haute couture
Parijse
blijkt zeer draagbaar
Ip/sre
PANDA EN DE POLYDINGUS
POLLE, PELLI EN PINGO
^pngestipt
San balm
TTtynhartctt'j
9
r
Baby-Boetiek
DONDERDAG 25 JANUARI 1968
Ken oorspronkelijke
JAN f*E HAKTOf
roman door
HOOFDPIJN POEDERS
KIESPIJN POEDERS
HOEST poeders werken
GRIEP poeders verrassend
ker- Kees Stip
RUWE HANDitifl
D
A
V
Y
J
O
N
E
S
B
R
A
M
M
E
T
J
E
F
O
K
H
f
50)
„Over ongeveer twintig minuten".
„All right", zei zij, „ik zal zorgen
dat ik er ben".
Toen ik de kade overstak om naar
het schip te gaan, zag ik kapitein
Perpendiculous voorbij zwaaien. Hij
veroorzaakte een sensatie onder de
bevolking. Toen ik de loopplank op
liep, zag ik hem de parfumeriewinkel
binnengaan. Zij zouden hun handen
aan hem vol hebben.
Het was de stuurman, die haar de
onderkooi in de stuurhut toewees.
Ik stond op het achterdek, want ik
had de eerste wacht genomen toen'
wij de haven uit waren gezeild op
weg naar Corsica, dus ik had haar
niet naar binnen zien gaan. Ik zag
haar op de kooi liggen toen ik de
stuurhut binnenkwam, nadat hij de
wacht had overgenomen. Ik vroeg:
„Wat doe je hier?" en zij antwoord
de: „Mij is gezegd dat dit mijn bed
was".
Ik wilde eerst naar het achterdek
teruggaan om het met hem uit te
spreken; maar toen dacht ik aan
monsieur Astanasia, die er vlak on
der lag met zijn patrijspoorten open
en ik besloot het voor de zoveelste
keer te laten lopen. Wat mij voor
namelijk kwaad maakte, was zijn op
zettelijke hondsheid tegenover haar.
Zij moest een sterk karakter hebben
om daar zo rustig te kunnen liggen,
glimlachend, alles begrijpend en ver
gevend. Ik vroeg: „Zou je niet liever
een hut hebben? Hier gaan aldoor
aldoor mensen in en uit".
„Nee hoor", zei zij, „ik vind dit
best. Als we de deuren tegen elkaar
laten openstaan blijft het 's nachts
lekker fris en dan word ik misschien
niet zeeziek".
Omdat mijn volgende wacht over
drie uur alweer begon, had ik mijn
slaap nodig, dus ik zei: „Zoals je
wilt. Welterusten". En zij zei: „Slaap
lekker, schipper, en bedankt".
„Waarvoor?", vroeg ik, halver
wege de ladder naar mijn kooi.
„Dat weet je wel", antwoordde ze.
„Welterusten".
Ik was er niet zo zeker van dat
ik het wist; maar ik haalde mijn
schouders op en klom in mijn kooi.
Hoewel ik de lakens verwisseld had
en de matras gelucht, rook de kooi
nog steeds naar de oude kapitein.
Aan het hoofdeinde was een boeken
plankje met een slingerrandje er
voor. Het zag er leeg uit, maar toen
ik mijn horloge erop wilde leggen
voelde ik een boek dat was achter
gebleven. Het was een goedkope uit
gave van Engelse volksliedjes, vol
ezelsoren. Ik bladerde het door. Een
van de liedjes was gemerkt met een
potloodkruis en twee uitroeptekens.
Soms voel ik mij als een
moederloos kind
Soms voel ik mij als een
moederloos kind
Soms voel ik mij als een
moederloos kind,
Ver, ver weg van huis
Ver, ver weg van huis.
Ik keek op het schutblad en zag
dat het aan de oude kapitein toebe
hoorde. Ik legde het terug op het
plankje, draaide het licht uit en ging
slapen.
De reis naar kaap Corse verliep
voorspoedig. Ik had met ongerustheid
het ogenblik tegemoet gezien waarop
wij het land kwijt zouden raken,
want niet alleen waren de kompassen
verdacht, geen enkele Zuidfranse
roerganger kon er toe gebracht wor
den koers te houden. De oude boots
man en de breiende jongen met de
rode wielrennerspet begroetten el
kaar bij het wisselen van de wacht
als levenslange vrienden na jaren
van scheiding. Zij omhelsden elkan
der, kusten elkander op beide wangen
informeerden naar eikaars gezond
heid en begonnen pas na vijf minuten
over de koers te praten, gedurende
welke tijd het stuurrad, aan zijn lot
overgelaten, doelloos hing te spinnen
met de deining. Zodra de volgende
man het roer had overgenomen, be
gon hij te zingen of, in het geval van
de jongen, te breien. Telkens wanneer
ik de koers controleerde lagen wij er
minstens vijf graden naast.
De tweede nacht kreeg ik hier ge
noeg van en ik vertelde /de oude
bootsman wat ik van zijn koers-
houden dacht, zonder van mijn hart
een moordkuil te maken. Een vlieg
tuig vloog laag over ons heen op dat
ogenblik en het overstemde mijn toe
spraakje met het geronk van zijn
motoren. „Maar, mon commandant,
waar maakt u zich eigenlijk ongerust
over?" vroeg de oude bootsman, op
recht verbaasd. „We liggen op de
goede koers: daar gaat het vliegtuig
naar Corsica". Daarna gaf ik het op.
Er was nog iemand aan boord die
zich zorgen maakte over de koers en
dat was kapitein Perpendiculous;
maar hij maakte zich tenslotte over
al bezorgd over. Wij wisselden nooit
een woord, want hij bleek niet
spraakzaam te zijn. Hij verscheen op
het achterdek op ongeregelde tijden,
wierp een sombere blik op het kom
pas, de zeilen en de duttende roer
ganger, en spoog over boord. Hem
uit het trapgat te zien opduiken was
een vreemd gezicht. Eerst smeet hij
zijn krukken aan dek, van beneden,
dan klom hij de trap op, op zijn
knieën, kroop naar zijn krukken, zet
te ze overeind en hees zich eraan
op. Het enige bewijs voor zijn erva
ring als zeeman dat ik ontdekken
kon was dat hij, zodra hij voet aan
boord zette, de rubberdopjes van zijn
krukken had genomen en er spijkers
in geslagen had om slippen te voor
komen. Binnen de vierentwintig uur
na ons vertrek was het achterdek al
pokdalig van de spijkergaatjes.
Wij zagen de sneeuw op de bergen
van Corsica in de lucht een dag voor
hun silhouet in zicht kwam. Ik had
geen idee op welk punt wij het eiland
zouden aanvaren; toen tegen het val
len van de nacht de mistral opstak,
maakte ik mij dan ook bezorgd, want
wij hadden de wind recht van ach
teren. Ik had nog niet met de mistral
kennisgemaakt; de wind wakkerde
binnen de vijf minuten aan van nul
tot zeven en na nog een half uur woei
er een storm. Ik liet alle zeilen ber
gen behalve de stormfok en de „Euri-
dice" stoof over de golven. Ik stond
erop om de koers noordelijker te leg
gen zodra de mistral een storm werd,
want ofschoon dit het schip deed slin
geren als een ton, was ik er tenmin
ste zeker van dat wij ons op deze
manier niet op Corsica te pletter zou
den lopen. (Wordt vervolgd)
JJ" y^^ ij" yJWMimiWMHMMMWMMMMMWHMWMWWUMMMWMWW
f'
Ws
NVlNNv
mmmM
befjes wisselden elkaar in een snel
tempo af. Ster van de show was een
witte mouwloze japon met gele tus-
sengezette brede tailleband in accola-
devorm.
Voor de tot op de grond reikende,
meestal witte avondjurken had men
bij Patou voor de korte Paolamouw-
tjes en het bovenlijfje boven de buste-
lijn een marineblauwe of gele stof ge
bruikt.
LANVIN: jurken gecombineerd met
driekwart jassen, voorzien van een
geschulpte zoom cloches aan de
onderkant met vilten bloemenappli-
caties bezet lange shawls van de-
zelde stof als de japon.
'ATOU: broekrokken befjes en
plastrons van wit organza cein
tuurs van met gardeniacorsages be
zet marineblauw gros-grainlint
tussengezette taillebanden in con
trasterende kleuren.
„VROEGER TOEN IK jong was,
droegen de meisjes matrozenpakjes,
dat was praktisch want het werd niet
gauw vuil, maar daarmee hoef ik nu
niet meer bij mijn dochter aan te ko
men". Mare Bohan, de succesvolle
couturier en artistiek directeur van
Christian Dior liet zich door zijn der
tienjarige dochter Marie-Anne advise
ren, toen hij deze winter een haute-
couturecollectie voor baby's en kleu
ters ontwierp.
Vlak naast zijn modepaleis aan de
Parijse Avenue Montaigne, waar hij
vanmiddag de première van zijn nieu
we voorj aars- en zomercreaties houdt,
opende prinses Grace van Monaco on
langs de „Baby-Dior-Boutique", een
winkeltje dat Christian Dior in 1947
tegelijk met de lancering van zijn
„new look" had willen beginnen, maar
waartoe hij nooit gekomen was. Zijn
opvolger Mare Bohan slaagde erin de
al twintig jaar oude plannen te realise
ren en ik moet zeggen dat babymode
nog charmanter dan die voor de vol
wassen vrouw kan zijn.
NET ALS IN de gloriedagen van
Lodewijk XIV inspireerde Bohan zelfs
de jurkjes voor nog geen twee jaar
oude kleuters op die van de creaties
van hun mama.
Voor kinderen en baby's dus niet
alleen meer het geijkte roze en blauw
maar ook een reeks van andere flat
teuze kleuren. Wel zijn de babykleren
die in de boetiek voor zo'n 75 tot 100
gulden te koop zijn, met zeer veel
bandjes, strikjes en ruches bestikt.
(Van onze moderedactrice)
PARIJS. Fris en gracieus als een
bos maartse viooltjes is het boeket
leuke jurken dat Lanvin u offreert.
Niet dat paars gistermorgen, bij de
première van de nieuwe collectie, de
boventoon voerde. Die eer kwam ma
rineblauw, zwart, wit geel en oranje
toe. Maar na twee modemarathonda-
gen, waarin men op ieder uur van de
dag bij een reeks van couturiers al
ruim duizend creaties kreeg te zien,
sprongen de kleren van Lanvin in het
oog door hun ontwapenende charme.
LANVINS ONTWERPER Jules-
Frangois Crahay hield de rokken flink
kort, zo'n vijf centimeter boven de
knie. Er waren klokkende en plooirok-
Tuniekensembles en plooirok
ken, rechts bij Lanvin en links
bij Patou.
rimpelde exemplaren gecombineerd
zoals in vrijwel heel Parijs met lange
getailleerde jasjes. Daarover zou niet
zoveel te vertellen zijn, wanneer niet
de mouwen van deze ensembles van
jersey in contrasterende kleur waren
gemaakt. Dat alles om een soort pull-
overeffect te bereiken. Bij Lanvin wa
ren de mantels kraagloos en van een
V-hals voorzien.
Gros-grainlint in diverse breedtes
diende van manchet tot iets voorbij de
elleboog als een soort admiraalsgarne-
te voorjaarsjurkjes.
Lanvins avondjurken leken mij
ken in alle soorten, maar ook aange- meer geschikt voor de Folies Bergère.
/WMIWWWWIIIIWWWWIIIWIMWWMWMWWWMWIlWIIIWIIWMWWW Zij waren met zoveel ruches en zelfs
met ver uitstekende naaldvormige
ADVERTENTIE
CO». MABTÏN TOONDE!
54. Panda trok zo snel hij kon de Polydingus weg
van Sloer Sluipstra. Maar daar was het kereltje he
lemaal niet blij of dankbaar voor. „Dat was een aar
dige man", riep hij protesterend. „Hij heeft me choco
lade gegeven, en een mooie net-jas, en er zat een ver
rassing voor mij in die buis!" Dat was geen buis,
maar een kanon!" legde Panda uit. „Daarmee wil
de hij op je schieten. En dat doet erg veel pijn! Heus!"
„Inderdaad" bevestigde de Meester-Ontdekkingsreizi-
ger. „Schieten is erg hinderlijk. Maar dat lachen en
scheurenveroorzaken eveneens. We moeten daar iets
aan doen. Anders blijft die beloning op het vangen
van de Polydingus uitstaan en dan blijft meneer
hier last houden van vervelende lieden!" Dat was
waar. Sloer Sluipstra bijvoorbeeld was niet van plan
om de Polydingus zo maar te laten lopen. O, nee!
„Ik ga ze allemaal uitroeien!" gromde hij duister.
„Met mijn geheime Wapen. Daar kan niemand tegenop
Wacht maar!"
HET ZONNE
SCHERM MA6
U WEI HOUDEN
DUIZEND MAAL DANKEN VAAR
WEL -WIJ WENSEM U VEEL
^SCHADUWRIJKE BOMEN
DAAR IS DE KUST - NU MAAR
RECHTDOOR NAAR
HUIS'
VER6E6T NIET
DE BEDoeVENAF
TE ZETTEN
<c PIB
ClPMMCIw M
kraaltjes bezet, dat men ze meer „keep
that man away"-japonnen zou kunnen
noemen.
MICHEL GOMA, de couturier van
Patou, is een kunstenaar die erin
slaagt vrouwen van achttien tot tach
tig charmant te kleden. Zijn creaties
die hij gistermiddag toonde, waren
stuk voor stuk draagbaar en eigen
tijds. Het was een zonnige collectie.
Geel is de favoriete modekleur.
Patou's rokken waren iets korter
dan die van Lanvin en vrijwel alle
maal aangerimpeld. Hij combineerde
ze met coltrui en korte jasjes, wat be
slist veel vlotter staat. De meest snoe
zige jurkjes in wit, cobaltblauw en
marine, voorzien van witte organza-
De kinderkleren van Baby-Dior.
Vrienden van ons bewonen een flat
aan de Maasboulevard in Schiedam,
waar zij een prachtig uitzicht hebben
op de bedrijzigheid van 's werelds
grootste haven en de vlammen van
's werelds grootste raffinaderij. Met
die vlammen bedoel ik de vlam/men
die zich onder normale omstandighe
den hoog ifoven het landschap verhef
fen zonder dat er zo te zien iets eco
nomisch nuttigs mee wordt verricht,
als was het maar dat er biefstukken
op werden gebakken. Dat is echter
technisch onmogelijk, omdat zulke gro
te biefstukken niet bestaan.
Wij bewonderen graag dit uitzicht,
maar benijden onze vrienden niet, om
dat wij liever dennen zien dan schoor
stenen en olietanks. Maar de grote
brand heeft onze Schiedamse vrienden
geen haar gekrenkt, zelfs geen ruit.
Onze voorkeur voor bomen berust
op onze afschuw voor fabrieken en
niet op onze angst voor de gevaren
van de grote stad. Want we zijn er
ons van bewust dat de gevaren op
het platteland ons alleen maar van
een andere kant bedreigen. Zo is bij
voorbeeld de achterkant van een
paard even gevaarlijk als de voor
kant van een auto.
Toch begrijp ik heel goed dat ik
vanuit de veilige beschutting die mijn
bomen mij bieden zolang ze niet om
waaien mij te ver achter het water
front bevind om met enig gezag de
Rotterdammers te kunnen aanpraten
dat het Botlekgebied en alles wat
daar aan ontplofbaars staat opgesteld
hun stad niet tot een gevaarlijke stad
kan maken. Ik beroep mij dan ook
op de autoriteit van wethouder De Vos,
onder wiens leiding de grote raffina-
drijbrand op zo bekwame wijze werd
overmeesterd. Hij ontkent niet dat er
een zeker risico is, maar wijst erop
dat het ook gevaarlijk is de straat
over te steken, iets waarin de statis
tieken hem helaas meer dan gelijk
geven. Maar door het goed functio
neren van de diensten welke erbij be
trokken waren bleven de gevolgen
voor het omringende gebied beperkt
tot glasschade. En dan niet eens in
Rotterdam zelf. Allicht hadden er er
gere dingen kunnen gebeuren, maar
daarvêor ligt dan ook het rampen
plan in reserve, waarbij aan hulpver
lening het tienvoudige op de proppen
komt van wat er nu is vertoond. Om
maar eens een voorbeeld te noemen:
dertig ambulancewagens staan klaar
welke per uur zestig gewonden naar
de ziekenhuizen kunnen vervoeren.
Een nog groter aantal zou nergens
voor nodig zijn, want méér kunnen
de ziekenhuizen toch niet verwerken.
Mocht er chloorgas vrijkomen en
het zou niet lukken dit neer te spui
ten dan wordt de bevolking uit het
gebied waar het gas heenwaait ge-
evacueerd. De wethouder zou daar
graag eens een proef mee nemen,
zonder chloorgas natuurlijk, om te
zien hoe het loopt of hoe men loopt,
want het welslagen hiervan is geheel
afhankelijk van een goedgeoliede orga
nisatie. De olie voor deze organisatie
moet dan wel op een brandvrije plek
zijn opgeslagen.
Bij de wethouder zelf is de laatse
keer het vertrouwen in zijn organisa
tie. terecht, zo groot geweest, dat hij
zich na het alarm niet eerst naar de
plek van de ontploffing heeft begeven,
maar dat hij in zijn auto. met nege
ring van alle verkeerslichten, naar
Hoogvliet is gereden om de mensen
daar door hun gesprongen ramen toe
te roepen dat er geen gevaar was.
Inderdaad op zulke momenteh is het
oversteken van de straat gevaarlij-
ADVERTENTIE
HANDCREME
uw handen vragen erom
PAM JENSEN SCHIJNTJE
EINDELIJK OPGEGEVEN TE
HES8EN, MARCO
6EUJKKtG MAAR!
DIE VROUW HEEFTHET
gezicht van een EN
GEL, MAAR DE AARD
van een tijger-
haai
ze Nomen dat wel
"DE KUS DES LEVENS'.'
AAA AR ZIJ ONTHAALDE
ONS BUNA op DE KUS
DES DOODS
BLIJ TOEMAKKER!AL
LEEN HET OPNEMEN VAN
HAAR TELEPOONTJES
HEEFT ME DOODMOE
GEMAAKT!
TOCH HEB JE
HAAR LEVEN GE
REDDOOR MOND-
OP-MOND-
BEADEM! N6.
1045. IN DE STILTE die op de woorden
van de politieman volgde, keek iedereen
naar iedereen. De werfbaas toch weer
triomfantelijk, want hij wist wel zeker
dat Bram nooit het bewijs voor het be
staan van Dienaar Dzjinn zou kunnen le
veren, De Dienaar was nu opgelost en in
het Niets verdwenen en
„Kijk nou eens", zei Bram.
De werfbaas keek omhoog en de adem
stokte hem in de keel. Door onzichtbare
machten was een grote, lege kist opge
tild, die nu boven de hoofden van het
kleine gezelschap zweefde.
„Dzjinn!" riep Bram en op het
zelfde ogenblik plofte de kist neer op het
hoofd van de werfbaas, wiens hoofd door
het schot naar binnen schoot.
..Baasriep de tekenaar ver
schrikt. Juutjes keek voldaan.
„Dat is voor mij bewijs genoeg", zei
hij. „Er was dus werkelijk een geest.
en hij heeft zelf de man aangewezen, die
onwaarheid sprak. Wie leugens vertelt
krijgt de kous op de kop".
„Niet de kous, maar de kist", klonk ge
dempt de stem van de werfbaas.