maar de „dorpsgeest" BREUKELENS MOEIZAME WORSTELING MET PROBLEMEN DER VERSTEDELIJKING Pijnacker breekt uit zijn glazen huisjes DINSDAG 27 FEBRUARI 1968 VROEGER WAS HET allemaal doodeenvoudig. Je had steden en je had dorpen, met misschien een paar twijfelgevallen daartussen. De stad, zo wist je, beteken de: drukte, vertier (soms), achterbalkonnetjes en een zekere kille onverschilligheid. Het begrip dorp daar- entegen stond voor pastorale rust, verveling (dikwijls), voortuintjes, knusse huiselijkheid en belangeloze bu renhulp Die duidelijke verschillen tussen stad en land verdwenen snel. Steeds meer dorpen zijn na de oorlog losgebroken uit de gezapige plattelandsfeer. Nieuwe woonwijken, meestal in hoogbouw, schieten er als paddestoelen uit de grond. En even explosief (maar wel heel moeizaam) ontwikkelt er zich een meer steedse allure. Zo'n bruuske schaalvergroting blijft niet zonder gevolgen. Want ook de mentaliteit van de mensen moet mee veranderen en daarmee het hele dagelijkse leven. „Idyllisch" dorpje Knellend keurslijf Import Feodaal Clanvorming Buitengesloten Pijnacker: voorzichtig begin van de hoogbouw tussen de tuindershuisjes en de glazen broeikassen. HET DORP WORDT STAD Van een onzer redacteuren) WW— Win* 3tiÉplT 'irr rirfr 1 VP1SCH VOORBEELD van '.o'n plattelandsgemeente met grotestads-problematiek is het Utrechtse Vechtdorp Breukelen. Wij praten er met een der „nota belen" die krachtens zijn functie tot oordelen bevoegd is: de domi nee. Of liever: wij praten, en dominee luistert. Wij citeren voor hem een cabaretliedje dat im Sonneveld in zijn show zingt: Wat leefden ze eenvoudig toen in simpele huizen tussen 't groen met bloembakken en een heg. Maar blijkbaar leefden ze verkeerd, het dorp is gemoderniseerd en nu zijn ze op de goede weg. Want ziet hoe rijk het leven is: ze zien de televisie-quiz en wonen in betonnen dozen met flink veel glas, dan kun je zien h"e het bankstel staat bij Mien en haar dressoir met plastic rozen. i)0 Ds. F. J. TER BEEK lacht. „Dat is op elk dorp van toepassing, maar met een korreltje zout. Het is zo heerlijk overtrokken. Het verleden wordt wel erg geïdealiseerd". Want zo fraai als de caberettier van nu (zijn tekstschrij ver althans) zich het dorpsleven van toen voorstelt, was het in Breukelen bepaald niet. Ogenschijnlijk heeft Sonneveld ge lijk. Aan de westelijke rand van het eens zo pastorale dorp aan de ri vier waar tussen de lage huisjes de kerktorens domineerden, verrijzen nu vier torenhoge flatgebouwen, die in deze omgeving even dwaas verdwaald aandoen als tv-antennes in een wui vend korenveld. Maar het lied vergeet iets: in zo'n betonnen doos met flink veel glas' is het, ook zónder bloem bakken en een heg, nog altijd veel malen prettiger wonen dan in een van die tientallen .simpele huizen die het Breukelen van vroeger zo'n pittoresk aanzien gaven, maar die goeddeels zo slecht en bouwvallig waren dat men ze na de oorlog zonder een sprankje spijt heeft opgeruimd. ,VOOR DE oorlog', vertelt de 61-ja- rige bedrijfsleider G. van der Vlis. die hier van 1947 tot 1967 als wethouder van openbare werken fungeerde, was Breukelen landelijk, erg landelijk. Er is opmerkelijk veel veranderd. Maar ik ben hier nog nooit mensen tegenge komen die treuren om die goeie ouwe tijd'. .Vroeger had je hier van die nau we straatjes en steegjes. Daarin za ten een heleboel ouisjes verborgen, die nergens uitzicht op hadden. Waar -een zonnestraaltje doordrong en waar soms 24 gezinnen zich met één wc moesten behelpen- Het was een ondoel matige, in elkaar gefrommelde jebou- wing. Men vond dat ergens bijzonder mooi, het zag er zo gezellig uit. Maar als je er in moest wonen, was het narigheid'. Er waren tientallen huisjes bij, die alleen te bereiken waren via gangetjes waar men met de fiets aan de hand niet door kon. In de periode 1950-60 hebben we 150 van die krotten ver vangen". De oud-wethouder wil daarmee niet de flatbouw excuseren, die nu als een wilde tak aan het laaggesnoeide Breu kelen is ontsproken. ,We zijn er zelf ook niet zo gelukkig mee. We willen voorlopig geen flats meer. Maar dit was noodgedwongen. Ruimtegebrek. We moesten wel de hoogte in!" Breukelen kan namelijk niet uitbrei den naar het noorden (Loenen) of zui den (Nijenrode). Het wil niet uitbrei den naar het oosten, richting olassen, met het oog op de steeds belangrijk wordende recreatie functie van 't dorp ye- („Visitez Breukelen, les lacs, son cha teau, ses maisons de campagne sur la rivière"). En mag niet, van de pro vinciale overheid, uitbreiden naar het westen. Nog niet tenminste. EN DAAR ZIT men dan inge- snoeid als een welvarende matrone in een te krappe japon uit haar meisjes jaren. Want Breukelen, dat eertijds ruim in zijn vel zat, is na de oorlog enorm uitgedijd. Er is opmerkelijk veel nieuwbouw, vooral in het dorp zelf (689 woningen in 1945 en meer dan 1.750 nu). Het aantal inwoners groeide in die tijd van 4.732 tot 8.951. Ondanks al die nieuwbouw (bijna 2 percent, de vervanging van krotten meegerekend) staan er nog steeds 300 woningzoekenden ingeschreven. Hoe dat kan? Er is na de oorlog veel import geweest, ook al werd vrije vestiging (waarvoor nog steeds veel animo be staat) slechts incidenteel toegestaan. ENKELE van Breukelens sterkst wer kende groeipillen zaten namelijk ver pakt in de funtie van het dorp als streekcentrum, een functie die steeds belangrijker is geworden de laatste 10 jaar. De stormachtige ontwikkeling op onderwijsgebied, na 1960 resulteer de daarin dat men nu in deze nog al tijd betrekkelijk kleine gemeente een h.b.s. vindt, met 260 leerlingen, een u.o, een landbouwhuishoudschool, een gewone huishoudschool, een l.t.s., een b.l.o.-school en diverse andere scho len. Verder zit de belastingdienst er en is er een postkantoor, die ook bei de zijn uitgebreid. Al die scholen en die diensten (we praten nog niet eens over de industrie) moesten worden be mand meestal met mensen van bui ten de gemeente. Nog steeds wordt er geïmporteerd. In de vier NTS-flats, zo als de Breukelaren de betonnen Kolos sen aan de rand van het dorp noe men, is van de 252 woningen bijna de helft bestemd voor omroepperso- neel. Een deel heeft er al zijn - trek genomen. eerste plaats bedoeld waren voor de Breukelaren, zie je toch dat de mees te bewoners .buitenlanders' zijn. Ook letterlijk buitenlanders want in die televisie-flats moet je met Frans, Duits en Engels terecht. Er zitten daar zelfs een paar Arabieren.' Worden al die nieuwkomers (Fransen, Arabieren en zo nog daar gelaten) vlot geïntegreerd in de dorpsgemeenschap? Ds Ter Beek, die sinds 1950 hervormd predikant in Breukelen is, denkt van niet. „De mensen die zich hier vesti gen, hebben al gauw het gevoel: we zi'n hier ergens achterin de wereld terechtgekomen. Ze komen er niet „in". De import blijft apart. Met Uit zondering van de koninginnedag, want dan is hier werkelijk een echt ouder wets dorpsfeest en iedereen doet mee' HET DOET ONS weer denken aan Sonnevelds liedje: wat leefden ze een voudig toen MAAR ZO eenvoudig leefden ze toen h«us niet, weet de dominee die /an het uitpluizen van Brcukelens verle den zijn hobby heeft gemaakt). Hij vertelt een heel verhaal over de eeu wenlange stille strijd tussen het kas teel Nijenrode en de ridderhofstee Guntersteyn, over wie het meest in het dorp te vertellen had. Over het feodale .bewind' dat tot in de win- tigste eeuw! vanuit Guntersteyn door de Willinks werd gevoerd. De Willinks die weliswaar veel voor het dorp deden (ze gaven het pompen, kleuterscholen, een naaischool, een catechisatie-gebouw), maar zonder wie dan ook niets mocht gebeuren. ,In de jaren dertig was het nog zo, dat een yrouw die weduwe was geworden en een winkeltje wilde beginnen, eerst toestemming moest hebben van de da mes Van Willink van Collen. Vonden die het niet goed, dan gebeurde het gewoon niet.' Hij vertelt over de rangen en stan den in het oude Breukelen en hun heb belijkheden. De Amsterdamse koop lieden die .speelhuisjes' langs de Vecht kc:hten en op het geestelijk leven in het dorp een .verlicht stempel' druk ten. De Breukelse boeren en boeren arbeiders in de polder „die veel con servatiever en in kwade zin orthodo xer waren dan de mensen in het dorp". Wat industrieproletariaat (toen er eni ge industrie kwam in de vorm van een steenoven, een melkfabriek, een siga renfabriek). De latere bewoners van de buitens, „die een aparte clan vorm den, waar de boeren noch de dorpe lingen iets mee te maken hadden. Die voor eigen genoegen een zwembad en een ijsbaan lieten aanleggen. Tenslot te een groep die later kwam: ,de wit- te-boordenmensen die wel mee wilden doen met een clan; op een afstandje dan'. „Voor de oorlog leefde hier nog echt het standsverschil", zegt de predikant, „maar in het Breukelen van 1968 zijn die maatschappelijke scheidslijnen goeddeels weggevallen. Maar nu gaat het er eerder op lijken, dat iedereen een standje op zichzelf vormt", vindt dominee. „Je krijgt hier typisch de mentaliteit die je in de stad hebt: mensen die naast elkaar in een flat wonen, kennen elkaar vaak niet eens". Ds TER BEEK betitelt Breukelen als „een plattelandsgemeente met gro- te-stadsrroblematiek" Dat komt ook. Ontmoeting tussen stad en land in Breukelenmaar nog geen in tegratie der geesten. omdat de mensen hier, de forensen bijvoorbeeld, heel wat impulsen in de steden hebben opgedaan Vroeger woon de èn werkte je in een dorp. Nu heeft men het gevoel, in een buitenwijk van een stad te zitten, maar tegelijkertijd te zijn afgesneden van de stad. De stedeling die in een buitenwijk woont kan altijd nog terugvallen op zijn cen trum, en dat mist men hier nu een maal". „Ik voorzie", zegt dominee somber, „problemen over een aantal jaren. Eén ervan is: het jeugdwerk dat maar niet van de grond wil komen". In de nieuwe wijken wonen over wegend jonge gezinnen met kinderen van onder de vijf jaar. Die kinderen zijn nu nog geen probleem, ze spelen binnen of voor de deur. Maar over een paar jaar wordt dat anders. En dat is iets dat het gemeentebestuur van Breukelen te weinig in de gaten houdt. Men maakt wel ruimte voor woning bouw, men bouwt ook scholen, maar het derde milieu? Dat wordt vergeten!' Anders gezegd: onze matrone, die het zo benauwd heeft in de nauwe japon uit haar meisjesjaren, moet bij al haar zorg om wat meer bewegingsvrijheid voor zichzelf, ook aan haar kroost denken. PIJNACKER een langgerekt lichaam, waarvan de kruin tegen Rijswijk rust en de tenen Rotterdam kietelen. Dooraderd met tientallen vaarten, die leiden naar het hart van dit tuinbouwgebied: de coöperatieve groentenveiling. Een ferm kloppend hart overigens (vorig jaar werd er voor f 30 miljoen tomaten, kom kommers en sla geveild), maar ook het enige dat deze gemeente heeft. Een knusse brink waar op hoogtij dagen de bevolking rond de dorpspomp host, heeft Pijnacker nooit bezeten. Burgemeester J. Vader heeft wel enig idee waarom: „De echte Pijnackeraars, de tuinders, werken enorm en zijn bikkelhard". Ds. TER BEEK: ,In al die uitbrei dingen van na de oorlog, die in de MET DIE mentaliteit had hij wel even moeite toen hij hier twaalf jaar geleden burgemeester werd. Met meer dingen trouwens. „Toen ik het dorp voor het eerst zag, stond ik niet be paald te juichen. Een centrum was er niet, alleen maar een provinciaals win kelstraatje en verder huisjes langs de vaart met een glazen stad er naast". „Toen ik hier kwam, stond aan dit plein alleen het raadhuis, en nu, kijk", hij loopt naar het raam en wijst, „nu is er een winkelgalerij pas klaar. Daar, links komt een nieuw postkantoor. IN DE GALERIJ", ivijst hij, „komt een supermarket. Tot schrik van de middenstand. Maar ik denk dat die er eerder van zal profiteren. Nog gaan veel Pijnackeraars in Delft winkelen. Alleen de vijf slagers die we hier heb ben die gaan het gelag betalen. Want in de supermarket zal ook vlees wor den verkocht". De burgemeester heeft met de vijf slagers weinig meelij: „Ze hebben steeds een gesloten groepje ge vormd dat de vleesprijzen lekker hoog hield". Het billijker biefstukje straks is slechts een nietig symptoom van de „stille revolutie" die hier al jaren aan de gang is. Sinds Pijnacker begon te groeien in 1961/'62 na een lange peri ode van eindeloos delibereren over de toekomst van het dorp, dat eerst een stad met 30.000 zielen zou worden, la ter zelfs het inwonertal van 100.000 kreeg toegedacht. Maar Den Haag was er tegen. Het zag liever Wilsveen opge stoten in de vaart van de randsteden. Het gevolg was dat noch Pijnacker noch Wilsveen, maar Zoetermeer de honderdduizend uit de planologische loterij trok. IN PIJNACKER bracht deze wending geen verdriet. Men was blij eindelijk iets te kunnen doen. Sinds 1962 zijn er 600 huizen bijgebouwd. Dit jaar komen 900 woningen gereed (waaron der zeven flatgebouwen van vijfhoog, de eerste hoogbouw). Bij elkaar meer huizen dan voor de oorlog in heel het dorp stonden (1400). „Pijnacker heeft nu een veel steed- ser karakter", zegt burgemeester Va der tevreden, het lijkt wel een voor stad van Den Haag of Rotterdam". OOK INTERN is het dorp in bewe ging gebracht. Door de nieuwkomers vooral. En dat zijn er aardig wat. In tien jaar is het inwonertal van 9.000 naar ruim 12.000 gestegen en over drie jaar hoopt men de 15.000ste te verwel komen? Ook hier wordt steeds meer „volk van buiten" geïmporteerd: stafmensen van het TNO en van de TH in Delft, militairen van het Haagse garnizoen, enz. Pij acker is als forensengemeente belangrijk, zijn gunstige ligging en zijn uitstekende treinverbindingen. „Het gouden lijntje" wordt de trein ge noemd die elke twintig minuten, in de spitsuren zelfs elke tien minuten de reiziger binnen een kwartier in Maas stad of residentie aflevert. DE MEESTE nieuwkomers hebben hun werk buiten Pijnacker, maar ze bemoeien zich wel met het dorp. Op politiek gebied begint hun invloed al merkbaar te worden. Beide wethouders zijn tuinders en in de vijftien leden tel lende raad is de protestants christe lijke groep met vijf zetels nog de grootste fractie, maar: de ene zetel van Gemeentebelangen verdween en daarvoor kwamen twee V.V.D-zetels in de plaats. „En ik verwacht nog meer veranderingen", zegt de burgemeester. De nieuwkomers zijn ook actief in het verenigingswerk. „Veel van hen doen eraan mee en vaak met meer interesse dan de oude Pijnackeraars. Ze hebben het leven hier echt een in jectie gegeven; overal zie je in sport en ontspanningsverenigingen de oude Pijnackeraars zich terugtrekken en de nieuwelingen de boventoon voeren." EN WAAR blijven de „echte" Pijn ackeraars in hun vrije avonduren? „Die hebben hun tuinbouwstudieclub. En ze hebben het jaarlijkse feestavond- je van de Boeren- en tuindersbond. Maar de culturele vereniging, die goe de programma's brengt, krijgt deze mensen niet".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1968 | | pagina 9