Portret van de autori taire persoonlijkheid Op zoek naar de bronnen der groepsdiscriminatie „Gevaarlijk speelgoed!" TEKORT AAN OUDERLIEFDE IN PRILLE JEUGD OORZAAK VAN VEEL „TOTALITAIRE" KARAKTERS DE PSYCHOLOGIE kende het theoretische begrip autoritaire persoonlijkheid al enkele jaren, toen in 1944 in Amerika een viertal geleerden het empirisch ging onderzoeken. Het uitgangspunt van deze onderzoekers, T. W. Adorno, Else Frenkel- Brunswik (voor de nazi's uit Wenen gevlucht), Daniel J. Levinson en R. Nevitt Sanford, was het blootleg gen van de psychologische wortels van het anti semitisme. Zij construeerden een antisemitisme- schaal, bestaande uit een aantal beweringen („items"), waarin vooroordelen tegen joden waren verwerkt, niet al te doorzichtig overigens. Het gros van de „items" werd ontleend aan het in Amerika gangbare antisemitisme, zoals dat bleek uit alledaagse gesprek ken en discriminerende praktijken van diverse zake lijke instellingen. Deze lijst („AS-schaal") werd in enquêtes gebruikt om de aanwezigheid en de mate van antisemitisme vast te stellen. GAANDEWEG werd duidelijk, dat het antisemitisme als groepsvooroordeel niet op zichzelf stond. Wie anti jood was, was doorgaans ook anti neger en anti andere minderheids groepen (in Amerika bijvoorbeeld de Filippino's en Portori- canen). En deze groepsvooroordelen bleken weer samen te hangen met een ideologie waarbij de eigen groep wordt verheerlijkt (wat zich onder andere manifesteert in een overdreven vaderlandsliefde) en met politiek en economisch conservatisme. De onderzoekers stelden nu een E-schaal op (E etnocentrisme", gerichtheid op de eigen groep onder afwijzing van andere). De uitkomsten die daarmee werden verkregen, onderschreven de veronderstelling, dat etno centrisme inderdaad een houding is die zich met in het bijzonder richt op één of enkele „outgroups", maar in prin cipe op alle groepen waarmee men zich niet kan identifi ceren en die dus worden verworpen een tussenweg is er niet. Een opvallend kenmerk van deze „anti" instelling bleek de neiging tot generaliseren te zijn en het onver mogen om joden, negers of leden van andere outgroups als individuen te zien. DE VOLGENDE veronderstelling was, dat een dergelijke houding voortvloeit uit een complex van persoonlijkheids kenmerken. Inderdaad toonden proeven aan, dat er samen hang bestaat tussen enerzijds vooroordelen en etnocen trisme, en anderzijds een reeks individuele psychologische hebbelijkheden, die bij elkaar opgeteld de autoritaire per soonlijkheid opleveren. Enkele kenmerken van de autoritaire persoonlijkheid: hij is star, conventioneel (houdt krampachtig vast aan fatsoens normen), denkt in zwart-wit schema's, legt de nadruk op het machtsmotief, wijst het gevoelsmatige en subjectieve af, verdringt sombere gedachten, conformeert zich met graagte aan de groepsnormen, idealiseert ongenuanceerd zijn ouders, heeft een overdreven eerbied voor de overheid en wetten, identificeert zich met gezagsdragers, hij heeft de neiging aan anderen impulsen en gevoelens toe te schrijven die hij zichzelf niet wil toestaan, hij ontbeert sta biele emotionele bindingen, hij is anti-intellectueel, gods dienstig dogmatisch, zelfingenomen, hij bekijkt mensen niet op hun individualiteit maar op basis van de groep waartoe ze behoren, hij heeft een gebrekkig invoelingsvermogen, veroordeelt anderen op moralistische gronden en heeft de neiging zich gedupeerd te voelen. Het aan het licht brengen van de relatie tussen deze per soonlijkheid en een bepaalde ideologie was in het onderzoek van Adorno c.s. de laatste en belangrijkste fase. Zij con strueerden een schaal, waarin alle bovengenoemde elemen ten op verkapte wijze waren ondergebracht. Een meet instrument dat anders dan de AS- n E-schalen die zich nog expliciet met ideologie bezighielden tevens door drong in de persoonlijkheidsstructuur van de geënquêteer den. De naam van dit instrument: F-schaal waarbij F fascisme betekent. Dat de onderzoekers deze benaming kozen, is wel begrijpelijk. Toen zij hun project begonnen, had juist het fascisme de problematiek van de autoritaire persoonlijkheid hoogst actueel gemaakt. Maar de persoonlijkheid waarom het hier gaat is niet al tijd een fascist. Hij kan ook anti-fascist, communist, katho liek of liberaal zijn. Men kan wél zeggen, dat de autoritaire persoonlijkheid trekken vertoont die ook bij vele fascisten worden waargenomen en die zich in de fascistische ideolo gie duidelijk manifesteren. SINDS 1950 het jaar waarin Adorno c.s. in een lijvig boekwerk verslag deden van hun researcharbeid, die bijna zes jaar in beslag had genomen is op de onderzoek methode met behulp van de F-schaal meermalen critiek geleverd. Door sociologen onder anderen, die erop wezen, dat rassendiscriminatie en sociale vooroordelen niet :.ltijd vanuit het individu kunnen worden verklaard, maar soms samenhangen met groepsnormen en met wat zich tussen verschillende groepen afspeelt. Zo heeft een onderzoek uit gewezen, dat blanken in de apartheidsstaat Zuid-Afrika ge middeld niet hoger op de F-schaal scoren dan een wille keurige groep blanken in het noorden van de Verenigde Staten De verklaring hiervoor is, dat in Zuid-Afrika rassen discriminatie de culturele norm is. De gemiddelde blanke daar discrimineert niet vanuit een autoritaire instelling, maar gewoon omdat hij meesloft in het culturele oatroon. Ook door verscheidene psychologen is critiek geleverd. Van hen moet vooral Rokeach worden genoemd, die net grote bezwaar van de F-schaal vond, dat deze alleen maar een rechtse politieke ideologie meet. In 1960 heeft hij daar om een soort F-schaal ontwikkeld die zowel voor links als voor rechts geldt: de dogmatisme-schaal. Het nadeel van deze D-schaal is evenwel weer, dat men daarmee wel iemands dogmatische instelling kan meten, maar niet zijn „inhoudelijke" ideologie. In zijn standaardwerk „Social Psychology" (1965) conclu deert de Harvard-professor Roger Brown overigens naar aanleiding van Rokeachs onderzoekingen, dat niet is aan getoond, dat fascisten en communisten op het stuk van autoritarisme of enige andere ideologische dimensie op el kaar zouden lijken: „Niemand heeft tot dusver bewezen, dat er een links autoritarisme bestaat". Waarmee hij aller minst wil zeggen, dat men onder linkse figuren geen autori taire persoonlijkheden aantreft. BROWN STELT ook vast: „De methode van Adorno c.s. is vaak aangevochten, maar de hoofdconclusie van hun onderzoek is altijd juist gebleken: antisemitisme, etnocen trisme en autoritarisme gaan gewoonlijk samen". Waarbij wel in het oog moet worden gehouden, dat daar waar anti semitisme al te jterk tegen de algemene norm indruist (in Nederland anno 1968 bijvoorbeeld), een ander anti-isme natuurlijk gauw is gevonden. Dr. J. Weima, docent cul tuur- en godsdienstpsycho logie aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen (studeerde sociologie in Utrecht en psychologie aan de V.U. te Amsterdam), was een der eersten in Nederland die de F-schaal toepaste. In 1963 promo veerde hij aan de Utrecht se universiteit bij prof. dr. M. Mulder op een proef schrift over Autoritaire persoonlijkheid en anti papisme. Zijn aan Ne derlandse omstandigheden aangepaste versie van de F-schaal werd ook door de socioloog Hofstede ge bruikt bij diens onderzoek naar de publieksavnenstel- ling bij t.v.-programma's. gevaarlijke ontwikkeling, dat het emotionele een steeds grote re rol gaat spelen in de openbare verhoudingen". Nederland en het autoritaris me. „Je zou ook kunnen vragen: is Nederland verdraagzaam?" Denkt een tijdje na. Elke dag word je wel geconfronteerd met ingezonden stukken in bladen, waaruit een grote onverdraag zaamheid blijkt. Maar of dat re presentatief is Ik veronder stel toch wel, dat de groep auto ritaire figuren in Nederland een invloed heeft die niet helemaal evenredig is met hun getals sterkte. Men spreekt vaak over de linkse terreur, terwijl in dat links toch veel nuances, tegen stellingen zelfs zitten. Dat is dat typische generaliseren van auto ritaire figuren. Iemand die niet autoritair is, ziet veel meer ver scheidenheid" Dr. Weima zou soms eerder willen spreken van een „autoritaire terreur", den kend aan de vorm van de reac ties op Zo Is Het en Hoepla. „Je kunt nog zoveel bezwaren hebben tegen een programma, maar als je die op deze wijze gaat manifesteren, is er toch iets mis". Heeft het begrip autoritaire persoonlijkheid iets te maken met links of rechts? „Als rechts staat voor een krampachtig vasthouden aan de status quo. heeft de autoritaire persoonlijkheid inderdaad iets met rechts te maken. Maar ik ken conservatieve mensen die niet autoritair zijn. En ik ken communisten die wel autoritair zijn Het belangrijkste is, dat men afstand kan nemen van de ideologie om zich heen". De studentenacties in onder andere Berlijn en Parijs. „Hier zou je van anti-autori tair kunnen spreken. Verzet te gen de autoriteit en dat is altijd emotioneel gekleurd. En argu- Aan zijn vooroordelen kent menten mogen ook wel op emo tionele wijze voorgedragen wor den, maar er moet wel steeds de bereidheid zijn om die argu menten te wegen. En dat ge beurt in Parijs. Als je ziet, hoe enorm die studenten daar dis cussiëren!" „Waar deze groep duidelijk oog voor heeft, is dat er wel sprake is van een democratie, maar dat deze dreigt te ontaar den in een totalitaire de mocratie, waarin alles dat afwijkt van de meerderheid on genuanceerd wordt afgewezen. Dat gevaar is heel duidelijk aan wezig in Duitsland en Frank rijk". Nederland? „In Nederland is dat gevaar ook wel aanwezig. Wat er van de kant van de Kritiese Universiteit wordt gezegd, daar kan ik een heel eind in meevoelen". Autoriteiten zijn onvermijde lijk. Waar het om gaat is dat men datgene wat van die autori teiten uitgaat, steeds kritisch moet bezien". „Het lijkt me heel gevaarlijk, als naar lieden als Dutschke en vooral Marcuse niet geluisterd zou worden Zij leggen de vinger op heel zere plekken in de sa menleving". Glimlachend: „De vraag is of je geestelijk volwassen kunt worden zonder te rebelleren en geestelijk gezond kunt blijven zonder voortdurend je eigen op vattingen te toetsen". de mens (Door Frits Koffijberg) „F-SCHAAL" en „AUTORITAIRE PERSOONLIJKHEID", begrippen uit de sociale psychologie, raken ingeburgerd in ons dagelijks taalgebruik, sinds de t.v.-socioloog dr. B. P. Hofstede ze publiekelijk in verhand heeft gebracht met het kijken naar en waarderen van televisieprogramma's. Met onder meer als gevolg, dat nu menige trouwe consument van Bonanza, Lucy- show en Skippy aan de bittertafel vlotweg het stempel „hoge F'er" krijgt opgedrukt. Maar zo eenvoudig ligt het niet. De F-schaal is geen duimstok waarmee iedere particulier de auto ritaire persoonlijkheid van zijn buurman kan meten. Misver standen als dit maken dat de Nijmeegse sociaal-psycholoog dr. J. Weima (41). niet onverdeeld gelukkig is met alle publiciteit rond deze materie. Gedetailleerde kennis van het instrument waarmee de autoritaire persoonlijkheid wordt gemeten, kan volgens hem beter geen gemeengoed (en speelgoed) worden. ,,Wèl belangrijk is, dat de theorie die er achter zit algemeen hekend wordt". DIE THEORIE is in de kern, aldus dr. Weima, overigens zo oud als de Grieken en Romei nen. ..Beknopt gezegd: wanneer iemand vervelende dingen zegt over minderheidsgroepen, joden of negers bijvoorbeeld, dan geeft hij meer informatie over zich zelf dan over joden of negers. Als iedereen dit weet, is er aan leiding voor mensen die autori tair zijn om meer over zichzelf na te denken dan over de min derheden waarop zij afgeven." HET BEKEND WORDEN van de samenstelling van de F-schaal is daarentegen volgens hem niet alleen zinloos, maar zelfs scha delijk. „Als alle items worden gepubliceerd, hoef je er als psy choloog niet meer bij proefperso nen mee aan te komen. De F- schaal verliest dan zijn geldig heid als wetenschappelijk instru ment. Aan de andere kant gaat het publiek de schaal gebruiken als gezelschapsspel. Het gevaar daarvan is, dat men gaat gene raliseren. In de trant van: jij scoort hoog op de F-schaal, dus jij bent autoritair. Dat soort dingen brengt me al tijd in verwarring, dat makke lijk etiketten opplakken. Een krant als De Telegraaf geeft on verhuld een ideologie, die toch wel autoritair mag worden ge noemd. Maar het is toch belache lijk om een willekeurige Tele- graaf-lezer autoritair te noe men." HIJ ZEGT, dat een hoge score op de F-schaal alleen maar een indicatie, geen onwrikbaar be wijs is dat iemand autoritair zou zijn. Het instrument wordt trou wens voor individueel onderzoek niet gebruikt Alleen bii groeps- onderzoek kan men vaststellen, dat een hoge F-score correleert met een grote mate van autorita risme „En ik ben een beetje bang om dat op individuen te betrekken Het is wel erg mak kelijk om als iemand iets zegt. hem meteen autoritair te noe men; discussiëren is dan zinloos geworden, want je neemt zijn ar gumenten niet meer serieus." Hoe ontstaat een autoritaire persoonlijkheid? „In de jeugd wordt de basis gelegd. De opvoeding is heel be langrijk en primair daarin de liefde die het kind wordt gege ven. Als het kind die in het eer ste jaar niet krijgt Hij vertelt over een proef die met jonge apen is genomen, die in hun eerste levensjaar een kunstmoeder kregen toegewezen en dus geen liefde kregen. Toen de dieren volwassen waren, kon den ze niet tot partnerkeus ko men en toen de keus voor hen werd gedaan, stonden ze later zeer negatief tegenover hun na komelingen. OUDERS moeten hun kinderen niet alleen liefde geven, maar ook consequent zijn in hun op voedingsmethoden, niet de ene dag A zeggen en de volgende dag B. „Achter de autoritaire per soonlijkheid zit een heel bi ok onzekerheid, dat uit de opvoe- dinssituatie valt af te leiden". Derde punt: „Een goede opvoe ding is erop gericht het kind in tellectueel onafhankelijk te ma ken. Dat gaat vooral in de pu berteit een belangrijke rol spe len. Autoritaire persoonlijkhe den worden gemaakt, als het op voedingsmilieu indoctrineert en hierbij sancties toepast die erop gericht zijn om die autonomie zoveel mogelijk kapot te ma ken." Is de autoritaire persoonlijk heid te veranderen? „Ja, dat is zij. Als men de theorie over de autoritaire per soonlijkheid kent, gaat men er over nadenken. Dat is gebleken bij groepen studenten in Ameri ka die ermee werden geconfron- teed. En dan gaat men zichzelf als het wam herstructureren" Waaruit zou dat kunnen blij ken? „Bij een volmaakte sanering, waar ik overigens niet in geloof, zouden minder fecaliën bij de familie Timp in de bus zijn ge gooid dan indertijd is gebeurd met die Zo Is Het-rel Men kan zijn bezwaren toch redelijk spuien. Kijk, dat vind ik een men DR. J. WEIMA

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1968 | | pagina 13