IJmuider Courant
AAN DE ENE KANT KWETSEND MEDELIJDEN,
AAN DE ANDERE KANT SCHRIJNEND ONRECHT
Weinigen slagen
C oördinatie
Contact naar buiten
(Van een onzer redacteuren)
BLIND ZIJN, WAT IS DAT? Hoe ervaar je de
wereld als er een dimensie aan de zintuigelijke waar
neming ontbreekt? Hoe vangt de maatschappij je op?
Hoe doorbreekt een blinde de zwarte muur van het
isolement, die een barrière vormt tussen hem en de zich
omringende wereld? Vragen die op antwoord wach
ten. In feite geeft iedere blinde er zijn er circa
7.000 in ons land er zjjn antwoord op. Iedere blinde
heeft zijn eigen ervaringswereld. Gemeen hebben ze
allen de handicap maar dat wil niet zeggen dat je kunt
spreken over een aantal gedragslijnen die geldend zijn
voor alle blinden. Ook een blinde is een normaal, men
selijk individu. Echter met een gebrek dat sterk rem
mend werkt op zyn ontplooiingsmogelijkheden. Dat
maakt hem in zekere zin kwetsbaar. Daarom is de
„Maatschappij eist
van de blinde
dubbele prestatie
blinde ook uitermate gevoelig voor de manier waarop
over hem wordt geschreven. Het woord blind mag voor
hem niet een te medelijdende klank dragen. Het mag
niet de betekenis krijgen van kreupele, lamgeslagene,
dat acht hij terecht denigrerend. De weegschaal
moet ook niet naar de andere kant doorslaan. Natuur
lijk is hij een normaal mens, maar zijn handicap brengt
hem toch in een uitzonderingspositie.
Is het, na veel moeite, gelukt
iemand een bescheiden baan te
verschaffen, dan is er doorgaans
weinig of geen kans op promo
tie. Om vooruit te komen moet
de blinde veel meer presteren
dan de ziende werknemer naast
hem
ZO MAAR een blindeninstituut:
Sonneheerdt in Ermelo. Er wonen
en/of werken 125 mensen. De heer
Lambeek is chef van de afdeling
binderij, drukkerij en kartonnage van
de blindenwerkplaats. Een intelligent
en zeer intens levend man, die de in
druk wekt zijn handicap te hebben
overwonnen. Dat is niet gemakkelijk
geweest: „In feite moet je als blinde
in deze maatschappij zo mogelijk een
dubbele prestatie leveren, moet je echt
opvallen. Je moet het zo zien: degene
die als blinde vooruit komt zou ook
als ziende geslaagd zijn. Ik heb het
moeilijk gehad, ik heb moeten boksen.
Iedere dag weer".
SONNEHEERDT-directeur J. Spruijt
beaamt: „Een blinde in de maatschap
pij moet altijd meer hebben dan een
ander. Meer doorzettings- en aanpas
singsvermogen, hogere intelligentie,
meer accuratesse. En blinden zijn ook
gewone mensen, die dit allemaal niet
dag in dag uit op kunnen brengen".
DE NOODZAAK om geestelijk zo
op de tenen te lopen houden veel blin
den niet vol. Met andere woorden: een
normale baan in de maatschappij is
voor de meeste blinden niet wegge
legd. Een enkeling houdt het vol. „De
beroepsmogelijkheden", zegt directeur
Spruijt, „zijn betrekkelijk klein. Plaat
sing lukt soms wel, maar dan met de
grootste moeilijkheden. Hoe redt een
blinde het met zijn ziende collega's?
Kan hij er wel contact mee onderhou
den? Promoties zijn voor hem vrijwel
nooit weggelegd. De geestelijke belas
ting wordt voor hem op den duur te
groot. Is het dan verwonderlijk dat ze
in die situatie vaak tegen overspanning
aanhangen?
VOORAL voor vrouwelijke blinden
in een normale baan komt er nog iets
bij. Als zij bijvoorbeeld receptioniste
of telefoniste is heeft zij met moeite
contacten opgebouwd met de ziende
vrouwelijke collega's op het kantoor.
Maar de jonge meisjes trouwen en
verdwijnen; nieuwe komen ervoor in
de plaats. Zij blijft zitten waar ze zit
en moet steeds opnieuw contacten op
bouwen".
EEN ANDER chapiter. Hoe ervaart
een blinde, en hoe compenseert hij zijn
handicap? Directeur Spruijt heeft da
gelijks met de blinden te maken. Hij
formuleert het, voorzichtig, zo: „Het
blind zijn als zodanig ervaren ze niet
direct als de grootste handicap. Ik be
doel dit: het feit dat ze een zonsonder
gang of het uitbotten van de bloemen
niet kunnen zien, vinden ze natuurlijk
erg, maar nog ernstiger ervaren ze de
gevolgen van het blind-zijn".
De blinde zelf kan er het beste een
uitspraak over doen. De heer Pronk,
die aan een weefmaehme in de werk
plaats staat: „Het ergste is, dat je niet
uit de voeten kunt. Wil je wat gaan
doen, dan ben je altijd op een ander
aangewezen. Je hebt steeds iemand
nodig. Dat is het ellendige. Ik hou
veel van wandelen, maar ik heb eerst
iemand nodig die mij wegwijs maakt,
hier in het bos bijvoorbeeld. Ik ken
eigenlijk nog maar een paar bospaden
goed. En dan (de heer Pronk is onge
huwd) mis je het normale gezinsleven.
Je bent natuurlijk het beste in de
huiselijke sfeer. Hier in het tehuis
moet je zo en zo laat eten. Dat is na
tuurlijk heel begrijpelijk, maar je kunt
niet doen wat je wilt. Wij hebben de
zelfde verlangens als de zienden. Maar
wij kunnen ze niet ten uitvoer
brengen".
ACHTER DEZE simpele woorden
gaat een gemis schuil, dat de ziende
nooit ten volle zal kunnen begrijpen.
Maar de individuele verschillen, ook
tussen blinden, zijn groot. Een heel
andere sfeer ademen de uitspraken van
de heer Lambeek, die in zijn vroegste
jeugd reeds slecht zag en steeds meer
gezichtsvermogen verloor, waardoor
hij in 1947 uiteindelijk in Ermelo
kwam. Hij zit op zijn huiken bij. een,
stapel ""braille-drukwerk. Staat op,
hand en gaat ons voor naar
zijn kantoortje. Hij is wel gehuwd.
„Kijk", zegt hij, „daar hangt een foto
van mijn vrouw, daar van mijn kin
deren". Dat doet vreemd aan. Je ver
wacht niet dat een blinde foto's van
vrouw en kinderen in zijn kantoortje
heeft hangen. „Dat ik gehuwd ben en
extern, is voor mij natuurlijk een
enorm voordeel. Je leeft normaal.
Toen ik hier kwam, heb ik een platte
grond genomen en een week later liep
ik door het hele dorp".
„VROEGER, toen ik nog een beetje
zien kon, beoordeelde ik de mensen
vaak naar de uitdrukking van de ogen.
Nu oordeel ik naar de stem. Die ver
raadt veel. Als je je er op toelegt, haal
je er enorm veel uit. Je maakt je een
duidelijke voorstelling van degene, die
je voor je hebt. Je weet iets van zijn
kleur, zijn karakter. We hebben er wel
eens een sport van gemaakt. Ik had het
dan vaak bij het rechte eind. Aan de
ene kant heb ik natuurlijk het voor
deel dat ik heb kunnen zien. Ik kan
me beter een voorstelling van de din
gen maken. Merkwaardig is bijvoor
beeld dat ik in mijn dromen nooit
blind ben. Ik kan altijd zien".
„Maar er.-bestanv enorm reel mis
verstanden over blinden. Het is onzin
dat we beter kunnen horen en voelen
dan een ziende. Blinden zijn ook niet
bijzonder muzikaal, zoals je zo vaak
hoort zeggen. We hebben echter wei
nig ontspanningsmogelijkheden. Een
heel belangrijke is de muziek. Daar
hou ik dan ook veel van. Vooral klas
siek, maar ook pop-muziek. De Beat
les, ik mag ze graag horen".
„MAAR natuurlijk mis ik veel. Ik
hou bijvoorbeeld veel van de herfst.
De lente spreekt mij niet zo aan. De
herfst, die melancholie, dat ligt me
wel en dan mis ik de kleuren. Dat
kun je niet goed maken. En dan kun
je niet eens gauw even de fiets pak
ken, dat is ook een groot gemis".
Hoe staat het met de contacten naar
buiten? De heer Lambeek is secreta
ris van de Visueel-Gehandicapten-
Zorg, een commissie van acht mensen,
vier blinden en vier zienden, opge
nomen in de Stichting Kerkelijke So
ciale Arbeid, met steun van een Erme-
lose maatschappelijk werker. Het is
een nog jf>uga loot, die! zich bezig gaat
houden met coördinering van het
blindenwerk in (leXNvmste zin van het
woord.
De heer Lambeek is daar heel con
tent mee. Er is naar zijn gevoel teveel
gedaan, gezegd en geschreven over de
blinde. Hij werd er zelf te weinig bij
betrokken. Het gaf hem het gevoel dat
hij buiten spel stond. Nu kan de blin
de meedenken, mee-organiseren. „Er
gebeurde tot nu toe veel te weinig.
Iedere blinde moet nu bij ons kunnen
komen. En er zijn problemen waar je
als ziende niet bij stilstaat".
HET VOORJAAR is er nu weer. Er
moet geschilderd en behangen worden.
Dat doet in ieder huisgezin de vader.
Maar de blinde huisvader kan dat
niet. De telefoon, nog zo'n punt. Dat
is een uiterst belangrijk communica
tiemiddel voor een blinde. Zo'n ding
mag hij niet missen. Kijk, dat zijn nu
zaken waarover wij advies kunnen
gaan uitbrengen. Tot nu toe wordt er
teveel over ons bedisseld en besproken,
zonder dat wij zelf inspraak hebben.
Op deze wijze kan er verandering in
komen. We gaan ook niet in het wilde
weg maaien. We doen het echt op
wetenschappelijk niveau. Enfin, men
hoort nog wel van ons".
VAN VITAAL BELANG voor de
blinde: veel contact met de buiten
wereld. In Ermelo proberen zij zoveel
mogelijk contacten te leggen met het
dorp. De kerken beschouwen hen als
normale gemeenteleden en zorgen er
voor dat ze mee kunnen naar wijk
en gemeente-avonden. Steeds meer
gaan ze ook zoeken naar ontspanning
buiten het tehuis, buiten het dorp
zelfs. Ze gaan met bussen naar
schouwburgen in Amsterdam, Apel
doorn, Hilversum en Harderwijk. Ana-
tevka gaat aan hen evenmin voorbij.
„Daar genieten ze van", zegt de heer
Spruijt. „De hele sfeer, het applaus,
de mensen, het stemmen van de in
strumenten voor een uitvoering, het
geroezemoes, in dat alles voelen ze
zich opgenomen".
Plezierig is, dat in Ermelo nu de
initiatieven uit de personeelsvereni
ging komen. Dat ligt gunstiger dan
wanneer ze iets wordt opgedrongen,
wat anderen hebben georganiseerd.
Daar zijn blinden gevoelig voor. Vroe
ger kwamen goedbedoelende muziek-
ensembles en koren hier concerten
geven en zo. Maar dat heeft iets mede
lijdends. Het is te opgelegd. Zo van
„nu komen we jullie eens fijn bezig
houden", aldus de directeur.
Met dit alles is iets weergegeven van
de ervaringswereld van de blinde. Al
leen dit nog: spreek in aanwezigheid
van blinden nooit over tasten en voe
len. Aan die woorden hebben ze een
gruwelijke hekel. We kunnen gewoon
spreken over „zien". En dat doen ze
ook, zij het met andere zintuigen dan
wij, zienden.