Het „geschenk" van dit jaar
Korte
roman over vluchtplan
van laatste Duitse keizer
Dagboek van Samuel
vertaald
Pepys
-BOEKENKEUR-
Een grote
thrillers
greep uit doktersromans,
sciencefictionlectuur
en
Boeiend, verslag
van bootreis
om de wereld
Plutarchus'
„Caesar"
Helder economisch
handboek
Levensgenieter uit zeventiende eeuw
Gezinsencyclopedie
actueel maar
bevooroordeeld
Wij ontvingen
ËhH*Uvn%\
Essef
DONDERDAG 28 MAART 1968
13
Geschenk
I
Raadsel
-r*r>
Onwerkelijk
Knap
Echt
Omnibus
Bert Japin
(Van onze correspondent)
DEN HAAG. De boekenweek begint
dit jaar met een streng geselecteerd
schrijversbal. Dat werd volgens velen tijd,
omdat je op het boekenbal tussen honder
den buitenstaanders naar schrijvers moest
zoeken. Het was altijd weer dezelfde
groep, die na een saai begin om midder
nacht de anarchie uitriep. Dan konden de
verbijsterde burgers hun cultuurdragers
versieringen zien plunderen.
De organisatoren hebben nu een nieuwe
koers gekozen. Vrijdagavond 29 maart
worden in de zalen van het Stedelijk Mu
seum in Amsterdam slechts 750 gasten
toegelaten. De uitnodigingen zijn voorna
melijk gericht aan de schrijvers van Ne
derland en aan vooraanstaande landgeno
ten, die voor het merendeel in nauw con
tact staan met hen, die het uitgeven en
verkopen van boeken bevorderen.
Het programma, waaraan een prijs
vraag voor de meest feestelijk geklede
vrouw is verbonden, wordt gepresenteerd
door Ageeth Scherphuis en Ton van
Duinhoven. De NTS zal voor een recht
streekse reportage zorgen van 22.25 tot
23.15 uur.
De zaterdagochtend na het feest is het
woord aan de boekenliefhebber, die onder
de bekende groene vlag de winkel van
zijn voorkeur kan binnengaan om daar
zijn keuze te maken, waaraan het jaar
lijkse „geschenk" is gekoppeld.
Welke heksenmeester in de schrijf
kunst kan het klaarspelen om met het
zelfde cadeautje een kwart miljoen Ne
derlanders blij te maken?
De kieskeurige koper van „de nieuwe
Hermans" of „de laatste Vestdijk" zal
„Kom eens om een keizer", dat Max Den-
dermonde als geschenk presenteert, an
ders lezen dan de mevrouw die uit onze
litteraire voorraad een kookboek kiest.
„Kom eens om een keizer" is een korte
roman met een voorgeschiedenis. In het
voorwoord vertelt de schrijver en hier
mee bedoel ik Max Dendermonde en niet
de Duitse autobiograaf die zich Eric
Auer noemt dat hij via het Nederlands
Letterkundig Museum en documentatie
centrum in Den Haag een handschrift
REIZEN OM DE WERELD hebben de
nens altijd gefascineerd. Avonturiers als
Chichester die met zijn jacht moederziel
alleen om de globe trok, oogsten de be
wondering van velen en de voortdurende
belangstelling van de publiciteitsmedia.
Bij alle risico's die deze wereldreiziger
van onze eigen tijd heeft gelopen, ont
braken er enige, waarmee een voorgan
ger van hem zeventig jaar geleden werd
geconfronteerd: kannibalen en zeerovers
die toen nog tal van kusten onveilig
maakten. Die voorganger was kapitein
Joshua Slocum, die in een kotter in zijn
eentje de wereld rond zeilde. Toen hij op
27 juni 1898 weer met de „Spray" in
Newport bij Boston binnenviel, had hij er
46.000 mijlen op zitten, waarover hij drie
jaar en twee maanden had gedaan.
Zijn verslag van deze lange en vaak
eenzame reis onder de oorspronkelijke ti
tel „Sailing alone around the world" is
door Anthony van Kampen aan de hand
van een oude vertaling van C. Craandijk
opnieuw bewerkt. Het is als paperback
uitgegeven bij C. de Boer Jr. Hilversum-
Amsterdam.
Het merkwaardige van dit boek is dat
het ondanks het volkomen gespeend zijn
van romantische inslag, enorm boeit. Dat
doet het door de nuchtere en simpele
beschrijving van al die wederwaardighe
den op de zeven wereldzeeën, de lang
durige, gevaarvolle oversteken met als
welkome afwisseling ontvangsten door
gouverneurs en welgezinde inboorlingen.
Uit dit journaal en dat is zijn grote
charme komt een stoere, maar o zo
bescheiden zeebonk naar voren die een
rotsvast vertrouwen heeft in dat 12-tons
huikje temidden van alle gevaren van zee
en wind en die van het reeds genoemde
gespuis.
Het boek begint met een verantwoor
ding van de bewerker en eindigt met een
naschrift van kapitein Slocum, waarin hij
details geeft over de bouw van zijn
„Spray".
Het verslag van Joshua Slocum die
overigens van een tweede, daarna onder
nomen wereldreis niet terugkeerde ver
mag zeker ook 'landrotten interesseren.
Daarbij zal (en dat is het enige negatieve
dat met betrekking tot dit voortreffelijke
boek zij opgemerkt) wellicht de be
hoefte worden gevoeld aan een of meer
kaartjes, waarop de koers ,die deze wereld
reiziger volgde overzichtelijk is uitgestip
peld.
„Hij kwam, zag en overwon", zo heet
in de Nederlandse vertaling van S. L.
Radt Plutarchus' levensbeschrijving van
de Romeinse legerleider Julius Caesar.
De titel van het boek is ontleend aan
Caesars beroemdste woord „Veni, vidi,
vici", „ik kwam, ik zag, ik overwon'
om aan een van zijn vrienden te be
richten hoe snel en vlot een veldslag te
gen zijn vijand Pharnakes bij Pintus was
verlopen.
Wie dit „Leven van Caesar" leest zal
tot de ontdekking komen dat Plutarchus'
verhaal van groot belang is geweest voor
de wereldlitteratuur: zo baseerde Shakes
peare zijn tragedie over de grote Romein
voor een belangrijk deel op de gegevens
van Plutarchus.
Goede waar prijst zichzelf. Dat mag
dan waar zijn, maar W. de Haan in Hil
versum verdient een extra pluim op de
uitgevershoed voor dit zestiende deeltje
uit de voortreffelijke reeks Phoenix Klas
sieke Pockets.
ontdekte, dat uit een merkwaardige ver
zameling afkomstig was. Mevrouw Elisa
beth Sorgvolt-Brekekamp, directrice van
een particulier rusthuis voor bejaarden
in Wassenaar, had gewetensvol allerlei
documenten bewaard die uit aan het insti
tuut vermaakte inboedels afkomstig wa
ren. Hieronder bevonden zich manuscrip
ten, dagboeken en nooit voor publikatie
bestemde verhalen. Van één handschrift
kon de schrijver, ondanks ijverige naspo
ringen, nimmer worden achterhaald. Het
bleek te zijn geschreven door een zich
musicus noemende Eric Auer. De naam is
een pseudoniem. Zijn roman is een schel
menroman, waarin hij zelf als anti-held
te voorschijn komt. Hij zegt te zijn gebo
ren in 1858, dus hij is nu al lang dood.
Het moet de romanschrijver Max Den
dermonde hebben gefascineerd, dat deze
Eric Auer waarschijnlijk liegt, in elk ge
val een reeks van raadsels oproept die als
steeds kleiner wordende Japanse doosjes
in elkaar passen. Of het leugenduiveltje
er tenslotte spottend uit te voorschijn
springt, moet iedere lezer voor zichzelf
uitmaken.
Het verhaal is vrij eenvoudig. In 1918
vluchtte de Duitse keizer naar Nederland,
woonde geruime tijd als gast van graaf
Bentinck in Amerongen en verkeerde
doorlopend in twijfel omtrent zijn uitle
vering. Het is nu bekend geworden, dat
hij plannen had om zich te vermommen
en te vluchten. Zijn voormalige vleugel
adjudant schreef in zijn nu pas gepubli
ceerde aantekeningen, dat Z.M. met ge
verfd haar, een verband om het oor en
met naar omlaag gedraaide snorrepunten,
getooid met een lorgnet, als een soort
mislukte Offenbach de wijk wilde nemen.
Het bleef bij een vaag plan. Nu vertelt
de onbekende Eric Auer ons, dat hij in
dezelfde dagen, door zijn treffende gelij
kenis met de ex-keizer, door dezelfde
adjudant Sigurd von Ilsemann (die hij
met name noemt) in een soort vluchtko-
medie werd betrokken, waardoor de Fran
se en Engelse diplomaten op een dwaal
spoor werden gebracht.
Het verhaal van Auer is „met gerecht
vaardigde twijfel" bewerkt door Max
Dendermonde, die zich een zestig jaar
jongere tweelingbroer noemt van de on
bekende schrijver, die nu eindelijk mee
telt omdat „hij de drukinkt heeft ge
haald."
In zijn voorwoord besluit Dendermonde
met de wijze woorden: „De onbekende
auteur is dood. Dat hij lang moge leven."
In dit geschenk heeft de schrijver zich
gericht tot een publiek dat goed moet
kunnen lezen. De commissies die het uit
gaven hebben „hoog gemikt". Voor de
meer litterair ingestelde lezer is „Kom
eens een keizer" een novelle met een die
pere betekenis, waarachter wéér een be
tekenis valt te zoeken. Hier is de verge
lijking met de Japanse doosjes van toe
passing. Op de bodem van het laatste
doosje ligt de droom van twee schrijvers.
v
"rtm
Kv.-
V .\AVVV
II
Max Dendermonde
„Wie een beeld van de prijstheorie voor
zich wil zien, of wie de klassieke theorie
van de internationale arbeidsverdeling
wil Ieren kennen of wel iets wil weten
van de traditionele theorie van de geld-
vormen kan daarvoor onder meer terecht
bij P. A. Samuelson, Economics, 2de druk
1953", aldus prof. J. Pen in zijn ongeveer
tien jaar geleden verschenen „Moderne
economie".
Van dit indertijd door Pen aangehaal
de werk is onlangs in de voortreffelijke
Aula-Pocketserie een zevende geheel her
ziene druk verschenen onder de titel
„Handboek van de economie".
Het is inderdaad een handboek en wel
in de beste zin des woords. Wat deze neo-
keynesiaan in 1250 bladzijden uiteenzet,
is zo glashelder, dat men tijdens de lectuur
af en toe denkt bezig te zijn aan een goe
de roman of detective. Dit temeer omdat
de Amerikaan de toch vaak wel ingewik
kelde stof met talloze verhelderende dia
grammen heeft geïllustreerd. De stude
rende, die op de een of andere manier iets
met economie moet „doen", kan zich ons
inziens gelukkig prijzen, dat het boek van
Samuelson nu ook goedkoop 13,80) in
onze boekwinkels verkrijgbaar is.
„WAT HEB ik in cafés allemaal niet
beleefd", aldus de hartekreet van Her
man Kesten in zijn boekje Dichter in
Cafés, één van de alleraardigste werkjes
die de afgelopen jaren in de zondvloed
van middelmatige pockets is verschenen.
Kesten verliet als gevolg van het fascis-
tengeweld in 1933 zijn geboorteland
Duitsland om in steden als Parijs, Brussel
en Londen een emigrantenbestaan te lei
den. In een Londens koffiehuis voert hij
een zekere Sylvia ten tonele, die vertelt
van Samuel Pepys, de zoon van een een
voudige kleermaker, die al op 39-jarige
leeftijd minister van Marine in het zeven-
tiende-eeuwse Engeland werd.
Vijf jaar later was hij weer in ongena
de gevallen, werd op zijn 51ste jaar weer
minister om weer vijf jaar later uit zijn
ambt te worden gezet, Pepys stierf na een
woelig leven in 1703. Zijn dagboek, dat
in een soort steno was geschreven,
vermaakte hij aan het Magdalena College
WILT u nog wat carcinoom van de
milt, een paar aangetaste hersenkwabben
of soms liever een „gistende en borrelen
de poel van sexuele lusten „uit" het bin
nenste" van een verpleegster? U hoeft het
zich, in deze boekenweek niet te laten
ontgaan, want het is alles in ruime mate
voorhanden in de werken van Shane Dou
glas, als daar zijn: „Dokter Carews red
dingstocht", „Dokter Carews verleden",
Dokter Gae Bryant" en „Verpleegster in
tweestrijd". Alles vol opzienbarende me
dische ingrepen en veel dokters lief en
leed. Vooral leed.
De doktersroman is weliswaar mijn vak
niet, maar ik ben niet te beroerd om
déze titels even aan te kondigen nu ze,
met de meer „misdadige" delen van Bru-
na's nieuwe Maraboe-reeks, toevallig op
mijn bureau zijn neergestreken. Ik heb
zo het idee, dat Bruna met deze Maraboe
pockets de gelegenheid heeft willen schep
pen om ook wat derde-rangswerk op de
markt te brengen, naast de altijd op be
hoorlijk peil staande delen van de Zwar
te Beertjesserie. De omslagjes van de Ma-
raboes doen, fel gekleurd en verre van
artistiek, nogal goedkoop aan en de in
houd, ook van de tot dusver verschenen
spionagethrillers, correspondeert daar aar
dig mee.
Allereerst zijn daar twee boekje van
André Fernez, Welom in de hel en Machts
greep op de valreep. In beide speelt de
„meesterspion Nick Jordan" de hoofdrol.
In Welkom in de hel heeft hij het op te
nemen tegen een complot van oud-nazi's
(mét neo-nazi's een geliefd en nogal uit
gekauwd thema in de hedendaagse spio
nagethriller!), dat er in de binnenlanden
van Columbia een fantastische onder
grondse stad op nahoudt, compleet met
geschaakte geleerden, die er werken aan
angstwekkende geheime wapens. Een ma
ger verhaaltje, zonder veel intrige en zelfs
weinig werkelijk avontuurlijk element vol
gens het goedkoopste sensatieprocédé.
Naar het zelfde recept is Machtsgreep
op de valreep opgezet en ook hierin draait
het weer om een rechtse organisatie, die,
ditmaal in Paraguay de leider van de
Castristische beweging uit de weg wil rui
men, met alle nare gevolgen van dien
voor het Paraguese proletariaat.
WAT intelligenter geschreven, maar in
zijn hele intrige toch even Batman-achtig
onwerkelijk, zijn de twee werkjes van
Michael Avallone, die in de Maraboe-po-
kets verschenen: De fakkel in de mist
en De vogel in de kooi. Hoofdpersone in
deze verhalen is contra-spionne April
Dancer, van U.N.C.L.E., de door Napo
leon Solo en Illya Kuryakin via televisie
welbekend gemaakte organisatie. Wie Na
poleon en Illya via zijn scherm heeft le
ren kennen heeft ongeveer een indruk van
de werkwijze van hun collega April
met dit verschil dat dergelijke hyper-fan
tastische en nogal magere intriges ver
filmd altijd nog iets meer lijken dan ze
in boekvorm blijken te zijn. Natuurlijk
komt er aan De fakkel in de mist ook
weer een neo-nazistische organisatie te
pas; in De vogel in de kooi staat April
tegenover een bende die geleid wordt door
een sadistisch vrouwspersoon met een ech
te zweep, die overigens haars ondanks
netjes binnen de schreef blijft van een
vrij braaf en vrij saai verhaal.
Ik heb het al gezegd: wie iets goeds
wil lezen, kan beter trecht bij Bruna's
Zwarte Beertjes. Hoewel ik nu ook weer
niet zo erg gek ben op de agent O.S.S.
117 verhalen van Jean Bruce, die op een
niet zo erg veel hoger plan staan als de
werkjes van Ferrez en Avallone. Bruce
die een paar Zwarte Beertjes lang Jean-
nette heeft geheten (een mysterie dat ik
nog altijd niet doorgrond!) is als Jean
weer in de Beertjes present met O.O.S.
117 duikt onder (Agonie et Patagonie).
Verder in de Beertjes: twee nieuwe de
len van Leslie Charteris: De Saint en de
financiers (The Saint intervenes) en De
Saint en de zangeres (The Saint sees it
through), die bewijzen dat men de avon-
turen-thriller ook amusant en met een
boeiende intrige kan schrijven
PITTIGER dokterswerk dan in de Ma-
raboes vindt u in Zwart Beertje Dokter
Salt gaat heen (Salt is leaving). Met
Priestley is er een schrijver aan 't woord:
dat merk je al bij de eerste bladzij. Alle
ingrediënten voor he.t doktersverhaal zijn
aanwezig: de dokter zowel als het amou
reuze element, maar Priestley serveert ze
uit een goed verhaal, dat in de eerste
plaats een knappe thriller is geworden.
Een natuurlijk is ook Simenon weer pre
sent in de Beertjes met een nieuwe, erg
goede Maigret, die meteen bijzonder boei
end inzet en paar amusante momenten
heeft, als Maigret wordt aangezien voor
„de maniak van Bergerac". De titel:
Maigret en de dorpsgek (Le fou de Ber
gerac). De Prismareeks brengt met De
verdwijning van sir Adam (Sir Adam Dis
appeared) van E. Philips Oppenheim een
klassieke thriller, opgezet volgens het al
oude, gedegen „whodunif'-recept en met
veel humor en spanning verteld. Een goe
de psychologische thriller in deze zelfde
reeks is Mijn moeder is een filmster (The
Misty Curtain) van Lucy Cores, het ver
haal rond een meisje dat op zoek is naar
haar moeder, een spoorloos verdwenen
filmster. Een bijzonder goed boek, dat
niet alleen aan de spanning maar ook aan
de karaktertekening alle recht doet we
dervaren. Spelen met vuur (The Day the
Wind Dropped) van Kenneth Royce, is
een Prisma-thriller die zich afspeelt tij
dens een expeditie in Noord-Kenya. Een
uitmuntend verteld verhaal, waarin even
eens de karaktertypering evengoed uit de
verf komt als de „thrill" terwijl het te
vens de lezer laat genieten van een mee
slepende sfeertekening van het barre Tur-
kanaland in Noord-Kenya. Een thriller,
die zich voor een groot deel ook als een
reisverhaal laat lezen.
VOOR liefhebbers van non-fiction op
het gebied van de misdaad heeft de Haar
lemse uitgever J. H. Gottmer De grote
treinrooi op de markt gebracht. Het is
'n vertaling van Henry Kolarz' Die Gentle
men bieten zur Kasse, dat de basis is
geweest voor de film „De grootste geld-
roof aller tijden": het „epos" van de
Engelse gentleman-gangsters, die in 1962
de vermaarde overval op een Engelse
posttrein als een ware veldtocht voorbe
reidden en nagenoeg feilloos uitvoerden.
Van deze onderneming, die indertijd zelfs
de brave Engelse burgerman een zekere
bewondering afdwong voor de „sportieve
prestatie" die ermee werd geleverd, geeft
dit boek een goed gedocumenteerd beeld
in een ietwat gedramatiseerde en daar
door prettig leesbare vorm. Het is boven
dien verlucht met een aantal persfoto's
van de misdadigers en de plaatsen waar
zij hun misdrijf pleegden.
Een ander goede „documentaire" is de
historische roman Manuela van Victor
W. von Hagen, een Zwart Beertje. Het is
de nogal stormachtige levensgeschiedenis
van Manuela Saenz, de minnares van
Simon Bolivar. Het is tevens het levens
verhaal geworden van Bolivar zelf, de be
vrijder van Venezuela en strijder voor
een federatie van Latijns - Amerikaanse
staten. In Hagens „vie romancée" zijn
die twee levensgeschiedenissen samenge
vloeid tot een boeiend verhaal, dat tevens
een kleurrijk tijdsbeeld schildert van Zui
Amerika in de eerste helft van de negen
tiende eeuw.
DE science-fiction is een genre, dat, in
Amerika reeds lang populair, bij ons ook
steeds meer voet aan de grond begint te
krijgen. Meulenhoff heeft nu zelfs een ei
gen, uitstekende „essef'-reeks opgezet,
onder redactie van Ruurd Groot en Edu-
ard Visser. De produktie in deze reeks is
zo groot, dat ik er binnenkort eens een
afzonderlijk artikel aan hoop te wijden.
Voor ditmaal wil me beperken tot de
bespreking van één specimen uit deze
reeks: De uitroeiers (The genocides) van
Disch. Het is een boek in dat s.f.-genre,
dat zich bezig houdt met een stervende
menselijke samenleving van de toekomst.
Hier is het „De Plant", die alle leven op
deze planeet onmogelijk heeft gemaakt
„De plant", uitgezaaid en van tijd tot
tijd geoogst, zoals tegen het slot blijkt,
door een ras van een andere planeet. Het
is echter niet dit fantastische thema dat
De uitroeiers tot een interessant verhaal
maakt, maar zoals het in de beste
voortbrengselen van dit genre betaamt
de reacties op de ramp van de stervende
mensheid zelf. Centraal in het verhaal
staat een kleine agrarische gemeenschap
onder leiding van een fanatiek-dogmatisch
patriarch, die zich met moeite in de ca
tastrofe staande houdt, tot op het moment
dat de grote oogst de laatste hoop op over
leving wegneemt. In deze wanhopige
strijd om het naakte bestaan is alles
samengebald wat de mensheid in de eeu
wen van zijn bestaan in negatieve rich
ting heeft gedreven: geloofsfanatisme, het
geloof in de superioriteit van de eigen
groep, machtsbelustheid en egocentriciteit
Een van die behartigenswaardige „bood
schappen" binnen het raam van een boei
end verhaal, die goede s.f. zo lezens
waardig maakt.
Goede s.f bevat ook Bruna's S.F.-Om-
nibus. Robert A. Heinlei is erin vertegen
woordigd met „De Marionetten zijn on
der ons!" (The Puppet Masters), waarin
ook weer het obsederende thema centraal
staat van vreemde machten die de mens
machteloos maken. Verder bevat deze
omnibus van Arthur C. Clarke „Het einde
van het begin" (Childhoods End) en van
Isaac Asimov „Het einde van de eeuwig
heid" (The end of eternity), beide ook
complete romans en even beklemmend en
imposant geschreven als het werk van
Heinlein. Tenslotte treft men dan in deze
Bruna omnibus twee van die uiterst korte
verhalen aan, die het handelsmerk zijn
van menig fantastisch verteller: Fredric
Browns „Kans op een beer" (Bear possi
bility) en de ondanks zijn halve bladzij
lengte met gruweldaden geladen anec
dote „Tussen de ruines" (In the ruins)
van Ronald Dahl.
in Oxford waar hij had gestudeerd. Ruim
100 jaar later (in 1825) werd daar het ge
schrift ontdekt, dat hij minitueus van
1660 tot 1669 had bijgehouden.
Van dit dagboek is bij Kruseman in
Den Haag een vertaling verschenen,
waarin wij een goed overzicht krijgen
van de situatie in Engeland tijdens de
eerste jaren van de Restauratie, de jaren
dus na de dood van protector Cromwell.
Pepys geeft een duidelijk portret van de
cynische koning Karei II en zijn zeer
vele maitressen. We horen over de oorlog
met de Nederlanden, over de verschrik
kingen van de grote pest en van de grote
brand van Londen. Typische bijzonderhe
den worden gegeven over het uitgaans
leven van de Londenaar in die tijd, ge
schreven door iemand met een zeer groot
opmerkingsvermogen. Een boek dat nog
de volle aandacht verdient.
HET achtste en laatste deel van Visum,
Elseviers Moderne Gezinsencyclopedie is
zojuist van de pers gekomen, zodat een
overzicht mogelijk is van het totale werk.
Dat overzicht leert met name, hoezeer
het illustratieve gedeelte is uitgebouwd
tot een wezenlijk bestanddeel van de aan
geboden kennis.
Het achtste deel zet de goede traditie
voort van een zorgvuldig uitgebalanceer
de keuze der trefwoorden. Daarbij is het
verwerkte materiaal zeer up-to-date. Ac
tualiteit is een sterke kant van deze ency
clopedie, waarvan het in deel acht opge
nomen supplement is bijgewerkt tot 1
oktober 1967.
Minder enthousiast zou men moeten zijn
over de gerichtheid die in sommige his
torische documentaties merkbaar door
schemert, zoals in de beschrijving van de
geschiedenis der Vietnamese situatie. On
der meer ontbreekt hierin een feitelijk
beeld van de ontwikkeling der revolutie
in Zuid-Vietnam, waarvoor in de plaats
een onverklaarde „communistische infil
tratie uit het noorden" wordt vermeld.
Dat die infiltratie aanvankelijk uitge
weken Zuid-Vietnamezen betrof, die zich
niet hadden kunnen verenigen met het
bewind in Saigon (door de Visum-redac
tie „vrij autoritair" genoemd) en dat pas
veel later Noordvietnamese eenheden te
hulp kwamen, wordt niet vermeld. Even
min is er sprake van de opeenvolgende
regeringsklieken in Saigon, de Boeddhis
tische opstanden, het falende sociale be
leid der regeringen en de herhaalde Ame
rikaanse aansporingen om eindelijk eens
een begin te maken met de democrati
sering. Kortheid is niet altijd een excuus
voor onvolledigheid, vooral niet wanneer
het een zo uiterst subtiele documentaire
voorlichting betreft als in dit geval. Ook
de incidenten van de Tonkin-baai, die de
aanleiding tot de bombardementen op
Hanoi waren, worden niet aangehaald.
Het beeld van de antwikkelingen wordt
op deze manier wel enigszins eenzijdig be
licht.
Men kan veronderstellen dat de redac
tie van „Visum" met al te pijnlijke nauw
keurigheid politieke subjectiviteit heeft
willen vermijden, maar juist daardoor
subjectief is gaan documenteren. Vermel
ding van feiten kan slechts op neutrale
manier gebeuren als de keuze bij de be
korting in evenwicht is. Een markant
voorbeeld van onevenwichtigheid levert
ook het onderwerp „Korea" op, dat ein
digt met de vermelding dat Zuid-Korea
van 1961-1963 door een militaire junta
werd bestuurd. Hoe het er na 1963 in Zuid
Korea bijstaat, vermeldt „Visum" niet.
De gebruiker zal toch wel willen weten
in welke richting Zuid-Korea zich heeft
ontwikkeld. Het supplement bood daartoe
gelegenheid, maar die werd niet benut.
„Wat moet ik met de Mammoet?" is
een vraag die dr. M. Brok beantwoordt
in een Zwart Beertje, uitgave A. W. BRU
NA Zoon in Utrecht. Het boekje is be
doeld als een praktische wegwijzer in het
nieuwe voortgezet onderwijs.
Als vierde druk is bij de BEZIGE BIJ
J. M. MEULENHOFF in Amsterdam ver
schenen „De kreeftkeerkring" van Henri
Miller in de vertaling van John Vanden-
bergh. Het betreft een „Literair pas
poort".