w „Dit was mijn ronde De ronde van Frankrijk 1968 is beslist met een verschil van 38 seconden Janssens laatste meters naar glorie „Ik heb gevochten tot ik leeg wasZo alleen kun je Van Springel: ik wist het „Wat Jan in zijn hoofd heeft, heeft hij in zijn benen ook" MAANDAG 22 JULI 1968 7 - V Jan Janssen leidt in Super Prestige Pernod EF wïW" sP"««* DE TOUR VAN JAN JAN SSEN (Van onze speciale verslaggever) PARIJS Jan Janssen zat aan de rand van de oude wielerbaan, die nieuw was in de historie van de Ronde van Frankrijk. Uitgeput staarde hij naar het cement. „Mag ik", zei h(j met trillende stem, „mag ik even niets zeggen? Laat me, even maar". De minuten die volgden zullen de renner, die tot het uiterste was ge gaan, bijblijven voor altijd. De minuten waarin mensen toestormden, naar dat eilandje van onzekere stilte, de minuten waarin fototoestellen klikten, de minuten waar in de kleine wereld van de Tour wachtte op de komst van Herman van Springel. Ah Geldermans kwam nader bij, greep Janssens hand, wilde wat zeggen: „Jan, je. en stokte toen. Ab Geldermans huilde. Janssen: „Ab, jongen, even nog....". En toen was daar Van Springel. En toen was daar die tergende laatste ronde van de Belg. En toen was daar de tijd, die in verlichte cijfers werd geprojecteerd, maar Janssen en Geldermans zagen het niet, geloofden het niet. En tenslotte kwam die Franse man, die de fotografen opzij stompte en die dat mocht doen omdat hij jurylid is. Die man riep alleen maar: „Jean" en Jan Janssen vloog overeind. Wild, on voorstelbaar gelukkig. Jan Janssen had de Ronde van Frankrijk gewonnen. Tientallen minuten later pas, hervond Jan Janssen uit Nootdorp, wonend in Ossendrecht, Nederlander in hart en nieren, Fransman bijna naar gewoonten, zich zelf als renner, die als bijna geen ander na een allesvergende prestatie tot koele analyse in staat is. Die een vakman is, zoals de wielersport er maar weinig kent. Die daarom in rappe zinnen kon schilderen, wat er in die laatste, keiharde kilo meters, van de Tour was gebeurd. Jan Janssen, de Tourwinnaar: „Ja, ik wist, dat ik in die laatste kilometers inliep op Van Springel. Ze hielden me op de hoogte, ik voelde, dat ik het in het laatste stuk moest waarmaken. Ik kon hem hebben. Dit was mijn ronde. Dat was het bijna steeds geweest. Ik gaf alles, ik heb ge vochten tot ik leeg was. Z o alleen kun je winnen". Was er iemand, die op dat moment maalde om het secondenverschil, dat Jan Janssen de zege bracht in Parijs? Wist eigenlijk in die dolle menigte iemand hoe veel Janssen was voorgebleven op Her man van Springel, de verslagene, die schreiend ergens onder de tribune de ne derlaag verwerkte? Ook Jan Janssen wist het niet, wilde het niet weten. Hij wilde slechts blij zijn en huilen van vreugde, telkens weer En tenslotte, toen hij In het kille betegelde kamertje bij het ren nerskwartier nog eenmaal getuigenis had moeten afleggen van de pure door geen stimulerend middel dan ook aangewakker de kracht, minder geëmotioneerd nu, naar het jubelende wielervolk moest terug keren, toen ontmoette hij Herman van Springel, de eenvoudige Belg, die nèt niet hoog genoeg kon reiken. Herman van Springel schudde de Tour winnaar de hand, zwijgend. Janssen: „Herman jongen, ik kon er niets aan doen. Het moest". Van Springel slikte zijn verdriet weg. Hij zei: „Natuurlijk, ja natuurlijk. Jij was de sterkste. (Van onze speciale verslaggever) PARIJS De Ronde van Frankrijk 1968 is beslist met een verschil van 38 seconden. En op een manier, die geen Tourveteraan enkele uren voor de zich in helse spanning voltrekkende finale voor mogelijk had gehouden. Want niet de gerenommeerde tijdrijder Ferdinand Bracke, niet de tot sensationele verrichtingen geroepen Roger Pingeon, noch de op vleugelen van het leiders- gewaad naar Vincennes razende Herman van Springel won de Tour. Jan Janssen, die in elke prognose van de laatste minuten niet hoger dan een derde plaats werd geschat, greep de zege in een in vele opzichten historische ronde. De Tour, die geen vergelijking met welke recente voorgaande dan ook, kon verdragen. Met bijna volledige zekerheid kan men namelijk aan nemen dat men er anno 1968 eindelijk in is geslaagd de stimulantia zo ver naar de achtergrond te dringen, dat tenminste van een pure krachtmeting kon worden gesproken. Een Tour, die overigens door de diepste dalen van zijn bestaan is gegaan, toen in de eerste weken het wielervolk vergeefs wachtte op de sensatwne'e krachtsontplooiingen, die aan het grootste wielerspektakel bijna onvervreemd baar verbonden lijken. Het leek, alsof de Tour te gemakkelijk was geworden. Het was alsof al te licht was besloten het omvangrijke, al door ontbreken van grootheden wat ontkrachte peloton geringer opgaven te doen verrichten dan ooit het gaval was geweest. De Tour slingerde zich voort langs de wegen van de berekening, van de onderdanigheid van het knechtenvolk aan de be langen van de sprinters, de prijsjagers. En wie vermoedde toen, dat pas in de laatste week het spektakel zou losbarsten omdat toch de krachten waren gesloopt door de monotone verrichtingen van de voorafgaande dagen? Toen eenmaal de knechten wanhopig moesten erkennen, dat zij zich te vaak over ondergeschikte zaken hadden opgewonden en dat juist het voortdurend op een hoop jagen van het peloton funeste arbeid was geweest. Toen Roger Pingeon op de ene en Janssen, Aimar, Bracke op de volgende dag eindelijk toesloegen, was de massa toch verslagen. Dat de gerenommeerde strijders in dat veld. elkaar daarna geen meter ruimte toestonden, kon, met een pelo ton, dat in deze samenstelling opereerde, worden verwacht. Zonder een Gimondi, een Motta, een Merckx vooral en ook een Altig, waren de kansen op bijzondere verrichtingen kleiner. Maar aan de andere kant: „Zouden die vedetten niet nog veel langer hebben geweigerd meer te doen aan het hoogst noodzakelijke? Hoe vaak immers al ging een Tour aan die strijdwijze ten gronde? De Nederlandse ploeg althans wat daarvan is overgebleven kon in Vincennes met opgeheven hoofd de ronde verlaten. En met volle beurs. Ter wijl Jan Janssen zich opmaakte voor de ceremonie, waarbij voor het eerst in de geschiedenis het Wilhelmus zou klinken, groepte het overgebleven Neder landse trio blij bijeen, pratend over de gulden dagen, die zouden komen, Schattend naar de bedragen, die lang een utopie hadden geleken, maar die dan nu in baar geld zouden toestromen. 50.000 gulden werd er weggelegd door de Tourorganisatie voor het kleine groepje dragers van het Oranje. Is het een wonder, dat Beugels, Dolman vooral ook, hun vreugde niet op konden? Voor de laatste is deze Tour een keerpunt in zijn wielerloopbaan gewee<t. De altoos wat stille, vaak langs eigen wegen naar incidentele successen speu rende oud-Rotterdammeris gegroeid naar het vakmanschap, dat voor een beroepsrenner op de weg vrijwel onontbeerlijk is. Was er van anderen verwacht, dat zij de Tour zouden uitrijden, voor Dol man kon dat nauwelijks gelden. Toch reed de oud-wereldkampioen der ama teurs naar Parijs. En op slag heeft hij daarmee de naam van een gerenom meerd coureur verworven. Beugels was uiteraard tevreden. Niettemin had men juist van hem iets meer verwacht. De in Franse dienst rijdende Lim burger had immers al eerder van zich doen spreken op internationaal niveau. Over Arie den Hartog lopen de meningen uiteen. Hij heeft zich uitstekend van zijn taken gekweten, maar gegeven het feit, dat men op sommige dagen in zijn rijden opeens weer „oude, eens tot vedette uitgeroepen Den Hartog" kon ontdekken, had men van hem juist wat meer verwacht. Aan de andere kant: het geminiseerde ploegje diende zich geheel in dienst van Janssen ie stellen en dat betekende bij een jacht naar persoonlijke successen natuurlijk een rem. Wel is zeker dat Arie den Hartog, bijna in vergetelheid geraakt, door enkele bijzondere verrichtingen in deze Tour duidelijk heeft gemaakt dat hij de weg terug heeft ingeslagen. Ook dat is een winstpunt van de Tour '68 geweest. Ploegleider Ab Geldermans had zich geen beter debuut kunnen wensen, al is hij tijdens de Tour vaak de wanhoop nabij geweest. De opofferingen die hij zich heeft getroost, leken bij de uittocht uit de Oranjeploeg die opeens ontstond, allemaal vergeefs. En daarom juist was Ab Geldermans, die altijd heeft geloofd in een zege van Janssen in Vincennes de eerste die zijn emoties niet kon bedwingen. De man, die als renner zo vaak tegenslagen kende, die ook nu de hoogte van waaruit men op eenvoudig, klein geploeter kan neer kijken, niet leek te halen, kwam toch boven. Niet het minst aan hem is het te danken dat Nederland in 1968 wielerhistorie maakte als nimmer tevoren. Toen pas heeft men aan de rand van de baan ii. Vincennes het strijdverloop van de ronde gerecapituleerd. Janssen: „Vanaf het vertrek in Vittel wist ik, dat dit mijn ronde zou zijn. Minder hoge bergen zware vlakke etappes, een Tour om te rijden en te rekenen. Maar het viel tegen, in het begin. De ploeg verzwakte er gebeurden dingen, waarop ik niet had gerekend". „Pas in Albi toen Ferdi Bracke was blijven hangen in het groepje van Pou- lidor, die gevallen was, toen wist ik het bijna zeker, ik zou deze Tour toch gaan winnen. Nee, er is, behalve het voortijdig vertrek van een paar ploeg maten, niets gebeurd dat echt de za ken verkeerd zou hebben doen lopen. Natuurlijk het was beter geweest als ik in die laatste etappes wat meer zeker heid had gehad". „Maar dat kon ik niet bereiken. De anderen reden zo sterk, bleven zo sterk. Ik kon geen trap ge ven of ze waren bij me, vier, vijf man. Het moest gewoon op de tijdrit aan komen en die tijdrit heb ik niet ge vreesd". Hij heeft er, tussen Melun en Vincen nes, alles in gelegd, dat een renner die nog slechts haakt naar 't mooiste ogenblik dat in een wielerloopbaan rest, kan geven. Hij daverde, wiegend met het bovenlich aam, stampend op de pedalen op weg naar de laatste kilometers, die Herman van Springel de nekslag zouden geven. Die vijf maal duizend meter, die zelfs een in het geel gehulde coureur teveel kunnen zijn. Omdat hij daarvoor al tot aan de grenzen van zijn opgeschroefde macht is gegaan. Zo precies verloor Herman van Springel de Ronde van Frankrijk. De Belg timide, in korte zinnetjes, het verdriet nog altijd niet de baas blijvend: ..Ik wist het. Hij kwam terug. Eerst was ik voor, tot halverwege. Toen begon hij in te lopen. Ze riepen het. Ik gaf alles. Maar in de laatste kilometers stortte ik ineen. En hij moet het geweten hebben Maar terwijl Herman van Springel ver geefs zocht naar het vloeiende ritme, het ritme alleen dat een gevecht tegen de klok voordelig moet beslechten, kende ook Jan Janssen zijn moeilijke ogenblikken. Het waren de momenten, die door Ab Geldermans, de oudwielrenner met im (Van onze correspondent) Putte, waar een nieuw huis voor Jansser (Van onze correspondent) NOOTDORP. .Geweldig. Een ont zettende prestatie." In een steeds opnieuw met gelukwensende bezoekers volstro mend huis in de Nootdorpse Prinses Bea- trixstraat raakten de glunderende ouders van Jan Janssen gistermiddag haast niet uitgesproken over de zo glorieuze zege praal van hun zoon. „We hadden er van meet af aan wel op gerekend", vertelt een trotse moeder Janssen tussen twee telefoontjes door. „De eerste week eigen lijk niet zo, want toen zat Jan slecht. Toen zou ik hem wel een douwtje heb ben willen geven. Nadat Jan eindelijk een rit had gewonnen, was hij erdoor. Jan is een doorbijter. Wat hij in zijn hoofd heeft, heeft hij ook in zijn benen." Vader Janssen is minder spraakzaam: „Ik vind het hardstikke leuk, maar ik ik heb er geen cent verstand van." In Ossendrecht en in het grensdorp Putte, waar een nieuw huis voor Janssen wordt gebouwd, gingen de vlaggen uit en de burgemeesters van beide gemeenten zonden telegrammen af aan het adres: „Jan Janssen Parijs", in de hoop dat men daar de Tourwinnaar wel zou vinden. Het etablissement .Puts Molentje", waar de supportersclub zijn thuishaven heeft, was weldra te klein om alle fans te herber gen. De telefoon was er van de haak ge legd omdat het feestgedruis alle gesprek ken onverstaanbaar maakte. De interesse van velen richtte zich op Breda, waar ploegleider Kees Pellenaars zich had laten ontvallen dat „Janssen even weinig kans had om de Tour te win nen als zijn schoonmoeder." Er bleek voor Pellenaars maar één oplossing en dat was eveneens de telefoon naast het toestel deponeren, zodat allen die hem ter verantwoording wensten te roepen de be- zettoon kregen. mense ervaring waren voorzien. Ab Gel dermans schor al van de aanmoedigin gen, van het voortdurend schreeuwen naar die steeds maar verbeten de pedalen ranselende Janssen, greep een megafoon en brulde het Jan Janssen toe: „Door gaan Jan, doorgaan, het gaat, je komt er. Doe het voor alles wat je lief is. Denk aan je vrouw, aan je kind, Jan geef alles". Jan Janssen gaf alles. Tot er niets meer was. Tot er nog slechts de minuten wa ren van uithijgen, van staren, met niets- ziende ogen. Van wachten op Van Sprin gel. Van wachten ook, op wat hij later tientallen malen zou herhalen: „Dit is de mooiste dag van mijn leven, echt waar, de mooiste, mensen wat is dit prachtig". Vergeten was het wereldkampioen schap, dat de jonge Janssen tot een ve dette maakte. Vergeten waren de ogen blikken in Roubaix, toen hij zich in 's werelds zwaarste klassieker de sterkste van alle grootheden had getoond. En dich terbij, opeens, kwamen in de herinnering de ogenblikken van de eerste triomfen. Van de wedstrijdjes op de Nootdorpse sintelbaan, de eerste, dwaze krachtpatse rijen op een voor paardenraces bestemde piste, waarop tien jaar geleden een ge brilde jongen zijn sporen trok. Een jongen, die Nederlands beste wiel renner aller tijden zou worden, op 28-.ja- rige leeftijd definitief, toen hij al was gegroeid naar wereldwijde bekendheid. Toen ook Frankrijk aan zijn voeten lag. Toen hij, verbeten zijn weg zoekend door een wereld die veel groter was dan hij ooit had kunnen vermoeden de standing had bereikt van een regeerder, die alles in zich bergt: kracht, berekening, zelfver trouwen. Toen hij. weer terugkerend naar het beroep dat hij had gekozen, de za ken weer ter hand nam op de momen ten van zijn grootste glorie: „Nee, ik heb in deze ronde geen steun gehad van de Fransen. Er was geen com bine. Maar ik blijf in Frankrijk, in Fran se dienst. Ik ben een echte Nederlander, maar ik kan mijn vak er niet uitoefenen. De mogelijkheden zijn nog te gering. Het zal misschien beter worden nu ook door dia Tourzege maar voorlopig liggen mijn be langen hier". De beroepssportman die de vreugde van een amateur niet de baas had gekund, had zichzelf hervonden. Er restte nog slechts de champagne en de plichten van een vedette. In het leven van Jan Jans sen was alles bereikt. PARIJS. Jan Janssen heeft na zijn overwinning in de Ronde van Frankrijk de leiding in het klassement voor de su per prestige Pernod genomen. Hij heeft een voorsprong van 19- punten op Herman van Springel, de Belg die in de Tour op de tweede plaats eindigde. Het klassement luidt: 1. Janssen (Ned) 158 pnt., 2. Van Spingel (Belg) 139, 3. Merckx (Belg) 135 pnt., 4. Godefroot (Bel) 125, 5. Gimondi (It) 120. V.l.n.r. Beugels, Geldermans, Dol man en achteraan, tussen Gelder mans en Dolman, Den Hartog. - -run uu u Liurnnru umruinfLnjunnnnr n.n n ~i nr ~i~immm

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1968 | | pagina 7