van keizer tot tuinman
H
I
N
A
A E
A I
T
SE
Ei
I JL§ I MM
11
Cl W I WW
r
-r -
isHEsagKJfcf a
OP 12 FEBRUARI 1912
deed een kind-keizer van zes
jaar oud in grote stijl afstand
van de troon waarop de kei
zers van zijn dynastie sinds
1644 hadden gezeteld. Als
Zoon des Hemels had hij het
mandaat der goden, dat
iedere Chinese keizer bezat
niet kunnen behouden. Met
hem kwam er een einde aan
de Tsj'ing-dynastie, beter be
kend als de Mandsjoe-
dynastie.
Bob Tadema Sporry
VRIJDAG 12 APRIL 1968
liiiHs
«www; ->r> v kW
v, „-
IN EEN COMMUNISTISCH ZIEKENHUIS
IN PEKING OVERLEED VORIG JAAR OP
17 OKTOBER DE HOOFD-HORTULANUS
VAN DE BOTANISCHE TUIN ALDAAR.
KAMERAAD P'OE-YI. HIJ WAS. 61 JAAR
TEVOREN, ZIJN LEVEN BEGONNEN ALS
„ZOON DES HEMELS" IN HET KEIZERLIJK
PALEIS VAN PEKINGS VERBODEN STAD.
JARENLANG REGEERDE HIJ ALS GODDE
LIJKE KEIZER OVER HET RIJK VAN HET
MIDDEN, LATER ALS VORSTELIJKE ZET
BAAS VAN JAPAN OVER HET KEIZER
RIJK MANDSJOEKWO. NA DE REVOLUTIE
LEIDDE HIJ EEN RUSTIG EN TEVREDEN
LEVEN ALS „OPPERTUINMAN" VAN DE
CHINESE VOLKSREPUBLIEK.
Bronzen leeuw in keizerlijke paleistuin.
Kameraad Poe-Yi:
P'oe-Yi's lievelingsplekje was de pioenentuin van de keizerin.
P'OE-YI, wiens officiële naam
Hsoean-t'oeng luidde, was de
zoon van prins Tsj'oen, een
broer van de toenmaals regerende
keizer, die echter volkomen werd
overschaduwd door een van de
merkwaardigste vrouwen uit de
Verguld bronzen
olifantje in de tuin
van de keizerin
thans staatsmu-
seum, in Pekings
Verboden Stad.
Chinese geschiedenis, de beruch
te keizerin T'zé-sji. Deze vrouw,
bij het volk dat haar vreesde
en vereerde, bekend als Oude
Boeddha, was behept met een
grenzeloze machtswellust, maar
zij had tevens een grote intelli
gentie. Ze bestond het om van
onbelangrijk mooi meisje aan
het hof op te klimmen tot eerste
concubine van de keizer, die bij
de keizerin geen zonen had. Toen
T'zé-sji hem een jongen schonk
was haar positie gevestigd. Door
haar regentschap werd ze keize
rin-moeder naast de wettige kei
zerin. Dank zij' de medewerking
en toewijding van de ontelbare
eunuchen in het paleis, die over
een meer dan normale macht
beschikten, wist T'zé-sji onder
alle omstandigheden haar macht
te behouden. Haar zoon, door
deze eunuchen opgevoed tot
een onevenwichtige, gevaarlijke
en onberekenbare persoonlijk
heid, overleed op negentienjarige
leeftijd aan de pokken. Keize
rin T'zé-sji, niet van zins afstand
van haar macht te doen, benoem
de een kind van haar zuster (dat
geen enkel recht op de troon
kon doen gelden) tot keizer en
nam met de hulp der eunuchen
de taak van regentes opnieuw op
zich. Ook dit kind werd door de
eunuchen tot in de grond bedor
ven. Het zwierf veelal als een
bleke schim door het keizerlijk
paleis waar het tenslotte door
de keizerin zelf vermoord werd
één dag vóór zij zelf stierf, op
15 november 1908. Maar eer de
dood haar achterhaalde had ze
weer een kind als keizer aange
wezen en dat was dan P'oe-yi.
Zijn vader, prins Tsj'oen, werd
regent.
DE EERSTE „regeringsdaad"
van het nog geen twee jaar
oude kind was de enige man te
ontslaan die in China de moder
ne regeringsvorm was toege
daan: Yuan Sje-k'ai, een man
die het land niet kon missen.
Yuan Sje-k'ai trok zich terug en
beidde zijn tijd. Hij zag verder
vooruit dan het keizertje en zijn
ouderwetse regent en hij kreeg
natuurlijk gelijk: in 1910 kreeg
China iets nieuws: een volksver
tegenwoordiging. Dit eerste par
lement beloofde het volk een
nieuwe wetgeving, die in 1913
haar beslag kreeg. Maar eer het
zo ver was moest er nog heel
wat gebeuren!
VOOR DE Mandsjoe-dynastie
kwam- het- einde op welhaast
klassiek-Chinese wijze. Het vor
stenhuis was gedegenereerd; aan
het hof heersten onvoorstelbare
wantoestanden. De regent en het
keizertje waren conventionele,
slappe figuren en het door oor
logen, hongersnoden en absurd
hoge belastingen uitgemergelde
volk had alle vertrouwen in hen
verloren. Keizerin T'zé-sji was,
hoeveel misdaden ze ook had be
gaan, in ieder geval een sterke
persoonlijkheid geweest, een
krachtfiguur die in haar eentje
de rammelende monarchie over
eind wist te houden. Maar na
haar dood ging het snel bergaf
waarts. Sinds 1900 broeide in
China de revolutie, vooral onder
Chinezen in het buitenland, die
kennis hadden gemaakt met het
moderne Westen. Met name de
Chinezen in Japan hadden grote
invloed. Nadat ze daar hun stu
dies voltooid hadden, keerden ze
naar hun vaderland terug en
kregen daar vanzelfsprekend
goede posities. Vooral in de jour
nalistiek toen al in China
doorgedrongen! speelden zij
een belangrijke rol. Revolutio
naire pamfletten werden uit Ja
pan binnengesmokkeld en steeds
drongen deze aan op omverwer
ping van de Mandsjoe-dynastie.
MAAR HET waren niet alleen
de studenten en de journalisten
die schreeuwden om een nieuwe
tijd. Ook de geheime bonden, die
in China sinds de vroegste tijden
hadden gefloreerd, begonnen
zich te roeren. Met veel succes
uiteraard, want de tijd was rijp
voor de revolutionaire ideeën.
De bonden ageerden vooral te
gen het opbrengen van de vrese
lijke oorlogsschattingen, die het
land door de buitenlandse mach
ten waren opgelegd. In 39 jaar
moest namelijk een bedrag van
450 miljoen taëls (300 miljoen
gulden) worden opgebracht, in
die tijd een waarlijk astrono
misch bedrag. Ze protesteerden
ook tegen de aanleg der spoor
wegen want ze vreesden dat de
macht der buitenlanders daar-
Mandsjoe-garnizoenen werden
uitgemoord. De regent werd ge
dwongen afstand te doen en in
Nanking kwam 'n revolutionaire
regering. Voor de Mandsjoe-re-
gering betekende dit het einde.
Overigens werd het kleine kei
zertje door het revolutionaire
„Een magere man met vriendelijke ogen".
door over heel China uitgebreid
zou worden.
De revolutie werd tenslotte
bloedige ernst. Troepen sloegen
aan het muiten; wapenopslag
plaatsen werden veroverd en de
ene stad na de andere verklaar
de zich tegen de Mandsjoes. De
verguisde Yuan Sje-k'ai werd te
ruggeroepen maar toen was het
al te laat. Soen Yat-sen was uit
ballingschap teruggekeerd. Vele
bewind zeer schappelijk behan
deld, evenals zijn familie. Hij
mocht de keizertitei behouden,
bleef in de Verboden Stad wo
nen en kreeg een uitkering De
opvoeding van het keizertje zon
der land werd ook keurig gere
geld. Hij kreeg een Britse gou
verneur die hem in het moder
ne Westerse denken moest in
wijden. En de kleine P'oe-yi
paste zich goed aan, want hij
bezat in hoge nate die typische
Chinese eigenschap om moeite
loos met alle winden te kunnen
meedraaien. Welk regime dan
ook aan de macht was, P'oe-yi
„boog mee als een bamboespruit
in de wind" en die instelling
heeft hem in staat gesteld, in
goede gezondheid een redelijk
leven te leiden. Zonder die
plooibaarheid (die in China
trouwens niet als negatief, maar
als een hoogst-verstandige le
venshouding geldt) was hem on
getwijfeld een of ander dodelijk
„ongeluk" overkomen.
IN 1922 huwde _hij met veel
pracht en praal een meisje uit
een voorname Mandsjoe-familie.
Als een tribuut aan de nieuwe
tijd knipte hij bij die gelegen
heid zijn vlecht af en ging hij
tevens officieel de burgerlijke
naam P'oe-yi voeren. Alles leek
pais en vree, maar toen kwam
de burgeroorlog. In 1924 drongen
de nationalistische legers van de
Kwomintang zelfs tot Peking
door. Omdat het in het noorden
rustiger leek, trok de keizerlijke
familie naar Tientsin, waar zij
onderdak vond in de Japanse
concessie.
DE JAPANNERS, die sinds de
gewonnen oorlog tegen Rusland
(1904-1905) grote delen van
Mandsjoerije bezet hielden,
zochten al lange tijd naar een
geschikte figuur om hun belan
gen in dit industrieel belangrij
ke gebied te behartigen. De
plooibare P'oe-yi leek hun wel
en zo werd de keizer-zonder-
land dan Japanse zetbaas in
Mandsjoerije, in 1931 bij de
stichting van de „autonome"
staat Mandsjoekwo president
annex staatshoofd en tenslotte,
bij de verheffing van Mandsjoe
kwo tot keizerrijk, zelfs regerend
vorst (bij de gratie van Nippon).
Weer was P'oe-yi dus keizer en
hij bleef het tot 1945 toe. een
willige marionet in de handen
van zijn Japanse meesters.
ALS GEVOLG hiervan werd
P'oe-yi voor een tribunaal ge
daagd als collaborateur, toen Ja
pan de oorlog verloren had. Rus
land eiste de doodstraf maar liet
zich ervan overtuigen dat P'oe-
yi niet anders had kunnen doen
dan hij gedaan had, gezien het
steeds boven zijn hoofd hangen
de „ongeluk" als hij niet .nee-
werkte.
Met goedvinden van Rusland
werd P'oe-yi geïnterneerd en be
gon men aan zijn „heropvoe
ding", die meer dan elf jaar
duurde. In 1956 werd hij in vrij
heid gesteld en kreeg hij de kans
op te treden als kroongetuige in
het proces tegen de Japanse oor
logsmisdadigers. In 1964 spanden
de Chinese communisten hem
voor hun karretje, „kameraad"
P'oe-yi kreeg een eervolle aan
stelling tot afgevaardigde naar
het Volkscongres, wat hij keurig
deed zoals hij altijd alles keurig
gedaan had. Zijn dagelijks werk
lag echter op een ander vlak.
Kameraad P'oe-yi was her
schoold tot een uitnemende tuin
man een vak dat hij als kei
zer altijd had willen leren en
bracht het tenslotte tot hoofd-
hortulanus aan de Botanische
Tuin in Peking.
TIJDENS ons verblijf in China
hebben we éénmaal de keizer
van China gezien. Een magere
man in blauw katoenen broek en
keurig wit overhemd. Achter een
ouderwetse uilebril keken twee
vriendelijke ogen uit een oud
gezicht de wereld in, die hem
nu eindelijk met rust had gela
ten. Geen mens keek naar hem
om toen hij, rustig in het zonne
tje, plaatsnam op een bank in
de pioenentuin van de keizerin
in de Verboden Stad, waar hij
als kind was opgevoed. Dacht hij
nog wel eens aan die tijd toen
hij als een goddelijk wezen in
geel satijn, behangen met de te
kenen van zijn waardigheid, te
midden van de weelderige hof
houding zijn voorgeschreven ri
tuelen bedreef, een klein jonge
tje in een gouden kooi? Of was
hij alleen maar tevreden en ge
lukkig met zijn werk en met
zijn echtgenote, een vriendelijke
oudere vrouw die hem eens als
verpleegster had verzorgd tij
dens een ernstige ziekte? Zijn
memoires, die twee jaar geleden
in China een bestseller waren,
bevatten weinig schokkende ont
hullingen. Maar het zijn dan ook
de memoires van een „heropge
voede" keizer
(NADRUK VERBODEN).