasse hoeft er niet
gezocht te worden naar de beweegreden, de eigen-lijke
aandrift, waaruit haar „Persoonsbewijs" verschenen
in de door Desclée De Brouwer uitgegeven reeks „Open
kaart" is voortgekomen. Haar „Zelfportret als leg
kaart", daterend van 1954, werd besloten met de er
kenning van de onvermijdelijke onvolledigheid van het
beeld, dat zij toen „uit de chaos van grillig gevormde
stukjes had kunnen samenstellen. Op de speurtocht
naar haar achtergronden, haar identiteit, had ze kruis
punten met andere levenswegen ontweken, raakvlak
ken in de schaduw gelaten en daarmee zichzelf voor
haarzelf ten dele verhuld. Het proces van bewustwor
ding, dat de stuwkracht van haar creatieve werkzaam
heid is, dwong haar er toe, het zelfportret aan te vul
len, te herzien. Ze wilde klaarheid: „ik zet geen mas
kers op, ik pel maskers af" dat is de sleutelformule
van haar werk en haar leven, die in hun twee-eenheid
de persoonlijke ervaring herleiden tot het algemeen-
menselijke.
zelf, de strijd met de ,stof', die elk
werk haar heeft gekost. Met elkaar
is dat het beste wat van een oprechte
autobiografie verwacht kan worden.
In zijn jeugdnovelle „Schwere Stun-
de" liet Thomas Mann een schrijver
tot het uiterste zijn kracht meten met
de onwillige creatie: Schiller, in de
gedaante van zichzelf. „Het talent",
denkt Schiller, „het talent dames en
heren daar beneden in de parterre, het
talent is niet iets gemakkelijks, niet iets
dat met zich laat spotten, het is zelfs
niet alleen maar kunnen. In wezen is
het een behoefte, een kritisch besef
van het ideaal, een ongenoegzaamheid,
die het kunnen met zwoegen en zuchten
moet veroveren en vervolmaken. En
voor de grootsten, de ongenoegzaam-
sten is het talent de felste gesel".
Hella Haasse behoort tot die onge-
noegzamen Dat blijkt uit de binnen
ste binnenzijde van haar persoonsbe
wijs: haar werk. Dat rechtvaardigt
een autobiografie als deze van het eer
ste tot het laatste: niet Hella Haasse
is in het geding, maar de mens op
zijn dooltocht door het labyrint, zijn
struikelgang door de tijd.
C. JE. Dinaux
(Van onze correspondent)
DEN HAAG In de nieuwe afdeling vaji het Haagse
Gemeentemuseum wordt tot 11 februari een grote ten
toonstelling gehouden, waarin een overzicht wordt ge
geven van het Europese poppenspel in zijn verschillen
de facetten van de laatste twee eeuwen. De collectie
omvat ruim vijfhonderd poppen en marionetten en
zeker tweehonderd andere bezienswaardigheden, zoals
kleine theatertjes, dekors, aanplakbiljetten en scha
duwfiguren. Het is met elkaar ongeveer een zesde deel
van de vermaarde „Puppentheatersammlung der Stadt
München", dat door de beheerders voor deze expositie
werd afgestaan en dat door de Haagse marionettist Don
Vermeire werd aangevuld met poppen en „figuren"
van twaalf moderne Nederlandse poppenspelers.
IN DE projektiekamer onder de ten
toonstellingszaal worden dia's ver -
toond, waarbij twee stemmèn belang
stellenden een inzicht geven in de ont
wikkeling en de veelzijdigheid van het
poppentheater.
Wie deze voor ons land vrij zeldza
me expositie bezoekt wordt getroffen
door de kleurenrijkdom van de poppen
en groepen marionetten. We bevinden
ons op slag in een theaterwereld: waar
we ook kijken, we zien steeds weer
een nieuwe toneellijst, waarachter in
afwisselende dekors, fantastische naast
vertrouwde marionetten staan opge
steld.
DE tentoonstelling heeft niets van een
catalogus. We wandelen niet vanuit de
achttiende eeuw naar de twintigste.
We beginnen niet bij de Harlekijnen
uit de commedia dell' arte om te ein
digen bij de abstracte figuren van de
jongste marionettisten. Zelfs de licht
beelden in de benedenzaal geven meer
een chronologisch beeld van de wer
kelijke betekenis van het poppenspel
HAAR in al haar werken en steeds
dringender gestelde vraag: „Wie
ben ik?", „Waarom?", „Vanwaar kom
ik?", werd in de loop der jaren, intuï
tief al in haar eerste novelle „Oeroeg"
van werk tot werk geprojecteerd in
haar romanfiguren, steeds dieper la
gen van het bewustzijn aanborend,
steeds dichter naderend tot de existen
tiële kern van het leven èls leven, van
de betrekkelijkheid der ervaringen,
verschijnselen, waarde-oordelen.
Metamorfose gedaanteverwisse
ling in de zin van ontpopping, tot zijn
eigenlijke „zelf" komen betekent
voor Hella Haasse een levenswet. Van
„Oeroeg" tot Charles d'Orleans uit
„Het woud der verwachting", Giovan
ni Borgia uit „De scharlaken stad",
het zestal figuren uit „De ingewijden",
Marta en Reinier uit „Cider voor ar
me mensen", en zo via „De meermin"
tot „Een nieuwer testament", is één
voortgaande verkenning: „er is in vrij
wel alles wat ik geschreven heb spra
ke van een soort van speurtocht. Dat
kan een innerlijke speurtocht zijn,
maar ook een „queeste" in de buiten
wereld; soms gaat het één gepaard
met het ander. Altijd is iemand of een
aantal mensen tegelijkertijd, bewust
of onbewust, op zoek naar de achter
gronden van gebeurtenissen, naar het
eigen wezen of dat van anderen, altijd
moet er een geheim ontsluierd, een
raadsel opgelost worden".
Het oeuvre van Hella Haasse ont
wikkelde zich dan ook van het horizon
tale naar het verticale, van de breedte
naar de diepte, van de beperktheid van
het nog-overzichtelijke naar de verbor
gen ruimten van het levenslabyrint. Ze
heeft die gang er op gewaagd, ze heeft
vermeende zekerheden prijsgegeven,
de twijfel aangedurfd, schijngestalten
van zichzelf achter zich gelaten, steeds
in het heimelijk besef dat er een „re-
ligio" is, „een samenhang der dingen
van een andere orde dan de voor ons
controleerbare", een „meer", dat voor
haar „de bepalende factor in het le
ven" is.
siemiddel dat ze onbenut heeft gelaten,
zonder daarmee enige concessie te
doen aan de zucht naar excentriciteit,
die zo jammerlijk veel schrijfproduc-
ten van jongeren de dupe deed worden
van de spectaculaire „uitzonderlijk
heid".
HIER spreekt Hella Haasse zelf:
„Het creatieve bezig zijn met de taal,
de verbeelding, is een zeer complexe
aangelegenheid, met eigen wetten, een
eigen klimaat, en niet van buiten
af te beïnvloeden of te hanteren.
Schrijven en het aan het schrij
ven verwante creatieve lezen is een
vorm van zijn. Ik ga er van uit,
dat in het voltooide werkstuk van een
auteur de vorm en de inhoud één,
en zo en niet anders moeten zijn." Ook
vorm is inhoud: Hella Haasse heeft
dat van werk tot werk waargemaakt.
Daarom heb ik voor dit schrijver
schap, voor de creatieve integriteit
ervan, een bewondering die ik niet an
ders kan uitdrukken dan met de woor
den: ik houd er van. En ik houd er
van vanwege de innerlijke strijd, met
het leven, met de betrekkelijke waar
heid van het leven, met de verwer
kelijking daarvan in wat voor de mens
beslissend is: dat men is die men is,
spreekt en handelt en hoopt en faalt
en vreest en verwacht, zoals men is.
Mijn exemplaar van Hella Haasse's
„Persoonsbewijs" heb ik van veel
kanttekeningen voorzien. Veel ook heb
ik erin aangestreept als karakteristiek
voor haar werk en haar persoon -ry
beide zo volstrekt één voor haar
opvatting van het schrijverschap, voor
de functie van het schrijverschap in
de wereld van de menselijke betrek
kingen, voor haar labyrintische me
tamorfose, de authenticiteit waarmee
ze met de volle inzet van haar per
soonlijkheid het individuele omzet in
het algemene.
Deze autobiografie werd in de beste
zin van het woord een roman: de be
tekenis van een mens, een schrijfster
in dit geval, die zonder voorbehoud
het voortgaande bewustzijnsproces van
het mens-zijn centraal stelt. Hel
la Haasse ziet terug naar haar jeugd,
haar kinderlijk milieu, haar herkomst:
haar ouders en grootouders, haar on-