HET MODERNE DETECTIVE VERHAAL NADERT GRENSGEBIED DER „GROTE" LITTERATUUR r rrnDPfQ QTMÏÏMHM. psychologie van de dader VjJLv/ivVj JLibJ OllVlIlilN \J 1M. belangrijker dan de daad n av ruA wni FR keiharde i\r\ I V^O/iikreeg eigen gezicht MAIGRET EN MARLOWE: ZE LEVEN ECHT - EN OOK DE GANGSTERS ZIJN „MENS GEWORDEN" TOEN het verstarde schema van het klassieke, analytische detec tiveverhaal zichzelf bleek te heb ben overleefd, is er langs heel wat wegen gezocht naar vernieuwing. In hoofdzaak leidden ze tot het scheppen van een speursituatie, .waarin de belangstelling minder gericht is op de oplossing van het misdrijf, dan op de misdadige mens en zijn tegenspelers, en waarin dus de nadruk ligt op psychologie en milieutekening. Daarbij ontwikkel de zich tevens een streven naar een realistischer benadering van de in feite wrange wereld van misdaad en misdaadbestrijding. Bert Japin NADAT DE AMERIKAAN EDGAR ALLAN POE het genre de eerste stoot had gegeven, werd het detectiveverhaal de eerstvolgende driekwart eeuw grotendeels geannexeerd door de Engelsen. In het land van Conan Doyle ontwikkelde het zich tot een vorm van burgerlijke ontspanningslectuur, waarin voornamelijk onberispelijke dames en heren rond de huiselijke haard hun misdrijven beraamden, met. niet veel meer hartstocht dan nodig was om aannemelijk te maken, dat ook in de tuinen van de bevoorrechten dezer aarde nog wel eens een verboden vruchtje lonkt. Bert Japin IN ZIJN OORSPRONKELIJKE VORM is het detec tiveverhaal analytisch: een tot „story" aangeklede puzzel, waarin milieu en personen slechts omwille van het raadsel bestaan en dan ook, litterair gezien, vrij bloedeloos blijven. De oorspronkelijke detectivestory, uit de school van Edgar Allan Poe en Conan Doyle, moet het hebben van de ingenieus-verwikkelde plot en de al even cerebrale originaliteit van de trucs waar door de oplossing een boek lang voor de lezer ver borgen wordt gehouden en tenslotte door de haast bovennatuurlijke vindingrijkheid van de speurder wordt geleverd. IN DEZE VORM bleef het speurdersverhaal dan ook lange tijd niet veel meer dan een vorm van ontspan ningslectuur, die geen grotere faam verwierf dan die van een uitstekend slaapmiddel voor oververmoeide intellectuelen en staatslieden, die er rond voor uit durf den komen, dat ze zich dagelijks met dit onberispelijke ontsnappingsmiddel te bed plachten te begeven. DE PADEN VAN HET analytische speurdersverhaal raakten echter platgetreden: het procédé was te vaak herhaald, de vindingrijkheid der auteurs uitgeput. Het was dan ook geen wonder, dat de deductie-story, na een nabloei in de jaren 20 en 30 van onze eeuw, in verval raakte. Rond het eerste kwart van deze eeuw begon de reactie: in een of andere vorm bleef het raad sel natuurlijk in het speurdersverhaal aanwezig, maar het raakte op de achtergrond en werd ondergeschikt gemaakt aan andere behoeften: meer vaart en kleur en vooral: mensen en situaties, waarin de lezer kon geloven. DE MEEST OPVALLENDE uitingsvormen van deze reactie vindt men bij auteurs als Raymond Chandler en Georges Simenon, die deze maand 65 jaar wordt. Aan het werk van deze beide schrijvers wijdt onze medewerker Bert Japin op deze pagina een tweetal beschouwingen. DE MEEST vruchtbare uitingen van die vernieuwing waren wel de psycho logische thriller en de, typisch Ame rikaanse „hardboiled" of „tough" story. Daarnaast ontstond, in de laat ste vijftien jaar, het vooral in Duits land en Nederland opgang makende, zogenoemde politieverhaal, waarvan de geringe levensvatbaarheid voorna melijk te wijten is aan zijn pretentie: het in wezen weinig „romantische" routinewerk van de officiële politie te kunnen romantiseren tot een leesbaar verhaal. IN AL DEZE nieuwe vormen is ook de speurder mens geworden en boven dien gedemocratiseerd. Was de oude romandetective een individualist van meestal „goeden huize", begiftigd met haast bovenmenselijk intellect en in tuïtie: de „private-eye" uit de „tough- story" is een nuchtere, harde volks jongen, de speurende politic-commis saris een brave burgerman, die in teamverband zijn ambtelijke plicht doet. Het heeft de speurders aanvaard baarder gemaakt en de wereld waar in ze leven, dichter bij de lezer ge bracht, die er zijn eigen alledaagse werkelijkheid makkelijker in herkent. En als men een poging doet, het succes te analyseren van Georges Simenons commissaris Maigret, kan men tot geen andere conclusie komen dan deze: dat Simenon er, als weinig anderen, in geslaagd is van zijn speurder zo'n ge wone man te maken geen misdrijven analyserende computer, maar een klei ne ambtenaar, die zijn medewerkers broodjes en bier laat halen als hij hon ger heeft, een tukje doet als hij slape rig wordt en thuis een vrouw heeft zitten, die zijn prakje voor hem warm houdt als het weer eens laat gaat wor den. HET MOET deze Maigret geweest zijn, die model heeft gestaan voor de vele mislukte professionele speurders die de recente „politieroman"-rage ons heeft opgeleverd. Maar het is Sime nons schrijverschap, dat hem behoed heeft voor de misgreep van met name de Nederlandse „politieroman"-produ- centen, die niet in staat blijken zo'n ty pische „kleinburger" anders te etale ren dan in een sfeer van Hollandse huisbakkenheid. Bovendien heeft Si menon zich weten te hoeden voor de fout van het „politieverhaal" in het al gemeen: zijn Maigret mag dan een ambtenaar zijn, hij beweegt zich niet louter in het fantasieloze decor van dossiers, verhoorkamertjes en labora toria, maar trekt er soms ook voor eigen rekening op uit, waarbij hij er niet voor terugschrikt eens op „hard gekookte" manier bit zijn slof te schie ten. Zo garandeert hij de nodige le vendigheid, waardoor een speurders verhaal zich dient te onderscheiden van de doodse reportage over politiële werkzaamheden. MAAR NIET alleen Simenons speur der is een mens, een doodgewone bur german: ook in zijn misdadigers her kent de lezer zichzelf, want ze zijn zelden doortrapte gangsters, maar meestal mannen en vrouwen, die door omstandigheden, milieu of een bepaal de karaktertrek tot hun misdrijf zijn gekomen en daardoor de lezer als het ware voortdurend laten beseffen, dat het ook voor hemzelf maar een klein stapje is van zijn knusse, fatsoenlijke huiskamer naar de kale gevangenis cel. HET IS NIET de misdaad, maar de misdadige mens, die Simenon interes seert. Zo weinig toont hij zich begaan met het raadsel als zodanig, dat hij over het algemeen niet de minste moeite doet, de sleutel tot de oplos sing voor zijn lezers te camoufleren. Met 'n aan het drieste grenzende open hartigheid laat hij vaak al in de eerste hoofdstukken de ontknoping van het probleem doorschemeren: zijn hande ling concentreert zich vrijwel volledig op de werkelijk schuldige, in wiens psyche hij langzaam doorgraaft om een motivering te ontdekken, die niet, als in het klassieke puzzelverhaal, hoeft te worden gestaafd door een ar senaal van gebroken lucifertjes, pluis jes en ander materiële aanwijzingen. De materie boeit Simenon niet; van daar dat men hem als detectiveschrij ver volledig ziet mislukken, die ene keer dat hij zich, in zijn short-story „Le Pavilion de la Croix-Rousse", waagt aan een klassiek „gesloten-ka mermysterie" volgens het geijkte puz zel-recept. DE LIEFHEBBER van het klassie ke, deductieverhaal moet in die onver schilligheid voor het raadsel wel een doodzonde zien; voor Simenon betekent dit „psychologisch" procédé een speci fiek handelsmerk, evenals zijn vermo gen tot het oproepen van een intens geladen atmosfeer. Het is zijn grote kracht en waarschijnlijk de reden, waarom zowel de „officiële" literator als de literaire snob, die gewoonlijk krampachtig staande houden, 'n detec tiveverhaal met geen tang te willen aanraken, zonder schaamrood op de kaken durven bekennen dat de nodige Simenonnetjes ook hun boekenplank sieren. Of zou die reden moeten worden ge zocht in de toevalige omstandigheid, dat Simenon naast zijn speurdersver- halen 'n omvangrijke produktie aan - overigens niet altijd gelijkwaardige - zogenaamde „psychologische", dus „ge wone", romans op zijn naam heeft staan? Als dat het geval mocht zijn laten snqbs en highbrow-literatoren zich toch wel op een ongelooflijke ma nier) door Simenon bij de neus nemen. Die psychologische romans verschil len immers niet wezenlijk van zijn Mai- grets. Om te beginnen bouwt Simenon ze op onverschillig of ze wat in diverse ervan het geval is, al dan niet op een misdaadelement zijn gebaseerd volgens hetzelfde „spannings"-prin- cipe van zijn detectiveverhalen. Maar vooral: ze vertonen geen principieel andere belangstellingssfeer het is de mens in zijn, door de omstandigheden bepaald handelen, die in beide door hem beoefende genres centraal staat, en dat geldt voor zijn psychologische romans uit de periode waarin zijn werk sterk door het noodlotsthema wordt be heerst, zowel als voor de latere, waar in de essentiële vrijheid van de mens het centrale thema werd. Waarom men Simenon ook waar deert, op grond van zijn „psychologi sche", of om zijn detectiveromans, hij blijft in beide gevallen een schrijver die afdoend heeft bewezen dat psvcho- logische thriller en „gewone" psycho logische roman sterk verwante genres zijn, die onder zijn vaardige pen zelfs meer dan eens in elkaar overvloeien. Voor de „officiële" literatuur is hij daarmee een uitdaging geworden: met een figuur als Chandler een der eer ste detectiveschrijvers van wie men zich niet meer met een medelijdend lachje kan afmaken. a-nr- 99 HET WAREN de Amerikaanse „pulpmagazines" uit de jaren twintig van onze eeuw, die het speurdersver haal lieten terugkeren naar zijn geboor tegrond, en de misdaad naar de sociale regionen waarin hij van nature thuis hoorde. Goedkope, onaanzienlijke tijd schriftjes waren het: Black Mask, van 1920, het vier jaar jongere Flynn's, en al die mindere goden die in hun kiel zog volgden: Thrilling Mysteries, Spicy Detective, Ten Detective Acces, Sha dow. Maar ze brachten een nieuwe, harde stijl van realisme, actie en ge weld, die typerend werd voor het nieu we, Amerikaanse misdaadverhaal. En tussen veel „pulp" lanceerde vooral Black Mask auteursnamen die zouden blijven klinken: Dashiell Hammett, Raymond Chandler, Cornell Woolrich, Erie Stanley Gardner. Zij, de grote vernieuwers, brachten niet alleen een nieuwe stijl, maar vertelden voor het eerst een misdaadverhaal uit innerlijke drang, uit sociale belangstelling en so ciale bewogenheid. Dashell Hammett, oud-agent van het befaamde Pinkertons detectivebureau, legde de grondslag voor het harde mis daadverhaal. Zijn produktie is niet groot geweest: vijf romans en wat kor te verhalen. Maar als ex-„private-eye" kende hij de „zelfkant" en hij wist dat er geen vleugje romantiek was te vin den. „Hammett", heeft Raymond Chandler gezegd, „heeft de moord te ruggegeven aan het soort mensen dat er een pleegt omdat ze er reden toe hebben, en niet omdat ze de roman schrijver aan een lijk moeten helpen". CHANDLER heeft, evenals de latere „hardboiled"-auteurs, de nodige in vloed van Hammett ondergaan. In zijn essayistisch werk de inleiding op zijn verhalenbundel The Simple Art of Murder en het recentere Chandler Speaking, waarin hij zich weldoordacht en instructief bezig houdt met de tech niek van de „tough-story", doet hij geen moeite die invloed te verhullen. Maar Chandler is in zoverre groter dan Hammett, dat hij de -„tough-story" de finitief een eigen inzicht heeft gegeven. Hammett was een overgangsfiguur. In sommige van zijn verhalen staat hij nog duidelijk met één been in de En gelse „deductiestory" en zelfs in 't ro mantische avonturenverhaal. Zijn ver teltrant neigt nu en dan nog naar het barokke en zijn speurders blijven de typische supermannen van het roman tisch verdichtsel: keiharde vecht- en denkmachines, zonder ziel. Chandler heeft een een verfijnder pen, een groter psychologisch inzicht. Met een verrassende stijleconomie en 'n groot beeldend vermogen, in flitsen de dialogen en soms diep-wijze terzij des van zijn held, weet hij het leven en de mens te betrappen, al is het dan niet altijd in hun prettigste aspecten. Zijn held, Philip Marlowe geen holle patser, in wezen veeleer wat zwaar op de hand is evenals Simenons Mai gret, een mens in wie iedereen gelo ven kan, en hetzelfde geldt voor zijn tegenspelers: de boeven, de al dan niet corrupte politiemannen, de „sex- ridden" vrouwspersonen, die door hun optreden in veel derderangswerk de „tough-story" zo'n slechte naam hebben gegeven. Marlowe lééft en hij gelooft in zijn opdracht, zoals Chandler erin gelooft; daarom heeft hij in te genstelling tot zijn mindere-rangscolle- ga's geen sex en sadisme nodig om zich tegenover de lezer waar te ma ken. „Als er genoeg kerels waren als hij" heeft Chandler over Marlowe gezegd, „zou de wereld een veilige plaats zijn om in te leven en toch niet te saai om het leven de moeite waard te ma ken". Want de wereld van Chandlers verhalen is beslist geen zoetsappig pa radijs. De brave burger blijkt er vaak een misdadige bruut of een lafaard, zijn vrouw een sloerie. De samenleving is er corrupt; magistraat, zakenman, gangster: het is in wezen één pot nat. Die wereld bloot te leggen: de sloerie tevoorschijn te brengen vanonder de dure bontjas en de juwelen, de play boy vanachter zijn imponerende bureau dat is de „sociale opdracht" van Chandler en sommigen van zijn navol gers. HET IS GEEN wonder, dat in deze vorm van protest de gangster er vaak nog het genadigst afkomt: hij geeft zich immers zoals hij is, per saldo is hij in feite de stuwende kracht in een verziekte samenleving. Bij sommige tough-storyschrijvers krijgt hij dan ook vaak het karakter van de held of krijgt zelfs de held (de speurder) het karakter van de gangster. EEN DERGELIJKE „wereldbeschou wing" heeft vanzelfsprekend conse quenties voor de techniek van een ver haal. Van een detectiveschrijver die zo weinig vertrouwen heeft in de rede lijkheid van de mens, mag men niet verwachten dat hij het zal zoeken in een ingewikkelde complottering en een cerebrale ontrafeling van de plot. Bij Chandler en de zijnen is de hande ling in de plaats van het denken ge komen. Evenals in de „Engelse" ana lytische school is er een probleem, dat moet worden opgelost. Maar in de school van Chandler gaat het den ken achter de handeling schuil ligt de analyse erin besloten. Door hun acties en tegenacties brengen de figu ren zelf het verhaal tot ontknoping; door hun handelingen bepalen ze de loop van de gebeurtenissen en ontmas keren ze soms zichzelf. VOOR SOMMIGEN lijkt het een wat onwerkelijke wereld, waarin Chandler en de zijnen de lezer binnenvoeren. Maar in de tijd waarin de „tough- story" ontstond, was die wereld voor Amerika een realiteit. Het was de periode van de drooglegging, van El Capone en Lucky Luciano, van het sa menspel tussen bendewezen en corrup tie overheid, van straatgevechten tus sen gangs, yan de gangster-zakenman en de gangster-politicus, de grote ben deleiders, die zich, met geld en ge weld, in de verkiezingsstrijd wierpen. De sfeer van die realiteit is in de „hardboiled-story" sindsdien gehan- haafd, onverschillig of het bendewe zen er al dan niet een rol in speelt. En Chandler heeft, als weinigen na hem, die realiteit aanvaardbaar weten te maken, doordat hij zich erbij be trokken voelde en in staat was, die wereld te observeren, koel en niette min bewogen soms tot deernis, soms ook tot ironie. „DE WERELD die ik beschrijf", heeft hij gezegd, „is geen welriekende wereld. Maar het is de wereld waar in we leven, en een schrijver die er onbevangen tegenover staat, kan er een bijzonder interessante en zelfs amusan te intrige uithalen". En hij voegde er aan toe :„Begrijp me goed: het is niet amusant dat iemand wordt vermoord, maar soms wekt het wel je lachlust als je ziet dat hij vermoord is voor zo'n futili teit en dat zijn dood de prijs is voor wat wij civilisatie noemen".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1968 | | pagina 19