ADVIES VOOR KANDIDAAT-DIENSTWEIGERAARS
Herenvak" krijgt haast
geen leerlingen meer
Dure studie,
mager loon,
weinig
vooruitzichten
Coördinatie van
de voorlichting
Raad en daad
ZATERDAG 10 FEBRUARI 1968
Erbij
17
Geen vetpot
Tarieven omhoog
Achilleshiel.
Perspectieven
Dure opleiding
Herenkapsters
Fred Raadman
Twee motieven
Niet tot elke prijs
Werkkampen
Kappers hebben
kopzorgen
Y Y-" yv\'
99
„MES GOED, MENEER?" Er bestaan nog wel scheersalonnetjes, waar
die vraag het geschraap van het mes over de ingezeepte kaak begeleidt.
Maar je kunt ze op de stoppels van één stukje kin tellen. De barbier
(baardsnijder) is al lang ingedeeld bij de wagenmakers, de lampopstekers
en de stovenzetters: een onwerkelijke figuur uit een ongrijpbaar ver
leden. Zijn stiel wordt bijgezet bij zovele uitgestorven beroepen. Ondenk
baar lijkt het, dat ook het ambacht van de herenkapper zijn tijd heeft
gehad. Mechanisatie van de haarsnijderij is maar moeilijk te verwezen
lijken en de haren zullen wel blijven groeien. Toch ziet de toekomst er
somber uit. Het zou overdreven zijn te beweren, dat functionarissen van
vakorganisaties en vakopleiding al met de handen in het (gelukkig nog
gesoigneerde) haar zitten. Maar zij zijn het er wél over eens, dat de
situatie uitermate verontrustend is: onder de jonge generatie zijn bijna
geen Figaro's meer te recruteren. De belangstelling voor het beroep is
dicht het nulpunt genaderd.
WWlv<ittliVr«hr
•m
P
ER ZIJN allerlei oorzaken voor dat
het jong bloed het (heren) kappersbe-
drijf binnen druppelt inplaats van bin
nen stroomt, maar de voornaamste re
den is de beloning, die in geen verge
lijking staat tot wat knapen op deze
leeftijd in andere geschoolde en zelfs
in ongeschoolde beroepen wekelijks uit
hun evelopje opdiepen. Ook nadat het
afgelopen jaar weer de krik onder de
cao-loonschalen was geschoven.
Herenkapsters de oplossing?
De heer Th. J. A. Sturkenboom, se
cretaris van de Stichting vakopleiding
in het kappersbedrijf laat de cijfers
spreken. Een leerling verdient het eer
ste halfjaar, al naar gelang van de
gemeente-klasse, van 20,80 tot 21,30
per week. Daar gaat dan nog zo'n twee
gulden af aan sociale lasten. Hij moet
daarnaast naar school, hij dient zelf
zijn jassen aan te schaffen en omdat
hij met publiek moet omgaan, behoort
hij er netjes uit te zien.
Elk halfjaar gaat het loon met vijf
gulden omhoog. Na twee jaar wordt de
leerling aankomend bediende, maar
voordat hij zich als volslagen kapper
kan aandienen heeft hij wel al een
jaar of acht kam- schaar en tondeuse
gehanteerd. Zijn weekinkomen beloopt
dan ongeveer f 136, „een aanfluiting,
als je het met de beloning voor vak
bekwame mensen in andere bedi ijfs--..
takken vergelijkt", aldus de heer
Sturkenboom.
Hoe kan die achterstand worden in
gehaald? Het antwoord ligt voor de
hand: hogere tarieven voor het knip
pen en de verdere haarverzorging. Als
de klant meer moet betalen, mag hij
ook meer verlangen en de kapper kan
daaraan tegemoet komen door uit de
mééropbrengst een bediende aan wie
hij wat heeft een behoorlijk loon te be
talen. De drie werknemersbonden heb
ben in de naoorlogse jaren via hun
looneisen al een aardig eind in deze
richting gewerkt, maar hebben zoals
uit het bovenstaande blijkt, achter
stand toch niet kunnen voorkomen.
„De werkgevers zeggen: Economi
sche zaken staat ons niet toe loonsver
hoging door te berekenen in de tarie
ven. Strikt genomen hebben we als or
ganisaties met die tarieven natuurlijk
niets te maken. Het moet de patroons
echter ook mogelijk zijn, de gevraagde
lonen te betalen", zegt de heer Stur
kenboom, „Dezer dagen nog werd ik
geconfronteerd met de moeilijkheden
van een herenkapper in een gemeente
met 10 tot 15 duizend inwoners. Zijn
bediende heeft al sinds 1963 zijn diplo
ma, maar zijn baas zegt. de man ge
zien zijn tarieven niet meer dan ruim
honderd gulden te kunnen betalen. Ik
geloof dat de regering met verouder
de denkbeelden werkt. Het barbiersbe-
drijf van voor de oorlog is niet meer
te vergelijken met de zaken van nu;
toen verdiende de bediende een habbe-
krats en was hij „pot voor me
neer!" afhankelijk van wat de klant
extra in de fooienpot wilde stoppen.
Daarvan zijn we gelukkig verlost,
maar men moet wel bedenken, dat
wanneer een pakje sigaretten in verge
lijking met vroeger tien keer zo duur
is geworden het ook redelijk is een
rijksdaalder voor knippen te betalen in
plaats van het vooroorlogse kwartje.
Als je echter ziet welke prijs in veel
zaken nog gevraagd wordt, schrik je!"
De heer Sturkenboom („Hebben alle
kappers eigenlijk wel een behoorlijke
calculatie van hun kostprijs ge
maakt?") bedoelt daarmee te zeggen,
dat er naast de salons, die een behoor
lijke betaling vragen, veel bedrijven
zijn, die destijds niet de prijzen dras
tisch verhoogden en nu met dat „erf-
stukje van het verleden" zitten. Hij
zou het alleszins redelijk vinden, wan
neer het publiek enkele keren achter
een voor een verhoging zou worden ge
plaatst opdat in deze tijd van vrijer
loonbeleid de achterstand kan worden
weggewerkt.
MAAR IN ander opzicht zou deze be
drijfstak, die ook nog geen bedrijfspen
sioenfonds heeft kunnen realiseren,
eveneens op de helling moeten. Van de
elfduizend zaken werken er maar 5500
met personeel. „Eigenlijk een misken
ning van het ondernemerschap", vindt
de hoofdinspecteur van de Stichting
vakopleiding, de heer J. Bruggemann,
die de éénmanszaak in de toekomst
ziet uitsterven en concentratie voor
spelt. De Achilleshiel van het „heren
vak", is de improduktieve tijd tussen
de pieken door. Deze „leeglooptijd"
(niet meer zoals vroeger produktief te
maken met dé vervaardiging van haar
stukjes, want die levert de haarhande-
laar wel) heeft tot gevolg, dat vele
kleine zaken er tegenop zien, perso
neel aan te trekken.
HET KOMT tegenwoordig wel voor,
det men net als in het „damesvak"
op afspraak werkt, maar afgezien
van bepaalde andere praktische be
zwaren heeft dit systeem het nadeel,
dat hoewel improduktieve uren wor
den voorkomen, uitbouw van de klan
tenkring op moeilijkheden gaat stuiten.
Het kan overigens alleen wanneer wei
nig aan „bijbehandeling" wordt ge
daan. En aan die bijbehandeling"
zouden naar de vaste overtuiging van
de hoofdinspecteur, de herencoiffeurs
juist veel meee aandacht moeten be
steden dan nu over het algemeen ge
beurt, evenals trouwens aan de ver
koop.
"Hij vindt dit een Zaak van goede be
drijfsvoering en in de speciale drieja
rige ondernemersopleiding, waarmee
de stichting nu is begonnen (13 cursis
ten, die al het bediendediploma hebben
en zeven uur per week op de vrije dag
les krijgen) worden deze elementen
dan ook beslist niet over het hoofd ge
zien.
HET LIJDT voor de heer Brugge
mann geen twijfel, dat er voor de jon
gens, die goed het vak leren (én bij
houden!)'en in staat zijn later een
zaak te beginnen of over te nemen,
-. -SS Sgs SSsaS
mmmmmmmmmmmmnrntmummm
goede perspectieven zijn. Minder kap
pers staat nu eenmaal gelijk aan een
beter belegde boterham. Maar ook hij
ziet. de toekomst voor het „herenvak"
somber in als het beginsalaris niet be
langrijk wordt verbeterd.
Vroeger ging het zoveel eenvoudiger.
De knapen, die kapper wilden wor
den, kwamen al jong, dat wil zeggen
gewoonlijk na de lagere school, bij
een patroon, die hen het vak leerde.
Het jonkie begon met inzepen en als
hij dat een jaar of zo volijverig had ge
daan werd hij aan het knippen en sche
ren gezet. Maar scheren is er niet
meer bij en het coiffeurschap vereist
tegenwoordig zoveel vakkennis, dat
geen klant meer een beginneling aan
zijn lokken wil laten knutselen. Er
zijn dan ook niet zoveel kappers te
vinden, die jongens in hun bedrijf op
leiden.
EEN OPLEIDING volgens het (ge
subsidieerd) leerlingenstelsel dat
voor het „damesvak" goede resultaten
afwerpt kon ook in regionaal ver
band nog niet worden geraliseerd. Het
aantal jongelui dat de part-time-oplei-
ding volgt, daalt ieder jaar: van 399
in 1965 tot 215 eind vorig jaar. En
dan resteren voor de aanstaande he
renkappers alleen de twee dagscholen
(in Amsterdam en Rotterdam), die
niét gesubsidieerd worden, zodat van
de vaders in vele gevallen zélf kap
pers een forse investering in de
toekomst van hun kind wordt gevraagd
De lesgelden bedragen zestig gulden
per maand, vermeerderd met vijftig
gulden inschrijfgeld en honderd gul
den lesmateriaal. Maar daarmee kan
dan ook na een jaar het bedienden
diploma worden veroverd (met part
time-onderwijs is drie jaar gemoeid),
terwijl de gehele opleiding er op is
gericht, het mogelijk te maken, dat de
jongen (of meisje!) al na korte tijd
als stagiaire voor de middaguren bij
een patroon wosdt geplaatst.
De minimum-leeftijd is vijftien jaar.
Volgens de heer Sturkenboom kan dat
naast de hoge studiekosten, de slechte
salariëring en de wat ruimere moge
lijkheden als dameskapper eveneens
een oorzaak zijn, dat het leerlingenbe
stand van jaar tot jaar kleiner wordt
De kappersschool heeft vaak
niet meer dan een handvol leer
lingen.
door'het wettelijk vereiste vervolgon
derwijs na de lagere school worden
de kinderen vaak een andere kant uit-
gestuwd.
Op het ogenblik teil de dagschool in
Amsterdam, wat de opleiding voor het
herenvak betreft, nog maar 28 leerlin
gen, die te Rotterdam slechts .zeven.
HOE MOET dat nu straks, als die
ongunstige ontwikkeling zich voortzet?
Vrouwelijke bediening op grote schaal
zoals in Oosteuropese landen en Zwe
den? Zij zijn er nu al, kapsters in he
rensalons, maar groot is de belangstel
ling niet bij de meisjes er moet
kennelijk nog een weerstand worden
overwonnen. Dat geldt trouwens ook
voor sommige werkgevers, die boven
dien vrezen dat zij zo'n medewerkster
maar betrekkelijk korte tijd tot haar
huwelijk gewoonlijk in dienst kun
nen hebben. Misschien gaan we ook
wel de kant uit van gecombineerde
dames- en herensalons, zoals in Duits
land al bestaan, met aparte kabines
voor de heren en met kapsters, die
zowel in het dames- als het herenvak
zijn bekwaamd. Maar het beste is na
tuurlijk alles in het werk te stellen om
het herenkappersbedrijf economisch
gezond te maken. Dat dit mogelijk
moet zijn, bewijzen de toch ook nog
wel bestaande goed renderende, ruim
bemande zaken. In elk geval moet wor
den voorkomen, dat we straks allemaal
met hippie-haardossen of kaalgescho
ren knikkers door het leven moeten.
w
(Van een onzer redacteuren)
ARNHEM Het aantal dienstweigeraars in Neder
land is in twee jaar verdubbeld. Bedroeg het aantal
vóór 1966 ca. 200 tot 250. in 1966 telde Defensie 388 be
roepschriften. Het aantal weigeringen in 1967 ligt
boven de 500. Redenen voor deze snelle stijging, zo
meent het ministerie van Defensie, zijn in de eerste
plaats een veel grotere lichting (geboortengolf) en ook
de grotere drang naar vrijheid, die zich in de huidige
maatschappij duidelijk manifesteert. Dan is er de oor
log in Vietnam, die bij velen een grote afkeer tegen
oorlogvoeren in het algemeen, en tegen het leger in het
bijzonder heeft gewekt.
OPVALLEND is de toeneming van
het aantal katholieke dienstweigeraars,
nu een aantal taboes binnen de rooms-
katholieke kerk doorbroken is. Ook de
Pax Christi-beweging staat soepel
tegenover dienstweigeraars. Vooral de
brief van kardinaal Alfrink over de
Pax* Christi-beweging ontketende vol
gens Den Haag „een ware explosie van
dienstweigeringen".
WAT BEWEEGT een jongen van 18,
19 ertoe dienst te weigeren, wat/schiet
hij ermee op en 'waar kan hij steun
vinden? Sinds kort heeft Arnhem een
„commissie voorlichting wet gewetens
bezwaren". Het initiatief tot deze com
missie ging uit van „Kerk en Vrede",
een organisatie die onder meer ijvert
voor de afschaffing van militaire dienst-
dwang en pleit voor -erkenning van ge
wetensbezwaren tegen militaire dienst,
zolang deze niet is afgeschaft of< ver
vangen voor zinvolle vormen van alter
natieve dienst".
De commissie wil eens per maand
bijeen komen. De eerste avonden
kwamen er zeven tót 14 jongens. Een
had zijn moeder meegebracht.-
MEN KAN dienst weigeren óm gods
dienstige („gij zult niet doden") of
humanitaire redenen. Ook uit het" oog
punt van wereld verbetering: met ge
weld kan ik in de wereldpolitiek niets
bereiken. Tijdens de bijeenkomsten
wordt de jongelui gevraagd naar hun
mening over het dienstweigeren. Zij
worden ook voorbereid op eventuele
adders onder het gras, die later moei
lijkheden kunnen geven. Iemand maakt
bijvoorbeeld tijdens de keuring ken
baar dat hij dienst wil weigeren, om
dat hij niet van plan is zijn medemens
te doden. Men zal misschien trachten
hem de geneeskundige troepen aan te
praten, zegt een der commissieleden,
de heer P. Schreuder. Zo van: „ga bij
het Rode Kruis, dan kun je de mensen
weer beter maken. Daar kun je toch
niets op tegen hebben? Toch wel, want
daar worden de gewonden opgekale
faterd om weer naar het front te wor
den gestuurd. Het leger is een instituut
dat opleidt tot doden. Wat je er ook
voor taak vervult, je help mee dat in
stituut in stand houden". Sommigen
voelen dat het niet goed is om te
doden, maar kunnen het niet onder
woorden brengen Een jongen gaf als
reden op: „Ik heb de liefde, ik mag
de' medemens niet doden". Op de
vraag of hij zich nader wilde ver
klaren antwoordde hij afwijzend: „Nou
ja, je hebt de liefde of je hebt ze niet".
Dergelijke verklaringen kunnen na
tuurlijk nooit als gefundamenteerd gel
den. Je moet wel sterk in je schoenen
staan".
COMMISSIELID ds. M. Postema
meent: „Het enige dat je kunt doen
is de publieke opinie beïnvloeden We
moeten een algemene mentaliteit kwe
ken. maar de mensen moeten op grond
van het eigen geweten beslissen. We
moeten het dienstweigeren ook niet tot
elke prijs propageren. Als zoiets pre
matuur tot stand komt is men ook nog
niet gelukkig. De man in kwestie moet
het echt uit overtuiging doen".
ALS een dienstweigering wordt ge
accepteerd kan men door de overheid
te werk worden gesteld Maar dan moet
de jongen in kwestie langer dienen
dan als soldaat.
„Met de erkenning van onze bezwa
ren is ons een verantwoordelijkheid op
gelegd, die we bewust moeten aan
vaarden", zegt een boekje dat infor
maties geeft over de tewerkstelling
van gewetensbezwaarden. „De overtui
ging waarop ons „nee", tegen de mili
taire dienst gegrond is, wordt gedra
gen door het besef van de geboden
eerbied voor de medemens en die eer
bied geldt op alle terreinen van het
leven, in alle omstandigheden. Met het
beroep op de wet hebben we een daad
van getuigenis willen stellen, maar die
daad van getuigenis zal zich moeten
voortzetten in de consequenties die de
erkenning van onze bezwaren met zich
meebrengt", aldus het boekje.
DIE „CONSEQUENTIES" houden in
dat men te werk kan worden gesteld
in bv de rijkspsychiatrische inrichting
te Eindhoven, „waar je moet doen wat
de andere verplegers je vragen", het
werk varieert er van dweilen en toi
letten schoonmaken tot later mis
schien wat verantwoordelijker bezig
heid. Dan is er het werkkamp „Vled-
der" in Drente, waar men in samen
werking met Staatsbosbeheer voor ge
meente, waterschap of een andere
oveheidsinstelling grond- of veldwerk
verricht: bos uitdunnen, bomen rooien
greppels opschonen, aanleggen van
zandwegen enzovoort. Voorts kan men
tewerk gesteld worden in jtampen en
internaten voor bijzondere jeugdzorg -
Hier wordt men in staat gesteld, cur
sussen in kinderbescherming te vol
gen en diploma's te verwerven. In de
kampen zijn kinderen ondergebracht
met opvoedingsmoeilijkheden. Er ko
men steeds meer mogelijkheden om de
WIE DIENST wil weigeren
(op godsdienstige of humani
taire gronden) die moet zijn ge
wetensbezwaren waar maken.
Enkele figuren in Nederland
houden zich al vele jaren bezig
met het voorlichten en advi
seren van kandidaat-dienst
weigeraars (o.a. de heer
O. Jongkind, Weteringkade 121.
Den Haag. Tel. 070-834169).
Sinds enkele maanden wordt
deze belangeloze voorlichting
ook verschaft door enkele spe
ciaal daartoe in het leven ge
roepen commissies, zoals die te
Arnhem, welke eens per maand
(elke derde donderdag in de
maand) zitting houdt in het
Talmahuis, Parkstraat 25 al
daar (tel. 08300-23458). Ook ge
wetensbezwaarden die elders in
Nederland wonen, kunnen daar
terecht om raad. In Amsterdam,
Den Haag en Groningen werken
sinds kort ook dergelijke voor
lichtingscommissies, in andere
plaatsen zijn zij in voorberei
ding. Diverse initiatiefnemers
zijn het afgelopen weekeinde
bijeengeweest om zich te be
raden op landelijke coördinatie
van dit werk.
dienstweigeraar in zijn diensttijd nut
tig werk te laten verrichten.
Dienstweigeren is geen lichtvaardige
zaak, zegt de heer P. Schreuder,
„dienst •,emen wél. Eigenlijk zouden
ze diè mensen eens flink moeten on
dervragen., overpeinst hij hardop.