In onze Gouden eeuw
was Vrouwe Justitia
zowel doof als blind
Blind voor het onrecht en willekeur
doof voor gejammer der ge martelden
DE BEUL
BOERDE BEST
Ziekenonderzoek per
automaat in Japan
ZATERDAG 23 MAART 1968
Erbij
17
Han Wielick
HET WAS december 1617. Op
„Die Plaetse" tegenover het stad
huis was een schavot opgericht.
Heel het volk was te hoop gelopen,
want op deze dag zou een berucht
recidiviste worden geëxecuteerd.
Een nog jonge vrouw die in elf
jaar tijds al 21 maal terechtgestaan
had voor misdaden, variërend van
ontucht tot „diefstal met braak".
Vijfmaal reeds was zij gegeseld en
gebrandmerkt. De laatste keer
waren haar reeds voor straf de
oren afgesneden. Maar ze was en
bleef onverbeterlijk. Een dubbele
Vierschaar
DE BEUL had in de bijna drie
eeuwen dat er vrijwel dagelijks
werk voor hem was een zeer lu
cratief „vak".
De beul van Haarlem bij
voorbeeld kreeg per executie van
een misdadiger een stoop wijn, een
paar handschoenen en zes gulden.
Aan reiskosten ontving hij drie gul
den per dag en aan wagenhuur 12
stuivers per mijl. Moest hij na de
terechtstelling op het galgenveld de
terechtgestelde elders „op het rad
leggen" en het hoofd op een staak
plaatsen dan kreeg hij een „halve
justitie" oftewel drie gulden extra.
DE BALJUW, die als openba
re aanklager optred kreeg in Wa
tergraafsmeer bij Amsterdam in de
17e eeuw 200 gulden per jaar. Hij
mocht geen geschenken aannemen
boven de waarde van een halve gul
den, wel honing en kaas in onbe
perkte hoeveelheden. Voor iedere
vergadering kreeg hij een stuiver
aan het begin, en twee stuiver in
het midden van de Gouden Eeuw.
In later tijden kreeg bij meer in
komsten, onder andere de helft van
alle boeten op overtredingen van
vooschriften. Zo had de baljuw van
de Watergraafsmeer tussen 1723 en
1793 een vorstelijk inkomen van
drieduizend gulden per jaar.
„De rakkers" (dienaren van de
schout) ontvingen in dezelfde eeuw
11 x 20 gulden en 1 x 36 gulden per
jaar, vermeerderd met het bedrag
van de kleine boeten. Zij hielpen de
beul bij het ondervragen van de
verdachte en voerden de pijnigingen
uit, waaronder het rekken van de
ledematen (vandaar hun naam „rac-
ker" of „rekker".
Een goede beul nam per week
zo'n 25 „klanten" onder handen.
Hij doodde niet alleen, maar ge
selde, brandmerkte, sneed en hak
te. Dit bezorgde hem (op stukloon!!)
een weeksalaris van 75 tot circa
150 gulden. Hij kreeg voorts een
vergoeding voor slijtage van ge
reedschap, zoals het zwaard waar
voor 3 gulden per executie werd
betaald, de (wurg) doek even
eens 3 gulden en de kist ook
al 3 gulden. Daarbij kwamen nog
touwgeld, salaris voor zijn assi
stent en reisgeld. Het beulsambt
was dus een goed betaalde job.
(een ongeschoolde arbeider kon in
die tijd zo'n 200 gulden per jaar
verdienen). Maar de overheid be
taalde niet voor niets zo veel. Het
aanbod van beulen was altijd klei
ner dan de vraag. Zelfs doorge
winterde oud-soldaten bedankten
voor de „eer", als beul door het
leven te gaan.
MIDDELPUNT van zeventiende-eeuws
Nederland, van de hoogbloei van „consten"
en wetenschappen, en van de onvoorstel
bare rijkdommen die in de „coophandel"
vergaard werden, was zonder twijfel Am
sterdam. Maar ook daar was het niet alles
goud wat er blonk. Rechtspraak en straf-
pleging bijvoorbeeld waren nog even bar
baars als in de middeleeuwen. Zij werden
gekenmerkt door afschuwelijke wreed
heden en volstrekte rechterlijke willekeur.
Een willekeurige post in een oude kroniek
toont ons, hoe het een Amsterdamse mis
dadigster verging. Een dame overigens,
die wel wat op haar kerfstok had!
Tot laat in de achttiende eeuw
zijn publieke executies uitge
voerd. Hier worden Marretje
Arends en Pieter van Dorp „op
geknoopt" aan de gevel van het
Amsterdamse stadhuis na het
pachtersoproer van 1748.
pleitten. Stemmen van verlichte gees
ten, die hun tijd ver vooruit waren.
Maar veel haalde het niet uit. Het
bleven roepstemmen in de woestijn.
IN EEN ZIEKENHUIS te Osaka
worden de artsen thans door „auto
matische doktersassistenten" geholpen
bij het stellen van een uitgebreide
diagnose op grond van de klachten
van de patiënt, en om te bepalen welk
soort medisch onderzoek is vereist.
In de afgelopen jaren moesten be
zoekende patiënten door een tekort
aan dokters en verpleegsters in de
stadsziekenhuizen meestal zeer lang
op hun beurt wachten, zelfs wanneer
het medisch onderzoek waarvoor zij
waren gekomen, slechts enkele mi
nuten in beslag nam. Als dit tekort aan
ziekenhuispersoneel blijft groeien, zal
de tijd die beschikbaar is voor het me
disch onderzoek voor iedere patiënt
afzonderlijk, misschien worden bekort.
Bovendien vormt de lichamelijke en
geestelijke vermoeidheid van de dok
ters een ernstig probleem.
De „automatische doktersassistent",
die door Hitosji Namba, docent aan
de Medische Faculteit te Osaka, is ont
worpen, is een voorbeeld van de po
gingen om deze problemen op te los
sen.
DE MACHINE werkt als volgt: eerst
kiest de patiënt één van de drie typen
machines die respectievelijk zijn be
doeld voor (1) stoornissen in bloeds
omloop en zenuwgestel, (2) maag- en
darmstoornissen, en (3) ademhalings-,
bloed-, urine- en andere ziekten, al
naar gelang hun klachten.
Daarna steekt hij een kaart in de
machine voor het opnemen van de ge
gevens, en beantwoordt hij de vragen,
die door de machine worden gegeven.
Op de kaart staan 25 vragen, en wan
neer de patiënt de startknop indrukt,
begint de machine de vragen aan te
geven, zoals bijvoorbeeld: „Heeft men
u ooit verteld dat uw bloeddruk te
hoog is?". De patiënt beantwoordt elke
vraag door het indrukken van één van
de drie knoppen waarop respectieve
lijk „ja", „nee" en „ik weet het niet"
staat.
Wanneer de patiënt alle vragen
heeft beantwoord, geeft de machine
door het oplichten van een lamp aan,
welk soort medisch onderzoek is ver
eist. Door dit onderzoek te ondergaan
vóór hij door de dokter wordt ont
vangen, vergemakkelijkt de patiënt op
aanzienlijke wijze het door de dokter
te verrichten persoonlijke onderzoek.
NATUURLIJK moet de uiteindelijke
diagnose door de arts zelf worden ge
steld. De twee in het universiteits
ziekenhuis van Osaka opgestelde (com
puter-) machines worden dan ook als
hulpmiddel gebruikt op experimentele
basis. Maar zij zijn door de dokters en
de patiënten met evenveel geestdrift
ontvangen wegens hun hoge graad van
nauwkeurigheid en het bekorten van
de wachttijd.
Rechtszitting (begin 17de eeuw).
het openbaar; Onder de galg met de
strop om de hals staan; Brandmer
king; Ophanging; Worging; 't Zwaard
„over het hoofd en Onthoofding."
„Binnen blijven" betekende dat men
bijvoorbeeld een half jaar niet bui
tenshuis mocht komen, een soort par
ticuliere gevangenisstraf dus.
Het „te pronk staan" of aan de kaak
stellen, gebeurde in het openbaar. Het
slachtoffer kreeg dan een half uur of
langer het zinnebeeld of het werktuig
omgehangen, dat zijn misdaad aan
duidde: Een overspelige een houten
huik, een soort klok met bovenin een
gat waaruit 's mans hoofd stak. La-
kendieven stonden te pronk met een
rode lap op de mouw en hij die ver
boden boe! vn had geschreven had een
groot aantal boeken aan een koord
om de hals hangen. Had een vrouw
een kind slecht behandeld, dan stond
zij te pronk met een pop in haar ar
men, een dief moest met een koord om
de hals op een ladder staan.
GESELING en brandmerken vol
trokken zich meestal ook in het open
baar „tot 't roode bloet nae bij het
lijff loopt". Iemand die gebrandmerkt
was, liep voor de rest van zijn leven
te koop met zijn misdaad, omdat zo'n
schandmerk meestal op de wang werd
aangebracht.
STOND iemand te pronk of werd hij
in de „kaak" geplaatst, dan verzamel
den zich honderden mensen, die ste
nen, vuil, rotte eieren of bedorven vis
naar de gestrafte mochten smijten, zo
veel als zij maar wilden. Althans aan
vankelijk. Want nadat enkele „op de
kaak gestelden" ter plaatse overleden
waren als gevolg van een publieke ste
niging, besloot de magistraat, hierin
verandering te brengen. Voortaan
mocht „het volk" nog slechts gooien
met „onschuldig afval", dat daartoe
door de overheid zelf „tegen een ge
ringe vergoeding" beschikbaar gesteld
werd!
HET KAKEN of pronken gold als
een enorme schande. Vele veroordeel
den gaven daarom de voorkeur aan
een snelle maar deskundige verminking
door de officiële beul boven het „guy-
chelspel van 't wreede volck", dat
door de stadsomroepers bijeen ge
schreeuwd was.
Een andere „populaire" straf was de
draaikooi, een getralied hok, dat om een
centrale spil rondgewenteld kon wor
den. De gestraften (meest vrouwen)
werden hierin vastgebonden en rondge
draaid tot zij „zeeziek" werden. Na eon
half uur waren de gestraften meestal
bewusteloos. Een paar emmers water
brachten hen weer „bij kennisse",
waarna zij buiten de stadsmuren ge
dumpt werden om weer wat op te
knappen.
WAS ER dan niemand, in heel die
Gouden Eeuw, die protest aantekende
tegen deze onmenselijke lijfstraffen? Er
moet wel enig verzet geweest zijn. Dat
blijkt o.a. uit de grote nadruk waar
mee een der aanzienlijkste juristen
van die tijd ene Ulrik Huber in
zijn standaardwerk „Hedendaagsche
Rechtsgeleerdheid" de gerechtelijke
folteringen verdedigde. Afschaffing van
de pijn, zo schreef hij, zal een nog veel
groter pijn veroorzaken voor heel 't
gemeen (gemeenschap), daar zonder
lijfelijke vergelding rust en orde niet
te handhaven zullen zijn en vele be
kentenissen nimmer verkregen kunnen
worden.
UIT ZIJN betoog zou indirect kun
nen blijken, dat er ook toen reeds stem
men waren opgegaan die voor afschaf
fing van deze gerechtelijke gruwelen
moord, aan haar toegeschreven,
besliste tenslotte haar lot. Baljuw
en schepenen waren snel klaar met
haar: de dood op het schavot
Op de „kar des doods" maakte zij
haar laatste gang, omstuwd door
een hysterisch krijsende menigte.
De beul maakte korte metten met
haar. Een dekschuit vèrvoerde het
lijk van de gevonniste naar de over
kant van het IJ, waar in „de Vo
gelwijk" (nu Volewijck) het hoofd
op een spies werd gestoken en het
lichaam op een wagenwiel gebon
den, als afschrikwekkend voor
beeld
DERGELIJKE taferèlen kon men
dagelijks in alle steden van ons land
waarnemen. Wie de justitieboeken uit
de Gouden Eeuw en de verslagen van
ooggetuigen leest, wordt steeds weer
getroffen door de wreedheid van onze
voorouders, dié pijnigden, geselden,
radbraakten, brandmerkten, aan de
kaak stelden, doorstaken en sneden,
vaak voor geringe vergrijpen. Straffen
die in het openbaar ten uitvoer werden
gelegd en daardoor ook een volksver
maak waren.
Ons land werd vooral na het Twaalf
jarig Bestand overspoeld door rovende
en moordende benden afgedankte huur
soldaten. Niemand was zijn leven meer
zeker en dus sloeg de gemeenschap
hard terug. Met de vervolging van ver
dachten waren de baljuwen en de
schouten belast. Het onderzoek naar
een misdrijf was geheim en moest ge
richt zijn op het verkrijgen van een
bekentenis. Zo'n bekentenis wilde men
beslist hebben. De doodstraf was al
leen na een bekentenis geoorloofd en
tevens sloot een bekentenis in de mees
te gevallen hoger beroep uit. Bekende
een verdachte niet, dan werd overge
gaan tot een „scherp examen", dat
wilde zeggen: martelingen.
De Baljuw met zijn „mannen" de
Schepenen vormden de rechtbank.
Zij waren afkomstig uit de kring der
welgestelde burgers. De vroedschap
het gemeentebestuur maakte jaar
lijks een dubbeltal van 14 mannen op,
waaruit zeven, later negen. Schepenen
werden gekozen en door de Baljuw be
ëdigd.
"VELE BALJUWS maakten misbruik
van hun macht. Tegen deze lieden en
de wijze van procesvoering rees dan
ook vaak verzet. In theorie moest elke
bekentenis vrijwillig verkregen zijn en
daarom moest de verdachte ze enige
tijd na het pijnigen „buiten pijnende
banden van ijser" herhalen. Men redde
dan tenminste de schijn
De grote waarde die men aan een
bekentenis hechtte, maakte dat ver
dachten langdurig in voorlopige hech
tenis zaten op water en brood.
In alle „rechtsverordeningen" van
die tijd vindt men de middeleeuwse
gedachte van liet element van wraak
in de straf terug. Zo vermeldt een
stadsboek van Kampen „dat brand
stichters verbrand, valse munters in
een ketel gegooid, en meinedigen twee
vingers afgehakt moesten worden.
Wat was overigens strafbaar? Vaste
regels bestonden niet. Wel was er een
aantal ernstige en minder erge feiten
omschreven, maar overigens had iede
re rechter een vrijbrief tot straffen.
Ernstige misdrijven noemde een Gel
derse bepaling van 1592: „moirdt,
moirdtbrandt, rooff, dieffte, verra-
deyen, brandt, vrouwenkrafft (ver
krachting), kraemschenderye, open-
bair gevalt, muntvervalsching, bloet-
schande en overspel".
DOODSLAG en moord werden met
de doodstraf vergolden. Werd een
vrouw op overspel betrapt, dan
„mocht" de vader van de vrouw de
overspelige doden. De echtgenoot was
dit niet toegestaan, omdat men vrees
de dat hij door louter jaloezie gedreven
zou worden. „Valsheden" (schriftver
valsingen e.d.) werden met de dood be
straft. in Holland met onthoofding.
Majesteitsschennis en verraad werden
eveneens met de dood bestraft, meest
al na radbraken. Lasteraars werden
bestraft met het doorsteken van de
tong met een gloeiende priem, gevolgd
door verbanning.
De rechtsgeleerde en geneesheer
Adriaen Koerbagh werd in 1668 wegens
het samenstellen van goddeloze boeken,
veroordeeld: „dat de schuldige op het
schavot de rechterduim zou worden af
genomen en de tong met een gloeiende
priem doorstoken, met dertig jaar
tuchthuis en verbeurdverklaring van
zijn goederen". De straf werd .slechts'
tien jaar tuchthuis, 10 jaar verbanning
en een boete van 4000 gulden.
WAS NA al of niet bewezen misdaad
de bekentenis afgedwongen dan volgde
de veroordeling. Die kon bestaan uit:
De zaak in beraad houden; Repriman
de; Verbod een herberg te houden:
Op water en brood een vrijheidsstraf
uitzitten; Verbannen worden; Binnen
blijven, oftewel gebannen zijn; Geese-
ling binnenskamers; Opsluiting in een
tuchthuis; Op de kaak stellen; Op het
schavot te pronk staan; Geeseling in
Ook de aanzienlijken werden „in het belang van het onderzoek" gemarteld, teneinde een bekentenis te „ver
krijgen". Hier wordt Cornelis de Witt, ruwaard van Putten, gepijnigd tijdens een verhoor.