Alva's list, de ontvoering van prins Philip,
bracht Willem van Oranje niet op de knieën
De slangenbezweerder'!j
heeft het moeilijk
ZATERDAG 2 0 JANUARI 1968
Erbij
15
HET WAREN sombere maanden voor de Prins, de maanden
rond de jaarwisseling van 1567 op 1568. Hij leefde als balling
op zijn stamslot de Dillenburg met zijn tweede vrouw Anna
van Saksen, met wie hij als achtentwintigjarige weduwnaar
getrouwd was toen zij zeventien was. Het was een wanhopig
slecht huwelijk dat tenslotte door echtscheiding is ontbonden,
maar waaruit toch drie kinderen zijn voortgekomen, twee
dochters en de latere stadhouder Maurits. Die had in november
1567 het levenslicht gezien en was dus de jongste van de grote
familie die nu weer in het stamslot verenigd was. Aan het
hoofd stond natuurlijk moeder Juliana; behalve Willem had zij
nog vier zoons om zich heen en er schijnt een geest van grote
saamhorigheid en eensgezindheid geheerst te hebben, die
slechts verstoord werd door het onbeheerste, wantrouwende en
weldra ronduit onevenwichtige, ja pathologische gedrag van
Anna. Zij beklaagde zich bij ieder die naar haar wilde luis
teren, op bittere toon over haar man, die zij steeds had ge
waarschuwd voor een oorlog met Spanje, maar die, doof blij
vend voor haar goede raad, al zijn geld èn het hare ging be
steden aan huurtroepen die tegen Alva in geen enkel opzicht
zouden zijn opgewassen. Zij reisde naar Keulen om te pro
beren daar geld te lenen; zij schreef brieven aan allerlei ge
kroonde hoofden over haar rampzalige toestand.
Willem I, naar een oude gravure.
Door
Dr.P.H. SCHRODER
Dr. P. H. Schroder
MOLAR BOEND (AP). De
slangenbezweerders van India zit
ten in zak en as. De meeste „sape-
ras", zoals hun Indische naam
luidt, komen uit het dorpje Molar
Boend, 24 km van de hoofdstad
New Delhi en dat is nu al zo
sinds zeven generaties. Maar de
achtste generatie voelt weinig
meer voor het aloude „kunstwerk".
Veel jongeren uit Boend gaan lie
ver als fabrieksarbeider werken in
de naburige staat Ohkla.
Een Medenkwaardiö Ëeval
Hieronder! prins Philip Willem van
Oranje die door Alva gekidnapt, en ge
durende dertig jaar in Spanje gegijzeld
werd.
van mensenroof
ER SCHIJNT een Spaans spreekwoord te bestaan of bestaan te hebben, dat luidt:
De kop van de zalm is meer waard dan de koppen van honderd kikvorsen. Aan deze uit
drukking zal de hertog van Aiva zeker hebben gedacht, toen hij op 19 januari 1568, dus
nu 400 jaar geleden, de Prins van Oranje liet „indagen" om binnen driemaal veertien
dagen te Brussel voor de Raad van Beroerten te verschijnen ten einde zich te verdedigen
tegen de aanklacht, tegen hem ingebracht. Zou Oranje aan dit bevel geen gehoor geven
en Alva wist natuurlijk drommels goed dat de Prins daarvoor veel te verstandig was
dan werd zijn bezit verbeurdverklaard en hijzelf gestraft met levenslange verbanning.
En de voorgeschreven termijn van driemaal veertien dagen was nauwelijks verlopen, toen
Alva tot harde maatregelen overging: hij liet Oranjes oudste zoon, Philips Willem, graaf
van Buren, die student was aan de Leuvense hogeschool, oplichten en gevankelijk naar
Spanje voeren.
ZELFS WENDDE zij zich tot haar
oom, de keurvorst van Saksen, met
een brief waarin zij betoogde dat de
Prins, haar man, door te weigeren
gehoor te geven aan Alva's dagvaar
ding, in de ogen van de Nederlandse
wet dood was. Dientengevolge was zij
weduwe en erfgename van zijn bezit
tingen, want Alva zou een prinses van
den bloede niet van wat haar wette
lijk toekwam, durven beroven. Dit had
een rechtsgeleerde van naam haar ver
zekerd, schreef zij.
Het merkwaardige van deze zaak is,
dat Anna er inderdaad in slaagde, dit
request doorgezonden te krijgen naar
de Spaanse regering te Madrid en dat
Spanje er zelfs op heeft geantwoord.
Natuurlijk ontkende Philips dat Anna
weduwe was; voorts verklaarde hij
dat zij, al was zij dan zelf niet opstandig,
toch rebellen zoals haar man met haar
geld geholpen had. Haar verzoek werd
dus niet ontvankelijk verklaard.
EEN TWEEDE poging van Anna
om de zaak voor het keizerlijk hof te
Wenen te brengen, is door haar zwa
ger Jan van Nassau in de kiem ge
smoord, maar de verstandhouding tus
sen Willem en Anna was nu natuurlijk
wel heel grondig bedorven. Weliswaar
schonk zij hem nog in 1569 een doch
ter, maar weldra knoopte zij liefdesbe
trekkingen aan met een andere rechts
geleerde, een zekere Jan Rubens, de
vader van de later zo vermaarde
schilder. Toen Willem dit overspel
ontdekte, liet hij Rubens op de Dillen
burg gevangen zetten, maar uit de
aard der zaak schuwde hij alle open
baarheid. Daarom werd de minnaar
na enige jaren vrijgelaten. Anna bleef
nog drie jaar in Nassau, maar zij
werd uit de ouderlijke macht ontzet.
Haar toestand verergerde snel, zij
raakte steeds meer aan de drank en in
1575 werd zij, volslagen krankzinnig,
in een gevangenis te Dresden opge
sloten. Haar voedsel werd haar door
een luikje toegeschoven en een pre
dikant moest zorgen voor het ziele-
heil van de rampzalige vrouw die op
33-jarige leeftijd in haar cel is over
leden.
DE AANKLACHT van Alva tegen
Oranje is in het Frans opgesteld en
telt tien artikelen. De prins werd
plechtig en vormelijk opgeroepen, zich
in persoon te komen verdedigen te
gen een lange reeks van beschuldigin
gen, waarvan de voornaamste waren
dat hij, zonder te denken aan de gun
sten die hij van Karei V en van Phi
lips II had genoten, zich had opge
worpen als hoofd van de opstandigen;
dat hij onmiddellijk na 's konings ver
trek het gezag van de regering was
gaan ondermijnen en de burgerij van
haar liefde tot haar vorst had ver
vreemd. Voorts had hij de edelen op-
geruid en zijn paleizen in Breda en
Brussel te hunner beschikking gesteld
om daar hun verraderlijke plannen te
smeden. In Antwerpen had hij samen
komsten van ketters toegelaten en het
stichten van protestantse kerken be
vorderd. Dat alles en nog meer had
de beschuldigde gedaan met één en
hetzelfde doel: de regering, die het
wettige gezag vertegenwoordigde, om
ver te werpen en op eerzuchtige wijze
de macht aan zich te trekken.
DE WIJZE waarop de „indaging"
openbaar gemaakt werd, beantwoord
de geheel aan de wettelijke voorschrif
ten dienaangaande. Zij werd namelijk
driemaal mondeling afgekondigd door
een soldaat, geëscorteerd door zes
trompetters, op het plein voor het pa
leis te Brussel, aan de poort van 's
prinsen laatst bekende verblijfplaats
hier te lande en aan het portaal der
Brusselse hoofdkerk. De rechtsvorm
werd dus wel in acht genomen. Op wel
ke wijze Oranje in het bezit gekomen
is van Alva's indaging, weten wij niet.
Maar hij heeft er wel op gereageerd,
eerst met een Antwoord, en nadat hij
bij verstek veroordeeld was, door een
Verantwoording of Justificatie. Het
eerste stuk is een kort protest tegen
de indaging die slechts schijnbaar wet
tig was, maar onrechtmatig tegen
een man die als Vliesridder alleen ge
vonnist kon worden door een recht
bank die uit Vliesridders bestond. Ver
der werd de oplichting van Philips
Willem als onrechtmatig en strijdig
met de privilegiën der Leuvense Hoge
school veroordeeld en trok de prins
de bevoegdheid van Alva terzake in
twijfel.
BLIJKBAAR beschikte Oranje over
allerlei illegale contacten in Vlaande
ren, want op mysterieuze wijze werd
het protest in het nachtelijk duister
overal in Brussel en Antwerpen aan
de deurposten bevestigd en men be
grijpt hoe gretig het werd gelezen.
Of dat ook het geval is geweest met
de daarop volgende uitvoerige Justifi
catie mag worden betwijfeld. Dit stuk,
in het Frans geschreven en in het
Nederlands, Duits, Engels, Spaans en
Latijn vertaald, was dan ook bestemd
voor een ander publiek. Het is na
tuurlijk voor ons een belangrijke his
torische bron, omdat het duidelijk
maakt hoe Oranje de situatie zag,
maar voor de gewone lezer was het
te lang, te wijdlopig, te beschouwend.
Toch heeft het, daar het op ruime
schaal ook in het buitenland is ver
spreid zijn oogmerk niet gemist en de
gewenste indruk gemaakt. Dat blijkt
wel uit het feit dat Alva het nodig
heeft gevonden aan twee leden van
de Bloedraad, Vargas en Del Rio, op
dracht te geven een bestrijding van
Oranjes verdediging samen te stellen.
Tot een uitgave daarvan is het ten
gevolge van de loop die de gebeurtenis
sen in 1568 namen, niet gekomen,
maar het betoog van het „Duitse
graafje", zoals Philips II de prins
minachtend genoemd had, was blijk
baar toch zo geharnast dat de Spaanse
regering in Brussel het niet kon nege
ren.
Anna van Saksen, de moeilijke,
ontrouwe en drankzuchtige
tweede vrouw van Willem van
Oranje.
HET HAD ER alle schijn van dat
Alva's optreden tegen Oranje een slag
in de lucht was. Hij had immers de
staatsman niet kunnen treffen; des te
dieper en pijnlijker was echter de
wond die hij de vader toebracht. Uit
Willems eerste huwelijk, dat door de
vroege dood van de vijfentwintig ja
rige Anna van Buren voortijdig was
beëindigd, waren twee kinderen geho-
ren: Philips Willem en Maria. In 1568
studeerde de toen veertienjarige zoon
in Leuven. Hij had in 1567, toen Alva
op weg naar Brussel aan het hoofd van
zijn troepen trok, de nieuwe land
voogd hoffelijk welkom geheten met
een handkus. Het is begrijpelijk dat
de jongen diep onder de indruk was
van de ontmoeting met een zo be
roemd man als de hertog van Alva en
deze van zijn kant schepte kennelijk
behagen in de knaap. Hij nodigde hem
zelfs uit voor een bezoek op de volgen
de dag en overlaadde hem met vrien
delijkheden. Maar de gewoonte dier
tijden omhelsden zij elkaar bij het af
scheid en de jongen keek, geheel be
toverd door de oude krijgsheld, deze
met tranen in de ogen na toen hij weg
reed.
MEN HEEFT echter alle reden te
vermoeden dat Alva zo zachtzinnig en
vaderlijk tegen Philips Willem is op
getreden om des te gemakkelijker zijn
slag te kunnen slaan. En inderdaad
toen in februari 1568 de Heer de Chas-
sy, begeleid door vier officieren en
twaalf hellebaardiers, zich namens de
Landvoogd ten huize van de jonge
graaf vervoegde en hem mededeelde
dat zijn peter, Zijne Majesteit Philips
II hem ter bevordering van zijn ei
gen welzijn naar het Spaanse hof uit
nodigde, werd die invitatie ontvangen
zoals men dat kan verwachten van
een veertienjarige, die door een oude
vriend voor een buitenlandse reis ge
ïnviteerd wordt. Dat hij op die ver
re tocht „slechts" twee knechts, twee
edelknapen, een kok en een rentmees
ter mocht meenemen, kon zijn vreug
de niet verminderen en ook dat is te
begrijpen.
Het gezelschap reisde snel naar
Antwerpen, waar het verblijf van de
graaf van Buren, zoals men hem
placht te noemen, door een reeks fees
ten werd opgeluisterd, en vandaar
naar Vlissingen. Daar scheepte hij
zich in op een Spaans fregat en reis
de onder zorgvuldige, maar niet
hinderlijke bewaking naar Spanje.
Philips stelde hem in de gelegenheid
te Alcala de Henares verder te stude
ren. Philips Willem is later, toen zijn
vader vogelvrij verklaard was, als ge
vangene in een oud kasteel opgesloten,
maar in 1595, bijna dertig jaar na
wat Hotley noemt „een gedenkwaar
dig geval van mensenroof", in vrij
heid gesteld.
MEN NEEMT wel aan dat Phlips
hem toen wilde gebruiken als stro
man bij zijn verzoenende politiek je
gens de Nederlanden. In 1596 stond de
Spaanse koning namelijk die gebieden
als bruidschat af aan zijn dochter Isa
bella die in het huwelijk trad met Al-
bertus van Oostenrijk. Twee jaar later
stierf de man die in de Nederlandse
geschiedenis „met een zwarte kool is
getekend", maar die in Spanje nog
steeds als een der grootste vorsten ge
ëerd wordt. Philips Willem heeft zich
na zijn terugkeer slechts met bepaalde
zaken beziggehouden: met zijn aan
spraken op de erfenis van zijn vader
Willem de Zwijger, met veelvuldige
liefdesavonturen en met een laat hu
welijk. Invloed op de Nederlandse po
litiek heeft hij niet uitgeoefend en ook
niet willen uitoefenen.
ZO WAS dus de situatie in het begin
van het gedenkwaardige jaar 1568: de
prins is uitgeweken, zijn bezittingen
zijn verbeurd verklaard en hij is „voor
eeuwig" verbannen. Zijn zoon is weg
gevoerd naar het vijandelijke Spanje
en zijn vrouw keert zich tegen hem.
Om huurtroepen te kunnen werven
moet hij zijn kostbaarheden verpan
den, maar zij brengen veel te weinig
op. Tegenover hem staat de beroemd
ste veldheer van zijn tijd met een voor
treffelijk getraind leger en achter zich
de onmetelijke schatten van een we
reldrijk. Het schijnt in geen enkel op
zicht twijfelachtig wie in de komend
strijd de zegepalm zal wegdragen.
DE WEGEN der geschiedenis even
wel zijn zo niet onnaspeurlijk, dan
toch onvoorspelbaar. Ook voor prins
Willem. Hij moet in deze maanden
vaak getwijfeld hebben. De kans op
een goede uitslag was zo gering, zo
hoogst onwaarschijnlijk. Daarom treft
te meer een zin uit een brief die hij in
deze rampspoedige tijd schreef aan
zijn broer Lodewijk: „Ik ben besloten
met Gods hulp verder te gaan".
DAAR KOMT BIJ dat de regering
van India het de slangenbezweerders
steeds moeilijker maakt. Zo is hen ver
boden om op te treden in de buurt
van de grote hotels, waar de meeste
buitenlandse toeristen te vinden zijn.
„Men wil ons misschien wel helemaal
kwijt, omdat wij niet meer zouden pas
sen in de moderne tijd", klaagde de
nestor der sapera's, de 80-jarige Tsjan-
di Nath op de onlangs gehouden jaar
lijkse reünie van vakgenoten die na
tuurlijk in het dorp Molar Boend
plaatsvond.
ONGEVEER honderd langharige sa-
peras waren daar aanwezig en al
len klaagden over de tegenwerking die
zij overal in het land ondervinden. Als
men ons brodeloos wil maken, zullen
wij van „baksjies" (weldadigheid)
moeten leven, zei een van hen en
dat betekent dan nog eens honderden
armlastigen in een land, waar armoe
de en bedelarij toch al hoogtij vieren.
Wij verdienen een eerlijk stuk brood
en het is niet meer dan redelijk dat
men ons met rust laat. Het beroep
zal trouwens, wegens gebrek aan be
langstelling bij de jongeren, op den
duur wel een natuurlijke dood sterven.
DE REÜNIE werd volgens de tradi
tie geopend met een stille herdenking
van de „afwezigen": vakbroeders die
niet waren komen opdagen en van wie
men dan maar aanneemt dat zij het
slachtoffer van hun kunst geworden
zijn. Want een gevaarlijk métier blijft
het, zoals de journalisten die de sa-
pera-meeting bijwoonden, ervaren
hebben. Een der verslaggevers be
schreef in zijn krant een demonstra
tie. „Er kwam een aantal mannen
met manden, die op een open plek in
het dorp werden neergezet. Sapera's
openden een aantal manden. Een van
hen begon op zijn fluit te blazen, een
ander tokkelde op een instrument, toe-
ma genaamd. Weer anderen sloegen
langzaam de maat op primitieve hand
trommels. Weldra begonnen de cobra's
zich te bewegen. Zij staken de koppen
omhoog en ontplooiden, staande op
hun staarten, de brede kopschilden.
Als de sapera's de polsen heen en weer
bewogen, volgden de slangen, bedwelmd
door het ritme hun bewegingen. Een
jongeman pakte een python van zeker
twee meter en wond hem om de hals
van een bejaard dorpeling die een
kind droeg. De slang verwarde zich in
de baard van de oude, maar toonde
geen neiging om hem kwaad te doen".
EEN ANDERE jongen schudde een
blikken bus leeg. Eruit viel een ner
veuze schorpioen van 15 cm, die ve
nijnig zijn giftige staart omhoogstak,
spiedend naar een slachtoffer. Ver
scheidene dorpsjongens namen deel
aan het vermaak, dat bestond uit het
treiteren van de schorpioen. Zij tracht
ten hem bij de dodelijke staart te
pakken zonder gestoken te worden en
ze slaagden daar allemaal in.
GEEN DER dorpelingen leek enig
respect te hebben voor de slangen.
Soms deed een cobra een uitval naar
een naakte kleuter, maar niemand
wond zich daarover op. Een hoogbe
jaarde sapera met een lange witte
baard gaf de volgende verklaring:
„De slangen bijten degenen niet die
met hen werken. Maar ook als er ie
mand gebeten wordt, weten wij een
onfeilbaar middel om het gif onscha
delijk te maken. Het gif uitmelken of
de giftanden uittrekken gebeurt ech
ter nooit, dat zou onze beroepseer te
na zijn".
DE REÜNIE sloot met een resolu
tie aan de regering in New-Delhi. Zij
behelsde een verzoek om excursies te
mogen organiseren naar het dorp Mo
lar Boend. „Nu wij niet meer de toe
risten mogen opzoeken, moeten de toe
risten maar naar ons komen", aldus
de motivering van hun petitie.