i
LOUW
I'. J
Nieuw massa-onderzoek maakt
opsporing van ge
al bij zuigelingen mogelijk
Latere ontdekking schaadt het kind
in heel zijn verdere ontwikkeling
«üïwiii
II
L
ZATERDAG 2 0 APRIL 196 8
W Erbij
16
■f.
GELDERLAND
Apparaat
Zuigelingenonderzoek
Vrijwel doof
Instructie
De Ewing-methode in praktijk,
terwijl het kind op de schoot
van de moeder zit, biedt een as
sistente geluid aan (in dit geval
met het porseleinen kopje). De
dokter observeert. Zoals u ziet,
kijkt de baby de goede kant op.
HOORT UW BABY SLECHT?
BAN VLUG NAAR BE ARTS!
9
Wm*m
(Van een onzer verslaggeefsters)
„TOEN ZE ANDERHALF JAAR WERD, merkten
we dat ze nog niets zei en dat ze niet reageerde op ge
luiden. We kwamen bij de huisarts die ons zei, dat er
niets aan de hand was. Tenslotte kwamen we by de
specialist, die haar nog te jong vond (ze was toen twee-
eneenhalf) om iets te kunnen constateren. Toen namen
we zelf proeven. We klapten achter haar rug in onze
handen, maar ze reageerde niet. Onze kennissen maak
ten opmerkingen. De harden zeiden „Ze is helemaal
doof", anderen waren in hun uitspraak iets milder.
Maar iedereen was ervan overtuigd dat ze iets man
keerde, behalve de specialist. Toen dachten we „mis
schien is het iets psychisch". Na een psychologische
test was de uitslag dat ze wel angstig en nerveus was,
maar dat een medisch rapport deze uitslag moest be
geleiden. We werden verwezen naar een audiologisch
centrum. Vandaar stuurden ze ons naar Groningen,
naar professor Huizing. Die zei: „Uw dochter is doof".
Dit is een klein drama dat nu, in 1968, niet meer hoeft
voor te komen. Dokter Flora van Laar (wetenschappe
lijk medewerkster en leidster van de Sectie Audiologie
van het Nederlands Instituut voor Preventieve Genees-
kunde/T.N.O. in Leiden) onderzoekt onder meer het
aantal en de graad van gehoorstoornissen, die voor
komen hij kinderen van nul tot vier en van vier tot
achttien jaar. Voorts verwerkt zy de gegevens die uit
dit onderzoek voortkomen, en levert zij aldus bijdragen
tot het ontwikkelen van reeds bestaande en nieuwe
opsporingsmethoden. Zij zegt: „Natuurlijk kan men
zich afvragen of de doofgeboren baby niet door de
ouders zelf als doof wordt „ontdekt" en of het nou zo
per se noodzakelijk is om een speciaal onderzoek te
verrichten om eventuele doofheid en slechthorendheid
op te sporen.
PER JAAR worden er in ons
land 250.000 baby's geboren.
Tweeënhalf a drie promille
daarvan heeft (statistisch vast
gesteld) een aangeboren ge-
hoordefect. Per jaar dus 250 tot
350 zuigelingen die doof of
slechthorend zijn. Die echter,
volgens de nieuwste techniek,
al onderzocht kunnen worden
op gehoorafwijkingen zodra zij
negen maanden oud zijn.
IN DE PRAKTIJK is gebleken, dat
ouders zich inderdaad op een gegeven
moment ongerust maken over het uit
blijven van bepaalde reacties van hun
kind, maar dat ze zich snel gerust la
ten stellen door mensen in hun omge- deren van welke leeftijd reageren. Er
ving die beweren dat er „niets aan de zijn namelijk, zoals al aangestipt is,
hand" is. Tegen de tijd, dat zonder geluiden van woorden en materiaal, die
meer is duidelijk geworden, dat het leeftijdgebonden aantrekkelijk zijn.
kind nooit op geluid reageert en ,ook Met de methode voor baby's, -die het
niet gaan spreken, laat men het kind echtpaar in 1955 uit hun onderzoek ont-
onderzoeken. Vaak is het dan al twee wikkel<fe/.onderzocht de eveneens En-
IN DE VOLGENDE consultatie
bureaus wordt reeds opsporings
werk verricht naar gehoordefecten:
NOORD-HOLLAND
Amsterdam: Op alle 28 consulta
tiebureaus die zijn aangesloten bij
de G.G. en G.D. plus de bureaus
van de kruisverenigingen. Sinds
eind 1963.
Heemstede: Sinds 1966 op het
consultatiebureau aldaar.
Heiloo en Velsen: Sinds 1967.
Haarlem: Men is bezig met de
opleiding van teams.
Voor de gehele provincie geldt
dat twee districtsartsen plus twee
districtsverpleegsters getraind wor
den en dat op een aantal consulta
tiebureaus opsporing plaats heeft.
OVERIJSSEL
Men is er volop bezig. In Deven
ter wordt sinds 1965 onderzocht op
de bureaus van het Wit-Gele en
Oranje Kruis. Sinds begin 1968 ook
in Hengelo en Oldenzaal.
Hier zijn de eerste besprekingen
begonnen.
FRIESLAND
Dokkum, Joure, Leeuwarden,
Sneek en Drachten. Sinds april
1965.
ZEELAND
Tot nu toe alleen in Terneuzen.
NOORD-BRABANT
Eindhoven. Sinds eind 1966 op de
consultatiebureaus van het Groene
en Wit-Gele Kruis en op het Phi
lips' gezondheidsbureau sinds 1965.
Verschillende consultatiebureau
artsen die met de opsporing bezig
zijn, zenden binnenkort al hun ge
gevens naar het Instituut voor Pre
ventieve Geneeskunde, waar deze
verwerkt worden tot statistieken,
waarmee vragen kunnen worden
beantwoord, die voor de praktijk
van belang zijn.
ER ZIJN in Nederland circa
tweeduizend consultatiebureaus.
Inlichtingen zijn te verkrijgen bij
het secretariaat voorlichting van de
Stichting Moederschapszorg en kin-
derhygiëne in Haarlem bij de be
treffende districtsarts, telefoon 023-
11863 en bij de Stichting voor het
Dove en Slechthorende Kind in
Amsterdam, mejuffrouw Chr. de
Leth.
of drie jaar oud en is de meest ge
schikte tijd, waarop met maatregelen
kon worden begonnen, voorbij.
Dit alles is nog meer het geval, als
het kind niet doof, maar ernstig slecht
horend is. Dan kan het defect vaak
pas worden onderkend als ze op de
kleuterschool of lagere school zitten".
In Nederland zijn apparaten in de
handel, waarmee door „screening" een
massaonderzoek naar eventuele gehoor
defecten kan worden gedaan. Deze ap
paraten heren „audiometers": zij „me
ten" het gehoor. Voor massa-onder-
zoek zijn er drie merken met acht
typen in de handel, die in prijs va
riëren van zeshonderd tot vijfentwintig
honderd gulden.
Er is echter een bezwaar. Deze
audiometers zijn pas bruikbaar bij kin
deren vanaf vier en een half jaar. Een
baby is namelijk niet gevoelig voor de
zelfde geluiden als ouderen. Verder be
grijpt hij uiteraard de methode niet en
kan dus niet actief aan het onder
zoek meewerken. Als het kind twee
jaar of iets ouder is, richt het appa
raat meestal ook niet veel uit, omdat
zo'n kind in de zogenaamde „Nee-perio
de" verkeert en vaak niet geneigd is
om enige medewerking te verlenen.
VOORDAT NU DE opsporing van ge
hoordefecten bij zuigelingen ter sprake
komt, eerst iets over methoden en in
strumenten in het algemeen. Dokter
Van Laar: „Een methode is bepalend
voor wat je vindt". Op het instituut in
Leiden wordt bekeken, hoe een be
staand apparaat voor opsporing zó ver
eenvoudigd kan worden, dat het ge
schikt is voor massa-onderzoek.
„Aan zo'n toestel stelt men een aan
tal economische voorwaarden. Ze moe
ten goedkoop, dat betekent betaalbaar
zijn. Ze moeten tegen een tochtje in
een auto kunnen. Een goedkope kracht
moet ze kunnen bedienen en de uit
komst van het onderzoek dat snel moet
verlopen, moet bovendien medisch ver
antwoord zijn. Wat dat laatste wil zeg
gen ligt per definitie vast. Er mogen
niet teveel kinderen, dus kinderen zon
der defect worden doorgestuurd voor
een meer gespecialiseerd onderzoek.
Hierin zit natuurlijk ook een econo
misch aspect. Absoluut zeker, en dit is
een zuiver medische eis, moet het zo
zijn, dat geen enkel kind, dat wel de
gelijk een defect heeft over het hoofd
gezien wordt".
IN 1930 is het Engelse echtpaar
Ewing een onderzoek gaan instellen
naar de vraag op welke geluiden kin-
gelse Irene Howorth zesduizend kinde
ren van ongeveer negen maanden. Met
de test bleek men te kunnen achterha
len of het kind in de toekomst in staat
zou zijn zijn moedertaal normaal te
leren spreken en verstaan. Dit resul
taat onderscheidt zich van de conclu
sie die men met audiometrie kan trek
ken, waar men het zwakste geluid, dat
gehoord kan worden kan meten: de
gehoorgrens.
IN 1963 ontstond in Nederland een
plan om systematisch alle zuigelingen
te onderzoeken, met sets die zeven gul
den vijftig kosten en die gebruikt kun
nen worden door speciaal geïnstrueer
de mensen. Bij zo'n plan speelde uiter
aard de vraag of het onderzoek van
zuigelingen verantwoord is, als er
maar tweehonderd k driehonderd per
jaar doof of slechthorend blijken.
Men moet dan wel in het oog hou
den, dat het gehoor een belangrijk zin
tuig is voor sociaal contact. Bovendien
moet men bij nalaten van het onder
zoek van zuigelingen wachten tot het
kind vier en een half is en de periode
van z.g. spontane taaiwerving uiter
aard moeilijker verloopt.
Mejuffrouw Chr. De Leth, verbonden
aan het Instituut van de Stichting voor
het Dove en Slechthorende Kind in
Amsterdam en drs. A. van der Horst,
in die tijd eveneens daarbij werkzaam
en nu schoolpsycholoog in Amsterdam
en psycholoog bij het audiologisch cen
trum van de G.G. en G.D. hebben als
eersten in Nederland rechtstreeks ken
nis gemaakt met het opsporingswerk
van het echtpaar Ewing. Juffrouw
de Leth heeft de methode practisch in
Nederland geïntroduceerd. Samen
met dokter Van Laar zorgt zij voor
de organisatie en training van teams en
geeft advies bij de opsporing in Ne
derland. Met de ontwikkeling hiervan
is zij nog volop bezig. Toch boekt zij
al resultaten:
HET VERHAAL van een moeder uit
Friesland: „mijn kind was zes maan
den, toen ik merkte dat er iets aan zijn
gehoor mankeerde. Ik ging naar de
huisarts, die vertelde niets te kunnen
ontdekken en evenmin over opsporings
middelen te beschikken. Even later
verhuisde ik naar Sneek, waar ik toe
vallig een consultatiebureau voor zuige
lingen toegewezen kreeg, dat met op
sporing bezig was. Ik kreeg automa
tisch een biljet voor onderzoek. Ik
sprak natuurlijk onmiddellijk mijn on
gerustheid uit. Bij het onderzoek, dat
daarom extra grondig werd gedaan,
bleek inderdaad dat mijn kind vrij
wel doof was. Het werd doorgestuurd
naar een audiologisch centrum en voor
het één was, droeg het al een gehoor
apparaat.
Dokter Van Laar vertelt, dat de
Ewingmethode weliswaar goedkoop is,
maar in handen moet blijven van ge
kwalificeerde krachten. Daarbij be
schouwt zij als ideaal team de combi
natie van een districtsarts en een dis
trictsverpleegster voor de kinderhy-
giëne, dat in drie zittingen tot opspo
ringsteam kan worden opgeleid. Te
vens is het de bedoeling tijdens deze
zittingen zoveel kennis over te dragen,
dat dit team sub-teams kan opleiden
die dan zouden moeten bestaan uit een
consultatiebureau-arts en wijkverpleeg
ster.
WE BRENGEN een bezoek aan een
consultatiebureau, waar juffrouw De
Leth een team instrueert.
De dokter zit voor het kind, dat op
de schoot van de moeder, tegen haar
buik, en met de rug recht zit. Achter
de moeder, die geen enkele reactie mag
geven, staat een assistent. Als de dok
ter met gekleurde blokken de aandacht
van het kind vangt biedt de assistent
geluiden aan met de voorwerpen die
in het gele doosje van de set zitten:
een hoge tonen rammelaar, een por
seleinen kopje met metalen lepeltje,
een bekerset, een muziekdoosje en een
zijden vloeipapier. De assistent brengt
de voorwerpen naar links en rechts
ten opzichte van het kindje, dat bij de
geluiden naar de juiste richting moet
kijken. Deze reactie wordt geobser
veerd door de arts, die zijn bevindin
gen optekent op een kaart. De gelui
den die bij goede aanbieding de der
tig decibel (naam voor mate van luid
heid) niet onverschrijden, mogen niet
tweemaal worden aangeboden. De ge
luiden zelf zijn verdeeld in hoge en la-
zien in Den Helder,. De voorwaarden
zijn daar uiterst gunstig. Er is al een
Audiologisch Centrum waar opgespoor
de kinderen verder onderzocht kunnen
worden. Om de een of andere reden
wil men echter niet. Dat betreur ik
zeer".
In een volgend artikel wordt het
meer gespecialiseerd onderzoek in een
Audiologisch centrum beschreven.
ge tonen. Het onderzoek ziet er dus veel
eenvoudiger uit dan het in wezen is,
vooral als men de samenwerking van
de teamleden, die zeer nauw luistert,
beschouwt.
DOKTER H. P. VERBRUGGE is
jeugdarts en werkzaam als provinciaal
arts voor moederschapszorg en kinder-
hygiëne in Noord-Holland. Hij vertelt
over de organisatie van het opsporings
werk in Noord-Holland. „De organisa
tie is in handen van de Stichting voor
Moederschapszorg en kinderhygiëne
in Noord-Holland. De districtsartsen
voor de kinderhygiëne hebben de ver
antwoording in eigen district. Dokter
Bol is districtsarts voor de kop van
Noord-Holland, dokter Meerman-
Schröder voor het midden van Noord-
Holland, en het Gooi, Amstelland, Haar
lemmermeer en Heemstede ressor
teren onder dokter Maussen. Het blijkt
onmogelijk de hele provincie te dek
ken met teams, maar mijn wens is wel,
dat zij verspreid zitten. Wij hopen al
le gehoorgestoorde kinderen op deze
wijze op te sporen, maar dat is niet
het enige resultaat. Men vindt in de
praktijk een aantal andere afwijkingen.
Ik noem achterstand in de ontwikke
ling. De opsporing is een middel om
de artsen een modern inzicht in de zui-
zuigelingenzorg te verschaffen. De arts
gaat de zuigelingen geheel anders be
kijken".
Dokter Verbrugge krijgt in Noord-
Holland zeer veel aanvragen voor het
trainen van een team. In Haarlem,
Heemstede. Heiloo en Velsen is men
al bezig. „Ik zou graag nog een team
DE ENGELSEN Fisch, Howorth en
Taylor hebben een lijst samenge
steld van zogenaamde „At-risk-
groepen", groepen die gepredispo
neerd schijnen voor gehoordefecten.
Deze groepen zijn
1. kinderen met verlammingen ten
gevolge van hersenletesl;
2. kinderen met doofheid „in de
familie";
3. kinderen die veel te vroeg ge
boren zijn;
4. kinderen, wier moeders in de
zwangerschap ziek zijn geweest
(b.v. een virusinfectie);
5. kinderen met stoornissen in de
periode rond de geboorte;;
6. kinderen die een ernstige ziekte
als hersenvliesontsteking hebben
gehad of met streptomycine zijn
behandeld;
7. kinderen die na hun tweede ver
jaardag nog niet goed spreken
en kinderen van twee tot vijf
met spraakstoornissen;
8. kinderen die geleden hebben
aan middenoorontsteking of chro
nische aandoening van de bo
venste luchtwegen.