ROnERDAMMER SCHREEF IN 30
JAAR CIRCA 350 ROMANNETJES
V
Via misdaad en romantiek
in de spr ookjes-bus iness
Maar heel precies weet
ik het zelf niet meer
VRIJDAG 28 JUNI 1968
9
rumutto'.
jij-
MALARIA is nog altijd een
ernstige bedreiging van de
volksgezondheid in vele lan
den. Men heeft berekend dat jaar
lijks 300 miljoen mensen een mala
ria-aanval krijgen en dat 3 miljoen
per jaar aan deze ziekte sterven.
De malaria-parasiet wordt ver
spreid door bepaalde muggensoor
ten (van het geslacht Anopheles)
en komt vrijwel overal ter wereld
voor. Alleen de koude streken,
waar deze muggen niet kunnen
leven, blijven ervan verschoond.
Ook in ons land komt malaria voor
(in hoofdzaak in de provincies
Noord-Holland, Friesland en Zee
land). Maar het aantal infecties is
hier zo gering, dat men niet van
een gevaar voor de volksgezond
heid kan spreken.
MORAN
GUPPIES OP HET OORLOGSPAD
heid doemen. De zieke verliest al zijn
belangstelling voor werk en milieu.
Hij brengt weinig aandacht meer op
voor hygiëne en verzorgt zijn akkers
slecht. Dat alles resulteert in nieuwe
ziekten, verminderde weerstand, chro
nische ondervoeding en massale ver
paupering. Dat is het trieste lot van
de typische „malaria-landen": grote
delen van o.a. Indië en Afrika zullen
arm en achterlijk blijven totdat de
ziekte ter plaatse met wortel en tak
zal zijn uitgeroeid.
IN THEORIE is dat mogelijk. In de
praktijk echter stuit men op grote,
vooral financiële moeilijkheden. Op
papier is het allemaal kinderlijk een
voudig. Men maakt gewoon de broed
plaatsen van de malariamuggen onge
schikt voor het broedsel en de ziekte
verdwijnt. Maar de kosten van dat
procédé zijn meestal zo groot dat zij in
geen verhouding staan tot het econo
misch belang. De Anophelesmuggen
leggen hun eieren op vochtige plekken
als meren en poelen, maar ook in plas
sen, putten, modderige hoefindrukken,
lege vaten of bladoksels. De beste be
strijding is het dempen of droogleggen
van alle waterpartijen, hetgeen in vele
gevallen te kostbaar, of anderszins on
doenlijk is. Drooglegging of vergifti
ging van de lokale infectiehaarden
stuit op minder bezwaren, maar heeft,
uiteraard, ook slechts lokale betekenis.
Voor men zo'n project begint moet
dan ook terdege bekeken worden
welke infectiehaarden men moet aan
pakken en met welke verdelgingsmid
delen. Want iedere anopheles-stam
heeft een duidelijke voorkeur voor een
bepaald broedmiüeu en elk milieu eist
weer een specifiek bestrijdingsmiddel.
AL RUIM een eeuw geleden bevocht
men het „malariabroed" met gifstoffen
zoals Parijs groen, of met olie die op 't
water werd gestrooid. De muggelarven
konden daardoor niet meer ademen en
stierven.
Na de oorlog gaf men de voorkeur
aan DDT, dieldrin, gammexaan en der
gelijke complexe gifstoffen, die in
olieachtige oplossing op broed
plaatsen werden uitgezet. Men ge
bruikte ze ook wel voor het insmeren
van muren van woningen en gebou
wen ter verdelging van de volwassen
insekten. Elke mug die op zo'n muur
neerstreek om er te rusten, kwam in
aanraking met het vergif en stierf
binnen enkele uren.
Afdoende werkte echter ook dit met.
Miljoenen muggen bezweken aan deze
nieuwe vergiften, maar enkele bijzon
der „sterke" exemplaren hadden vol
doende weerstand om de aanval te
overleven. Zij werden wel „ziek" van
het gif, maar herstelden voorspoedig
en begonnen zich daarna weer vrolijk
voort te planten. Hun nageslacht ech
ter bleek „resistent" te zijn, hetgeen
betekent dat zij een erfelijk afweer
mechanisme verkregen hadden waar
tegen DDT, dieldrin en dergelijke
machteloos waren.
DAAROM is men de laatste tijd
teruggekeerd tot de oude, z.g. biolo
gische bestrijdingsmethoden van de
malariamuskieten. Men zet daarbij als
het ware „de natuur tegen de natuur"
in. Natuurlijke vijanden van de ar.o-
pheles-mug zijn o.a. bepaalde vissoor
ten, schimmels en virussen en met
al deze afweerwapens worden thans
ijverig proeven genomen in diverse
malarialanden.
In Amerika is het o.a. de Tennessee
Valley Authority die zich hiermee
bezighoudt. Tijdens en kort na de
tweede wereldoorlog werden in het
gebied ressorterend onder dit bestuurs
lichaam, duizenden z.g. gambusiavis-
sen uitgezet om de muggenbevolking
binnen de perken te houden. Het ex
periment slaagde en de gambusiavis
wordt thans ook in Spanje, Italië,
Noord-Afrika en sommige delen van
Rusland met veel succes gebruikt bij
de malariabestrijding. Het nietige vis
je dat door zijn bouw (afgeplatte kop
en sp.itse, vooruitstekende bek) een
uitstekende larvenjager is, bleek een
geducht wapen in de strijd tegen het
muggenbroed. Het is ongevoelig voor
brak water en plant zich zelfs in zwaar
vervuild water voorspoedig voort met
een produktie van 900 tot 1.000 jon
gen per jaar.
ANDERE veelbelovende larveneters
onder de vissen zijn de „panchax", een
verre verwant van de gambusia in
Zuidoost-Afrika, de doodgewone „gup
py" of „lebistes" en de zogenoemde
eenjarigen of „instant fish".
Elke aquariumhouder kent de gup
pies: sierlijke kleurige visjes van 2,5
tot 5 cm lang, die in een mooie heldere
„bak" een lust voor het oog zijn en
weinig zorg vragen. Weinigen weten
echter dat dit visje niet alleen kan
leven in sterk vervuild water maar
zelfs in stinkende afvalpoelen, drai
nagegreppels en andere zwaar veront
reinigde plaatsen waar de muggen bij
voorkeur hun eieren deponeren. Gup
pies zijn alleseters zonder speciale
voorkeur voor muggenbroed, maar bij
afwezigheid van ander voer kunnen zij
geducht huishouden onder de versprei
ders van malaria, filariasis en andere
gevaarlijke ziekten, die op het water
hun bakermat vinden.
Toch moet de guppy zijn bruikbaar
heid als ziektenbestrijder nog bewij
zen. Onder auspiciën van de Wereld
gezondheidsorganisatie WHO onder
gaat hij thans in de Indische steden
Rangoon en Bangkok zijn vuurdoop.
In smerige afvoergreppels en kanalen
zijn daar duizenden guppies uitgezet.
Hun taak is tweeledig: zichzelf snel
vermenigvuldigen en ondertussen een
massale frontaanval ontketenen op het
jongbroed van de culex fatigansmus-
kieten die de dragers zijn van de ge
vreesde filariasisziekte. Een WHO-
researchgroep onderzoekt van dag tot
dag, onder andere door het trekken
van monsters hoe de guppies gedijen
en hoe groot hun consumptie aan mug
gelarven is. Men hoopt dat de visjes
behalve de larven ook de volwassen
muggen te lijf zullen gaan, maar een
onzekere factor is nog de vraag of de
guppen op een kwade dag niet hun
„buik vol" krijgen van hun mugge-
dieet en naar een ander menu zullen
gaan omzien.
DE NIEUWSTE ontdekking op dit
gebied is gedaan door een Amerikaan
se bioloog in een speelgoedwinkel.
Een demonstratrice vertoonde daar een
nieuw artikel, dat als „Instant Fish"
geadverteerd werd. Kleine visse-eitjes
in spanen doosjes waren het die, als
men ze in een kom met water liet val
len, opzwollen en openbraken waarna
er een minuscuul levend vu je uit
kroop. Althans enkele van die eitjes,
want de meesten „kwamen niet uit".
De bioloog ontdekte dat het eieren
van de z.g. „annual fish" waren, een
eenjarig visje dat vrij zeldzaam is en
waarover men nog maar weinig weet.
De vis legt zijn eieren meestal in „sei
zoenwateren" die in de zomermaanden
opdrogen. Gebleken is dat de eitjes
soms negen tot tien maanden absolute
„drooglegging" kunnen overleven en
daarna, als de regens komen, zich nor
maal tot visjes ontwikkelen. Maar niet
alle eitjes. Velen bleken zich ook in
water nog geruime tijd „koest" te hou
den. Hun ontwikkeling verliep veel
langzamer dan die van hun „voorlijke"
broeder- en zustereieren, en vergde
veelal meerdere dagen. Dit „verfra-
gings-mechanisme" is blijkbaar door
de natuur ingebouwd om een deel
van de nakomelingschap te bescher
men tegen het gevaar van uitroeiing
door een plotselinge watervloed, zoal»
Guppy (Lebistes reticulatus)
moet zijn sporen als muggever-
delger nog verdienen. Het man
netje wordt 2,5 cm, het vrouw
tje ruim 5 cm.
die in de tropen (bandjirs) vaak op
treedt na de eerste moessonregens.
MAAR OOK een kostelijke eigen
schap, die de „annual fish" uitermate
geschikt maakt om ingezet te worden
als anti-malaria-wapen in de moesson-
gebieden. Tenminste: als het diertje
van muggelarven houdt
Veel moet nog onderzocht en bestu
deerd worden op dit gebied. Biologi
sche oorlogvoering al is het „maar"
tegen een mug is een delicate zaak
die men niet lukraak kan bedrijven,
anders kon het middel wel eens erger
blijken te zijn dan de kwaal. Versto
ring van het evenwicht in de natuur,
altijd een acuut gevaar als de mens
ergens ingrijpt, moet vermeden wor
den. Maar de guppies, de gambusia's
en de Instant Fish wacht een grote en
eervolle toekomst, dat staat wel vast.
Herman Croesen
(Van een onzer redacteuren)
HET GEBEURT NIET VAAK dat er in ons land
van een serie pockets meer dan een miljoen exem
plaren wordt verkocht. Bruna in Utrecht is het ge
lukt met de avonturen van superagent James
Bond, opgetekend door wijlen Ian Fleming. Als
tweede uitgeverij in Nederland haalde de firma
Nooitgedacht in Hilversum die magische oplage
van een miljoen en wel met de zogenoemde FBI-
pockets er zijn tot nu vijftig titels in deze serie
verschenen geschreven door Edward Multon,
achter welk pseudoniem de Rotterdamse auteur
Herman N. van der Voort schuilgaat. De auteur
zelf is piet ondersteboven van dit succes. Kan het
anders voor een man, die tussen de driehonderd
en driehonderdvijftig boeken heeft geschreven?
„Tja, het precieze aantal weet ik niet meer. De
laatste jaren heb ik het niet meer bijgehouden.
Hoeveel er in totaal van al mijn boeken zijn ver
kocht? Geen idee
DE ZEER ROTTERDAMSE heer Van der Voort in
1900 in de Maasstad geboren en nooit van woonplaats
veranderd heeft onder achttien pseudoniems stromen
van amusementslectuur uit zijn schrijfmachine laten
komen. Edward Multon is wel zijn meest gebruikte
schuilnaam, waaronder hij Amerikaanse misdaadstories,
een aantal science fiction-romans en de 35 titels schreef,
waarmee hij zijn grootste bekendheid kreeg. De lange,
lange serie gaat over drie zeer pientere Franse legion-
nairs, die onder de naam „de helse patrouille" aan de
lopende band complotten ontmaskeren en boeven in de
pan hakken.
Aandere schuilnamen zijn onder meer Jules Moran
(Franse misdaadverhalen), Edgar Cooper (Engelse
detectives), Donald Russell (oorlogsromans), Jefferson
Moore (realistische gangsterboeken), Norman Campbell
(korte verhalen in magazines), Maurice Granville (Fran
se realistische romans). Captain Gordon Flint („histo
rische actieiomans"), Ramon Mendoza (Spaanse schel
menverhalen), Tsjan Wei Foe en Ozaki Kamakura (res
pectievelijk Chinees en Japans realisme) en Hamad al-
Salim (romans over de Algerijnse opstand).
IN 1900 IN ROTTERDAM geboren, sleep de heer Van
der Voort na zijn hbs door zelfstudie aan zijn algemene
ontwikkeling. Eerst zag hij een carière voor zich weg
gelegd in de reclametechniek, maar zijn vlotte schrijf-
kwaliteiten deden hem aldra in de „publicistiek" be
landen. Zijn eerste boek verscheen in 1920. Het was een
korte detective en heette „Het geheim van de zwarte
diamant". De uitgever gaf er veertig gulden voor
Voordat Van der Voort zich uitsluitend aan het schrij
ven van populaire lectuur ging wijden, was hij lang
durig werkzaam als free-lance journalist. Zo schreef hij,
bijkans in zijn eentje, de periodiek Groot-Rotterdam met
korte verhalen en feuilletons vol. Daarbij was hij een
van de belangrijkste medewerkers van de wekelijkse
bijlage „Duizend-en-Een" van het Rotterdams Nieuws
blad. Hij schreef er honderden korte verhalen voor en
ook gedichten a la Speenhoff.
IN 1937 VERSCHEEN zijn eerste Multon. Die heette
Signaal des doods" en had de Franse superdetective
Duval als hoofdpersoon. Deze bijzonder sc. erpzinmge
speurder kwam ook later als de opdrachtgever van de
helse patrouille voor in de boeken over dit drietal
Sahara-musketiers.
.Eerst bestond mijn helse patrouille uit vier legion-
na'i'rs Er was ook een Duitser bij, maar die heb ik bij
het uitbreken van de oorlog op discrete wijze wegge
werkt Een Duitser als held dat kon in die dagen
niet Daarna bleven er twee Fransen en een Ier w de
helse patrouille over. Hoe ik aan mijn kennis kom over
al die landen waar mijn verhalen zich afspelen? Ik heb
in mijn jeugd veel gevaren, reisde met scheepskapiteins,
IN WARME LANDEN is de situatie
heel wat somberder. Daar kan de ma
laria tropica zulk een omvang aan
nemen dat de gehele economie van
een land of streek erdoor ontwricht
wordt. Endemische tropische malaria,
verbreid door de aldaar welig voort-
tierende muskieten, kan een groot deel
van de arbeidsbevolking tot werklooi-
die ik kende, naar de Oriënt en naar Azië en stak veel
over vreemde landen en gebruiken op, dat ik in mijn
verhalen kon gebruiken".
VAN DER VOORT is wat mep noemt een snelschrij
ver. „Ik heb wel eens in vijf dagen een boek geschre
ven. Ik heb het ook gepresteerd, in twee jaar 35 titels
af te leveren. Schrijven' gaat me vrij gemakkelijk af.
Geen transpiratie en ook geen inspiratie, maar meer een
heel sterke concentratie. Je zou kunnen zeggen, dat ik
vanuit mijn onderbewuste schrijf. Dat betekent niet dat
ik in trance achter mijn typemachine zit, integendeel,
zou ik zeggen. Maar ben ik eenmaal begonnen, dan
douw ik maar door, vaak zonder te weten waar het ver
haal zal eindigen. Daarbij komt nog dat ik heel snel tik.
Een „skeleton plot" een ruw idee voor een verhaal
dus heb ik natuurlijk, maar de rest van de intrige
komt al schrijvend. Soms weet ik aan het begin of
halverwege ineens het slot en dan tik ik dat alvast en
leg het opzij. Men vraagt mij vaak of ik niet bang ben,
na al die boeken die ik geschreven heb in herhalingen
te vervallen. Dat is nog nooit gebeurd en ik ben er ook
niet bang voor geweest: Dat onderbewuste, hè!"
.Tegenwoordig is schrijven voor mij een gewone dag
taak. Vroeger werkte ik vaak 's nachts door, maar dat
vergt te veel van je ogen. Nu begin ik 's morgens, hou
nauwlettend etenspauze en ga dan 's middags verder
tot zes uur. Die pseudoniemen waren niet willekeurig
voor mij. Ik heb altijd geprobeerd in de huid van zo'n
niet bestaande auteur te kruipen en in de bij hem be
horende stijl te schrijven. Dat is mij vaak aardig gelukt:
die Jules Moran-boeken zijn volgens mij typisch Frans".
VAN DER VOORT leest zelden zijn eigen boeken,
nadat (weer) een verhaal voltooid is. „Spijt heb ik nooit
van zo'n boek en ik heb ook nog nooit gedacht: Had ik
het maar anders geschreven. Het manuscript kijk ik
nooit na. Mijn vrouw corrigeert het tweemaal: eerst als
het uit de schrijfmachine is gekomen en daarna nog eens
als drukproef. Ze leest het boek dan ook en ze is heel
critisch".
Voelt een snel- en veelschrijver zoals hij nooit ambitie
om litteratuur te scheppen? De heer Van der Voort zegt:
„Ik schrijf om te amuseren. Goed, er zit naast actie ook
wel psychologisch effectwerk in mijn boeken, maar ze
moeten verkoopbaar blijven. Psychologie, dat is een hob
by van me; ik heb veel studie gemaakt van wat men
futurologie dat is toekomstkunde noemt. Ik ben
voorzitter van een parapsychologische vereniging hier
in Nederland. Dat heeft niets met spiritisme of occul
tisme te maken, het is een serieuze wetenschap".
„TOCH BEN IK soms bang over een bepaald idee, dat
in me opkomt, een boek te schrijven. Sommige van de
plots, die ik heb uitgedacht, zijn namelijk later in werke
lijkheid gebeurd. Ik noem u een voorbeeld. In het boek
„De leeuw van Basra" heb ik het over een olievondst
in de Arabische woestijn. Twee concurrerende maat
schappijen, een Amerikaanse en een Engelse, proberen
de concessie in de wacht te slepen. Bij de vondst speelt
een geestelijk-gestoorde Franse wichelroedeloper een
grote rol. Laat dit hele verhaal, met uitzondering van
de namen, een paar jaar na het verschijnen van het
boek, nu werkelijk gebeuren
De Mau. Mau ik gebruikte natuurlijk een andere
naam stond in een Multon-boek al beschreven, voor
dat deze beweging actief werd in Kenya. En in Af
spraak met de dood", heb ik de moord op Kennedy be
schreven, al gingen mijn theorieën over wie de daders
waren, wel lijnrecht in tegen de conclusies van het
Warren-rapport. Ik had het over een ultra-rechtse groep,
waarvan de leider later werd doodgeschoten. U denkt
natuurlijk aan de Amerikaanse nazileider Norman Rock
well!"
EDWARD MULTON probeert dus altijd „in de huid
van zijn pseudoniem te kruipen". Dat betekent dat hij
niet alleen voortdurend zijn stijl moet variëren maar
vaak ook een ander tempo schrijven, een andere cadans
hanteren. Dat laatste is niet gemakkelijk, want voor een
actieverhaal is een ander tempo nodig dan voor een
liefdesgeschiedenis. „Vroeger typte ik, als ik met een
misdaadverhaal bezig was, in de maat: een twee. Ik
zie'het verhaal ook. als ik het uittik, net als een film.
Ik zet dan ook vaak een plaat op met sterk crescen-
derende muziek, de kalief van Bagdad of zo, dat werkt
enorm stimulerend".
EEN AANTAL van Van der Voorts boeken, waarvan
hij vele overigens ook van zelfgemaakte voorplaten en
illustraties voorzag, zijn in het Duits vertaald. Herman
van der Voort zou bijzonder graag zien, dat er ook in
Engeland en Frankrijk vertalingen zouden verschijnen.
Volgens hem zou er voor de Multons in de angelsaksi-
sche landen en voor Jules Moran in Frankrijk een
enorme markt zijn, „maar wie vertaalt ze? Misschien,
dat mijn vrouw en ik het nog wel eens zullen doen".
Betekent dit dat hij met het schrijven van boeken wat
kalmer aan gaat doen? „Ja, met boeken wel. Ik ga nu
sprookjes schrijven, daar is erg veel vraag naar. Nieuw
is dat niet voor mij, want ik maakte ze vroeger voor
de krantenbijlagen, waaraan ik meewerkte, ook".
Of Herman van der Voort rijk is geworden van zijn
schrijverij? „Geloof dat maar niet, al heb ik het goed.
hoor. Toen ik honderdvijftig boeken geschreven had, had
ik nog geen miljoen.centen verdiend".
De Panchax (Apocheilus) is
reeds actief als malariabestrij
der. Het volwassen visje is
circa 6 cm lang.