K
K
Opnieuw een Courrèges-zomer -
PANDA EN DE POLYDINGUS
POLLE, PELLI EN PINGO
Ooo0°ooeetano00^
S
l
a
Qageri;;,.'
ermaats
BOERENKROP
«gestipt
ka,,. v maar daw... het is
*H~~]F lUi, qjj IR
ro
Zwart geld" van
goede heertje
ZATERDAG 27 JANUARI 1968
8
zo potte, ben Je Met het eendje)
bovendien is het veee eenvoudiger
':°0
o o
Q O n n- O O - U~°"
O P O
•0ooo,SoOo0<=oS0o0ö
Jïpl -tgïfejiJ
Kees Stip
Een oor«j>r oj keijk« roman <I«pr
J AN DB HAKTCX;
52)
Het was de vreemdste sensatie die
ik ooit had gehad. Ik had niet ge
dacht dat het verschil tussen zweven
en rechtop staan op de bodem van
de zee zo verrassend zou zijn. Het
kostte mij moeite overeind te blijven,
want er liep een langzame grondzee,
die mij telkens oplichtte en weer liet
zakken. Ik probeerde te lopen maar
zodra ik een voet verzette, werden
mijn benen opgelicht en ik bevond
mij weer in een horizontale positie.
Het kwam door mijn zwemvoeten; na
een korte aarzeling trok ik hen uit
met een gevoel van roekeloosheid.
Het maakte inderdaad een groot ver
schil; toen ik hen eenmaal in de hand
had, kon ik lopen. Het was geen ge
woon lopen, het was een langzaam
zwevend dansen, als een springende
atleet op een vertraagde film. Het
gaf mij een merkwaardig gevoel van
vreugde en macht; ik raakte het zee
gras aan met mijn handen en voelde
dat het werkelijkheid was. Dit was
dan, eindelijk, 't hart van de droom:
sinds ik een kind was en droomde dat
ik ergens de hand naar uitstrekte,
eerst een taartje en daarna een
meisje, was ik altijd wakker ge
worden, vlak voor mijn vingertoppen
het begeerde raakten. Van boven ge
zien had de onderwaterwereld pre
cies zo'n droom geschenen; toen ik
nog aan de oppervlakte zweefde en
omlaag keek op het landschap met
zijn wuivende struiken, zijn bloemen
en zijn weiden, had het er uitgezien
alsof het verdwijnen zou vlak voor
mijn grote oranje hand het aanraak
te Nu was ik er. Ik keek naar het
pruikje zeewier in mijn hand, wreef
het in mijn handpalmen, betaste het,
liet het los en greep het opnieuw
toen het weg probeerde te drijven. Ik
voelde zo'n verrukking, zo'n triomf,
dat ik opsprong als een kind en vijf
meter oprees in de lucht. Dat was
het merkwaardige: het was niet lan
ger water, het was lucht. Het plompe
mondstuk, het geluid van de hoorn
de mufheid van de lucht die ik adem
de: alles verdween op het moment
dat ik overeind stond met dat pruikje
zeewier in mijn hand. De tuin was
van mij.
Ik wandelde dansend rond tussen
de rotsen, de struiken en de ver
steende bomen, tot ik plotseling voel
de dat ik verstikte. Ik had alle lucht
in mijn flessen gebruikt en moest de
reservetank op mijn rug openen. Ik
had nog tien minuten over en keek
omhoog om te zien waar ons schip
was. Ik zag ze alle zeven boven mij
drijven, heel klein, als speelgoed, en
het duurde even voor ik mij herin
nerde welk scheepsmodelletje het
onze was. Nu ik eenmaal mijn re
servetank had geopend was het hoog
tijd dat ik terugging. Ik stond op het
punt op te stijgen, toen ik in een
nest van zeewier een kleine bloem
zag van 'n vreemde, voorzichtige
blauwe kleur. Ik danste er heen en
zij was zo mooi, dat ik de verleiding
niet kon weerstaan. Ik bood mij
voorover, mijn voeten verlieten de
grond en ik plukte de bloem, boven
haar zwevend als een vlinder. Toen
steeg ik naar de oppervlakte.
Bij het beklimmen van de touwlad
der keek ik op en zag ze allemaal
aan de reling staan, omlaag starend
naar het oranje wezen, dat terug
keerde uit de diepte met een blauwe
bloem in zijn hand. De stuurman
vroeg: „Waar heb je je kikkerpoten
gelaten?" Ik schrok. Ik had ze ver
geten. Ze moesten ergens beneden
liggen tussen de struiken. Ik stond op
het punt terug te gaan, maar her
innerde mij dat mijn lucht op was.
Ik klom aan dek en werd door vele
handen over de heling geholpen. Ik
nam mijn mondstuk uit en zei: „Ik
heb ze beneden laten liggen. Ik zal
ze aanstonds wel gaan halen". Mon
sieur Astanasia klopte mij op de
schouder toen ik mijn masker afnam.
„Mijn compliment, kapitein", zei hij.
„Wat bent u een prima duiker. Zou
u nog langer beneden hebben kunnen
blijven?" Ik schudde het hoofd; de
stuurman werd kwaad en zei: „Mal
ligheid. Hij had nog minstens drie
kwartier over". Toen ik hem vertelde
dat ik mijn reservetank had moeten
openen, keek hij mij giftig aan en
zei: „In de eerste plaats ben je een
verdomde dilettant. Ik heb naar je
luchtbellen staan kijken; je ademt
veel te vlug". Ik zei: „Geef me een
kans, wil je?" en ging naar de stuur
hut om een handdoek te halen.
Nicole zat op haar kooi in de ruim
te te staren. Toen ik binnenkwam
keek zij op. Ik zei: „Ik heb iets voor
je meegebracht", en gaf haar de
bloem. Zij zei: „O, dank je, wat is
dat lief van je", keek er naar, en ik
keek zelf. Ik kon mijn ogen niet ge
loven. De bloem, die beneden zo
mooi was geweest, was nu een slap,
slijmerig ding zonder kleur, een dood
stuk afval.
Ik zei: „Het spijt me: beneden zag
ze er prachtig uit". En zij zei: „Na
tuurlijk lieverd".
Zij lachte, sloeg haar armen om
mijn hals, kuste mij. Ik was teleur
gesteld, maar haar kus maakte het
goed.
Monsieur Astanasia vertelde ons
onze plaats van bestemming, ten
slotte de avond voor de dag dat wij
Macinaggio verlieten. Hij kwam het
achterdek op in een witte kamerjas,
de mouwen opgerold tot de ellebo
gen, als een Romeinse senator met
een lantaarn. Hij had zijn rol zee
kaarten bij zich en vroeg de boots
man of hij de stuurman wilde roepen
die net naar kooi was gegaan. Nadat
de stuurman zich bij ons had gevoegd
rolde hij een van zijn kaarten uit,
zette de lantaarn op een hoek en
wees op een eilandje in het zuid
westen van de Cycladen. „Hier gaan
wij heen", zei hij. „Precies op deze
hoek, bij mijn vinger, liggen de ruï
nes van een Griekse tempel, die
drieduizend jaar geleden in zee ver
dween na een aardverschuiving. Ik
wil dat u tweeën er heen duikt om
eens te zien wat er in zit. Waarschijn
lijk niets, maar ik dacht dat het
amusant zou zijn om eens een kijkje
te gaan nemen".
„Hoe diept ligt hij?", vroeg de
stuurman.
„Dat is het pijnlijke punt; ik weet
het niet. Ik heb mijn inlichtingen
van de Griekse kapitein, die bij ons
•si
("Wordt vervolgd)
(Door onze mode-redactrice)
PARIJS. Na een show bij Cour-
règes, krijg je altijd de neiging stille
tjes te blijven zitten tot de volgende
voorstelling. Dat was vooral gisteren
het geval toen de meester-kunstenaar
van de toekomstmode de beste collec
tie van zijn carrière lanceerde. Hij
werd beloond met een minutenlang
applaus, iets wat deze week nog bij
geen ander modehuis is voorgekomen.
Inkopers en moderedactrices uit de
hele wereld langzamerhand aan het
einde van hun Latijn omdat Parijs
tot dusver over het geheel genomen
niets nieuws, niets inspirerends en
maar weinig draagbaars toonde, kre
gen bij Courrèges toch echte haute
couture te zien. De couturier uit
Biaritz, die met zijn zomercollectie
voor 1965 zijn eerste grote succes boek
te, vervrolijkte zijn kosmonautenlijn.
Met als gevolg dat zijn mannequins er
in zijn lichtblauwe, zachtgele en bleek-
roze jurkjes, voorzien van witte boven
lijfjes, ontwapenend charmant uitza
gen. De rókken kwamen zo'n vijf tot
acht centimeter boven de knie. Ge
raffineerde details van deze creaties
waren de kleine witte trenchcoat-kra
gen, de wit geschulpte biezen langs de
zomen, de aan witte lakceintuurtjes
bevestigde battledresszakken in de
zelfde kleur. Eigenlijk zouden alle
Courrèges-modellen hier een vermel
ding waard zijn, maar de belangrijk
ste vondsten die ik voor u noteerde,
waren zijn oranje-rode Bermuda-soort
pakjes met opgestikte cirkelvormige
kragen.
Witte mantels met een marine
overslag en rond de taille,
Witte jurkjes met cirkelvormige
marineblauw-geel gestreepte appli
caties bij iedere schouder en op de
zakken,
Marineblauwe japonnen met witte
ingezette dropruit.
Het waren stuk voor stuk creaties
door hun eenvoud ook zeer geschikt
voor niet meer zo jonge vrouwen.
Courrèges' collectie was in Parijs
na alle „Bonnie and Clyde-verkleed-
partijen" een ware verademing. Daar
voor zorgden ook zijn wat pikante kan
ten avondjurken, stuk voor stuk met
witte margrieten gegarneerd.
COURRÈGES: Witte jurkjes met mari
neblauw, oranje-rode of zachtgele
brede tussengezette taillebanden.
cirkelvormige opgestikte zakken
witte jurkjes met ovaalvormige
koffiebruine applicaties geschulp
te rokzomen witte plastic vlinder-
clipjes voor in het haar aan cein
tuurs bevestigde battle-dress zakken.
De kleuren bij Courrèges: oranje
rood wit lichtblauw zacht
geel bleek paarsblauw.
PIERRE CARDIN, door Courrèges
succes in de war gebracht, heeft zijn
met kostbare groene zijde behangen
salon ijlings wit laten verven, maar zo
gemakkelijk is een toekomstmode niet
gemaakt. De couturier kan nog steeds
niet genoeg van zijn befaamde over-
gooiers krijgen en dat hindert niets
want overgobiers zijn voor deze zo
mer in. Mocht men op Cape Kennedy
nog om een stewardess voor ruimte
vaartuigen verlegen zitten, Car-
din heeft een aluminium-uitrusting
voor hen klaar. Maar dat grapje is
in Parijs zo langzamerhand niet leuk
meer. En wat de rest betreft, Cardin
prolongeert ook deze zomer het succes
van zijn met bruin leer af gebiesde
mantelpakjes. Rest mij u alleen nog te
berichten, dat de couturier als enig
nieuwtje een handbreedte over de knie
56. De Polydingus rolde een steen opzij, en haalde
een vierkant voorwerp te voorschijn. „Kijk", zei hij
trots. „Gevonden! Mooi he?" „Zo is dat uw bezit
ting?" mompelde de Meester-Ontdekkingsreiziger te
leurgesteld. „Niet iets, waar wij ontdekkers opge
wonden over raken. Dit is gewoon maar de snuifdoos,
die ons lid Pietro Explori hier verloren heeft
Nu werd hij echter onderbroken door een opge
wonden kreet van Panda. „Kijk eens!" riep die ge
schrokken. „D-daar!" „Stoor me niet, Panda!" sprak
de reiziger echter. „Ik zit nu midden in een weten
schappelijk onderzoek van de Polydingus. Als er moei
lijkheden zijn, moet je die zelf maar even oplossen."
Maar het zag er niet naar uit, dat Panda de gevaar
lijk uitziende tank zou kunnen tegenhouden die drei
gend op hen af kwam rollen
HA. IK WIST NIET DAT JE ZO
GRAAG HET WATER IN WIIDE.'
OP HEM. Z N MOE
DER 15 20 MOE,,.
André Courrèges poseert met
twee van zijn creaties. Links een
jurkje van doorzichtige organdi
met stippen, rechts een door-
knoop van witte katoen met op
gestikte zakken en mouwstuk
ken van bruingestreepte stof.
reikende kasteelvrouwachtige cocktail
jurk liet zien.
PACO RABANNE is van zijn alumi-
nium-pailletten-rage afgestapt. In
plaats daarvan heeft hij voor deze zo
mer nappa leren met franjes gegar
neerde indianenjurken. Creaties die hij
in zijn zwartgeverfde boutique afwis
selde met japonnen die geheel met
goud metalen imitatiemunten waren
bezet. Iets voor juffrouwen die graag
miljonaire willen worden of zich nog
liever als goudvisjes voordoen. Paco
Rabanne besloot zijn collectie met en
sembles bestaande uit aan elkaar ge
stikte reepjes in alle kleuren getint
leer.
Paco Rabannes witleren in-
dianenjurkje.
ADVERTENTIE
V, O-O O o o no n O O
- O G O O 9 O O O
O O O
|0 O
'O
V
§?v - 't
Terwijl iedereen zich laat afleiden
door allerlei dingen die zich ver buiten
onze grenzen afspelen, broeit er in het
binnenland een conflict waaruit de
hartstochten hoog zullen oplaaien, als
ze tenminste niet in de modder van het
droogvallende Zuid-Flevoland zijn ge
smoord. Dit nieuwverworven gebied is
namelijk de inzet in de strijd tussen de
provincies Noord-Holland en Utrecht.
Beide partijen willen er een zo groot
mogelijke hap van hebben en het rijk
heeft wijselijk verzuimd dit te voor
zien zodat de strijd nog wel met lies
laarzen kan worden uitgevochten.
Alleen al uit een oogpunt van spor
tiviteit voel ik mij verplicht de kant
te kiezen van de partij die er het be-
kaaidst van af zal komen. Dat is
Noord-Holland, of om nauwkeuriger te
zijn, het arme Amsterdam, dat als
een 'opgesloten inktvis bezig is zijn ar
men naar alle kanten uit te steken
om zichzelf nog wat ruimte te ver
schaffen. Maar naar het zuiden en het
westen stuit elke tentakel op het spek
takel van Schiphol. Alleen naar het
oosten is er nog kans op een doorbraak
en hoe hard daaraan wordt gewerkt
kan ieder zien die zich op weg van
Ouderkerk naar Amstelveen begeeft.
Daar doemen de flatgebouwen in ein
deloze rijen op als de stenen voorhoe
de van een stad die voor zichzelf op
de vlucht is. Elke keer dat ik er
langskom zijn ze verder opgerukt naar
het oosten. En dat gaat zo snel in zijn
werk dat ik geloof begin te hechten
aan het verhaal van een oudtante
uit Ouderkerk, die op een bromfiets
met een boodschappenmandje in een
Amstelveense supermarkt was wezen
winkelen. Toen zij bij donker terug
keerde werd zij overvallen door een
wolkenkrabber welke er, naar zij stel
lig beweert, op de heenweg nog niet
gestaan had. Het bouwwerk boog zich
krakend over haar heen en beroofde
haar onverhoeds van een zakje tuin
aarde dat zij had aangekocht om er
een kwijnende Bromelia in te verpot
ten. Het moet gezegd worden dat hij
het voor een wolkenkrabber heel b<?
hendig deed, want oudtante liep ge»*- 1
schrammetje op voordat ze zich tin
met een troostend gebaar over de Bro
melia boog.
Zelfs indien men aan dit verhaal
geen geloof hecht, is het toch een aar
dige illustratie van de landhonger
waarmee de stad naar leefruimte
snakt. Heel Flevoland, en later de
Markerwaard erbij, zullen nauwelijks
groot genoeg zijn om daaraan tege
moet te komen.
En wat moeten die Utrechters daar
aan de barre noordkust van hun verla
ten Eemvlakte? Utrecht is een middel
puntzoekende stad, waarin het zoeken
weliswaar vergemakkelijkt wordt door
de aanwezigheid van de Dom, maar
waar de bewoners van Overvecht al
klagen dat zij zo ver van het Vree
burg wonen.
Wat die Utrechters daar moeten, in
dat vreemde land zo ver buiten hun
horizon? Zij zeggen: „Om te zorgen dat
de Amsterdammers er met hun grijp
vingers afblijven!"
Als het zover komt zal het rijk moe
ten ingrijpen. Helaas zijn onze troe
pen gebonden door Navo-opdrachten.
En dit is een binnenlandse aangelegen
heid. Niemand kan Pengel verplichten
ons te helpen.
ff
ff
ff
(Van onze correspondent)
GELEEN. „Het goede heertje" uit
de geruchtmakende Zwijndrechtse ver -
duisteringsaffaire belooft nog nooit onthul
de, maar wel spectaculaire details van
zijn financiële manipulaties tussen 1956 en
1959 te publiceren. Hij heeft zijn boek
„Zwart geld" geschreven in de Scheve-
ningse gevangenis toen hij daar tussen
1965 en 1967 zat gedetineerd, omdat hij
zijn baas in Geleen en drie relaties voor
22.000 had opgelicht.
MAROS, K-WAR.. !K 2A<b H£T
We WERKEN At
20 EAN& SAMeN...
JE WEET HEEL SOED
DAT IK ME SEEN
DIN6EN mSEER).
Sm Leff
JIIWlliaiiis
PI B
MISSCHIEN MOET
JE TOCH EEN TUNE
MET DUIKEN STOP
WAT? OKE, PAKJE
SPUUEN, DAN6AAN
SAMEN EEN KIJKJE
NEMEN
1047. Als Bram in een stad kwam, waar
hij niet eerder was, had hij er plezier in
door de oude buurten te dwalen, gevel
steentjes te bekijken, winkeltjes binnen te
lopen en zomaar wat steentjes te schop
pen. Karo en Tutu vergezelden hem daar
bij graag, omdat-Bram-altijd wel een
klein eethuisje wist te vinden, waar lek
kere dingen voor weinig geld te koop
waren.
Dit keer werd hun tocht onderbroken
door een schaterlachende menigte, die op
drong rond een klein houten bouwkerkje.
Naderbij gekomen zag Bram, dat het een
ouderwetse poppenkast was, fraai be
schilderd en met prachtige poppen.
„Even kijken", zei Bram.en hij wist
niet, wat dat besluit voor gevolgen zou
hebben, anders was hij misschien de eer
ste de beste zijstraat ingerend om nóóit
meer op dat pleintje terug te keren!