Het „geschenk" van dit jaar Korte roman over vluchtplan van laatste Duitse keizer Dagboek van Samuel vertaald Pepys -BOEKENKEUR- Een grote thrillers greep uit doktersromans, sciencefictionlectuur en Boeiend, verslag van bootreis om de wereld Plutarchus' „Caesar" Helder economisch handboek Levensgenieter uit zeventiende eeuw Gezinsencyclopedie actueel maar bevooroordeeld Wij ontvingen ËhH*Uvn%\ Essef DONDERDAG 28 MAART 1968 13 Geschenk I Raadsel -r*r> Onwerkelijk Knap Echt Omnibus Bert Japin (Van onze correspondent) DEN HAAG. De boekenweek begint dit jaar met een streng geselecteerd schrijversbal. Dat werd volgens velen tijd, omdat je op het boekenbal tussen honder den buitenstaanders naar schrijvers moest zoeken. Het was altijd weer dezelfde groep, die na een saai begin om midder nacht de anarchie uitriep. Dan konden de verbijsterde burgers hun cultuurdragers versieringen zien plunderen. De organisatoren hebben nu een nieuwe koers gekozen. Vrijdagavond 29 maart worden in de zalen van het Stedelijk Mu seum in Amsterdam slechts 750 gasten toegelaten. De uitnodigingen zijn voorna melijk gericht aan de schrijvers van Ne derland en aan vooraanstaande landgeno ten, die voor het merendeel in nauw con tact staan met hen, die het uitgeven en verkopen van boeken bevorderen. Het programma, waaraan een prijs vraag voor de meest feestelijk geklede vrouw is verbonden, wordt gepresenteerd door Ageeth Scherphuis en Ton van Duinhoven. De NTS zal voor een recht streekse reportage zorgen van 22.25 tot 23.15 uur. De zaterdagochtend na het feest is het woord aan de boekenliefhebber, die onder de bekende groene vlag de winkel van zijn voorkeur kan binnengaan om daar zijn keuze te maken, waaraan het jaar lijkse „geschenk" is gekoppeld. Welke heksenmeester in de schrijf kunst kan het klaarspelen om met het zelfde cadeautje een kwart miljoen Ne derlanders blij te maken? De kieskeurige koper van „de nieuwe Hermans" of „de laatste Vestdijk" zal „Kom eens om een keizer", dat Max Den- dermonde als geschenk presenteert, an ders lezen dan de mevrouw die uit onze litteraire voorraad een kookboek kiest. „Kom eens om een keizer" is een korte roman met een voorgeschiedenis. In het voorwoord vertelt de schrijver en hier mee bedoel ik Max Dendermonde en niet de Duitse autobiograaf die zich Eric Auer noemt dat hij via het Nederlands Letterkundig Museum en documentatie centrum in Den Haag een handschrift REIZEN OM DE WERELD hebben de nens altijd gefascineerd. Avonturiers als Chichester die met zijn jacht moederziel alleen om de globe trok, oogsten de be wondering van velen en de voortdurende belangstelling van de publiciteitsmedia. Bij alle risico's die deze wereldreiziger van onze eigen tijd heeft gelopen, ont braken er enige, waarmee een voorgan ger van hem zeventig jaar geleden werd geconfronteerd: kannibalen en zeerovers die toen nog tal van kusten onveilig maakten. Die voorganger was kapitein Joshua Slocum, die in een kotter in zijn eentje de wereld rond zeilde. Toen hij op 27 juni 1898 weer met de „Spray" in Newport bij Boston binnenviel, had hij er 46.000 mijlen op zitten, waarover hij drie jaar en twee maanden had gedaan. Zijn verslag van deze lange en vaak eenzame reis onder de oorspronkelijke ti tel „Sailing alone around the world" is door Anthony van Kampen aan de hand van een oude vertaling van C. Craandijk opnieuw bewerkt. Het is als paperback uitgegeven bij C. de Boer Jr. Hilversum- Amsterdam. Het merkwaardige van dit boek is dat het ondanks het volkomen gespeend zijn van romantische inslag, enorm boeit. Dat doet het door de nuchtere en simpele beschrijving van al die wederwaardighe den op de zeven wereldzeeën, de lang durige, gevaarvolle oversteken met als welkome afwisseling ontvangsten door gouverneurs en welgezinde inboorlingen. Uit dit journaal en dat is zijn grote charme komt een stoere, maar o zo bescheiden zeebonk naar voren die een rotsvast vertrouwen heeft in dat 12-tons huikje temidden van alle gevaren van zee en wind en die van het reeds genoemde gespuis. Het boek begint met een verantwoor ding van de bewerker en eindigt met een naschrift van kapitein Slocum, waarin hij details geeft over de bouw van zijn „Spray". Het verslag van Joshua Slocum die overigens van een tweede, daarna onder nomen wereldreis niet terugkeerde ver mag zeker ook 'landrotten interesseren. Daarbij zal (en dat is het enige negatieve dat met betrekking tot dit voortreffelijke boek zij opgemerkt) wellicht de be hoefte worden gevoeld aan een of meer kaartjes, waarop de koers ,die deze wereld reiziger volgde overzichtelijk is uitgestip peld. „Hij kwam, zag en overwon", zo heet in de Nederlandse vertaling van S. L. Radt Plutarchus' levensbeschrijving van de Romeinse legerleider Julius Caesar. De titel van het boek is ontleend aan Caesars beroemdste woord „Veni, vidi, vici", „ik kwam, ik zag, ik overwon' om aan een van zijn vrienden te be richten hoe snel en vlot een veldslag te gen zijn vijand Pharnakes bij Pintus was verlopen. Wie dit „Leven van Caesar" leest zal tot de ontdekking komen dat Plutarchus' verhaal van groot belang is geweest voor de wereldlitteratuur: zo baseerde Shakes peare zijn tragedie over de grote Romein voor een belangrijk deel op de gegevens van Plutarchus. Goede waar prijst zichzelf. Dat mag dan waar zijn, maar W. de Haan in Hil versum verdient een extra pluim op de uitgevershoed voor dit zestiende deeltje uit de voortreffelijke reeks Phoenix Klas sieke Pockets. ontdekte, dat uit een merkwaardige ver zameling afkomstig was. Mevrouw Elisa beth Sorgvolt-Brekekamp, directrice van een particulier rusthuis voor bejaarden in Wassenaar, had gewetensvol allerlei documenten bewaard die uit aan het insti tuut vermaakte inboedels afkomstig wa ren. Hieronder bevonden zich manuscrip ten, dagboeken en nooit voor publikatie bestemde verhalen. Van één handschrift kon de schrijver, ondanks ijverige naspo ringen, nimmer worden achterhaald. Het bleek te zijn geschreven door een zich musicus noemende Eric Auer. De naam is een pseudoniem. Zijn roman is een schel menroman, waarin hij zelf als anti-held te voorschijn komt. Hij zegt te zijn gebo ren in 1858, dus hij is nu al lang dood. Het moet de romanschrijver Max Den dermonde hebben gefascineerd, dat deze Eric Auer waarschijnlijk liegt, in elk ge val een reeks van raadsels oproept die als steeds kleiner wordende Japanse doosjes in elkaar passen. Of het leugenduiveltje er tenslotte spottend uit te voorschijn springt, moet iedere lezer voor zichzelf uitmaken. Het verhaal is vrij eenvoudig. In 1918 vluchtte de Duitse keizer naar Nederland, woonde geruime tijd als gast van graaf Bentinck in Amerongen en verkeerde doorlopend in twijfel omtrent zijn uitle vering. Het is nu bekend geworden, dat hij plannen had om zich te vermommen en te vluchten. Zijn voormalige vleugel adjudant schreef in zijn nu pas gepubli ceerde aantekeningen, dat Z.M. met ge verfd haar, een verband om het oor en met naar omlaag gedraaide snorrepunten, getooid met een lorgnet, als een soort mislukte Offenbach de wijk wilde nemen. Het bleef bij een vaag plan. Nu vertelt de onbekende Eric Auer ons, dat hij in dezelfde dagen, door zijn treffende gelij kenis met de ex-keizer, door dezelfde adjudant Sigurd von Ilsemann (die hij met name noemt) in een soort vluchtko- medie werd betrokken, waardoor de Fran se en Engelse diplomaten op een dwaal spoor werden gebracht. Het verhaal van Auer is „met gerecht vaardigde twijfel" bewerkt door Max Dendermonde, die zich een zestig jaar jongere tweelingbroer noemt van de on bekende schrijver, die nu eindelijk mee telt omdat „hij de drukinkt heeft ge haald." In zijn voorwoord besluit Dendermonde met de wijze woorden: „De onbekende auteur is dood. Dat hij lang moge leven." In dit geschenk heeft de schrijver zich gericht tot een publiek dat goed moet kunnen lezen. De commissies die het uit gaven hebben „hoog gemikt". Voor de meer litterair ingestelde lezer is „Kom eens een keizer" een novelle met een die pere betekenis, waarachter wéér een be tekenis valt te zoeken. Hier is de verge lijking met de Japanse doosjes van toe passing. Op de bodem van het laatste doosje ligt de droom van twee schrijvers. v "rtm Kv.- V .\AVVV II Max Dendermonde „Wie een beeld van de prijstheorie voor zich wil zien, of wie de klassieke theorie van de internationale arbeidsverdeling wil Ieren kennen of wel iets wil weten van de traditionele theorie van de geld- vormen kan daarvoor onder meer terecht bij P. A. Samuelson, Economics, 2de druk 1953", aldus prof. J. Pen in zijn ongeveer tien jaar geleden verschenen „Moderne economie". Van dit indertijd door Pen aangehaal de werk is onlangs in de voortreffelijke Aula-Pocketserie een zevende geheel her ziene druk verschenen onder de titel „Handboek van de economie". Het is inderdaad een handboek en wel in de beste zin des woords. Wat deze neo- keynesiaan in 1250 bladzijden uiteenzet, is zo glashelder, dat men tijdens de lectuur af en toe denkt bezig te zijn aan een goe de roman of detective. Dit temeer omdat de Amerikaan de toch vaak wel ingewik kelde stof met talloze verhelderende dia grammen heeft geïllustreerd. De stude rende, die op de een of andere manier iets met economie moet „doen", kan zich ons inziens gelukkig prijzen, dat het boek van Samuelson nu ook goedkoop 13,80) in onze boekwinkels verkrijgbaar is. „WAT HEB ik in cafés allemaal niet beleefd", aldus de hartekreet van Her man Kesten in zijn boekje Dichter in Cafés, één van de alleraardigste werkjes die de afgelopen jaren in de zondvloed van middelmatige pockets is verschenen. Kesten verliet als gevolg van het fascis- tengeweld in 1933 zijn geboorteland Duitsland om in steden als Parijs, Brussel en Londen een emigrantenbestaan te lei den. In een Londens koffiehuis voert hij een zekere Sylvia ten tonele, die vertelt van Samuel Pepys, de zoon van een een voudige kleermaker, die al op 39-jarige leeftijd minister van Marine in het zeven- tiende-eeuwse Engeland werd. Vijf jaar later was hij weer in ongena de gevallen, werd op zijn 51ste jaar weer minister om weer vijf jaar later uit zijn ambt te worden gezet, Pepys stierf na een woelig leven in 1703. Zijn dagboek, dat in een soort steno was geschreven, vermaakte hij aan het Magdalena College WILT u nog wat carcinoom van de milt, een paar aangetaste hersenkwabben of soms liever een „gistende en borrelen de poel van sexuele lusten „uit" het bin nenste" van een verpleegster? U hoeft het zich, in deze boekenweek niet te laten ontgaan, want het is alles in ruime mate voorhanden in de werken van Shane Dou glas, als daar zijn: „Dokter Carews red dingstocht", „Dokter Carews verleden", Dokter Gae Bryant" en „Verpleegster in tweestrijd". Alles vol opzienbarende me dische ingrepen en veel dokters lief en leed. Vooral leed. De doktersroman is weliswaar mijn vak niet, maar ik ben niet te beroerd om déze titels even aan te kondigen nu ze, met de meer „misdadige" delen van Bru- na's nieuwe Maraboe-reeks, toevallig op mijn bureau zijn neergestreken. Ik heb zo het idee, dat Bruna met deze Maraboe pockets de gelegenheid heeft willen schep pen om ook wat derde-rangswerk op de markt te brengen, naast de altijd op be hoorlijk peil staande delen van de Zwar te Beertjesserie. De omslagjes van de Ma- raboes doen, fel gekleurd en verre van artistiek, nogal goedkoop aan en de in houd, ook van de tot dusver verschenen spionagethrillers, correspondeert daar aar dig mee. Allereerst zijn daar twee boekje van André Fernez, Welom in de hel en Machts greep op de valreep. In beide speelt de „meesterspion Nick Jordan" de hoofdrol. In Welkom in de hel heeft hij het op te nemen tegen een complot van oud-nazi's (mét neo-nazi's een geliefd en nogal uit gekauwd thema in de hedendaagse spio nagethriller!), dat er in de binnenlanden van Columbia een fantastische onder grondse stad op nahoudt, compleet met geschaakte geleerden, die er werken aan angstwekkende geheime wapens. Een ma ger verhaaltje, zonder veel intrige en zelfs weinig werkelijk avontuurlijk element vol gens het goedkoopste sensatieprocédé. Naar het zelfde recept is Machtsgreep op de valreep opgezet en ook hierin draait het weer om een rechtse organisatie, die, ditmaal in Paraguay de leider van de Castristische beweging uit de weg wil rui men, met alle nare gevolgen van dien voor het Paraguese proletariaat. WAT intelligenter geschreven, maar in zijn hele intrige toch even Batman-achtig onwerkelijk, zijn de twee werkjes van Michael Avallone, die in de Maraboe-po- kets verschenen: De fakkel in de mist en De vogel in de kooi. Hoofdpersone in deze verhalen is contra-spionne April Dancer, van U.N.C.L.E., de door Napo leon Solo en Illya Kuryakin via televisie welbekend gemaakte organisatie. Wie Na poleon en Illya via zijn scherm heeft le ren kennen heeft ongeveer een indruk van de werkwijze van hun collega April met dit verschil dat dergelijke hyper-fan tastische en nogal magere intriges ver filmd altijd nog iets meer lijken dan ze in boekvorm blijken te zijn. Natuurlijk komt er aan De fakkel in de mist ook weer een neo-nazistische organisatie te pas; in De vogel in de kooi staat April tegenover een bende die geleid wordt door een sadistisch vrouwspersoon met een ech te zweep, die overigens haars ondanks netjes binnen de schreef blijft van een vrij braaf en vrij saai verhaal. Ik heb het al gezegd: wie iets goeds wil lezen, kan beter trecht bij Bruna's Zwarte Beertjes. Hoewel ik nu ook weer niet zo erg gek ben op de agent O.S.S. 117 verhalen van Jean Bruce, die op een niet zo erg veel hoger plan staan als de werkjes van Ferrez en Avallone. Bruce die een paar Zwarte Beertjes lang Jean- nette heeft geheten (een mysterie dat ik nog altijd niet doorgrond!) is als Jean weer in de Beertjes present met O.O.S. 117 duikt onder (Agonie et Patagonie). Verder in de Beertjes: twee nieuwe de len van Leslie Charteris: De Saint en de financiers (The Saint intervenes) en De Saint en de zangeres (The Saint sees it through), die bewijzen dat men de avon- turen-thriller ook amusant en met een boeiende intrige kan schrijven PITTIGER dokterswerk dan in de Ma- raboes vindt u in Zwart Beertje Dokter Salt gaat heen (Salt is leaving). Met Priestley is er een schrijver aan 't woord: dat merk je al bij de eerste bladzij. Alle ingrediënten voor he.t doktersverhaal zijn aanwezig: de dokter zowel als het amou reuze element, maar Priestley serveert ze uit een goed verhaal, dat in de eerste plaats een knappe thriller is geworden. Een natuurlijk is ook Simenon weer pre sent in de Beertjes met een nieuwe, erg goede Maigret, die meteen bijzonder boei end inzet en paar amusante momenten heeft, als Maigret wordt aangezien voor „de maniak van Bergerac". De titel: Maigret en de dorpsgek (Le fou de Ber gerac). De Prismareeks brengt met De verdwijning van sir Adam (Sir Adam Dis appeared) van E. Philips Oppenheim een klassieke thriller, opgezet volgens het al oude, gedegen „whodunif'-recept en met veel humor en spanning verteld. Een goe de psychologische thriller in deze zelfde reeks is Mijn moeder is een filmster (The Misty Curtain) van Lucy Cores, het ver haal rond een meisje dat op zoek is naar haar moeder, een spoorloos verdwenen filmster. Een bijzonder goed boek, dat niet alleen aan de spanning maar ook aan de karaktertekening alle recht doet we dervaren. Spelen met vuur (The Day the Wind Dropped) van Kenneth Royce, is een Prisma-thriller die zich afspeelt tij dens een expeditie in Noord-Kenya. Een uitmuntend verteld verhaal, waarin even eens de karaktertypering evengoed uit de verf komt als de „thrill" terwijl het te vens de lezer laat genieten van een mee slepende sfeertekening van het barre Tur- kanaland in Noord-Kenya. Een thriller, die zich voor een groot deel ook als een reisverhaal laat lezen. VOOR liefhebbers van non-fiction op het gebied van de misdaad heeft de Haar lemse uitgever J. H. Gottmer De grote treinrooi op de markt gebracht. Het is 'n vertaling van Henry Kolarz' Die Gentle men bieten zur Kasse, dat de basis is geweest voor de film „De grootste geld- roof aller tijden": het „epos" van de Engelse gentleman-gangsters, die in 1962 de vermaarde overval op een Engelse posttrein als een ware veldtocht voorbe reidden en nagenoeg feilloos uitvoerden. Van deze onderneming, die indertijd zelfs de brave Engelse burgerman een zekere bewondering afdwong voor de „sportieve prestatie" die ermee werd geleverd, geeft dit boek een goed gedocumenteerd beeld in een ietwat gedramatiseerde en daar door prettig leesbare vorm. Het is boven dien verlucht met een aantal persfoto's van de misdadigers en de plaatsen waar zij hun misdrijf pleegden. Een ander goede „documentaire" is de historische roman Manuela van Victor W. von Hagen, een Zwart Beertje. Het is de nogal stormachtige levensgeschiedenis van Manuela Saenz, de minnares van Simon Bolivar. Het is tevens het levens verhaal geworden van Bolivar zelf, de be vrijder van Venezuela en strijder voor een federatie van Latijns - Amerikaanse staten. In Hagens „vie romancée" zijn die twee levensgeschiedenissen samenge vloeid tot een boeiend verhaal, dat tevens een kleurrijk tijdsbeeld schildert van Zui Amerika in de eerste helft van de negen tiende eeuw. DE science-fiction is een genre, dat, in Amerika reeds lang populair, bij ons ook steeds meer voet aan de grond begint te krijgen. Meulenhoff heeft nu zelfs een ei gen, uitstekende „essef'-reeks opgezet, onder redactie van Ruurd Groot en Edu- ard Visser. De produktie in deze reeks is zo groot, dat ik er binnenkort eens een afzonderlijk artikel aan hoop te wijden. Voor ditmaal wil me beperken tot de bespreking van één specimen uit deze reeks: De uitroeiers (The genocides) van Disch. Het is een boek in dat s.f.-genre, dat zich bezig houdt met een stervende menselijke samenleving van de toekomst. Hier is het „De Plant", die alle leven op deze planeet onmogelijk heeft gemaakt „De plant", uitgezaaid en van tijd tot tijd geoogst, zoals tegen het slot blijkt, door een ras van een andere planeet. Het is echter niet dit fantastische thema dat De uitroeiers tot een interessant verhaal maakt, maar zoals het in de beste voortbrengselen van dit genre betaamt de reacties op de ramp van de stervende mensheid zelf. Centraal in het verhaal staat een kleine agrarische gemeenschap onder leiding van een fanatiek-dogmatisch patriarch, die zich met moeite in de ca tastrofe staande houdt, tot op het moment dat de grote oogst de laatste hoop op over leving wegneemt. In deze wanhopige strijd om het naakte bestaan is alles samengebald wat de mensheid in de eeu wen van zijn bestaan in negatieve rich ting heeft gedreven: geloofsfanatisme, het geloof in de superioriteit van de eigen groep, machtsbelustheid en egocentriciteit Een van die behartigenswaardige „bood schappen" binnen het raam van een boei end verhaal, die goede s.f. zo lezens waardig maakt. Goede s.f bevat ook Bruna's S.F.-Om- nibus. Robert A. Heinlei is erin vertegen woordigd met „De Marionetten zijn on der ons!" (The Puppet Masters), waarin ook weer het obsederende thema centraal staat van vreemde machten die de mens machteloos maken. Verder bevat deze omnibus van Arthur C. Clarke „Het einde van het begin" (Childhoods End) en van Isaac Asimov „Het einde van de eeuwig heid" (The end of eternity), beide ook complete romans en even beklemmend en imposant geschreven als het werk van Heinlein. Tenslotte treft men dan in deze Bruna omnibus twee van die uiterst korte verhalen aan, die het handelsmerk zijn van menig fantastisch verteller: Fredric Browns „Kans op een beer" (Bear possi bility) en de ondanks zijn halve bladzij lengte met gruweldaden geladen anec dote „Tussen de ruines" (In the ruins) van Ronald Dahl. in Oxford waar hij had gestudeerd. Ruim 100 jaar later (in 1825) werd daar het ge schrift ontdekt, dat hij minitueus van 1660 tot 1669 had bijgehouden. Van dit dagboek is bij Kruseman in Den Haag een vertaling verschenen, waarin wij een goed overzicht krijgen van de situatie in Engeland tijdens de eerste jaren van de Restauratie, de jaren dus na de dood van protector Cromwell. Pepys geeft een duidelijk portret van de cynische koning Karei II en zijn zeer vele maitressen. We horen over de oorlog met de Nederlanden, over de verschrik kingen van de grote pest en van de grote brand van Londen. Typische bijzonderhe den worden gegeven over het uitgaans leven van de Londenaar in die tijd, ge schreven door iemand met een zeer groot opmerkingsvermogen. Een boek dat nog de volle aandacht verdient. HET achtste en laatste deel van Visum, Elseviers Moderne Gezinsencyclopedie is zojuist van de pers gekomen, zodat een overzicht mogelijk is van het totale werk. Dat overzicht leert met name, hoezeer het illustratieve gedeelte is uitgebouwd tot een wezenlijk bestanddeel van de aan geboden kennis. Het achtste deel zet de goede traditie voort van een zorgvuldig uitgebalanceer de keuze der trefwoorden. Daarbij is het verwerkte materiaal zeer up-to-date. Ac tualiteit is een sterke kant van deze ency clopedie, waarvan het in deel acht opge nomen supplement is bijgewerkt tot 1 oktober 1967. Minder enthousiast zou men moeten zijn over de gerichtheid die in sommige his torische documentaties merkbaar door schemert, zoals in de beschrijving van de geschiedenis der Vietnamese situatie. On der meer ontbreekt hierin een feitelijk beeld van de ontwikkeling der revolutie in Zuid-Vietnam, waarvoor in de plaats een onverklaarde „communistische infil tratie uit het noorden" wordt vermeld. Dat die infiltratie aanvankelijk uitge weken Zuid-Vietnamezen betrof, die zich niet hadden kunnen verenigen met het bewind in Saigon (door de Visum-redac tie „vrij autoritair" genoemd) en dat pas veel later Noordvietnamese eenheden te hulp kwamen, wordt niet vermeld. Even min is er sprake van de opeenvolgende regeringsklieken in Saigon, de Boeddhis tische opstanden, het falende sociale be leid der regeringen en de herhaalde Ame rikaanse aansporingen om eindelijk eens een begin te maken met de democrati sering. Kortheid is niet altijd een excuus voor onvolledigheid, vooral niet wanneer het een zo uiterst subtiele documentaire voorlichting betreft als in dit geval. Ook de incidenten van de Tonkin-baai, die de aanleiding tot de bombardementen op Hanoi waren, worden niet aangehaald. Het beeld van de antwikkelingen wordt op deze manier wel enigszins eenzijdig be licht. Men kan veronderstellen dat de redac tie van „Visum" met al te pijnlijke nauw keurigheid politieke subjectiviteit heeft willen vermijden, maar juist daardoor subjectief is gaan documenteren. Vermel ding van feiten kan slechts op neutrale manier gebeuren als de keuze bij de be korting in evenwicht is. Een markant voorbeeld van onevenwichtigheid levert ook het onderwerp „Korea" op, dat ein digt met de vermelding dat Zuid-Korea van 1961-1963 door een militaire junta werd bestuurd. Hoe het er na 1963 in Zuid Korea bijstaat, vermeldt „Visum" niet. De gebruiker zal toch wel willen weten in welke richting Zuid-Korea zich heeft ontwikkeld. Het supplement bood daartoe gelegenheid, maar die werd niet benut. „Wat moet ik met de Mammoet?" is een vraag die dr. M. Brok beantwoordt in een Zwart Beertje, uitgave A. W. BRU NA Zoon in Utrecht. Het boekje is be doeld als een praktische wegwijzer in het nieuwe voortgezet onderwijs. Als vierde druk is bij de BEZIGE BIJ J. M. MEULENHOFF in Amsterdam ver schenen „De kreeftkeerkring" van Henri Miller in de vertaling van John Vanden- bergh. Het betreft een „Literair pas poort".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1968 | | pagina 13