IJmuider Courant Over tweedrie jaar laat de allerlaatste ooievaar het afweten Aantal nesten in Nederland daalde vorig jaar tot 18... Geluksvogel VOGELTELLINGEN WIJZEN UIT: ïc Frans Keijsper Bestrijdingsmiddelen In een artikel, dat is geschreven in een publikatie van het Rijks instituut voor Velabiologisch Onderzoek ten behoeve van het Natuurbehoud, pleit de heer J. Rooth voor het behoud van onze avifauna. Hij wijst op de ongun stige situatie welke voor de vogels is ontstaan. Jaargetijde Aantal ooievaars van 1939 tot 1967 Jaar Groningen Friesland Drente Overijssel Gelderland Utrecht N-Holland Z.-Holland i Zeeland N.-Brabant Limburg Aantal jon c u O ft-c L, S O O O O 1939 98 168 185 85 99 29 6 64 89 823 316 1950 42 30 42 24 14 10 14 21 197 83 1955 8 9 26 17 11 3 10 10 94 57 1956 11 13 27 14 8 8 14 95 65 1957 11 18 31 15 14 12 18 24 143 73 1958 5 11 29 17 12 6 10 21 111 56 1956 9 5 36 14 11 4 12 20 114 50 1960 2 8 11 4 3 14 9 51 48 1961 9 7 12 7 2 11 27 85 46 1962 7 11 18 16 3 6 13 31 107 50 1963 2 8 10 3 5 12 15 55 33 1964 3 11 10 7 11 18 60 29 1965 4 11 5 6 13 11 45 32 1966 5 9 2 10 16 42 28 1967 1 2 2 2 1 11 9 28 18 (Ontleend aan „Het Vogeljaar"). DE BETEKENIS van het woord ooievaar is „gelukbrenger". Vol gens het oude volksgeloof brengt hij heil in de woning, waarop of waarbij hij zijn nest bouwt. Van daar dat de bewoner hem een handje helpt met het bouwen van zijn nest. Hij plant een lange paal in de grond met daarop een groot wiel met soms takkenbossen. Uit dankbaarheid voor de hulp werpt de ooievaar het eerste jaar een veer, het tweede een ei en het derde jaar komt er een jong uit. Over de ooievaar gaat het fabel tje dat hij de mensen de kinder tjes brengt. Het werd althans de kinderen verteld om hen op een dwaalspoor te brengen. Toch schijnt volgens het oude volksgeloof de ooievaar eigenlijk veeleer de ver voerder van de zielen te zijn ge weest. Hij haalde ze uit de Wolken- zee, waarvan de meren en de bron nen op de aarde slechts de afspie gelingen zijn. De klepperende sna vel en de rode poten zijn de teke nen van de dondergod. De ooievaar is het dier van de hemelse en aardse wateren. Het is niet verwonderlijk dat over een vogel, die in het volksge loof in verbinding stond met „de andere wereld" vreemde, „boven natuurlijke" verhalen de ronde de den. Zo is de geschiedenis opgetekend van een man uit Struckhausen in Oldenburg op wiens huis een ooievaarsnest was. „Op een keer", vertelde de man die bij een kade stond, „hoorde ik mij toeroepen: „Goeie dag, Jan"." Ik verwonderde mij erover omdat niemand mij na de dood van mijn vrouw bij mijn voornaam noemde. Op een schip zag ik een langbenige zwarte staan. „Hij kent mij niet", voer de vogel voort. Toen de man duidelijk zijn ver wondering liet blijken zei de ooie vaar: „Laat ik het u zeggen, 's Zo mers nestel ik op uw huis. daarna ga ik naar Afrika en word voor enige dagen weer mens" Dit verhaal steunt op het zeer oude geloof, dat de ooievaars in het land, waar zij overwinteren mensen zijn. Nog een andere factor schijnt van belang. De heer S. Braaksma, die lid is van de stafafdeling natuurbehoud van het staatsbosbeheer heeft intertijd geschreven dat de toenemende hoeveel heid bovengrondse kabels een steeds groeiende bedreiging vormt voor de vogelstand. In Duitsland bijvoorbeeld, beschouwt een aantal vogelkenners de bovengrondse kabels als een der voor naamste oorzaken van de sterke terug gang van de ooievaar in geheel West- Europa. Ooievaars en andere vogels zouden zich letterlijk tegen de draden doodvliegen. Jaarlijks zouden 200.000 tot 400.000 vogels door de draden om komen. Hierbij moet wel worden opge merkt dat deze getallen niet op geheel zuivere gegevens berusten. De meeste ooievaars worden aange troffen in bepaalde gebieden van Gro ningen, Friesland, Drente en Overijs sel, alsmede in Zuid-Holland en het noordwesten van Noord-Brabant. Als broedvogel komt hij in Zeeland en Limburg niet voor. Het is gewoon griezelig om te zien hoe het aantal jonge, in ons land ge boren ooievaars tussen 1939 en 1967, met sprongen is achteruitgegaan. In 1939 werden in ons land in totaal 823 jongen geboren, vorig jaar waren er slechts 28. ER BESTAAN ongeveer twintig soor ten ooievaars en vogels, die tot de ooievaarachtigen behoren. Zij vertoe ven in de gematigde klimaten, zoals in ons land en in de tropische gebie den. De ooievaars, di'e in de koudere gebieden verblijven zijn de „trekkers". De ooievaars maken met hun sna vels klepperende geluiden. Hiermee compenseren ze het feit dat zij met hun zangstrottehoofd geen geluid kun nen voortbrengen. Ze zijn dus „stom" Zij zoeken waterrijke gebieden op, omdat zij daar hun meeste voedsel in vinden, zoals muizen, hagedissen, aal tjes en vogels. Er zijn ook soorten die van kadavers leven. De ooievaar bouwt zijn nest hoog in de bomen, op woonhuizen of op 'n paal geplaatst wagenwiel. Het man netje sleept meestal het materiaal aan en knutselt de buitenkant in elkaar, terwijl het vrouwtje de binnenkant van het nest voor haar rekening neemt. Het paar broedt om beurten de eieren in 30 tot 38 dagen uit. TYPISCH IS dat de ooievaars in Ne derland nooit kolonies vormen, maar dit in andere landen wel doen. In ons land komt het wel voor of liever gezegd kwam het wel voor dat de ooie vaars slaande ruzie met elkaar kregen als hun nesten te dicht bij elkaar in de buurt lagen. De eieren liepen dan het risico over de rand van het nest te worden gewipt en te barsten te val len. Deze charmante vogel, die ook in ons volksgeloof een belangrijke plaats heeft ingenomen is in Nederland altijd bijzonder populair geweest. Vandaar dat het verschrikkelijk jammer zou zijn als we hem straks moeten missen. v •.•yiyivt.1 1*y V Een jong gaat, nog wat onzeker, op de vleugels. Zal het in de lente, als volwassen uiver, op het geboortenest in ons land terugkeren? DE OOIEVAARSSTAND IN NEDERLAND IS IN GEVAAR. ER BESTAAT EEN GROTE KANS DAT ER BINNEN AFZIENBARE TIJD GEEN OOIEVAAR MEER IN ONS LAND IS TE BESPEUREN. OOK IN ANDERE WESTEUROPESE LANDEN LOOPT HET AAN TAL OOIEVAARS, DAT IN DE LENTE EN ZOMER NESTELT, AANZIENLIJK TERUG. HIER STAAT ECHTER TEGENOVER DAT DE OOIEVAARSSTAND IN OOST-EUROPA EN SPANJE EERDER TOE- DAN AFNEEMT. OOK ANDERE VOGELSOORTEN WORDEN '-t SJ%j9} '<H ï*K^" 0 li -fci,-, BEDREIGD. DOORDAT RUSTIGE MOERASSEN, BOSSEN, HEIDE VELDEN, DUINGEBIEDEN, KWELDERS EN BEPAALDE STRAND VLAKTEN VERDWIJNEN OF AL VERDWENEN ZIJN WOR DEN OOK DE DAAR NESTELENDE VOGELS VERDREVEN. NAAST EEN KWANTITATIEVE ACHTERUITGANG VAN DE 8IO- TOPEN, VERANDEREN DE KWALITEITEN VAN DE MILIEUS. DE KWALITEIT VAN DE OVERBLIJVENDE BIOTOPEN WORDT ONDER MEER AANGETAST DOOR WATERVERVUILING EN BE STRIJDINGSMIDDELEN. ER ZIJN wellicht verschillende oor zaken de schuld aan dat het met de vogels in het algemeen en de ooie vaars in 't bijzonder bedroevend slecht is gesteld. Hierboven hebben wij er al enige aangegeven. Een van de verliezen is het natuur monument „De Beer", dat nabij de Nieuwe Waterweg geheel is verdwenen Het is opgenomen in de Europoort. On getwijfeld was dit voor de economie van ons land van groot belang, maar dat neemt niet weg dat het verlies van een dergelijke vogelverzamelplaats onherstelbaar is. Bestrijdingsmiddelen welke worden ge- u t 11 j i bruikt in de landbouw blijken eveneens Oudewater heeft een der achttien bewoonde nesten. Maar elk jaar vraagt men zich af: zullen de vogels nadelige invloed uit te oefenen op terugkomen? CIJFERS, die betrekking hebben op de sterke achteruitgang van de ooievaars, zijn onlangs gepubli ceerd in het tijdschrift voor vogel studie en vogelbescherming „HET VOGELJAAR" (lijstje hierboven). DE CIJFERS in „Het Vogeljaar", spreken duidelijke taal. Zo blijkt hier uit dat in 1967 het aantal door paren bewoonde nesten ten opzichte van 1966 is gedaald van 28 naar 18. In 1939 waren er nog 316 door paren bewoonde nesten. In 1910 waren er zelfs nog in ons land ongeveer 500 bezette nes ten. Bij het begin van deze eeuw ken de de wijde omgeving van Haarlem meer dan twintig van dergelijke nes ten. Na 1941 hebben echter in Noord- Holland geen ooievaars meer een woon plaats gezocht. de vogelstand. Roofvogels zijn bijzon der kwetsbaar voor „doorvergiftiging". Dit houdt in dat zij langzamerhand worden vergiftigd door het geregeld op vreten van hun prooidieren, welke een geringe dosis van de giftige bestrijdings middelen in hun lichaam hebben. Uit onderzoekingen is gebleken dat onze kustwateren hoeveelheden bestrij dingsmiddelen bevatten, aangevoerd door de grote rivieren. Zo is bijvoor beeld de ijsvogel als broedvogel in ons land nagenoeg verdwenen, omdat zijn voedsel door chemicaliën is vernie tigd. Met de grote stern staat het er ook al slecht voor. In het deltagebied het IJsselmeer en op de wadden telde men in ons land in de periode van 1947 tot 1957 25.000 tot 40.000 broed- paren. In 1965 waren er nog maar 600. Ook de ooievaar blijkt steeds meer kopschuw voor ons land te worden. Hoeveel vogelsoorten zullen volgen in deze afgang? si! OOK HET jaargetijde schijnt, wat de ooievaars betreft, hierin mee te spelen Er wordt wel aangenomen dat de da ling sedert 1940 is te wijten aan de late winters en de slechte voorjaren. Zo zag men tussen 1929 en 1940 weer meer ooievaars in Nederland nestelen wat mogelijk een gevolg van het feit was dat er toen nagenoeg geen sprake was van late winters.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1968 | | pagina 13