wai i\m Probleem: Botsing tussen twee fundamentele rechten POLLE, PELLI EN PINGO 1 TARVO ngestipt IVOROL ■n M w- O 60 Ons vervolgverhaal PERSVRIJHEID EN PRIVÉ-SFEER Duidelijke normen ontbreken Delana stopt een bedrijf in Genemuiden PANDA EN DE HOBBELDONKER SCHURKERIJ iiü morgen nemen, zelf proeven! (Winner MM DONDERDAG 16 MEI 196 8 9 Feuilleton door JAMES GOLDMAN Mr. F. Kuitenbrouwer 3s Moutbrood Kerkelijk nieuws Kees Stip DE KWALITEITS TANDPASTA 2 grote tuben tijdelijk BRUIT! 2) Het vergulde plaatje op de lijst ver meldde „Heuvels in Puerto Crisco"; en fors en duidelijk in de linkerhoek op het doek gesigneerd: „H. Grau- er". Het was waarschijnlijk het eni ge ter wereld waar Waldorf waarde aan hechtte. Niet om de materiële waarde ervan, die vele malen de vijfhonderd dollar bedroeg waarvoor hij het drie jaar geleden had ge kocht. Ook niet omdat hij een van de eersten was geweest die de bete kenis en het belang van Hamilton Grauer had ingezien. Hij wist niet zeker waarom het schilderij zoveel voor hem betekende. Hij wist alleen zeker dat het zo was. Hij had tegelijkertijd de „Heuvels" gevonden en Thalheim ontmoet. Hij liep toen met lange passen door Blee- cker Street te denken aan het af spraakje dat hij die avond met Carla had hij maakte haar toen 't hof en hij bleef staan voor de etalage van de kunsthandel om te zien wat zijn concurrenten presteerden. De Grauer trof hem als een harde hand. Zachte handen tilden hem op en haal den hem uit de etalage. Iemand was van plan hem voor zijn neus weg te kapen. Hij stormde de winkel in, de deur sloeg dicht. „Die is van mij. Ik wil hem heb ben en hij is van mij". Sinds Monty hem zijn vingerverf had afgepakt had hij niets met zoveel overtuiging gezegd. i „Hij is mooi, nietwaar?" De klant praatte tegen hem. Waldorf keek en zag een nietig, broodmager oud man netje met een bleek-roze gelaats kleur. ,,Je vindt hem mooi, is 't niet?" Waldorf knikte en mompelde iets. „Zo mooi?" Oude ogen keken naar hem op. „Ja", wist Waldorf uit te brengen. „Thalheim", zei het nietige man netje en stak hem een kleine hand toe. „Lafcadio Thalheim?" vroeg Wal dorf. „Belachelijke naam", zei Thal heim met een knikje. „Dat is de mijne ook. Appleton. R. Waldorf Appleton". Ze schudden elkaar de hand. „Ver tel me eens, Appleton, wat betekent die R?" Waldorf had het in geen jaren aan een levende ziel verteld. „Rhinelan- der. Vader deed in onroerende goe deren." „Kun je me vertellen waarom je dit schilderijtje mooi vindt?" „Nee". „Of wat het je te zeggen heeft?" „Nee". „Nou ik ook niet". Hij zette zijn jaskraag van oud sabelbont op, zo dat deze zijn hals stevig omsloot, en deed zijn handschoenen aan. „Koop jij het maar. Ik vind wel een ander". Toen maakte hij een buiging een hoffelijk klein gebaar, vergeeld van ouderdom, en liep de winkel door. „En Appleton?" „Ja, meneer?" „Kom me eens opzoeken in mijn zaak." Zaak. De kunsthandel van Thalheim was de beste die er be stond; een flinke zestig voet aan ex- positieruimte in een voormalig woonr huis in East Fifty-seventh Street. Zo als de zaak van Duveen, maar met een goede smaak. „Dan kunnen we eens praten." Dat was alles wat de man had gezegd. Het was een kalme manier om je enige vriendschap te sluiten. Waldorf wendde zich af van zijn „Heuvels", vermengde de omber op zijn palet, met wat gele oker, huiver de van 't resultaat en begon te wer ken. Geen gedachten aan moeder, Carla, holen in het City College, gou den sterren. J. Maxwell, H. Belmont. Geen gedachten aan de reden waar om hij niet kon slapen of aan wat er verkeerd ging. Helemaal geen ge dachten. Slechts penseel en schilder mes en verf. De zon scheen en de klokken sloe gen acht uur toen hij een stap ach teruit deed. Niet goed. Nooit deed hij iets goed. Het licht was onhandig en die ver duivelde blauwen vielen nooit goed uit en als dat rotsen waren at hij ze rauw bij het ontbijt. Ontbijt. Als hij opschoot kon hij hun eieren koken en hun toost klaar maken, die van Mam warmhouden in de oven, die van Carla op een dienblad voor haar slaapkamerdeur, en weggaan om zijn ontbijt in vrede bij Rudley te nuttigen. Hij had er vanmorgen geen zin in zijn Vrouwen onder de ogen te komen. Geen spe ciale reden, niets vreemds aan. Wel ke jongeman heeft niet van die da gen waarop hij het zonder zijn vrouw en moeder kan stellen? Waldorf wierp nog een laatste blik op zijn Grauer, borg zijn penselen op, schroefde de dopjes op zijn tubes draaide de lantaarn uit, verliet het speelschuurtje, stak die vervloekte woestenij over en glipte de keuken in, waar hij het koffie-apparaat in schakelde, het gas aanstak voor Car- la's eieren van veertien minuten en zijn schoenen met geoefende zorg uit trok. Daarna ging hij op zijn sokken naar boven. Een half uur later was hij aan gekleed, klaar voor de dag. Met haar ontbijt op 'n dienblad in de hand stond hij daar in het portaal ,te kijken naar de gouden ster op haar slaapkamerdeur. Hun slaapkamers hadden iets gemeen met hun bad handdoeken: Hij en Zij. Hoe had hij het zover kunnen laten komen? Hij voelde een knoop, de eerste die mor gen, en bukte zich zwijgend om het dienblad neer te zetten. Er rinkel de iets op het blad en de vloer kraak te. „Binnen", klonk het slaperig van achter de deur. Nee, dank je; vandaag niet. Niet dat ze elke morgen een scène had den. Aangezien er twee nodig zijn voor een scène, hadden ze in zekere zin eigenlijk helemaal geen scènes. Hij sloot zijn ogen. Nog een paar van die slapeloze nachten en hij zou aan slaappillen toe zijn. Hij was niet van plan het dienblad naar binnen te brengen. „Wally?" „Goed. goed", mompelde Waldorf, nam het dienblad op, draaide aan de deurkruk en stapte haar slaapkamer binnen. Ze lag met gesloten ogen naakt op het bed. Hij slikte, net als hij altijd deed; het gebeurde elke keer. Hij had voldoende filmsterren in le venden lijve gezien, op Fifth Avenue in het theater Jeanne Crain, Clai re Bloom, Jean Simmons maar geen van hen was net zo mooi. (Wordt vervolgd) AMSTERDAM „De hausse in de waardering voor de vrijheid van me ningsuiting bergt het gevaar in zich dat andere waarden, waaronder de eerbied voor de persoon van anderen, in de verdrukking komt". Vanuit dit standpunt schreef de jurist C. P. Aubel zijn proefschrift „Persoon en Pers", over onrechtmatige aantasting van per soonsbelangen door perspublicaties (uitgave Kluwer, Deventer), waarop hij onlangs in Nijmegen promoveerde. Uitdrukkelijk stelt dr. Aubel zich ach ter de algemene indruk, dat onze schrijvende pers gunstig afsteekt bij die van andere landen. Het grote probleem is dat hier twee fundamentele en in beginsel rechtvaar dige rechten botsen: privacy (het recht om met rust te worden gelaten) en persvrijheid (in ruimste zin: het recht om te weten). De Engelse Lord-kanse- lier Gardiner noemt het „een conflict tussen ik en mijzelf". Iedereen wil zijn eigen leven voor zichzelf houden en wil (en moet vaak) tegelijkertijd veel veel van anderen weten. Een voor rangsregeling is niet vanzelf duidelijk en moet van geval tot geval uitgedok terd worden. Er zijn een aantal verspreide rechter lijke uitspraken, maar de Nederlandse literatuur over privacy is nog vrij ge ring. Dr. Aubel besteedt een groot deel van zijn boek aan een nuttige syste matisering en analyse van het burger lijke recht van persoonsbescherming. Aanknopingspunten zijn bijvoorbeeld de bescherming van de auteurswet tegen onrechtmatige publicatie van portretten of van het Burgerlijk Wet boek tegen belediging. Een allesom vattend en duidelijk persoonlijk recht op privacy ontbreekt echter. Wel geldt ook hier de algemene zorgvuldigheidsnorm van het burger lijk recht. Tot hoe ver die norm gaat is moeilijk te zeggen, omdat dit sterk afhankelijk is van de veranderde op vattingen in de samenleving. Cabaret- grappen over politici worden directer. Harde journaalbeelden op de televisie zullen de manier beïnvloeden waarop krantenfoto's worden gewaardeerd. So ciologische verkenningen zijn wense lijk om reële uitgangspunten voor de rechtsbescherming te vinden. In deze omstandigheden moet het recht, zoals dr. Aubel zegt, uitgaan van een „kleine" maar dan ook on neembare veste": de woning of daar mee gelijk te stellen ruimten (tuin, hotelkamer, sommige kantoorruimten). Dat is de privé-sfeer. Aantasting van dit persoonlijke heiligdom van de mens zal veelal reeds bestaan in een enkele indringerige waarneming (gluren, te lefoon aftappen). De onrechtmatigheid van de publikatie, welke gebruik maakt van 'dergelijke verboden gegevens is er het logisch gevolg van. Daarbuiten is de politieke sfeer in beginsel vrij. Toch kunnen zich ook hier situaties voordoen, waarin de per soon (het privé-leven) bescherming verdient. Uit de aard der zaak ligt hier de kwestie van de onrechtmatige waar neming anders. De grote vraag is hier of iemand in zijn waarde of intimiteit is gelaten door de presentatie van fei ten of meningen. En hier komt vooral het argument van de persvrijheid in het geding. Dr. Aubel ziet de persvrijheid prin cipieel als een individueel grondrecht, dat als zodanig slechts geldt tegenover de overheid. Wat betreft zijn onder werp wil hij de persvrijheid dus ten hoogste indirect in het geding brengen. Nooit kan de journalist zich daarbij beroepen op de „vrijheid van het pers wezen", waardoor zijn beroepsactivitei ten op andere voet zouden worden be oordeeld dan de publicistische bezig heden van ieder ander. Deze beperkende opvatting over de overigens zeer ingewikkelde leerstuk ken „de derdenwerking van de grond rechten" en „de institutionele persvrij heid" kan op grond van recente litera tuur ter discussie worden gesteld. Zo ziet dr. Aubel de pers naar onze smaak iets te veel als middel en niet als de speciale maatschappelijke instelling welke zij in feite is. De pers heeft een eigen taak van publiek belang en daarom een eigen beleidvrijheid. In rechterlijke uitspra ken kan men ook meermalen overwe gingen van deze aard lezen. Dr. Aubel erkent speciale rechtvaardigingsgron den voor perspublikaties. Maar waar om dan niet de juridische consequentie getrokken dat hier een speciale functie van de persvrijheid bestaat? Dr. Aubel besluit met de conclusie, dat het huidige burgerlijke recht geen effectieve bescherming van persoons belangen tegen perspublicaties geeft. Hij spreekt zich uit voor het recht op rectificatie, waarvoor hij een formu lering voorstelt welke ligt tussen die van het ontwerp Burgerlijk Wetboek en het voorstel van de journalistenor ganisatie. Daarnaast steunt hij het ont werp Burgerlijk Wetboek dat de toe kenning van onstoffelijke schade („smartegeld") wil verruimen. Dr. Aubel gaat verder: „Een werke lijke effectieve bescherming kan slechts worden gevonden in scherpe strafsanc ties". Voor zover dit slaat op strafbaar stelling van telefoonaftappen of elek tronisch afluisteren wordt deze stelling bevestigd door recente wetsontwerpen. Het is redelijk ook het gebruik van al dus verkregen gegevens te verbieden. Voor zover hier wordt gedoeld op een nieuw persdelict, zoals „onzorgvul dige berichtgeving" is er echter het ge vaar van een groot misverstand, name lijk dat het strafrecht het tover middel is voor alle moeilijk grijpbare juridische problemen. Integendeel, het strafrecht is een „uiterst middel". Het mag alleen in werking treden naar aan leiding van een duidelijke en dwingen de norm. Het gros van de problemen welke dr. Aubel bespreekt, ligt zo vaag, dat het sterk de vraag is of er een voldoende dwingend belang valt aan te wijzen om het huidige, altijd al delicate evenwicht tussen persvrij heid en persdelicten te veranderen. Het is veeleer zaak te erkennen dat in ons land de botsing tussen persoons belangen en persbelangen overwegend ligt in de sfeer van de zorgvuldigheid en niet op het gebied van eclatante on rechtmatigheid. Onze schrijvende pers doet het, vergeleken met het buiten land, inderdaad redelijk. Dit zo te hou den (en te verbeteren) is minder een aangelegenheid van het recht dan wel van journalistieke ethiek, maatschap pelijk fatsoen, moraal of hoe men het ook wil noemen. GENEMUIDEN De N.V. Confectie fabriek Delana te Dedemsvaart zal haar vestiging in Genemuiden opheffen, omdat naar is meegedeeld, de exploitatie niet meer rendabel was. Of deze opheffing consequentie zal hebben voor de 31 per soneelsleden (waarvan 29 vrouwelijke) is nog niet te zeggen, omdat de mogelijkheid bestaat dat de bedrijfsleider, de heer J. Last, die tevens eigenaar van het gebouw is, het bedrijf voor eigen rekening zal voortzetten. Het bericht van de opheffing van Delana heeft in Gerfemuiden nogal wat bezorgd heid gewekt, omdat de laatste maanden al een aantal werknemers in de plaatselijke kokosindustrie wegens slapte is ontslagen. MP'. -V - 2H-9Ö 24. Meneer Sluweraar las de elektriciteitsmeter van Hobbeldonk af, pakte zijn tas op en stapte weer naar buiten toe. „Zou hij iets in de gaten hebben?" vroeg hij zich mompelend af, terwijl hij tersluiks naar Jollipop keek, die hem zenuwachtig uitgeleide deed. „Dat zou jammer zijn!" De bediende had inderdaad iets in de gaten. Zodra de ambtenaar uit het gezicht was verdwenen, draafde hij naar de woonkamer toe. „Ik heb zojuist de schurk gezien die de juwelierszaak heeft bestolen!" riep hij opgewonden tot Panda. „Er zat een parelsnoer in zijn tas! Hoogst ongebruikelijk voor iemand van zijn ambt! We moeten hem achter na!" Panda gooide zijn krant opzij, en draafde achter de huisknecht aan naar buiten. Maar de verdachte fi guur verloor geen tijd. Met een enorme sprong klampte hij zich vast aan een langskomende vrachtauto, en zijn achtervolgers konden niets anders doen dan achter hem aanrennen. „Ze volgen me.prevelde Sluwe raar. „Dat betekent dat ze iets hebben uitgevonden. Ik moet opschieten!" WAT JAMMER! DE WEERHAAN IS MN HET DAK6EI//UIEN. HOE MOETEN WE W WETEN WAAR DE WIND VANDAAN KOMT? DE PAPEGAAIWATUURIIJK: H688EN EEN BAANTJE VOOR JE JE HOEFT Ai' DEEN MAAR DAARBOVEN TE ZITTEN TOT WE EEN NIEUW WEER HAANTOE HE88EM ADVERTENTIE oooo 1ARV0 Bedankt voor Rijssen (vac. J. van 't Ende) (toez.) G. Voordijk te Masten broek; - voor Drachten <wijk Zuid-Oost) A. J. de Bue te Makkum; - voor Goude rak J. Enkelaar te Sluipwijk; - voor Nieuw-Lekkerland B. J. Zaal te IJssel- muiden - voor Haaften J. Vroegindeweij te Maarssen. Geref. Kerken Beroepen te Leeuwarden-Huizum drs. R. Brands, voorheen pred. bij de Geref. Kerk Vrijgemaakt te Oegstgeest; - te Blija R. T. Urban, kand. te Drachten; - te Diemen-Watergraafsmeer-Bijlmer J. P. van der Stoel Jr., voorheen pred. bij de Geref. Kerk Vrijgemaakt te Amsterdam- C. Onze gedienstige had een brief van een vriendin laten slingeren en mijn nieuwsgierigheid won het. Onbeschei den las ik: „Marie, kind, jammer dat je niet hier bent. Je hebt wat gemist. Sinds kort ken ik een jongen. Hij heet Bertus en is op het ogenblik in dienst. Hij ligt hier dichtbij in de kazerne en als hij daar niet ligt of op wacht staat, zit hij hier. Deze week is hij bevor derd tot korporaal, net als Napoleon. Hij hoeft nu niet meer op wacht te staan en ter ere daarvan heeft hij ons allemaal een etentje beloofd. In een restaurant zou zo iets aardig oplopen, maar Bertus is een bofferd. Je hebt in de krant kunnen lezen dat nu iedere militair in de weekeinden zijn meisje, zijn familie en zijn vrienden mee uit eten mag nemen tegen f 2,10 per diner. Zo kun je nog eens royaal zijn! We waren met zijn twaalven, de hele familie en nog wat kennissen. En ook oma, die al in het leger geïnteresseerd is sinds opa van 1914 tot 1918 model stond voor Kwattasoldaatje. De eet zaal van de kazerne was afgeladen vol. Maar wij hadden een tafel laten re serveren. Die tafels waren heel gezel lig ingericht en het menu zag er aan trekkelijk uit. Lees maar: Salade russe, Potage Waterloo Pied de Poule Quatre bras Hutspot au klapstuk Peche Elba Poire Ste. Helene. Bertus fluisterde mij in dat de kok een pacifist was, maar kon koken als een generaal. En oma wou juist bij een van de bedienende militairen een glaasje bier bestellen, toen deze op een podium klom en een toespraakje be gon. Hij verzocht ons de maaltijd niet te onderbreken voor het welkom dat hij ons als commandant van de kazerne wou toeroepen. Het verheugde hem dat een van zijn collega's in Den Bosch het initiatief had genomen tot verdere democratisering van het leger en ver steviging van de band met de burgerij. De tijd was voorbij, dat alleen officie ren het voorrecht hadden hun dames in de eetzaal te introduceren. Ditzelfde recht gold nu ook voor de onderoffi cieren, korporaals en manschappen met hun vrouwen en overige aanhang. Daarom had hij ook in onze stad de poorten van de kazerne opengezet voor de hele burgerij, in de hoop dat de liefde tot het leger zoal niet door het hart, dan toch tenminste door de maag zou gaan. Ons applaus viel midden in de soep, maar juist toen de kip tegelijk met de hutspot werd binnengebracht, gebeur de er iets merkwaardigs. Twee burgers betraden de eetzaal in gezelschap van een klein kanon dat zij onverhoeds af schoten. Toen wij door het neerdwar relende roet weer iets konden zien, waren ze verdwenen. Het diner was oneetbaar geworden en wij ontoon baar. Nadat we ons wat hadden opge knapt, zijn we in het rèstaurant aan de overkant toch nog een hapje gaan eten. Het kostte iets meer, maar Bertus nam het sportief op, zelfs toen hij hoorde dat de kanonniers twee kel ners van het restaurant waren ge weest. Als het leger maaltijden ser veert, zei hij, waarom zou een kelner dan niet mogen schieten?" ADVERTENTIE T WATEN ÖAV/ JONES DUIKT NAAK Her waak om ze re fotograferen ONZIN.'KAPte/N PERRY ZEGT DAT Her vrachtschip volte KRACHT OP HEM INVOER DE INSTRUMENTEN WIJZEN UIT DAT DE UM6LÜCK STH. LA6, TOEN UW TANKER HEM RAAKTE. DAN VINDT HIJ Al- IEEN EEN DONKER gat! JA, DAT ZEI IK. IK SEZtT DE INSTRCJ MEMTEN VAN DE UM6LÜCK. Sa,* L»M> C PIB - .j 1139. IN HET VERLEDEN had Bram er wel eens een voorgevoel van gehad, als er een avontuur op komst was. Maar in dit geval voelde hij niets. Het leek ook allemaal zo doodgewoon: even twee he ren brengen naar een eiland, waar de Markies de Spironge een feest gaf voor ge kostumeerde vrienden en kennissen. Het zag er allemaal zo vredig en gezellig en opgewekt uit, en de muziek speelde zo vrolijk en toch niet modern, en iedereen was zo aardig en plezierig zélfs voor Brammetje, die vriendelijk werd uitgeno digd om met zijn vrienden te blijven. „Maar ik ben niet verkleed"zei Bram. „Dan gaat u gewoon als zeeman, maar u zégt, dat u het niet bent", zei één van de heren, die door Bram waren gehol pen. Daar ze toch niets beters te doen hadden besloot Bram een tijdje te blijven, want hij hield van de rust van de zee, maar een feestje op zijn tijd vond hij ook wel aangenaam. Karo en Tutu waren het met hem eens, maar zij hadden het te druk om het te zeggen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1968 | | pagina 9