HET LONDENSE TONEELSEIZOEN (II) HUMOR, KITSCH, SPEURWERK EN EEN MUSICAL NAAR MIDDELEEUWSE MOTIEVEN Mozarts „Zauberflöte Christine Deutekom ■11 lh en wêf ZATERDAG 27 APRIL 1968 Erbij 16 DOOR SIMON KOSTER SPEL CHAUCHER Simon Koster ,De beste levende Koningin van de Nacht r Schoonzusje Fabelachtig J. Moolenijzer I fffl. Generaal als landloper. (Van onze toneelcriticus) LONDEN Terwijl Sir John Gielgud in het National Theatre een bijzonder grim mige Oedipus staat te spelen, toont hij in het Queen's Theatre een heel andere kant van zijn talent: namelijk als regisseur van Peter Ustinovs nieuwste blijspel, „Halfway up the tree". Ustinov steekt in dit stuk de draak met de huidige jonge generatie en met alles wat deze als „hip" of „in" be schouwt en daarom slaafs navolgt. Een pensioengerechtigde generaal komt na jaren van actieve dienst in Malakka terug bij zijn gezin in Engeland, waar het leven tijdens zijn afwezigheid grondig is veranderd: zijn zoon is van de universiteit weggejaagd en loopt in geleende hippie-kleuren langharig en indolent rond met een afzichtelijk uitgedoste vriendin; zijn dochter verwacht een kind van een van haar vriendjes (ze weet niet precies van Welk); en zijn vrouw laat zich ringeloren door een Noors „au-pair"-meisje dat niets uitvoert maar ontzettend veel praat. Na dit alles gezien te hebben, maakt de gene raal rechtsomkeert om het in eenzaamheid te verwerken. Een maand later komt hij terug, nu zelf gekleed als landloper, overtuigd dat het door de jeugd gepredikte „vrije leven" te ver kiezen is boven de conventionele maatschappij. Als hij pers, radio en televisie achter zich aan krijgt, nestelt hij zich tussen de takken van een boom in zijn eigen tuin om daar een „natuur leven" te gaan leiden. Papa's instemming werkt echter ontnuchterend op de jongeren, zodat het stuk eindigt met een betrekkelijk conventionele dubbele bruiloft: de zoon het haar weer keu rig geknipt en met een braaf colbertje aan trouwt met het Noorse meisje en de (opnieuw zwangere maar als onschuldig bruidje uitge doste) dochter met een sportsman-padvinder, die ze heeft wijsgemaakt dat hij de vader van haar kind is. Het is allemaal wel heel grappig en men kan zich bij dit stuk dan ook best amuseren, maar Ustinov heeft zich deze keer bijzonder weinig aangetrokken van de logica of zelfs maar van de wenselijkheid om zijn figuren en hun hande lingen overtuigend te maken. Gelukkig heeft Robert Morley in de excentrieke generaal een kolfje naar zijn hand als blijspelspeler gevonden en daarmee is het succes al verzekerd; maar de vroegere Peter Ustinov, die briljante ko medies als „Eindsprint" schreef, is in dit nieuwe blijspel ver te zoeken. TOCH IS het nog altijd wel te prefereren boven het stuk waarmee de Iers-Engelse roman cière Iris Murdoch opnieuw haar geluk als toneelschrijfster heeft beproefd. Na samen met Priestley haar roman „A severed head" te heb ben gedramatiseerd, heeft zij nu samen met James Saunders haar roman „The Italian girl" aan een soortgelijke behandeling onderworpen, met een zo mogelijk nog minder verheugend resultaat. Als toneelstuk is „The Italian girl" een onverteerbaar mengsel geworden van flauwe klucht, ouderwets melodrama en mo dieus gekoketteer met seksuele ongebondenheid. Wat in het boek nog enigszins acceptabel was door Iris Murdochs eigengereide behandeling van handig-geconstrueerde situaties, is op het toneel een doorzichtig maakwerk vol ongeloof waardige mensen in Ongeloofwaardige situaties. Maar Murdoch en Saunders (schry.yeryan „Een geur van bloemen") hebben in Londen bèfden een zekere aanhang en dat, plus een aantal smakeloze effecten die het bij een deel vdn het publiek altijd wel doen, garandeert een redelijk succes in financieel opzicht. De regisseur Val May (die men zich misschien nog herinnert van zijn even kitschige „Hamlef'-opvoering tijdens het Holland Festival 1967) heeft de vele zwakke kanten van het stuk eerder benadrukt dan weg gewerkt, zodat ook de vertoning wéinig indruk wekkends oplevert, behalve goede rollen van Timothy West als de a-sociale beeldhouwer en van Jane Wenham als de Italiaanse huishoud ster, de enige „normale" figuur in een milieu van hele en halve dwazen. EEN SUCCESSTUK van het soort dat in Engeland nooit uitgeput schijnt te raken is „Ac cording to the evidence" van Felicity Douglas en Henry Cecil, dat dit hele seizoen lang al drommen naar het Savoy Theatre heeft getrok ken. Het is een nieuwe variant op het oude ver nuftige spel met de mazen in het netwerk van de Britse criminologie. Hier gaat het om de vraag: wanneer kan een „bewijs" werkelijk als „bewijs" gelden en betrouwbaar worden ge acht? En de schrijvers laten zien hoe een slim merik van de geheime dienst die zijn vriend, verdacht van moord op een gevaarlijke sex- maniak, van gevangenisstraf wil redden, de justitie (en tegelijk de toeschouwers) op dwaal sporen brengt door allerlei schijnbaar overtui gende bewijzen te construeren om daarna aan te tonen dat ze niet houdbaar zijn. Het stuk komt wat langzaam op gang, maar het is toch wel boeiend en amusant, vooral wanneer het zo goed gespeeld wordt als hier door Douglas Wilmer (in Nederland bekend als de Sherlock Holmes van de t.v.-serie) en Michael Gwynn. Het decor, vol „dubbele bodems" waarmee de verrassendste effecten worden bereikt, is boven dien een vermakelijkheid op zichzelf. TONEELVERMAAK van een wel heel onge- woori soort biedt hé't Pfioenix Theatre met een merkwaardige musical, gebaseerd op niets meer of minder dan de „Canterbury Tales", bijna zes honderd jaar geleden geschreven door de eerste grote Engelse dichter, Geoffrey Chaucer. Een docent aan de universiteit van Oxford, Nevill Coghill, heeft Chaucers meesterwerk met veel humor in modern Engels overgezet en er samen hhh met Martin Starkie een geslaagde toneelbewer king van gemaakt. Daarin zien we de dertig pel grims uit de Londense herberg „The Tabard" vertrekken en te paard (op onzichtbare maar knap gesuggereerde paarden) de reis naar Canterbury maken. Van de verhalen, die zij el kaar onderweg vertellen, zijn er zes in de to neelversie opgenomen; daarvan worden er voor •elke voorstelling vier uitgekozen. Onder mees terlijke regie van de Joegoslaaf Vlado Habunek wcurdt ee».kleurige en fleurige opvoering ge-, geven, gekruid met echt-miadelèëüws onbe schaamde (maar nooit vulgaire) aardse grappen en gespeeld met aanstekelijk enthousiasme door een groot ensemble in zeer fraaie door Lou don Sainthill ontworpen kostuums. Voor treffelijk is ook de muziek van de vijfentwintig- Jarige componist Richard Hill, die een aantal middeleeuwse volksliedjes heeft omgewerkt tot Scène uit de Canterbury-musical. moderne songs en in zijn zeer hedendaagse be geleidende muziek ook telkens motieven uit die tijd laat doorklinken. Afgezien van het ietwat storende slot, dat teveel aan Kerstmis-etalages herinnert, is „Canterbury Tales" een musical van het allerbeste soort. In een overzicht van het Lopdense seizoen kan tenslotte niet onvermeld blijven dat Agatha Christies speurspel „The mousetrap" na zestien jaar en meer dan zesduizend voorstellingen nog altijd wordt doorgespeeld, heel in de verte ge volgd door Bill Naughtons blijspel „Spring and port wine", dat het nog pas tweeëneenhalf jaar uithoudt. „DIE ZAUBERFLöTE": „Een grote Opera in 2 bedrijven van Emanuel Skikaneder". Zo werd op 20 september van het jaar 1791 de laatste opera van Mozart aangekondigd. Het is waar, Johann Emanuel Schikaneder, toneel speler en zanger en later theater-direk teur, heeft Mozart de opdracht gege ven tot het componeren van „Die Zau- berflöte", maar hij heeft ook de aan plakbiljetten laten drukken. Weliswaar staat onderaan het aanplakbiljet ge drukt, dat de heer Mozart uit hoogach ting voor het publiek en uit vriend schap voor de schrijver van het stuk, heden zelf h et orkest zal dirigeren, maar dat neemt toch niet weg, dat Schikaneder zichzelf beschouwde als de schepper van dit onsterfelijke mees terwerk. Gelukkig echter heeft Mozart het zijn opdrachtgever niet kwalijk ge- /mi wmmmm Christine Deutekom als Koningin van de Nacht. nomen, dat hij met een valse voorstel ling van zaken zichzelf een klein for tuin vergaarde. Dit blijkt wel uit een brief van Mozart aan zijn echtgenote, die voor een kuur in Baden verbleef: „Ik kom zojuist uit de opera; het was even vol als altijd. Het duet Mann und Weib en het klokkenspel uit de eerste acte werden als gewoonlijk herhaald ook het Knaben Terzett uit de twee de acte wat mij het meeste genoe gen doet is, de stille bijval! men ziet duidelijk, doe deze opera meer en meer succes heeft". DE ZEGETOCHT van „Die Zauber- flöte" over de gehele wereld gaat nog steeds voort en ook in ons land hebben er reeds ontelbare opvoeringen plaats gehad. Een maand geleden nog werden er in Amsterdam drie voorstellingen gegeven met Christine Deutekom als Koningin van de nacht. HELAAS hebben wij in Amsterdam geen opera. Er worden zo nu en dan door een gezelschap enkele voorstellin gen gegeven, maar dat kan men geen echte opera noemen. Mijn vader ver telde mij, dat hij in zijn jonge jaren achttien avonden achter elkaar De Toverfluit heeft gehoord, in het Paleis voor Volksvlijt, met Cato Engelen-Se- wing als Koningin van de Nacht. De bas Jos Orelio werd als een held ver eerd. Desiré Pauwels en later Jacob (Jacques) Urlus waren sterren van de Nederlandse Opera, die ook in het bui tenland grote roem vergaarden. In die dagen leefde het Amsterdamse publiek mee met de „Opera van de Groot", die y-N-y jfcV* uitzonderlijk door de schitterende mon tering en de muzikale prestaties. in 1886 in de Parkschouwburg begon en later verhuisde naar het Leidseplein. Onwillekeurig moet ik denken aan het macabre grapje uit de oorlogsdagen: „Als we ham hadden, konden we ham met eieren eten, als we eieren had den Want in Amsterdam hebben wij geen opera en geen operagezel schap ja, ik weet het, er worden wel enkele voorstellingen gegeven, maar dat is niet echt een opera. ER IS belangstelling genoeg, want de grammofoonplaten van alle moge lijke opera's vliegen weg, maar de Hollandse zangeressen en zangers kun nen in hun eigen land niet aan de slag komen, omdat er geen theaters zijn. Met weemoed lezen wij de ver halen over voorstellingen in Parijs, Bordeaux, Marseille, Milaan, Venetië, Rome, Frankfurt, Keulen, Hamburg, Berlijn, Wenen, Londen, New-York, Philadelphia, Boston en meer dan eens vinden wij in de programma's namen van Nederlandse zangers. In april van het jaar 1833 werd „Die Zauberflöte" voor het eerst in New- York opgevoerd in een Engelse verta- Cobi Riemersma met haar wereld vermaarde leerlinge Christine Deu tekom. ling van Charles E. Horn, die zelf de partij van Sarastro zong. Een lange reeks voorstellingen volgde, bijna on afgebroken in verschillende steden van de Verenigde Staten, en deze zet zich voort tot de dag van vandaag. In het boek „Accents on Opera' '(overbeken de en minder bekende feiten) ver meldt de opgewekte schrijver Boris Goldovsky een bericht uit de New-York Times: over de première van „The Magic Flute" in The Metropolitan Opera House in de Amerikaanse hoofd stad (1902;: „Er was een fabelachtige rolbezetting samengesteld door de di recteur Maurits Grau, de voorstelling vond plaats in het Italiaans. De Poolse sopraan Marcelle Sembrich was de Ko ningin van de Nacht in „II Flauto Magico", zij nam de eerste plaats in onder de coloratuurzangeressen in de periode 1880-1909. De voorstelling was De eerste Koningin van de Nacht, was Mozart's schoonzuster Josepha Weber, zij zong in de allereerste voor stelling in het theater „Auf der Wie den" in Wenen, waarbij Mozart zelf aan de vleugel had plaatsgenomen en van daaruit dirigeerde. De drie dochters van de theater-directeur Weber (oom van de beroemde Carl Maria von Weber), hadden zich aan de zangkunst gewijd en de oudste Aloysia was de eerste grote liefde van Mozart. Vader Mozart wilde echter van een verloving met dit jonge zangeresje uit Mannheim niets weten en schreef zijn zoon: „Fort mit dir nach Paris und das bald". Aloysia heeft er niet lang om getreurd en trad later in het huwe lijk met de toneelspeler Lange. Zij werd opera-zangeres en in 1791 zong zij in het theater in de Amstelstraat in Amsterdam, de rol van Donna Anna in Mozarts Don Juan. Constanze Weber trad als zangeres het minst op de voorgrond, maar in 1782 werd zij Mozarts vrouw. Op zijn sterfbed nog heeft Mozart tegen Con stanze gezegd: „Eenmaal zou ik mijn Zauberflöte nog willen horen". De kapelmeester Roser, die zich in de kamer bevond, ging naar de piano en zong voor hem het beroemde lied „Der Vogelfanger bin ich ja". Enige uren later was er een einde gekomen aan het korte leven van het grootste muzi kale genie Maar de Toverfluit klinkt voort, op nieuw hebben er begin dit jaar een aantal voorstellingen plaats gevonden in „The Metropolitan Opera" in New- York, met Christine Deutekom als Ko ningin van de Nacht. Zij is de eerste Nederlandse sopraan die deze grote eer te beurt viel en in een speciale TV-uitzending werd zij uitgeroepen tot „the world's greatest living Queen of the Night" Het grootste wonder van haar stem is de egalisatie der registers, het glas heldere timbre is over de gehele om vang even krachtig. Zonder moeite stijgt haar stem tot de gevreesde hoge F, maar ook in de laagte blijft haar geluid duidelijk hoorbaar, zelfs bij een iets te zware orkestbegeleiding. Haar mezza di voce is opvallend mooi en haar ademtechniek fabelachtig. Na een zeer lange noot zingt zij de gehele mu zikale zin uit zonder opnieuw adem te halen. Vanzelfsprekend heeft zij heel hard moeten werken om de beheersing van haar prachtige natuurlijke geluid machtig te worden. „Zij weet wat stu deren is", zegt haar lerares Cobi Rie mersma, hoofdlerares aan het Amster- damsch Conservatorium. „Christine heeft een enorme energie, zij is onver moeibaar en steeds bereid opnieuw te beginnen". Cobi Riemersma heeft nu zes jaar met haar gewerkt en n og steeds, tussen haar engagementen door komt Christine naar het huisje aan de Blekersvaartweg in Heemstede om kleine onvolkomenheden te corrigeren. Behalve de Mozart-aria'S, die inmid dels opgenomen zijn op een stereo-plaat van Iramac Holland, zingt zij ook graag de grote partijen in opera's van Verdi, Bellini en Donizetti; en zij werkt nog steeds aan uitbreiding van haar repertoire. Op 31 mei a.s. zal zij voor het eerst met het Concertgebouworkest optreden in het RAI gebouw te Amsterdam en in September gaat zij naar Londen om in Covent Garden de Toverfluit te zin gen onder leiding van Georg Szolty. Het is jammer dat Christine Deute kom meer in het buitenland te horen zal zijn dan in naar eigen land. Wie weet, misschien zingt zij de openings voorstelling van de Amsterdamse Ope ra, maar waarschijnlijk is zij daarvoor toch iets te vroeg geboren.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1968 | | pagina 16