„OUDE PARTIJEN DRIJVEN OP NIET-VERWERKTE EMOTIES"
Democratisering en efficiency voor een nieuwe ordening
Ideologie der
zakelijkheid
/pPARtë&u]
ZATERDAG 27 APRIL 1968
Erbij
15
(Van een onzer redacteuren)
„EEN DEMOCRATIE ZONDER DEMOCRATEN IS AANZIENLIJK
GEVAARLIJKER DAN EEN KERK ZONDER GELOVIGEN", ZEGT
MR. H. VAN MIERLO, GEESTELIJK VADER VAN D'66, AAN HET
SLOT VAN ZIJN INLEIDEND WOORD TOT EEN BINNENKORT TE
VERSCHIJNEN BOEK GETITELD „ORDE OP RUIMTE", GESCHRE
VEN DOOR J. HENDRIKS, VOORZITTER VAN DE LANDELIJKE
WERKGROEP RUIMTELIJKE ORDENING D'66. DEZE UITSPRAAK
ZAL MISSCHIEN NIET DOOR DE ROMEINSE CURIE WORDEN
ONDERSCHREVEN, MAAR DAT INTERESSEERT NOCH DE HEER
VAN MIERLO, NOCH DE SCHRIJVER VAN HET BOEK. ZIJ BEIDEN
GAAN IMMERS UIT VAN HET STANDPUNT DAT NIET DE KERK,
MAAR DE GELOVIGEN DE EERSTE ZORG MOETEN UITMAKEN
VAN HEN, DIE ZICH FUNCTIONEEL EN PROFESSIONEEL OM HEN
TE BEKOMMEREN HEBBEN. IN EEN DEMOCRATIE IS NIET PRI
MAIR HET STAATSBESTEL, MAAR DE MENSEN DIE IN HET KA
DER DAARVAN LEVEN OBJECT VAN ZORG EN AANDACHT. HET
BETREKKEN VAN DIE MENSEN IN DE ORDENING OF NOOD
ZAKELIJKE HERORDENING MAAKT DE DEMOCRATIE UIT. WAAR
DAT BETREKKEN NIET PLAATS HEEFT, IS GEEN DEMOCRATIE.
Beginselen
Niet-verwerkte emoties
T ragedie-Schiphol
..Progressief"
MODERNE POLITIEK: ZZTZ.71T"
100 Grt
4- -• —-/ohuï-
i
St-
„Ruimte"
HET BOEK van de heer Hendriks
houdt zich, zoals de titel aangeeft,
voornamelijk met ruimtelijke ordening
bezig, doch dat is voor de schrijver
allerminst een beperking gebleken. Het
boek geeft de politieke voorwaarden
aan, waarop in Nederland volgens op
vattingen in de kring van D'66 effi
ciënte democratische ordening van de
beschikbare ruimte moet worden ge
ënt, maar het raakt daarmee nagenoeg
alle facetten van het politieke spel zo
als D'66 het denkt te spelen. Met enig
voorbehoud zou men dit boek als een
summiere partijideologie kunnen be
schouwen, wanneer men althans na
drukkelijk in het oog houdt dat D'66
er geen ideologie in de gangbare bete
kenis van het woord op nahoudt.
DIT LAATSTE is de partij vaak ver
weten, waarbij men dan van „vaag
heid" en „gebrek aan geworteldheid"
gewaagde. Het mooie, nieuwe woord
„pragmatiek" dat ook door verdedi
gers van D'66 gaarne wordt gebruikt,
is een omstreden politiek gebruiksbe-
grip geworden, waarvan Democraten
'66 beweren dat het gezond en com
pleet is, terwijl tegenstanders het ar
moedig en onvolledig noemen. Dit laat
ste geschil wordt in het boek van de
heer Hendriks op een bijna verrassend
eenvoudige wijze afgedaan, waarbij een
blijk van armoede en onvolledigheid
heel duidelijk aan de kant van de oude
politieke ideologieën komt opduiken,
terwijl de opvattingen van D'66 bekoor
lijk modern en praktisch voor de dag
komen.
MEN KAN dus eigenlijk de heer
Hendriks niet een partij-ideoloog noe
men, omdat hij het begrip ideologie
als zodanig onbruikbaar, verouderd,
uitgehold en onwerkzaam acht voor de
maatschappelijke opdracht van de po
litieke partijen. Hij zegt daarover on
der het hoofdstuk „Beginselen":
„De Nederlandse politiek wordt ver
ondersteld te „stoelen op beginselen".
De politieke partijen kunnen volgens
beginselen worden verdeeld en onder
scheiden in drie grote stromingen, de
christelijke, de socialistische en de
liberale". De schrijver analiseert ver
volgens deze drie stromingen naar de
aard en de praktische toepasselijkheid
hunner beginselen en komt tot de slot
som, dat „de burgers een keuze moe
ten maken tussen vage beloften, die
gebaseerd zijn op schijnbeginselen.
„Achter dit rookgordijn speelt zich
de werkelijke politiek af en hier wordt
de kiezer buiten gelaten. Omdat de be
ginselen geen geldigheid meer bezitten
hebben zij geen functie meer in een
moderne democratie". Hij vervolgt:
„De politici, die zijn gekozen op belof
ten, die niet verwezenlijkt kunnen wor
den en volkomen verouderde princi
pes, moeten omwille van de instandhou
ding van het partij bestel nu een spel
opvoeren. Wie het handigst is in het
geven van ontwijkende antwoorden
op concrete vragen is de ster. Op
deze manier wordt de democratie
langzaam maar zeker uitgehold en
misbruikt om een vermolmd politiek
bestel in stand te houden".
HET IS duidelijk dat dit boek na
mens D'66 niet komt aandragen met
beginselen en beloften, noch met ideo
logisch geaarde subjectiviteiten die
vreemd zijn aan moderne maatschap
pelijke behoeften, maar in plaats daar
van het concrete op een voetstuk zet:
de planning op basis van democrati
sche inspraak. Planning en nog eens
planning beheerst alle uitgangspunten
van de politieke werkzaamheid, die
D '66 wil introduceren. Het is inderdaad
een koud aandoende zakelijkheid, ver
geleken bij de hartverwarmende de
magogie van ideologen uit christelijke,
liberale en socialistische hoek maar
hartverwarming zonder praktische leef-
resultaten is een nutteloze en ij dele
benadering van de maatschappelijke
problematiek. En niet alleen benade
ring, maar ook oplossing van die pro
blematiek vormt de opdracht waarvan
politici uit alle hoeken zich danig be
wust beweren te zijn.
D'66 ziet de vervulling van die op
dracht slechts in de koele zakelijkheid
van weloverwogen plannen, waarin de
economische groei een centrale functie
heeft, maar waarbij democratisering
centraal staat. Doelmatigheid is de po
litieke norm van D'66. Voor confessio
nele partijen ziet D'66 geen taak en
de tegenstellingen tussen socialisme en
liberalisme ziet zij als irreëel, voort
komend uit niet verwerkte emoties. Sa
menwerking met de bestaande partij
en is voor D'66 alleeen mogelijk op
basis van zakelijkheid.
„De voormannen van de V.V.D. en
de Partij van de Arbeid", zo zegt het
boek „proberen ons om strijd ervan
te overtuigen, dat de tegenstelling tus
sen hun partijen de enig ware en
onvervalst echte is in de Nederlandse
politiek. De V.V.D. voelt voor het vrije
individu en de Partij van de Arbeid
meer voor gemeenschapsvoorzienin
gen, zij is collectivistisch, zo hebben
ons de liberale sprekers tijdens de ver
kiezingscampagne verzekerd. Zij ver
gaten daarbij te vermelden, dat de
moderne maatschappij juist ten behoe
ve van de ontplooiing van de individu
om uitgebreide gemeenschapsvoorzie
ningen vraagt, maar zoiets zegt men
niet in de verkiezingsstrijd.
De sprekers van de Partij van de
Arbeid beschuldigen de V.V.D. ervan,
dat de liberale liefde voor de individu
ele vrijheid alleen maar gericht was
op het geven van meer kansen aan de
vrije ondernemers. Maar ook de heer
De Uyl en zijn assistenten verzwegen
iets. Zij vertelden hun gehoor niet, dat
het stimuleren van de vrije onderne
ming noodzakelijk is voor een beleid
van economische groei, voor beter on
derwijs, voor een behoorlijk wegennet,
voor de instandhouding van natuurge
bieden, kortom voor alles wat de maat
schappij leefbaar moet maken.
„De partij D'66", zo vervolgt het
boek, „wil bijdragen tot de geestelijke
en materiële ontplooiing van alle men
sen, ongeacht levensovertuiging, poli
tieke gezindheid, ras, nationaliteit, taal
maatschappelijke afkomst of sekse.
Daarvoor is het bevorderen en be
schermen van de geestelijke en licha
melijke gezondheid de eerste onont
beerlijke opgave.
volgen van de vooruitgang en de aan
slagen op het levensmilieu dienen
daarbij te worden gecorrigeerd. Dit is
de achtergrond waarin de opvattingen
van de politieke partij Democraten '66
over democratie en doelmatigheid be
horen te worden geplaatst.
Het dienstbaar maken van de tech
niek en wetenschap aan de mensheid
is echter geen opgave voor enkele uit
verkorenen, het is een taak voor de
mensheid als geheel, waaraan zoveel
mogelijk mensen bewust behoren deel
te nemen. Het is de democratie, die
mogelijkheden verschaft tot inspraak
in de ontwikkelingen. Bovendien garan
deert alleen de democratie dat het be
stuur genoeg informatie krijgt om goed
te kunnen besturen.
„Oplossing parkeerprobleem"
De technisch-wetenschappelijke voor
uitgang wordt tot dusver gekenmerkt
door ontwikkelingen, die los van el
kaar een zelfstandig leven leiden en
mede daardoor schadelijk zijn voor de
menselijke gezondheid en zijn moge
lijkheden tot ontplooiing, omdat de vele
uitvindingen op chemisch gebied bij
voorbeeld behalve de nieuwe mogelijk
heden die ze scheppen ook een aanslag
doen op ons natuurlijk levensmilieu.
In de inleiding is reeds gewezen op
de gevolgen van de verkeersontwikke-
ling, op de luchtverontreiniging, de
geluidshinder en op het gevaar van
kernenergie. Wij zijn wetenschappelijk
zover, dat wij de ontwikkelingen kun
nen besturen, dus onze toekomst kun
nen beheersen. De cybernetica of stuur -
kunde zal ook bij het besturen van de
samenleving een rol moeten gaan spe
len.
De evolutie dient zo te worden be
stuurd, dat alle ontwikkelingen ten
goede behoren te komen aan de gees
telijke en lichamelijk gezondheid en de
verdere ontplooiing van de mogelijkhe
den van de mens. De schadelijke ge-
De eis tot radicale democratisering
van alle sectoren van het maatschap
pelijke leven is daarvan een noodza
kelijk gevolg. Deze democratisering
behoort de mogelijkheden tot effectie
ve inspraak te garanderen en uit te
breiden opdat de mede-verantwoorde
lijkheid van de burgers voor de men
selijke toekomst kan groeien".
HET BOEK van de heer Hendriks
gaat uitvoerig in op bestaande en aan
de dag tredende gevolgen van een ja
renlange verzanding in het Nederland
se politieke bestel, waardoor krachtige
overheidsmaatregelen niet alleen wer
den verhinderd maar ook, zo zij geno
men werden, niet ontsproten aan een
gezonde democratische vóórwerking,
door het gebrek aan betrokkenheid van
de burger.
Een sprekend voorbeeld van de daar
bij optredende kortsluitingen voert de
schrijver aan in de vorm van het hui
dige, uitgebreide en gemoderniseerde
Schiphol:
„Het rapport Kosten over de Geluids
hinder van Vliegtuigen werd aangebo-
dem in 1964, een jaar, waarin de uit
breiding van Schiphol al vaststond,
Buitenveldert al grotendeels was be
bouwd, de plannen in de Haarlemmer
meer bijna gereed waren en Amstel
veen zich geestdriftig wijdde aan de
uitbreiding van het inwonertal, een
geestdrift, waarbij Haarlemmermeer
vooral niet wilde achterblijven. Geen
van deze gemeenten heeft, voordat
Schiphol gereed kwam, ooit een se
rieus protest tegen de uitbreiding van
de luchthaven laten horen, terwijl toch
iedere willekeurige bewoner van de
stadionbuurt in Amsterdam de ver
antwoordelijke bestuurders al jaren
lang kon vertellen, dat een bebouwing
in de geluidstroggen van het oude
Schiphol ongewenst zou zijn, laat staan
een bebouwing in de troggen van een
gemoderniseerd vliegveld. Daar was
zelfs geen- commissie voor nodig.
DE ZAAK kan echter ook anders ge
steld worden. Aangenomen, dat Schip
hol moest blijven waar het was, en
dat het moest worden uitgebreid om
redenen van nationaal belang.
In dat geval had een politiek moe
ten worden gevoerd in het belang van
de bevolking. De consequentie van een
dergelijk beleid was geweest, dat
tegelijk met het besluit om Schiphol
uit te breiden een verbod tot verde
re bebouwing was uitgevaardigd in de
zones waar men geluidshinder kon ver
wachten. Dat betekent dus, dat de be
bouwingsmogelijkheden in Buitenvel
dert, Bijlmermeer en Amstelveen zeer
beperkt waren geworden en dat men
tijdig maatregelen had moeten nemen
om andere woonmogelijkheden te schep
pen. Die mogelijkheden waren er in
Noord-Hollands noorden. In 1958 had de
regering reeds aangekondigd dat West-
Friesland en de Kop van Noord-Holland
ingeschakeld moesten worden in de
groei van de Randstad. Dit is niet ge
beurd. Amsterdam moest nu wel, ge
dwongen door de woning- en ruimte
nood, Buitenveldert en de Bijlmermeer
bebouwen. Amstelveen en Haarlem
mermeer kregen de gelegenheid, met
grote vreugde het instinct te volgen,
dat iedere gemeente drijft tot steeds
meer uitbreiding in naam van de hei
lige autonomie. Er is precies datgene
geschied, wat alle bij deze zaak be
trokken bestuurders hebben gewild, na
melijk Schiphol uitbreiden en bouwen
in de geluidstroggen. Hoe de verant
woordelijke politici en bestuurders ook
draaien, dit zijn de feiten, waar zij
niet om heen kunnen, zij hadden moe
ten zorgen tijdig op de hoogte te zijn
van de gevolgen."
GELUIDSHINDER (eigenlijk een te
zwak woord voor de gevolgen van
Schiphols aanwezigheid midden in de
Randstad en met uitlopers in een dicht
bewoond agglomeraat rondom het vlieg
veld) is één van de onderwerpen, die
door nationale, regionale en gemeente
lijke planning al veel eerder drastisch
hadden moeten worden aangepakt. Ge
luidshinder is slechts één van de vele
factoren van leefbederf we zitten
er in Nederland goed in: bodem- en
luchtverontreiniging, verkeersconges-
tie, woningnood, gebrek aan groen en
recreatiegebied, gebrek aan bevol
kingsspreiding, onordelijke verstedelij
king, „wilde" industrialisatie om
er maar eens een paar te noemen. Het
spreekt vanzelf dat het boek van de
heer Hendriks op de vraag „bestaat
er een ruimtelijk beleid?" geen enthou
siaste bevestiging geeft. Zelfs de doel
stellingen van ruimtelijke ordening in
de breedste zin voor een klein land als
het onze zijn volgens de schrijver blijk
baar niet volledig doorgedrongen, ter
wijl men blijkbaar ook nog moeite heeft
met de definitie van wat eigenlijk „een
plan" is.
Volgens het boek wil D'66 een „con
crete politiek", waarin economische
groei centraal staat in een goed ruim
telijk beleid, maar nooit doel op zich
zelf mag zijn. De ontplooiingsmogelijk
heden van de mens vormen een verder
„ORDE OP RUIMTE" (uit
gave A. Roelofs van Goor te
Amersfoort), is geschreven door
J. Hendriks (1921), geboren te
Groningen, voorzitter van de
Landelijke Werkgroep Ruimte
lijke Ordening D '66. Was kandi
daat voor deze partij bij de jong
ste Tweede-Kamerverkiezingen,
studeerde filosofie en sociale
wetenschappen in Nijmegen. Hij
werkte in verscheidene functies
op het gebied van de ruimtelijke
ordening en schrijft hierover in
verschillende kranten en tijd
schriften.
„Gezonde toekomstlucht"
totaal doelwit van het beleid, dat de
overheid onder de stimulans der poli
tieke partijen zal moeten ontvouwen.
Deze concretisering zouden wij niet al
leen de aantrekkelijkste factor in de
„koele zakelijkheid" van D'66 willen
noemen, maar ook de voornaamste fac
tor waardoor de confessionele en ideo
logisch geladen politieke partijen tame
lijk plotseling met een „vreemde
concurrent" te maken kregen op het
daarvoor zo rustige serene terrein van
de vaderlandse politiek. Concretisering
van gedachten en doeleinden, maar ook
van achtergronden en beleidsargumen-
ten was duidelijk een algemene behoef
te van kiezers die moegepraat waren
door theoretici en dogmatici.
IN ZOVERRE is het boek van de
heer Hendriks een verhelderend en ver
eenvoudigend document, niet alleen
voor de „moegeprate burger" van an
dere politieken huize, maar ook voor
partijgangers van D'66, die nog heel
wat te vernemen hebben over dingen
die in partijprogramma een appèl,
slechts éénregelig waren aangeduid.
Het boek zal in de partij nog worden
besproken, geanalyseerd en wellicht ge
amendeerd, maar het is toch wel te
verwachten dat het een duurzaam uit
gangspunt zal blijven vormen bij de
vaststelling van politieke detail-gedra
gingen der D'66-ers in de komende ja
ren van parlementaire werkzaamheid.
Eén slotconclusie is wellicht zonder ri
sico te maken: het boek draagt bij
tot een sanering van met veel ballast
geladen denkproces, waarmee de Ne
derlandse burger belast is. Hij kan
veel wegwerpen, logischer en zuiverder
meedenken en daardoor een betere
democraat worden. En dat zou een
vernieuwing zijn die er zijn mag.